Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 in verband met wijzigingen die van toepassing zijn vanaf het schooljaar 2025-2026 (Wijzigingsverordening VloA 2019: wijzigingen schooljaar 2025-2026)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 februari 2025,

gelet op :

  • Artikel 6 en 128 van de Wet op het primair onderwijs

  • Artikel 6 en 123 van de Wet op de expertisecentra

  • Artikel 5.1, derde lid en 5.23 van de Wet op het voorgezet onderwijs 2020

  • Artikel 149 van de Gemeentewet

besluit:

Artikel I Wijziging Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VloA 2019)

 

A.

Artikel 6, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Een aanvraag voor een voorziening of aanvullende voorziening wordt schriftelijk bij het college ingediend van 15 maart tot en met 15 mei voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de voorziening of aanvullende voorziening wordt aangevraagd, tenzij in een voorziening anders is bepaald. Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.

B.

De toelichting bij de Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 onder de kop Algemeen wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De naam van Bijlage 4 komt te luiden:

Bijlage 4: Voorzieningen behorende bij de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027

  • 2.

    Aan de onderdelen vermeld onder Bijlage 4 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd:

    • Overige voorzieningen Lerarenagenda 2023-2027

Artikel II Wijziging Bijlage 1 VloA 2019

Bijlage 1 (Voorzieningen in natura) wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 2.1 wordt onderdeel c. vernummerd naar d., en wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c.

    vmbo: voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs;

B

Artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3 Voorziening

De voorziening bestaat uit de volgende afzonderlijke verstrekkingen in natura:

  • a.

    een algemeen deel dat beschikbaar is voor alle scholen voor basisonderwijs, (v)so en de eerste twee leerjaren van zowel het vmbo als praktijkonderwijs, bestaande uit:

    • i.

      cultuurvouchers , die per schooljaar besteed kunnen worden aan cultuureducatieve activiteiten ter waarde van:

      • -

        € 25 per leerling van een basisschool of van de eerste twee leerjaren van het vmbo of het praktijkonderwijs;

      • -

        € 75,-per leerling van een school voor (v)so of speciaal basisonderwijs;

    • ii.

      maximaal 8 retourritten per leerling gedurende de schoolperiode op een school voor basisonderwijs of (v)so voor het bezoeken van culturele instellingen met de cultuurbus;

    • iii.

      inhoudelijk ondersteuning door Mocca voor muziek, beeldende vorming, cultureel erfgoed en andere kunstdisciplines bij de ontwikkeling van doorgaande leerlijnen en school specifieke activiteiten;

  • b.

    een bijzonder deel bestaande uit een vakdocent muziek voor maximaal 13 uur per schooljaar per deelnemende groep, uitsluitend bestemd voor scholen voor basisonderwijs en (v)so vanaf groep 3, waarvan de aanvragen niet zijn geweigerd op grond van artikel 2.6.

C.

Artikel 2.4, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

D.

Artikel 2.6 komt te luiden:

Artikel 2.6 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid van de VloA 2019 wordt bij een aanvraag voor het bijzondere deel van de verstrekking als bedoeld in artikel 2.3, onder b, per school de volgende informatie verstrekt:

  • a.

    het cultuureducatiebeleidsplan, waarin wordt beschreven;

    • i.

      de visie van de school op het gebied van cultuureducatie;

    • ii.

      welke doelen de school daarmee wil bereiken;

    • iii.

      een beschrijving van de doorlopende leerlijn op het terrein van cultuureducatie, waaruit blijkt hoeveel lessen cultuureducatie per week per groep of klas worden gegeven, welke lessen op locatie worden gevolgd en wat de samenhang is met de lessen op school;

  • b.

    of op de school een interne coördinator cultuureducatie of leerkracht met cultuurtaken aanwezig is, wat zijn taken zijn en voor hoeveel uren per week;

  • c.

    hoe een school in het schooljaar voorafgaande aan het tijdvak waarvoor de aanvraag is ingediend, uitvoering heeft gegeven aan deskundigheidsbevordering op het gebied van cultuureducatie van groepsleerkrachten.

E.

Artikel 2.7 komt te luiden:

2.7 Weigeringsgronden Vakdocent muziek

In aanvulling op artikel 7, tweede lid, van de VloA 2019 kan het college het bijzondere deel van de verstrekking als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid en onder c. weigeren als :

  • a.

    een schoolbestuur geen cultuureducatieplan heeft verstrekt bij de aanvraag, dan wel een cultuureducatieplan met een naar het oordeel van het college onvoldoende inhoudelijke beschrijving van de onderdelen i. tot en met iii als bedoeld in artikel 2.5, onder punt a.;

  • b.

    een schoolbestuur de voor zijn school genormeerde Rijksvergoeding voor cultuureducatie niet volledig voor deze onderwijssoort heeft ingezet;

  • c.

    op een school onvoldoende coördinatie-uren per week worden ingezet voor cultuureducatie, blijkend uit een inzet van minder dan:

    • i.

      2 uur per week bij kleine scholen (< 200 leerlingen);

    • ii.

      3 uur per week bij middelgrote scholen (200-600 leerlingen);

    • iii.

      4 uur per week bij grote scholen (> 600 leerlingen).

F.

Artikel 4.3, onderdeel e, komt te luiden:

  • e.

    Tenminste één educatieve activiteit uit het programma Natuurlessen & Boerderijeducatie (exclusief vervoer) per groep in leerjaar 1,2,3,4,5 en 8 van een basisschool of een qua niveau hiermee vergelijkbare groep van een school voor speciaal basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of een kopklas.

G.

De toelichting bij Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De derde alinea komt te luiden:

  • De voorziening cultuureducatie (Hoofdstuk 2): In de Kunstenplannota 2025-2028 staat dat betekenisvolle cultuureducatie onder schooltijd vraagt om langdurige, gelijkwaardige samenwerking tussen scholen en culturele instellingen op basis van wederkerigheid. Naast binnenschoolse cultuureducatie is ook de doorstroming naar naschoolse en buitenschoolse van groot belang.

  • De voorziening cultuureducatie bestaat uit een algemeen deel en een bijzonder deel. Het algemene deel bestaat op de eerste plaats uit de cultuurvouchers die beschikbaar zijn voor alle leerlingen van scholen voor het basisonderwijs, (v) so en de eerste twee leerjaren van het vmbo en het praktijkonderwijs. Daarnaast kunnen de scholen voor het vervoer van hun leerlingen gebruik maken van de cultuurbus. De scholen kunnen ook een beroep doen op de ondersteuning van Mocca voor de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn, het opstellen van het cultuureducatiebeleidsplan en bij ondersteuning van het ontwikkelen van cultuureducatieve activiteiten. Idealiter maakt dit plan onderdeel uit van het schoolplan. In ieder geval moet het hierop aansluiten.

  • Het bijzondere deel is uitsluitend bestemd voor leerlingen van scholen voor basisonderwijs en (v)so, mits het schoolbestuur van de betrokken school beschikt over een voldoende cultuureducatiebeleidsplan en er geen sprake is van een weigeringsgrond zoals opgenomen onder artikel 2.6.

  • 2.

    De vijfde alinea komt te luiden:

  • De Voorziening schooltuinprogramma en Natuur& Milieueducatie (Hoofdstuk 4) richt zich op leerlingen van scholen voor het basisonderwijs (inclusief de zogenoemde kopklassen) en het (voortgezet) speciaal onderwijs. De voorziening betreft op de eerste plaats het schooltuinprogramma en het daarmee samenhangende busvervoer. Verder komen via de Natuur & Milieueducatiegids (NME-gids) scholen tenminste een keer per schooljaar per groep in leerjaar 1,2,3,4,5 en 8 van een school voor basisonderwijs of een qua niveau hiermee vergelijkbare groep van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs in aanmerking voor een educatieve activiteit uit het programma Natuurlessen & Boerderijeducatie. Dit programma biedt buitenlessen en Boerderijeducatie. Een breed lesaanbod dat bijvoorbeeld ook kan gaan om duurzaamheid, afvalverwerking en voedseltransitie

Artikel III Wijziging Bijlage 2 VloA 2019

Bijlage 2 (Voorzieningen aanvullende financiering personeel) wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 2.2 komt te luiden:

Artikel 2.2 Doel voorziening

Het doel van deze voorziening is het versterken van cultuureducatie op scholen door middel van een vakleerkracht cultuur in aanvulling op de onderwijsvoorziening cultuureducatie (Hoofdstuk 2 van Bijlage 1 Voorzieningen in natura bij de VloA 2019).

 

B.

Artikel 2.4 komt te luiden:

Artikel 2.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de VloA 2019 wordt bij een aanvraag per school de volgende informatie verstrekt:

  • a.

    het cultuureducatiebeleidsplan, waarin wordt beschreven;

    • i.

      de visie van de school op het gebied van cultuureducatie;

    • ii.

      welke doelen de school daarmee wil bereiken;

    • iii.

      een beschrijving van de doorlopende leerlijn op het terrein van cultuureducatie, waaruit blijkt hoeveel lessen cultuureducatie per week per groep of klas worden gegeven, welke lessen op locatie worden gevolgd en wat de samenhang is met de lessen op school;

  • b.

    Op welke wijze de voorziening vakleerkracht bijdraagt aan het cultuureducatiebeleidsplan;

  • c.

    Op welke wijze de verbinding wordt gemaakt tussen de vakleerkracht cultuur en de landelijke kerndoelen op het terrein van cultuureducatie.

C.

De toelichting bij Bijlage 2 onder de kop Voorziening Vakleerkracht cultuur, komt te luiden:

In de Kunstenplannota 2025-2028 staat dat betekenisvolle cultuureducatie tijdens schooltijd vraagt om langdurige en gelijkwaardige samenwerking tussen scholen en culturele instellingen, gebaseerd op wederkerigheid. De voorziening vakleerkracht cultuur versterkt cultuureducatie in het basisonderwijs en vormt een aanvulling op de verstrekking die op grond van de onderwijsvoorziening cultuureducatie in natura wordt verstrekt: cultuurvouchers, de cultuurbus en ondersteuning van Mocca en vakdocent muziek. Met de voorziening vakleerkracht cultuur kunnen meer kinderen kennismaken met culturele vakgebieden.

Artikel IV Wijziging Bijlage 3 VloA 2019

Bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel2.5, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Subsidie voor het uitvoeren van vroegschools aanbod als bedoeld in artikel 2.4 kan uitsluitend worden aangevraagd door een schoolbestuur voor een onder zijn gezag vallende basisschool of nevenvestiging van een basisschool die in het schooljaar 2024-2025 een subsidie heeft ontvangen voor de uitvoering van de Pilot programmaloos.

B.

Artikel 3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van de uitvoering van:

  • a.

    een maatwerkplan voor onderwijsinterventies op het gebied van verlengde leertijd en ouderbetrokkenheid;

  • b.

    onderwijsinterventie Zomerschool;

  • c.

    onderwijsinterventie Kopklas op mavo, havo of vwo niveau;

  • d.

    onderwijsinterventie Kopklas op vmbo basis en – kader niveau.

C.

Artikel 3.4, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    De hoogte van de subsidie voor de Kopklas als genoemd in artikel 3.3 onder c en d bedraagt maximaal € 75.000 per klas.

D.

Artikel 3.5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks vier afzonderlijke subsidieplafonds vast voor de onderwijsinterventies als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, b, c en d.

E.

Artikel 3.6, derde lid, komt luiden:

  • 3.

    Subsidie voor de onderwijsinterventies Kopklas zoals bedoeld onder artikel 3.3 onder de punten c. en d. kan uitsluitend worden aangevraagd door de schoolbesturen die deze onderwijsinterventies namens alle Amsterdamse schoolbesturen coördineren en uitvoeren.

F.

De toelichting bij artikel 2.4 komt te luiden:

Scholen die in het schooljaar 2022/2023 voor de laatste keer gebruik konden maken van het VVE-programma Kleuterplein hebben voor de schooljaren 2023/2024, 2024/2025 en 2025/2026 de mogelijkheid om deel te nemen aan een pilot die als doel heeft de opbrengsten en resultaten in kaart te brengen wanneer er niet wordt gewerkt met een VVE-programma. Om de kwaliteit van het kleuteronderwijs te borgen wordt scholen gevraagd te beschrijven op welke manier zij ervoor zorgen dat de verschillende ontwikkelgebieden van de kleuters voldoende aan de orde komen. De basistraining VVE 1&2 wordt als minimale scholingseis gesteld. De looptijd van de pilot bedraagt drie schooljaren. De gemeente Amsterdam draagt zorg voor een onderzoek.

Artikel V Wijziging Bijlage 4 VloA 2019

Bijlage 4 (Voorzieningen kwaliteit, schoolontwikkeling en lerarentekort) wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Het opschrift van bijlage 4 komt te luiden:

Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 Bijlage 4: Voorzieningen behorende bij de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027

 

B.

Aan artikel 1.1 wordt een nieuw onderdeel d toegevoegd, luidende:

  • d.

    Overige voorzieningen Lerarenagenda 2023-2027.

C.

Artikel 1.3 komt te luiden:

Artikel 1.3 Begripsomschrijvingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

  • a.

    Amsterdamse onderwijsregio: Amsterdams samenwerkingsverband bestaande uit schoolbesturen met deelnemende vestigingen voor basisonderwijs en speciaal (basis) onderwijs, mbo-instellingen. hbo - en universitaire lerarenopleidingen, vertegenwoordigers van leraren en de gemeente, die gezamenlijk uitvoering geven aan de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027;

  • b.

    deelnemer: deelnemende organisatie aan de Amsterdamse onderwijsregio;

  • c.

    hbo: instelling voor hoger beroepsonderwijs;

  • d.

    mbo: instelling voor middelbaar beroepsonderwijs;

  • e.

    penvoerder: een schoolbestuur, een bestuur van een beroepsopleiding of bestuur van een universiteit die een aanvraag indient voor een samenwerkingsverband binnen de Amsterdamse onderwijsregio en verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verlening;

  • f.

    subsidietijdvak: periode waarin de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd.

D.

Aan hoofdstuk 1 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 1.4 Algemeen doel

Met deze voorzieningen en subsidies wordt beoogd om de in de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027 opgenomen activiteiten te realiseren met als doel het lerarentekort in Amsterdam gezamenlijk met de andere partners in de Amsterdamse onderwijsregio te verminderen.

 

E.

Artikel 3.3. wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het college kan per schooljaar een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten die een bestuur maakt, in aanvulling op de vergoedingen die de cao’s po en vo voorschrijven voor woon-werkverkeer van personeelsleden die verder weg wonen van hun werklocatie dan 25 km.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

  • 3.

    Voor de berekening van de subsidie worden de volgende afstandscategorieën en bedragen gehanteerd:

     

    Afstand woon-werk enkele reis

    Maximale vergoeding gemeente per fte personeelslid per schooljaar (uitgaande van 10 maanden)

    25 - 30 km

    € 100

    30-40 km

    € 200

    Meer dan 40 km

    € 300

F.

Artikel 3.6, tweede lid, onderdeel b komt te luiden:

  • b.

    over welk deel van deze kosten subsidie wordt aangevraagd en welk deel hij zelf bekostigt.

G.

Artikel 3.8, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    hoeveel fte personeelsleden op meer dan 25 km van de werklocatie woonachtig waren gedurende de 10 maanden van het schooljaar waarop de verantwoording betrekking heeft, waarbij het schoolbestuur een onderverdeling maakt naar de afstandscategorieën genoemd in de tabel van artikel 3, derde lid en de daarbij behorende bedragen aan uitgekeerde reiskostenvergoeding;

H.

Artikel 5.3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Het college kan voor een of twee schooljaren een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten verbonden aan de uitvoering van een of meerdere directietaken betreffende het primaire onderwijsproces voor een bedrag van:

    • a.

      maximaal € 15.000 voor een periode van een schooljaar; of

    • b.

      maximaal € 30.000 voor een periode van twee schooljaren.

I.

Artikel 5.4 komt te luiden:

Artikel 5.4 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

  • 1.

    Het college stelt voor de activiteiten die volgens dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen voor de volgende subsidietijdvakken een subsidieplafond vast:

    • a.

      voor de periode lopende van 01-08-2024 tot 01-08-2026;

    • b.

      voor de periode lopende van 01-08-2025 tot 01-08-2027;

    • c.

      voor de periode lopende van 01-08-2026 tot 01-08-2027.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen die niet geweigerd worden op grond van artikel 5.6, te honoreren, rangschikt het college de aanvragen op een prioriteitenlijst.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de volgorde in de rangschikking worden de volgende categorieën scholen onderscheiden, waarbij geldt dat voor de subsidie het eerst in aanmerking komen de scholen genoemd onder a. en vervolgens b. en daarna c.:

    • a.

      de scholen voor sbo, so en vso;

    • b.

      basisscholen met een percentage doelgroepleerlingen van 27% of meer op 1 oktober van het schooljaar twee jaar voorafgaand aan het te subsidiëren subsidietijdvak

    • c.

      overige basisscholen.

  • 4.

    Indien het subsidieplafond onvoldoende toereikend is om alle aanvragen binnen een categorie bedoeld onder het derde lid te honoreren, brengt het college de aanvragen onder in de twee deelcategorieën:

    • a.

      scholen die voorafgaand aan het subsidietijdvak waarop de subsidieaanvraag ziet geen of voor een jaar subsidie voor de voorziening sterke schoolleider hebben ontvangen;

    • b.

      scholen die voorafgaand aan het subsidietijdvak waarop de subsidieaanvraag ziet voor twee jaar subsidie voor de voorziening sterke schoolleider hebben ontvangen.

  • 5.

    Indien de aanvragen worden ondergebracht in de twee deelcategorieën als bedoeld in het vierde lid geldt de volgende verdeelsleutel:

    • a.

      het eerst in aanmerking komen de scholen in deelcategorie a. en vervolgens de scholen in deelcategorie b;

    • b.

      indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle onder een deelcategorie vallende aanvragen te honoreren, worden deze aanvragen gehonoreerd in volgorde van percentage doelgroepleerlingen op de school, waarvoor de aanvraag is ingediend van hoog naar laag.

J.

Artikel 5.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan het eerste lid wordt een nieuw onderdeel c. toegevoegd, luidende:

    • c.

      het een nieuwe school betreft, die op het moment van de subsidieaanvraag nog geen twee schooljaren geopend is.

  • 2.

    Het tweede lid komt te vervallen.

K.

Artikel 5.7 komt te vervallen.

 

L.

Hoofdstuk 6 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 6 Overige voorzieningen Lerarenagenda 2023-2027

 

Artikel 6.1 Van overeenkomstige toepassing van VloA 2019

De voorschriften zoals opgenomen in de VloA 2019 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvragen, verlening en vaststelling van de subsidies zoals opgenomen in dit hoofdstuk.

 

Artikel 6.2 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een subsidie verlenen voor de uitvoering van een of meer activiteiten passend binnen de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027.

 

Artikel 6.3 Subsidieplafond en subsidietijdvak

Het college stelt voor de activiteiten die volgens dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen voor het subsidietijdvak lopende van 01-08-2025 tot 01-08-2027 een subsidieplafond vast.

 

Artikel 6.4 Aanvrager

Subsidie kan in afwijking van artikel 5, eerste lid van de VloA 2019 alleen worden aangevraagd door een schoolbestuur, een bestuur van een mbo, hbo, of van een universiteit dat door de Amsterdamse onderwijsregio vooraf is aangewezen als uitvoerende deelnemer dan wel als penvoerder namens een groep uitvoerende deelnemers van een activiteit als bedoeld in artikel 6.2.

 

Artikel 6.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5 van de VloA 2019 wordt in geval van een aanvraag door een penvoerder een verklaring overgelegd van de andere uitvoerende deelnemers van de te subsidiëren activiteit, waaruit blijkt dat zij instemmen met de aanvraag en de inhoudelijke en financiële (tussentijdse) verantwoording door de penvoerder en waarin de penvoerder wordt gemachtigd om namens hen betalingen in ontvangst te nemen en (terug)betalingen te verrichten bij eventuele terugvordering van subsidie(voorschotten).

 

M.

De toelichting op Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De titel van de toelichting komt te luiden:

Toelichting bij Bijlage 4: Voorzieningen behorende bij de Amsterdamse Lerarenagenda 2023 -2027

 

  • 2.

    De zin ‘In Bijlage 4 zijn de voorzieningen opgenomen die horen bij de Lerarenagenda 2019-2023: ‘Liever voor de klas’.’ wordt vervangen door de volgende passage:

In de Lerarenagenda 2023-2027 laten de schoolbesturen, lerarenopleidingen, de beroepsgroep en de gemeente Amsterdam zien wat zij doen, blijven doen en geïntensiveerd gaan doen om samen het lerarentekort in de stad aan te pakken. Voor dit doel hebben zij zich verenigd in de Amsterdamse Onderwijsregio die voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 7 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s. De uitvoering van de Lerarenagenda 2023-2027 wordt deels bekostigd vanuit deze Rijkssubsidieregeling.

De deelnemers aan de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027 zien het lerarentekort als de grootste bedreiging van de kwaliteit van het onderwijs en een motor van kansenongelijkheid. Daarom doen zij er samen alles aan om de trend te keren en te zorgen voor een goede leraar voor iedereen. De deelnemers werken samen in 7 coalities met de volgende thema's: instroom, communicatie, ontwikkelmogelijkheden ervaren docenten, omgaan met langdurige tekorten, extra voorzieningen, zij-instroom en sterke schoolleider. De uit te voeren activiteiten worden binnen een thematisch coalitie door daaraan deelnemende partners gezamenlijk goedgekeurd.

De volledig inhoud en toelichting op de Lerarenagenda 2023-2027 kan via deze link worden geraadpleegd: Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027 - openresearch.amsterdam. In bijlage 4 van de VloA 2019 zijn de voorzieningen opgenomen die in de vorm van subsidie door de gemeente aan scholen, schoolbesturen en andere onderwijsinstellingen worden verstrekt gericht op het werven en het behoud van leraren.

 

  • 3.

    De toelichting op hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3 de Voorziening Tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten

 

Algemeen

De lage reiskostenvergoeding is voor veel leraren, het onderwijs ondersteunend personeel (OOP) en directieleden een belemmering om in Amsterdam les te (blijven) geven. Met deze regeling maken de schoolbesturen en de gemeente sinds 2019 het aantrekkelijker om ook van buiten de gemeente in de stad les te komen of blijven geven. Met de Voorziening tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten worden via de besturen de leraren, OOP en directieleden die verder weg wonen dan de cao-grens gedeeltelijk tegemoet gekomen in deze reiskosten. Het totaal aan aanvullend op cao vergoede reiskosten wordt voor de helft gefinancierd door de gemeente en voor de andere helft door de schoolbesturen. Van het deel van de aanvullend op cao vergoede reiskosten dat door het schoolbestuur zelf wordt gefinancierd (de 50% cofinanciering), bepaalt het schoolbestuur aan welke personeelsleden zij een op de cao aanvullende tegemoetkoming toekent.

 

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten en de hoogte van de subsidie

De gemeente heeft in kaart gebracht hoe de CAO’s voor het primair en voortgezet onderwijs over de jaren 2023-2024 eruit zouden zien als deze zou doorlopen tot een reiskostenvergoeding bij een woonwerkafstand van 40 km. Deze CAO’s voorzien in een vergoeding tot 25 km. Met ingang van 1 januari 2024 wordt bij beide CAO’s uitgegaan van een vergoeding van € 0.17 per kilometer. De CAO’s, hanteren daarbij verschillende rekenmethodes, waardoor op jaarbasis de vergoeding voor een fulltimer in het voortgezet onderwijs die op 25 km afstand woont van een school, uitkomt op een bedrag van € 1842 op jaarbasis. Voor een fulltimer in het primair onderwijs betreft het een iets lager bedrag, namelijk € 1768 per jaar. De vergoedingen die gelden vanaf 25 km woon-werkafstand zijn gebaseerd op de vergoedingen die op basis van de CAO’s tot 25 km worden betaald.

 

Artikel 3.5 – Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

De begroting geeft inzicht in de verdeling van de middelen voor de aanvullende tegemoetkoming, uitgesplitst naar de in de voorziening gehanteerde afstandscategorie en uitgesplitst naar subsidiemiddelen en eigen middelen van het schoolbestuur.

 

Artikel 3.6 Aanvullende verplichtingen

De tegemoetkoming in aanvulling op cao vergoede reiskosten is een voorziening waarbij sprake is van cofinanciering. De gemeente en het schoolbestuur dragen beide 50% van de kosten van de aanvullende reiskostenvergoeding (kosten bovenop de vergoeding die voortvloeit uit de cao). De subsidie van de gemeente kan enkel worden aangevraagd voor personeelsleden die binnen de afstandscategorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid woont. De cofinanciering van het schoolbestuur kan het schoolbestuur aan alle personeelsleden, ongeacht de afstandscategorie toekennen, zolang het een tegemoetkoming bovenop de cao betreft.

Om de stad ook in de toekomst toegankelijk en leefbaar te houden, moeten we toewerken naar het gebruik van toekomstbestendige mobiliteitsoplossingen. Schoolbesturen worden daarom verplicht om met hun personeelsleden in gesprek te gaan over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen.

 

Artikel 3.7 Verantwoording

Scholen dienen bij de verantwoording aan te kunnen tonen dat het bedrag waarover subsidie is ontvangen is uitgekeerd voor personeelsleden die verder weg woonden dan 25 km en dat deze kosten zijn uitgekeerd als aanvullende tegemoetkoming in de reiskosten aan personeelsleden. Ook dienen scholen aan te kunnen tonen dat ze in gesprek zijn gegaan met personeelsleden over hun mobiliteitsbehoeften en over alternatieve en toekomstbestendige mobiliteitsvormen, met het oog op de Agenda Autoluw van de gemeente Amsterdam.

 

  • 4.

    De toelichting op artikel 5.6 komt te luiden:

Artikel 5.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd als een basisschool vanaf schooljaar 2024-2025 niet deelneemt aan de jaarlijkse tekortmeting van het aantal leerkrachten door OCW. Deelname is noodzakelijk om het tekort inzichtelijk te krijgen en om te beoordelen of een basisschool behoort tot categorie b.

(minimaal percentage doelgroepleerlingen ) of c. (overige basisscholen) van artikel 5.4, derde lid.

Nieuwe scholen waarvan het vereiste doelgroepleerlingenpercentage nog niet kan worden vastgesteld komen eveneens niet in aanmerking.

 

  • 5.

    De toelichting op hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6 Overige voorzieningen Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027

De laatste voorziening ‘Overige voorzieningen Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027’ betreft subsidies voor activiteiten die zich niet richten op individuele scholen, maar op het verhogen van instroom en behoud van onderwijsprofessionals. Deze subsidies kunnen anders dan te doen gebruikelijk in de VloA 2019 niet alleen door schoolbesturen, maar ook door besturen van Mbo’s, Hbo’s , en universiteiten worden aangevraagd, die deelnemen aan de Amsterdamse Onderwijsregio Amsterdam. Hierbij geldt dat de deelnemers van de Amsterdamse onderwijsregio van tevoren overeenstemming dienen te hebben bereikt over wie van hen de te subsidiëren activiteit uitvoert of namens de andere uitvoerende instellingen coördineert en de subsidie als penvoerder kan aanvragen. Een aantal van deze subsidies zijn eerder in de vorm van een incidentele subsidie verleend, omdat er geen specifieke subsidieregeling voor aanwezig was. Door ze in de VloA 2019 op te nemen, wordt voorzien in een wettelijke grondslag op basis waarvan deze subsidies voortaan kunnen worden verstrekt. Ter voorkoming van extra regelgeving is ervoor gekozen om deze subsidies mee te nemen in dit hoofdstuk, vooral omdat het een en hetzelfde beleidskader betreft. Een aparte subsidieregeling behorende bij de ASA 2023 is derhalve niet nodig.

 

Artikel 6.1 Van overeenkomstige toepassing van VloA 2019 bepalingen

De VloA 2019 is een verordening die speciaal is opgesteld voor schoolbesturen in het primair -, voortgezet - en speciaal (voortgezet) onderwijs. Met deze verordening kan de gemeente in aanvulling op de rijksbekostiging uitgaven doen voor scholen in het kader van haar eigen onderwijsbeleid. Hoofdstuk 6 vormt daarop een uitzondering nu ook Mbo- en Hbo-instellingen en universiteiten voor deze subsidies in aanmerking komen. De terminologie die in de VloA 2019 wordt gehanteerd is echter niet een op een op deze subsidies toepasbaar. Daarom zijn de voorschriften zoals opgenomen in VloA 2019 van overeenkomstige toepassing op de aanvragen, verlening en vaststelling van de subsidies zoals opgenomen in dit hoofdstuk. Hiermee wordt bedoeld dat hoewel een bepaling uit de VloA 2019 niet geheel letterlijk kan worden toegepast, misverstand over de toe te passen tekst uitgesloten is.

 

Artikel 6.2 Subsidiabele activiteiten

De subsidies die op basis van dit hoofdstuk kunnen worden verleend moeten passen in de zeven thema's van de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027. Het betreffen vaak projecten die door meerdere schoolbesturen worden uitgevoerd. Ook kunnen leraren van verschillende Amsterdamse scholen hieraan deelnemen.

 

Voorbeelden van dit soort activiteiten zijn:

 

Werkplaats onderwijsonderzoek PO (WOA-PO)

De WOA-PO richt zich op de instroom en het behoud van onderwijsprofessionals, sterke schoolleiders, omgaan met langdurige tekorten en werken in het Amsterdamse onderwijs. De WOA-PO levert een belangrijke bijdrage aan deze ambitie. Ook draagt de WOA-PO door samenwerking tussen leraren, scholen, besturen en onderwijsonderzoekers bij aan de kwaliteit van onderwijs. De Universiteit van Amsterdam voert de WOA-PO in het kader van de Lerarenagenda 2023-2027 uit.

 

Werkplaats onderwijsonderzoek VO/MBO

In de WOA vo/mbo voeren scholen, opleidings- en kennisinstellingen sinds 2017 samen onderzoek uit dat moet bijdragen aan de professionalisering van docenten en aan de kwaliteit van het Amsterdamse onderwijs. De partners in de werkplaats zijn vo-scholen, de HvA, de UvA en het ROC van Amsterdam en Flevoland. De afgelopen drie jaar is de WOA vo/mbo bezig geweest met het gezamenlijk ontwikkelen en verspreiden van praktijkrelevante kennis ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op Amsterdamse scholen. Dit gebeurt aan de hand van onderzoek uitgevoerd door leraren en begeleid door onderzoek docenten vanuit de UvA en de HvA. De penvoerder van dit project is Stichting Montessori Scholengemeenschap Amsterdam.

 

Uitbreiding van het loket zij-instromers voor aanwas en begeleiding zij-instromers vo

In het voortgezet onderwijs worden al langere tijd zij-instromers opgeleid, maar deze trajecten waren nog niet coherent georganiseerd. Zij-instroomtrajecten in het voortgezet onderwijs zijn complex door de verschillende bevoegdheden, vakken en schooltypes waarvoor opgeleid wordt. Daarom is in het kader van de Lerarenagenda in 2024 gestart met het verbreden van het loket primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. De ambitie is om jaarlijks 100 zij-instromers in het vo op te leiden. De HvA coördineert dit project en voert dit gezamenlijk uit met de vo-schoolbesturen.

 

Wereldburgers voor de klas

Dit project betreft een oriëntatietraject voor statushouders met een onderwijsachtergrond in een bètavak. De deelnemers worden voorbereid op een vervolgstap in het Amsterdamse onderwijs, zodat zij in Nederland weer aan de slag kunnen in hun beroep. Tijdens dit traject lopen deelnemers twee dagen per week stage op een vo-school en krijgen zij verschillende lessen, zoals Nederlandse als tweede taal (NT2), vaktaal en vakdidactiek. HvA voert dit project samen met de vo-scholen uit.

 

Het behoud van ervaren leraren (HR en schoolleidersnetwerk)

Voldoende tijd en ruimte om te ontwikkelen en professionaliseren is van groot belang om leraren te behouden voor het vak. Amsterdamse schoolbesturen creëren daarom een gezamenlijke visie op goed werkgeverschap. De focus ligt daarbij op een dynamisch beroepsbeeld en de ontwikkelbehoeftes van ervaren leraren. In de Lerarenagenda is afgesproken om jaarlijks €80.000 beschikbaar te stellen voor het opzetten en faciliteren van een hr- en schoolleidersnetwerk voor het vo/mbo. Een van de belangrijkste opdrachten voor de oprichting van de netwerken is het verbinden van scholen en besturen die hierin als voorlopers kunnen worden gezien en besturen en scholen die hier nog grote stappen kunnen zetten. De MSA treedt namens de coalitie ‘ontwikkeling van ervaren leraren’ van de onderwijsregio op als penvoeder.

 

Omgaan met langdurige tekorten vo

In de Lerarenagenda 2023-2027 is afgesproken €150.000 per jaar beschikbaar te stellen voor het omgaan met langdurige tekorten in het vo. Stichting Spinoza Lyceum treedt namens de coalitie ‘omgaan met langdurige tekorten vo’ van de Onderwijsregio op als penvoerder.

 

Artikel 6.4 Aanvrager

Alleen deelnemers aan de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027 kunnen een aanvraag voor een subsidie indienen. Daarbij geldt dat voordat de aanvraag wordt ingediend al door de deelnemers van de Amsterdamse onderwijsregio is ingestemd met de uitvoering van een bepaald project en degene die hiervoor als uitvoerende organisatie of als penvoerder mede namens andere deelnemende organisatie een aanvraag kan indienen.

Artikel VI. Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het gemeenteblad en werkt terug tot 1 maart 2025.

Artikel VII. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening wijziging VloA 2019: wijzigingen schooljaar 2025-2026.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 maart 2025

De voorzitter

Femke Halsema

De plaatsvervangend raadsgriffier

Dafne Struijk

Toelichting

Algemeen

 

In januari 2019 heeft de gemeenteraad de ‘Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019’ (VloA 2019) vastgesteld. De VloA 2019 is het instrument waarmee de gemeente op basis van de Wet op het primair onderwijs , de Wet op het voortgezet onderwijs 2020 en de Wet op de expertisecentra uitgaven kan doen voor het onderwijs om in aanvulling op de Rijksbekostiging haar eigen beleid uit te voeren. Voor het schooljaar 2025-2026 worden er een aantal wijzingen voorgesteld. De voorzieningen die niet genoemd worden hebben geen wijzigingen ondergaan.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I Wijziging Verordening op het lokaal onderwijsbeleid Amsterdam 2019 ( VloA 2019)

In de tekst van de VloA 2019 zijn de data van de aanvraagtermijn voor de meeste voorzieningen aangepast van 1 maart tot 1 mei naar 15 maart tot 15 mei, omdat de gemeenteraad pas begin maart 2025 de wijzigingsverordening vaststelt. Hiermee zouden de wijzigingen pas in werking treden nadat de oorspronkelijk aanvraagtermijn al was ingegaan, waardoor zij niet van toepassing zouden zijn voor het schooljaar 2025-2026. Met deze wijziging wordt dit voorkomen. Verder sluit de nieuwe aanvraag termijn ook beter aan bij de agenda’s van de scholen en schoolbesturen gelet op de planning van de meivakantie eind april 2025. De schoolbesturen en de scholen zijn voorafgaand aan de wijziging hiervan op de hoogte gesteld.

 

Artikel II Wijziging Bijlage 1 (Voorzieningen in natura) VloA 2019

De voorziening cultuureducatie is aangepast op het beleid Kunstenplannota 2025-2028. Het bestaat uit een deel dat algemeen beschikbaar is voor de (leerlingen van) scholen voor basisonderwijs, (v)so en de eerste twee jaar van vmbo en praktijkscholen. Voor het bijzondere deel (de vakdocent muziek) komen alleen scholen voor basisonderwijs en (v)so in aanmerking, die de beschikking hebben over een cultuureducatiebeleidsplan. Dit vereiste is een aanpassing ten opzichte van huidige voorziening. Momenteel geldt nog als vereiste dat het schoolbestuur het convenant Basispakket Cultuureducatie heeft ondertekend voor de onder zijn gezag vallende scholen. Met de ondertekening van het convenant committeerde het schoolbestuur zich om voldoende (docent)uren vrij te maken voor het cultuuronderwijs, om een doorgaande leerlijn op zijn scholen in te voeren in ten minste twee cultuureducatieve disciplines. Verder om de rijksbijdrage per leerling per jaar volledig in te zetten voor cultuureducatie. Dit convenant is na afloop van het schooljaar 2022-2023 beëindigd.

Voortaan dienen scholen met het cultuureducatiebeleidsplan inzichtelijk te maken op welke wijze er wordt voorzien in de cultuureducatie. Dit komt overigens inhoudelijk in grote lijnen overeen met de huidige voorziening, waarbij in het kader van ook de aanvragen voor het algemene gedeelte een vergelijkbaar cultuurbeleidsplan moest worden ingediend. Het cultuureducatiebeleidsplan wordt echter voortaan alleen verplicht gesteld voor aanvragen voor de vakdocentmuziek. Vanwege de late vaststelling van deze wijzigingsverordening heeft het college de schoolbesturen al eerder op de hoogte gebracht van de veranderingen. Scholen kunnen voor het opstellen van het cultuureducatiebeleidsplan ondersteuning vragen van Mocca. Mocca is het kenniscentrum op het gebied van cultuureducatie in Amsterdam. Mocca is het directe aanspreekpunt voor alle scholen en het culturele veld voor de ontwikkeling van cultuureducatiebeleid.

 

De voorziening schooltuinprogramma en Natuur & Milieueducatie is aangepast op de reeds gegroeide praktijk dat in het kader van dit aanbod het ook kan gaan om lessen over duurzaamheid, afvalverwerking en voedseltransitie. Ook komen de leerlingen van een kopklas (een klas tussen groep 8 basisschool en de eerste klas van het voortgezet onderwijs gericht op taal) voor deze voorziening in aanmerking.

 

Artikel III Wijziging (Voorzieningen aanvullende financiering personeel) Bijlage 2 VloA 2019

De voorziening vakleerkracht cultuur is eveneens aangepast op het beleid Kunstenplannota 2025-2028. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen, dient een school te beschikken over een cultuureducatiebeleidsplan in plaats van het convenant Basispakket Cultuureducatie. Ook hierbij geldt dat de schoolbesturen voorafgaand aan de wijziging zijn geïnformeerd over het nieuwe vereiste. Zie verder de toelichting onder Artikel II.

 

Artikel IV Wijziging Bijlage 3 (Voorzieningen kansengelijkheid) VloA 2019

De subsidie voor de Pilot Programmaloos voor de vroegschoolse educatie wordt ook in het schooljaar 2025-2026 voortgezet. De pilot heeft als doel de opbrengsten en resultaten in kaart te brengen wanneer er (niet) wordt gewerkt met een VVE-programma. De gemeente onderzoekt de opbrengst van de pilot. De subsidie wordt alleen verleend voor basisscholen, die ook al in het schooljaar 2024-2025 aan de pilot deelnamen.

 

Verder is deze bijlage aangepast aan de praktijk dat er twee verschillende typen kopklassen worden uitgevoerd die voor subsidie in aanmerking komen. Een kopklas is een klas waarin leerlingen na groep 8 van de basisschool nog een jaar extra taalles krijgen om vervolgens makkelijker te kunnen instromen in (een hoger niveau van) het voortgezet onderwijs. De twee typen kopklassen bestaan uit een voor leerlingen met mavo, havo en vwo niveau en een voor leerlingen op het niveau vmbo basis of kader. De verschillende typen kopklassen worden door afzonderlijke schoolbesturen gecoördineerd.

 

Artikel V Bijlage 4 VloA 2019

Deze bijlage hoort bij de Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027. In de Lerarenagenda 2023-2027 laten de schoolbesturen, lerarenopleidingen, de beroepsgroep en de gemeente Amsterdam zien wat zij doen, blijven doen en geïntensiveerd gaan doen om samen het lerarentekort in de stad aan te pakken. Voor dit doel hebben zij zich verenigd in de Amsterdamse Onderwijsregio die voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 7 van de Subsidieregeling Landelijk dekkend netwerk onderwijsregio’s. De uitvoering van de Lerarenagenda 2023-2027 wordt deels bekostigd vanuit deze Rijkssubsidieregeling.

 

De voorzieningen die in het kader van dit hoofdstuk kunnen worden aangevraagd (aanvulling op de cao vergoede reiskosten, zij-instromers en Sterke Schoolleiders) zijn een voortzetting van de voorzieningen die ook onder de voorafgaande Lerarenagenda 2019-2023 al werden verstrekt. De aanvulling op de cao vergoede reiskosten is gewijzigd in verband met de verbetering van de vergoeding voor reiskosten die wordt verstrekt op basis van de CAO PO met ingang van 1 januari 2024. Daarmee is het verschil tussen de vergoedingen voor het PO en VO vrijwel opgeheven. De wijziging in deze voorziening is informeel al toegepast voor het schooljaar 2024-2025 en wordt nu geformaliseerd.

 

De laatste voorziening ‘Overige voorzieningen Amsterdamse Lerarenagenda 2023-2027’ betreft subsidies voor activiteiten die zich niet richten op individuele scholen, maar op het verhogen van instroom en behoud van onderwijsprofessionals. Deze subsidies kunnen anders dan te doen gebruikelijk in de VloA 2019 niet alleen door schoolbesturen, maar ook door besturen van Mbo’s, Hbo’s , en universiteiten worden aangevraagd, die deelnemen aan de Amsterdamse Onderwijsregio Amsterdam. Hierbij geldt dat de deelnemers van de Amsterdamse onderwijsregio van tevoren overeenstemming dienen te hebben bereikt over wie van hen de te subsidiëren activiteit uitvoert of namens de andere uitvoerende instellingen coördineert en de subsidie als penvoerder kan aanvragen. Een aantal van deze subsidies zijn eerder in de vorm van een incidentele subsidie verleend, omdat er geen specifieke subsidieregeling voor aanwezig was. Door ze in de VloA 2019 op te nemen, wordt voorzien in een wettelijke grondslag op basis waarvan deze subsidies voortaan kunnen worden verstrekt. Ter voorkoming van extra regelgeving is ervoor gekozen om deze subsidies mee te nemen in dit hoofdstuk, vooral omdat het een en hetzelfde beleidskader betreft. Een aparte subsidieregeling behorende bij de ASA 2023 is derhalve niet nodig.

Naar boven