1e Wijzigingsverordening Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen

De raad van de gemeente De Ronde Venen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gelet op de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

1e Wijzigingsverordening Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen:

Artikel 1  

De Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen wordt gewijzigd als volgt.

 

A.

Artikel 1.2.1 komt te luiden:

Artikel 1.2.1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • -

    afnemer: degene, die met de AVU een overeenkomst heeft over de afname van oud papier;

  • -

    APV: Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen;

  • -

    AVU: Afval Verwijdering Utrecht (gemeenschappelijke regeling);

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    beeldbepalend pand: een pand dat in regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen is aangeduid of bestemd als karakteristiek pand, MIP pand of pand van cultuurhistorische of monumentale waarde en als zodanig is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • -

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bomenlijst: de door burgemeester en wethouders vastgestelde lijst met waardevolle bomen;

  • -

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 cm of een stamomtrek van minimaal 70 cm op 1,3 meter hoogte vanaf het maaiveld gemeten. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede of stamomtrek van de dikste stam;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, van de Omgevingswet;

  • -

    bromfiets: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen;

  • -

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • -

    cultureel erfgoed: wat daaronder wordt verstaan in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet (monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en, voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan, ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet);

  • -

    dunning: velling ter bevordering van de groei en instandhouding van de houtopstand, gelijk aan een vorm van bosbeheer, waarbij periodiek 25 % tot maximaal 60% van het areaal wordt geveld en waarbij de kronen zich na drie jaar weer sluiten;

  • -

    gebouw: wat daaronder wordt verstaan bij of krachtens de Omgevingswet;

  • -

    gevoelige gebouwen: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    gevoelige terreinen: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    hakhout: een of meer bomen of boomvormers, die periodiek (minimaal één keer in de 10 jaar) worden geveld, ter verkrijging van nieuwe twijgen en dunne stammen;

  • -

    handelsreclame of reclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee duidelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    houder van de inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • -

    houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

  • -

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    inzamelaar oud papier: In De Ronde Venen gevestigde scholen en verenigingen, kerkgenootschappen, instellingen en organisaties, die in het algemeen of plaatselijk belang werkzaam zijn, met een sociale of culturele doelstelling en zonder winstoogmerk en steunend op de inzet van vrijwilligers, of een daarmee door de gemeente gelijk te stellen organisatie, die oud papier inzamelt of wenst in te zamelen;

  • -

    kampeermiddel: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen bij of krachtens de Omgevingswet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

  • -

    motorvoertuig: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

  • -

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • -

    openbare ruimte en openbare plaats: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties, oftewel: een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Openbaarheid al dan niet met beperkingen;

  • -

    oud papier: papier of karton, dat afkomstig is uit particuliere huishoudens;

  • -

    parkeren: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Voor fietsen, bromfietsen en motoren geldt hier "onmiddellijk op- of afstappen");

  • -

    publieke houtopstand: houtopstand staande op grond van overheden, bijvoorbeeld gemeente, provincie, waterschap of Rijkswaterstaat met uitzondering van een houtopstand met poot- of gedoogrecht;

  • -

    rechthebbende: iedereen die over een roerende of onroerende zaak beschikking, beheer of anderszins zeggenschap heeft, krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • -

    vellen: rooien, met inbegrip van verplanten, en ook het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • -

    voertuig: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens), met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • -

    weg: wat in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder wordt verstaan (alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten).

B.

Artikel 2.1 komt te luiden:

Artikel 2.1 Verhouding tot de Omgevingswet

De artikelen 2.2 t/m 2.5 en artikel 2.8 zijn niet van toepassing voor zover in het onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet. In het tijdelijke deel van het Omgevingsplan De Ronde Venen zijn (ook) aanvraagvereisten opgenomen.

 

C.

Artikel 2.4 komt te luiden:

Artikel 2.4 Procedures

Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op procedures van de Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen, tenzij in het desbetreffende artikel dit wel is bepaald.

 

D.

Artikel 3.1.1, vijfde lid, komt te luiden:

De ontheffing wordt verleend als een omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

E.

Artikel 3.1.1, zevende lid, komt te luiden:

Het verbod is ook niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

 

F.

Artikel 3.1.2, tweede lid, komt te luiden:

De vergunning wordt door burgemeester en wethouders verleend als omgevingsvergunning als de activiteiten zijn verboden bij regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

 

G.

Artikel 3.1.2, vijfde lid, komt te luiden:

Het verbod is ook niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Telecommunicatiewet, de Omgevingsverordening provincie Utrecht, de Waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht, de Telecommunicatiewet en de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) De Ronde Venen 2024.

 

H.

Artikel 3.1.2, zesde lid komt te luiden:

Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing, tenzij er sprake is van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in het tweede lid.

 

I.

Artikel 3.1.3, vierde lid, komt te luiden:

Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingsverordening provincie Utrecht en de Waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht.

 

J.

Artikel 3.1.4 komt te luiden:

Artikel 3.1.4 Bijen

  • 1.

    Het is verboden bijen te houden:

    • a.

      binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waarin overdag mensen verblijven;

    • b.

      binnen een afstand van 30 meter van de weg.

  • 2.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening provincie Utrecht of de Waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

K.

Artikel 3.1.5 komt te luiden:

Artikel 3.1.5 Loslopend vee

De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

 

L.

Artikel 3.1.7 wordt toegevoegd:

Artikel 3.1.7 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door burgemeester en wethouders ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door burgemeester en wethouders in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

    • c.

      aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

M.

In artikel 4.1.1 vervallen het zesde en achtste lid en wordt lid 7 gesplitst in lid 6 en 7 en worden de leden 7 en 9 vernummerd tot 6, 7 en 8.

 

N.

Artikel 4.1.1, eerste, tweede, zesde, zevende en achtste lid, komen te luiden:

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, en artikel 4.5 van deze verordening gelden niet voor door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2.

    De voorwaarden met betrekking tot de verlichting te behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, gelden niet voor de door burgemeester en wethouders per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 6.

    Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode ter plaatse van gevels van geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. Het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 90 dB(A) in de dagperiode, 85 dB(A) in de avondperiode en 80 dB(A) in de nachtperiode op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. De geluidsniveaus worden gemeten en beoordeeld conform de Omgevingsregeling.

  • 7.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 55 dB(A) in de dagperiode, 50 dB(A) in de avondperiode en 45 dB(A) in de nachtperiode, binnen in gevoelige ruimten van aanpandige c.q. inpandige geluidgevoelige gebouwen. Het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 75 dB(A) in de dagperiode, 70 dB(A) in de avondperiode en 65 dB(A) in de nachtperiode binnen in gevoelige ruimten van aanpandige c.q. inpandige geluidgevoelige gebouwen. De geluidsniveaus worden gemeten en beoordeeld conform de Omgevingsregeling.

  • 8.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van de geluidsniveaus als aangegeven in het zesde en zevende lid, uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd.

O.

Artikel 4.1.2 komt te luiden:

Artikel 4.1.2 Melding incidentele festiviteiten

  • 1.

    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, niet van toepassing is, op voorwaarde dat de houder van de inrichting ten minste twee weken voor het beginnen van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste 2 weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het doen van de melding.

  • 4.

    De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 5.

    De melding wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer burgemeester en wethouders op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaan.

  • 6.

    Met uitzondering van een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien is, is een incidentele festiviteit zoals aangeven in lid 1 en lid 2, slechts toegestaan indien er tenminste 14 dagen zijn verstreken vanaf het moment dat het vorige incidentele festiviteit heeft plaatsgevonden.

  • 7.

    Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. Het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 90 dB(A) in de dagperiode, 85 dB(A) in de avondperiode en 80 dB(A) in de nachtperiode op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen. De geluidsniveaus worden gemeten en beoordeeld conform de Omgevingsregeling.

  • 8.

    Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 55 dB(A) in de dagperiode, 50 dB(A) in de avondperiode en 45 dB(A) in de nachtperiode, binnen in gevoelige ruimten van aanpandige c.q. inpandige geluidgevoelige gebouwen. Het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de inrichting mag ten hoogste bedragen: 75 dB(A) in de dagperiode, 70 dB(A) in de avondperiode en 65 dB(A) in de nachtperiode binnen in gevoelige ruimten van aanpandige c.q. inpandige geluidgevoelige gebouwen. De geluidsniveaus worden gemeten en beoordeeld conform de Omgevingsregeling.

  • 9.

    Op de dagen als bedoeld in het eerste lid of vijfde lid, dient het ten gehore brengen van de geluidsniveaus als aangegeven in het zevende en achtste lid, uiterlijk om 00.00 uur te worden beëindigd op zondag tot en met donderdag en uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd in de nacht van vrijdag op zaterdag en in de nacht van zaterdag op zondag.

  • 10.

    Burgemeester en wethouders kunnen, na een gemotiveerd verzoek daartoe, besluiten om geluidsnormen te stellen die afwijken van de in lid 7 en 8 genoemde waarden.

  • 11.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid binnen blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

P.

Artikel 4.1.4, artikel 4.1.6 en 4.2.1 vervallen.

 

Q.

In artikel 4.1.5 wordt ’buiten een milieu-inrichting' vervangen door 'hobbymatig’.

 

R.

Artikel 4.3.2 eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een publieke houtopstand te vellen of te laten vellen, zoals genoemd in artikel 11.111, lid 2 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

S.

Onderdeel b van het tweede lid van artikel 4.3.2 vervalt.

 

T.

Artikel 4.3.2, zesde lid vervalt.

 

U.

Aan artikel 4.3.3, tweede lid wordt toegevoegd: behoudens door de gemeente als de boom gekapt gaat worden.

 

V.

Artikel 4.4.1, vierde lid komt te luiden:

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

W.

Na artikel 4.4.2 wordt toegevoegd:

Artikel 4.4.3 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen, een beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor kleinschalige terreinen in de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarvan in het bestemmingsplan is bepaald dat het gebruik voor kamperen niet strijdig is met het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik voor korte perioden door de rechthebbende op een terrein.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

    • a.

      natuur en landschap;

    • b.

      een stads- of dorpsgezicht.

Artikel 4.4.4 Aanwijzing kampeerplaatsen

  • 1.

    Artikel 4.4.3, eerste lid, is niet van toepassing op door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen genoemd in artikel 4.4.3, vijfde lid.

X.

Artikel 5.1.3, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

Y.

Artikel 5.1.3a wordt ingevoegd:

Artikel 5.1.3a Vaartuigwrakken

  • 1.

    Het is verboden een vaartuigwrak in het openbaar water dan wel op de weg te plaatsen of te hebben, dan wel zodanig te plaatsen dat dit vanaf de openbare weg of openbaar water zichtbaar is dan wel hinder, gevaar of verontreiniging veroorzaakt.

  • 2.

    Onder vaartuigwrak wordt verstaan: een vaartuig dat vaartechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een duidelijk verwaarloosde toestand verkeert alsmede een vaartuig dat deels gezonken of geheel gezonken is.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

Z.

Artikel 5.1.4, derde lid komt te luiden:

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

AA.

Artikel 5.2.1, derde lid komt te luiden:

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties die worden geregeld door beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening provincie Utrecht of de Waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement, de Verordening Vinkeveense Plassen en het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen.

BB.

Artikel 5.2.1a wordt ingevoegd:

Artikel 5.2.1a Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1.

    Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2.

    Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk 2 weken tevoren een melding aan burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4.

    Van de melding wordt kennis gegeven op de in de gemeente gebruikelijke wijze van bekendmaking.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de Omgevingsverordening provincie Utrecht of de Waterschapsverordening Amstel, Gooi en Vecht of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet, de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur (AVOI) De Ronde Venen 2024 en het tijdelijke deel van het omgevingsplan De Ronde Venen.

CC.

Artikel 5.2.1b wordt ingevoegd:

Artikel 5.2.1b Beschadigen van waterstaatswerken

  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

DD.

Artikel 5.3.1, vierde lid komt te luiden:

  • 4.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

EE.

Artikel 5.3.2, vierde lid, onder b komt te luiden:

  • b.

    binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening provincie Utrecht aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

FF.

Artikel 5.4.1, eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

GG.

Artikel 5.4.1, vijfde lid komt te luiden:

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

HH.

Hoofdstuk 6 komt te luiden:

Hoofdstuk 6 Erfgoed

§ 6.1 Algemeen

 

Artikel 6.1.1 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door iedereen op de gemeentelijke website te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister) inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet;

    • c.

      gegevens over beeldbepalende panden die zijn opgenomen in bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

Artikel 6.1.2 Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen

  • 1.

    De advisering over cultureel erfgoed, waaronder over een rijksmonument, is opgedragen aan de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen (hierna: de adviescommissie) zoals ingesteld via het Instellingsbesluit gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen.

  • 2.

    In de bijlage 2 bij de voorliggende verordening is het reglement van orde van de adviescommissie beschreven evenals de benoeming en de samenstelling ervan. Tevens zijn opgenomen de mandatering van het advies, de openbaarheid van de vergaderingen en bepalingen over het jaarverslag.

§ 6.2 Aanwijzing gemeentelijk monument

 

Artikel 6.2.1 Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente aan te wijzen als gemeentelijk monument op basis van de 5 landelijke waarderingscriteria: cultuurhistorische, architectuur- en kunsthistorische, situationele en ensemble waarden, gaafheid en herkenbaarheid en zeldzaamheid.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding, een actuele foto en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of de Omgevingsverordening provincie Utrecht.

Artikel 6.2.2 Advisering adviescommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen voorafgaand aan het voornemen om toepassing te geven aan artikel 6.2.1 advies aan de adviescommissie.

  • 2.

    De adviescommissie brengt binnen 5 weken na ontvangst van de adviesaanvraag een schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de procedure zonder advies van de adviescommissie vervolgen, als binnen de in het tweede lid genoemde termijn geen advies is uitgebracht.

Artikel 6.2.3 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 6.2.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een onroerende zaak wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 6.2.4 Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van paragraaf 6.3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6.2.3 is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 6.2.5 Beslistermijn

Op een aanvraag om aanwijzing moet worden besloten binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 6.2.6 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6.2.3 wordt in dat geval aan de adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 16 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 6.2.1.

  • 3.

    Paragraaf 6.3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 6.2.5 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 6.2.7 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op (een verzoek om) het schrappen uit het register is paragraaf 2 van overeenkomstige toepassing tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of de Omgevingsverordening provincie Utrecht. Het vervallen van de aanwijzing wordt direct bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 4.

    Een verzoek tot intrekking van de aanwijzing moet een bouwkundig rapport bevatten waarin naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is aangetoond wat de bouwkundige staat van het monument is.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders trekken de aanwijzing niet in, voordat een rapport is overgelegd waarin de bouwhistorische en cultuurhistorische waarden van het gemeentelijke monument naar oordeel van burgemeester en wethouders voldoende zijn gedocumenteerd.

§ 6.3 Bescherming gemeentelijk monument

 

Artikel 6.3.1 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan geen onderhoud te plegen dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 6.3.2 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning in het belang van monumentenzorg verzoeken om een bouwhistorisch of cultuurhistorisch onderzoek.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zenden zo snel mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor advies aan de adviescommissie, voordat zij beslissen op de aanvraag.

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      uitvoering van regulier onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

Artikel 6.3.3 Weigeringsgronden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

 

§ 6.4 Beeldbepalend pand

 

Artikel 6.4.1 Advies omgevingsvergunning beeldbepalend pand

Burgemeester en wethouders zenden zo snel mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen of wijzigen van een beeldbepalend pand voor advies aan de adviescommissie, voordat zij beslissen op de aanvraag.

 

§ 6.5 Gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

 

Artikel 6.5.1 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt zo snel mogelijk opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend plan in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 6.5.2 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 6.5.1, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 6.5.1, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    De wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing wordt direct verwerkt in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 6.5.3 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Artikel 6.3.3 is overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

II.

In artikel 7.1.5, tweede lid, en in artikel 7.3.1, tweede lid, onder b, wordt ‘groente-, fruit- en tuinafval’ vervangen door ‘groente-, fruit- en tuinafval en etensresten’.

 

JJ.

Artikel 7.2.1 komt te luiden:

 

Artikel 7.2.1 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst

 

Burgemeester en wethouders kunnen bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen krachtens artikel 7.1.1, in gevallen waarin de voor deze inzameling krachtens de Verordening afvalstoffenheffing is voldaan.

 

KK.

In artikel 7.2.3, tweede lid, wordt ‘het aanbieden of overdragen’ vervangen door ‘het aanbieden, overdragen of achterlaten'.

 

LL.

In artikel 7.3.1, eerste lid en in artikel 7.3.3 wordt 'milieu-inrichting' vervangen door ‘inrichting'.

 

MM.

In artikel 7.3.1, tweede lid, onder d, wordt ‘Waterwet’ vervangen door ‘Omgevingswet’.

 

NN.

In artikel 7.3.3 vervalt de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid, en vervallen het tweede en derde lid.

 

OO.

Artikel 7.3.5 komt te luiden:

Artikel 7.3.5 Geen opslag van afval in de open lucht

Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 7.1 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.

 

PP.

In artikel 7.3.6 wordt ‘anders dan door afgifte aan een milieu-inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken’ vervangen door ‘anders dan door afgifte aan de houder van een omgevingsvergunning voor het demonteren van autowrakken of wrakken van tweewielige motorvoertuigen'.

 

QQ.

Na artikel 7.3.6 wordt een artikel toegevoegd:

Artikel 7.3.7 Kadavers van gezelschapsdieren

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezelschapsdier verstaan: een dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, niet zijnde een hobby- of landbouwhuisdier.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen een of meer verzamelplaatsen aan waar kadavers van gezelschapsdieren worden ingezameld.

  • 3.

    Van ingezamelde kadavers wordt aangifte gedaan bij Rendac Son B.V.. De kadavers worden bewaard en overgedragen aan Rendac Son B.V. in overeenstemming met het bepaalde of bij krachtens artikel 3.1 van de wet dieren.

  • 4.

    Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen geeft de houder van het kadaver dit af op een aangewezen verzamelplaats.

  • 5.

    Tot het tijdstip van afgifte bewaart de houder het kadaver zodanig dat er geen vermenging is met ander materiaal.

  • 6.

    Het vierde lis is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdagen na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemen die is erkend op grond van artikelen 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.

RR.

In artikel 7.4.2, vierde lid, wordt ‘€ 50,-’ vervangen door ‘€ 80,-’.

 

SS.

Paragraaf 8.1 en paragraaf 8.3 komen te vervallen.

 

TT.

Paragraaf 8.2 Welstand komt te luiden:

§ 8.2 Welstand

Artikel 8.2.1 Advisering adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen

  • 1.

    De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan de adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen (hierna: de adviescommissie) zoals ingesteld via het Instellingsbesluit gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit De Ronde Venen.

  • 2.

    In de bijlage 2 bij de voorliggende verordening is het reglement van orde van de adviescommissie beschreven evenals de benoeming en de samenstelling ervan. Tevens zijn opgenomen de mandatering van het advies, de openbaarheid van de vergaderingen en bepalingen over het jaarverslag.

Artikel 8.2.2 Termijn van advisering

De adviescommissie brengt het advies uit binnen 2 weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

 

UU.

Artikel 9.1, eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de regels in hoofdstuk 3, 4 en 5, artikel 6.3.1 en 6.3.2 van deze verordening bepaalde en de op grond van de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

VV.

Artikel 9.1, derde en vierde lid vervallen.

 

WW.

In artikel 9.1, vijfde lid wordt artikel 7.3.6 vervangen door artikel 7.3.7.

 

XX.

In artikel 9.2, tweede lid, wordt na ‘Wet algemene bepalingen omgevingsrecht’ ingevoegd ‘of artikel 18.6 van de Omgevingswet’.

Artikel 2  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: 1e wijzigingsverordening Verordening Fysieke Leefomgeving De Ronde Venen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen,

d.d. 20 februari 2025

De raad voornoemd,

de griffier,

J. Jonker

de voorzitter,

M. Divendal

Naar boven