Gemeenteblad van Tytsjerksteradiel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tytsjerksteradiel | Gemeenteblad 2024, 98928 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Tytsjerksteradiel | Gemeenteblad 2024, 98928 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2023
De nadere regels en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 (nadere regels en beleidsregels) zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 (hierna Wmo-verordening 2023) en vormen samen met de genoemde verordening de basis van de wijze waarop de gemeente Tytsjerksteradiel de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoert.
De nadere regels zijn een uitwerking van bepalingen die in de Wmo-verordening staan. Nadere regels kunnen rechten en plichten bevatten voor burgers. Beleidsregels kunnen dat niet. Een beleidsregel beschrijft hoe een bestuursorgaan omgaat met een bepaalde bevoegdheid.
Om de leesbaarheid te bevorderen en de veelheid aan voorschriften te verminderen, zijn de nadere regels en beleidsregels samengevoegd. In de tekst staan verwijzingen naar de Wmo-verordening 2023 ingeval het een nadere regel betreft. De bepalingen zonder verwijzing zijn beleidsregels. Wanneer in de nadere regels en beleidsregels wordt gesproken over de inwoner wordt daarmee de doelgroep bedoeld waarop de nadere regels en beleidsregels betrekking hebben.
De definities en begrippen die u aantreft komen overeen met de Wet maatschappelijk ondersteuning 2015 en de Wmo-verordening 2023.
Het te bereiken resultaat is het uitgangspunt voor inzet van maatwerkvoorzieningen. Dit komt ook terug in de wijze waarop onze gemeente de voorzieningen inkoopt. Niet het aantal uren is leidend maar het te bereiken resultaat.
Via het regisseursmodel kan de inwoner samen met de sociaal werker van het gebiedsteam een zo optimaal mogelijk voorzieningenarrangement, bestaand uit de inzet van eigen kracht, het sociaal netwerk en maatwerkvoorzieningen, samenstellen om het gewenste resultaat te behalen.
De beoordeling hiervan en de beslissing hierop wordt gedaan door de gemeente. Over de uit te voeren activiteiten om het resultaat te bereiken worden tussen zorgaanbieder en inwoner afspraken gemaakt. Deze afspraken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan. Voor wat de huishoudelijk hulp betreft wordt het van toepassing zijnde normenkader meegestuurd bij de beschikking.
1.3. Goed samenhangend stelsel
De nadere regels en de beleidsregels strekken ertoe tot een goed samenhangend stelsel over de beoordeling van maatwerkvoorzieningen te komen voor inwoners van de gemeente die niet of nog niet zelf of met hulp van anderen in staat zijn tot zelfredzaamheid en participatie.
Er zijn hoofdstukken over de verschillende terreinen waarop maatwerkvoorzieningen kunnen worden verstrekt en hoe de aanspraak daarop wordt beoordeeld. Kernbegrippen zijn eigen verantwoordelijkheid, uitgaan van te bereiken resultaten en het leveren van maatwerk.
De bijlagen maken integraal onderdeel uit van de vigerende nadere regels en de beleidsregels.
De sociaal werker gaat na een melding in gesprek met de inwoner. Vertrekpunt is de persoonlijke situatie en leefomgeving van de inwoner.
Welke problemen ervaart de inwoner en welke kansen zijn er om deze op te lossen? Hierbij staat de vraag wat nodig is om de problemen op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te compenseren centraal. Oplossingen worden eerst gezocht in (het versterken van) de eigen kracht en/of het sociaal netwerk. Vervolgens wordt nagegaan wat aan algemene of collectieve voorzieningen mogelijk is. Als het nodig is, worden maatwerkvoorzieningen verstrekt.
De weergave van het gesprek en de besproken oplossingen worden vastgelegd in het gespreksverslag.
1.5. Het gespreksverslag en ondersteuningsplan
Het gespreksverslag is de weergave van het gesprek van een sociaal werker en de inwoner. Het gespreksverslag geeft aan wat het resultaat is dat een inwoner wil bereiken en de ondersteuning die aangevraagd wordt om dat mogelijk te maken. In het gespreksverslag is vastgelegd wat iemand zelf kan, wat het netwerk kan en welke maatwerkvoorziening nodig is (het "wat").
Het ondersteuningsplan wordt voor iedere inwoner individueel op maat gemaakt, dit doet de aanbieder met de inwoner. De exacte invulling van een maatwerkvoorziening (het "hoe") staat in het ondersteuningsplan. De zorgaanbieder heeft hier immers de benodigde kennis voor.
Om de aanbieders voldoende handelingsruimte te bieden zijn de maatwerkvoorzieningen aan de hand van resultaten gedefinieerd. Het is dan ook mogelijk dat verschillende aanbieders een andere invulling geven aan dezelfde maatwerkvoorziening, immers het resultaat kan op verschillende manieren bereikt worden.
Nadat is gestart met de uítvoering van het ondersteuningsplan blijft de sociaal werker betrokken bij de inwoner. Het is zijn taak om de kwaliteit van de uitvoering van het ondersteuningsplan te bewaken, de tevredenheid van alle betrokkenen periodiek te evalueren en het gesprek aan te gaan over het bijstellen van het ondersteuningsplan waar dit nodig is.
Inwoners kunnen op verschillende manieren een melding maken en vragen stellen op het gebied van participatie en zelfredzaamheid. Meldingen kunnen bij het gebiedsteam, telefonisch bij de Front-office sociaal domein (FO-SD) of via de mail binnen komen. Wanneer inwoners telefonisch contact opnemen worden ze aangesproken in het Fries. Dit doen we omdat veel van onze inwoners Fries spreken en verstaan. Inwoners kunnen hun vraag natuurlijk ook in het Nederlands stellen. Onze medewerkers kunnen Fries verstaan en (meestal) ook spreken.
De melding mag ook door iemand anders worden gedaan. Als een melding door iemand anders gedaan wordt, wordt altijd gevraagd of de persoon voor wie een melding wordt gedaan toestemming heeft gegeven. Is dit niet het geval dan wordt in gesprek gegaan met de melder om te zorgen dat deze afstemming regelt met de betrokkene.
De melding kan bijvoorbeeld door een familielid, een vriend, kennis, buren etc. gedaan worden.
Als de melding niet bij het gebiedsteam thuishoort, wordt de inwoner doorverwezen naar de juiste instantie. Na deze doorverwijzing of wanneer het geven van informatie voldoende is, eindigt hier het contact.
De datum van binnenkomst van de vraag bij de FO-SD of medewerker Wmo is de datum van de melding; deze wordt geregistreerd.
Als er vervolgacties nodig zijn, dan wordt de melding (mondeling of schriftelijk) bevestigd. In de bevestiging wordt in elk geval aangegeven:
Gemeenten zijn verplicht kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar te stellen aan inwoners die een melding doen tot maatschappelijke ondersteuning. Cliëntondersteuning houdt in dat inwoners recht hebben op algemene ondersteuning in het kader van de zelfredzaamheid en participatie en ondersteuning bij informatie en advies. Ook hierbij wordt een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen gerealiseerd.
Het belang van de inwoner bij de onafhankelijke cliëntondersteuning is het uitgangspunt. De cliëntondersteuning is onafhankelijk, dat wil zeggen dat het nooit dezelfde persoon kan zijn als degene die beslist over de aanvraag van een maatwerkvoorziening.
De onafhankelijke cliëntondersteuner kan de onafhankelijke cliëntondersteuning bieden maar dat kan ook informele (familie, vrienden, vrijwilliger) cliëntondersteuning zijn.
Voordat het onderzoek van start gaat, kan de inwoner het college een persoonlijk plan overhandigen waarin de omstandigheden beschreven zijn en aangegeven wordt op welke maatschappelijke ondersteuning een beroep gedaan wordt. Het college brengt de inwoner van deze mogelijkheid op de hoogte bij de melding, dit wordt gedaan door de FO-SD en/of door het gebiedsteam. De inwoner heeft gedurende zeven dagen na de melding de gelegenheid het plan te overhandigen
In een persoonlijk plan staat in ieder geval:
De onder 2.2. genoemde onafhankelijke cliëntondersteuner kan helpen bij het opstellen van een persoonlijk plan.
De gemeente is wettelijk verplicht om de identiteit vast te stellen van de personen aan wie de gemeente een voorziening verleent. Dat geldt ook voor mensen die zich melden bij de gemeente met een ondersteuningsvraag. Daarvoor hoort de inwoner gevraagd te worden naar een geldig legitimatiebewijs (paspoort, ID-kaart of rijbewijs Op dit moment is het de werkwijze dat alle inwoners die een eerste Wmo melding doen een huisbezoek krijgen en is de check in de gemeentelijke basisadministratie voldoende om de identiteit vast te stellen en hoeft geen legitimatiebewijs gevraagd te worden.
Het onderzoek wordt uitgevoerd door de sociaal werker samen met degene door of namens wie de melding is gedaan. Waar mogelijk worden ook mantelzorger(s), begeleider(s) of vertegenwoordiger(s) betrokken bij het onderzoek.
Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk uitgevoerd maar in elk geval binnen zes weken na de melding.
Onderdeel van het onderzoek is een huisbezoek (of een gesprek op een andere locatie als de melder daar de voorkeur aan geeft), in die gevallen waar iemand al bekend is bij het gebiedsteam kan een telefonisch gesprek volstaan.
Tijdens het onderzoek komen de volgende onderwerpen (in elk geval) aan de orde:
Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt. Indien nodig wordt een aanvullend ( medisch of ergonomisch) onderzoek gedaan. Ook deze gegevens worden meegenomen in het verslag.
Van het onderzoek en gesprek wordt door de sociaal werker een verslag gemaakt. Binnen tien werkdagen na het laatste gesprek (of als de laatste opgevraagde gegevens voor het (aanvullend) onderzoek binnen zijn) verstrekt het college aan de inwoner een verslag van de weergave van het gesprek. De inwoner heeft de mogelijkheid om opmerkingen of aanvullingen aan het verslag toe te voegen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
Als de inwoner het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, Burgerservicenummer (BSN), geboortedatum, NAW-gegevens, telefoonnummer, evt. e-mailadres en een dagtekening, kan het verslag fungeren als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Een aanvraag kan alleen in behandeling worden genomen wanneer het gespreksverslag voorzien van naam, geboortedatum en ondertekening door de inwoner (of gemachtigde) is ingeleverd. De datum waarop het volledig ingevulde gespreksverslag bij de gemeente wordt ontvangen, geldt als aanvraagdatum.
2.8 De verkorte aanvraagprocedure
(Artikel 8a lid 2 Wmo-verordening 2023)
In de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel is in artikel 8 opgenomen dat een gespreksverslag dat ondertekend is als aanvraag(formulier) wordt beschouwd. In de praktijk betekent dit dat bij een eerste aanvraag een gespreksverslag wordt gemaakt en wordt ondertekend door de inwoner,
In artikel 8a van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 wordt een uitzondering hierop namelijk de verkorte aanvraagprocedure beschreven. Hieronder wordt toegelicht wanneer deze verkorte aanvraagprocedure van toepassing is en welke voorwaarden er dan gelden.
De inwoner ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015 binnen twee weken na de aanvraag schriftelijk in een beschikking. In de beschikking staat: de aanvraagdatum, de beslissing, de motivering van de beslissing en bij een positieve uitkomst het te behalen resultaat
Wanneer de verkorte procedure is toegepast wordt dit ook vermeld in de beschikking.
Tegen de beslissing is bezwaar en beroep volgens de AWB mogelijk, ook dit wordt opgenomen in de beschikking. Dit kan door binnen zes weken na de dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift schriftelijk in te dienen bij het college.
3 Algemeen afwegingskader maatwerkvoorziening
Wanneer een inwoner een beroep doet op ondersteuning op basis van de Wmo, dan wordt dit verzoek gewogen. Het gaat daarbij om een individuele weging, waarbij we altijd de volgende onderdelen betrekken:
De wet staat niet toe dat op basis van inkomen passende ondersteuning wordt verleend of geweigerd. Tegelijkertijd biedt het beschikken over financiële middelen de mogelijkheid in eigen oplossingen te voorzien. De financiële middelen zijn daarom wel onderdeel van het gesprek, het is belangrijk om met mensen in gesprek te gaan over hun eigen verantwoordelijkheid. Daar hoort ook de mogelijkheid bij om zelf een oplossing voor het probleem te financieren. Uiteindelijk kan iedereen zelf bepalen of hij wel of niet eigen middelen wil inzetten.
3.2. Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers
Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Bij het bepalen van de meest passende ondersteuningsvorm wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen en belastbaarheid van de mantelzorger of vrijwilliger. Dit is een belangrijk onderwerp dat besproken wordt in het gesprek met de inwoner.
Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de overheid.
In de Wmo 2015 is het begrip gebruikelijke hulp gedefinieerd in artikel 1.1.1 Wmo 2015. Daar wordt onder verstaan: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
In het kort komt het erop neer dat van een partner of een kind een bijdrage in de ondersteuning wordt verwacht als één van de gezinsleden dat nodig heeft. Dit gaat om de normale dagelijkse activiteiten in een samenlevingsverband (gezin). Denk daarbij aan bijvoorbeeld het helpen van de partner met de financiën.
Onder gebruikelijke hulp kan ook gebruikelijke zorg vallen.
Gebruikelijke zorg is een onderdeel van gebruikelijke hulp. Bij gebruikelijke zorg gaat het om de huishoudelijke taken die je gezamenlijk uitvoert in een gezin/huishouden.
Bij het bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp zijn de onderstaande punten van essentieel belang.
Gaat het om huishoudelijke taken, dan mag je bijvoorbeeld verwachten dat een gezonde volwassen huisgenoot dit overneemt. Minder gebruikelijk is het dat huisgenoten elkaar helpen bij hun persoonlijke verzorging. Maar partners in kortdurende situaties mogelijk wel. En blijft het beperkt tot aansturing? Dan kan het ook gebruikelijk zijn om dit te bieden. Ook kan een rol spelen wanneer de hulp gegeven moet worden en of deze uitstelbaar is.
3.4. Afstemmen met voorzieningen die op grond van andere wettelijke regelingen kunnen worden verstrekt
In verband met de zelfredzaamheid wordt er gekeken naar de (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan voordat een maatwerkvoorziening aan de orde is. Als een inwoner zijn beperking kan opheffen door daadwerkelijk aanspraak te maken op een andere wet, is er voldoende eigen kracht. Wanneer dit zich voordoet wordt er op grond van de Wmo geen voorziening verstrekt.
Andere wettelijke regelingen zijn bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (ZVW), ziektekostenverzekering, het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV), ziektewet, WIA, Wajong of de Participatiewet. Maar ook de mogelijkheid om kinderopvang in te zetten.
3.5. Goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening
Het college moet, naar objectieve maatstaven gemeten, de goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening bieden.
De begrippen “goedkoopst” en “compenserend” moeten in onderlinge samenhang worden bekeken. De volgorde waarin de begrippen zijn geplaatst, betekent niet dat in de beoordeling die bij het verstrekken van een voorziening wordt gemaakt, de hoogte van de kosten van de voorziening voorop staat en pas op de tweede plaats wordt bekeken of de voorziening compenserend is. “Goedkoopst compenserend” betekent dat een voorziening altijd compenserend moet zijn. Pas als er meerdere compenserende voorzieningen zijn, kan de goedkoopste compenserende voorziening worden gekozen.
Het begrip ‘goedkoop’ moet bij de beoordeling niet in absolute zin worden uitgelegd. Zo kan een in aanschaf duurdere voorziening bijvoorbeeld langer meegaan en dus uiteindelijk goedkoper zijn.
Allereerst moet duidelijk zijn dat de voorziening noodzakelijk is om de beperkingen te compenseren Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt wanneer deze niet langdurig noodzakelijk is. In beginsel vallen voorzieningen voor een beperkte of onzekere duur niet onder de compensatieplicht op grond van de Wmo. Waar de grens tussen tijdelijk en langdurig gelegd moet worden is niet duidelijk aan te geven. Dit volgt niet expliciet uit de wet. Een afbakening die gemaakt kan worden, is door te kijken naar andere regelgeving die voor beperkte duur voorzieningen verstrekken, zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw). Vanuit de Zvw kunnen hulpmiddelen ten hoogste 26 weken (een halfjaar) verstrekt worden. Is de voorziening minimaal 26 weken noodzakelijk dan is er sprake van langdurig noodzakelijk. Vanuit de Wmo verordening sluiten wij hierbij aan; onder langdurig noodzakelijk wordt verstaan tenminste 26 weken noodzakelijk. Wanneer de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp of begeleiding betreft geldt deze bepaling niet en kan een maatwerkvoorziening tijdelijk ( korter dan 26 weken) worden ingezet.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.
Kenmerkend voor een algemene voorziening is dat het gaat om een laagdrempelige, vrij toegankelijke voorziening. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorziening wordt geboden, kan een cliënt (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. Denk aan bijvoorbeeld maaltijdvoorzieningen, boodschappendienst, een rolstoel- of scootmobielpool of een was- en strijkservice, een breiclub of een biljartclub. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan worden volstaan met een aanvulling op de algemene voorziening. Er wordt altijd op individueel niveau onderzocht of de cliënt met de algemene voorziening voldoende resultaat kan behalen.
3.8. Algemeen gebruikelijke voorziening
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
de voorziening kan gedragen worden door een inkomen op minimumniveau.1
Als een voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden dan betekent dit dat het college geen maatwerkvoorziening hoeft te verstrekken.
Ook bij vervanging bestaat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening indien deze voor de inwoner algemeen gebruikelijk is. Het college moet echter wel onderzoeken of er sprake is van een situatie waarbij de algemeen gebruikelijke voorziening, gelet op de specifieke behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager, toch verstrekt moet worden. Indien een algemeen gebruikelijke voorziening met aanpassingen een adequate oplossing biedt voor een probleem komen, in overeenstemming met een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, alleen de aanpassingen in aanmerking voor vergoeding.
Een renovatie (van een keuken of badkamer bijvoorbeeld) is niet snel algemeen gebruikelijk als deze nodig is voor een beperking van de inwoner. Het maakt niet uit hoe oud de badkamer of keuken is. De meeste renovaties zijn namelijk kostbaar en kunnen dus niet gedragen worden met een minimuminkomen.2
3.11 Huishoudelijke apparatuur
De aanspraak op een maatwerkvoorziening voor het overnemen van huishoudelijke werkzaamheden bestaat aanvullend op eigen mogelijkheden. Daaronder kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen worden gerekend. Hieruit volgt dat er geen indicatie afgegeven wordt als de beperkingen afdoende kunnen worden opgelost met bijvoorbeeld technische hulpmiddelen. Daaronder wordt algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur verstaan zoals een wasmachine, een droogtrommel, een afwasautomaat of stofzuiger. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een oplossing kunnen bieden voor het probleem, dan gaat de aanschaf van deze hulpmiddelen in beginsel voor op het indiceren van ondersteuning. De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf.
De omvang van de te verstrekken maatwerkvoorziening wordt begrensd door artikel 2.3.5 lid 3 Wmo 2015. Dat artikel bepaalt dat een maatwerkvoorziening een passende bijdrage moet leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt. Als het onderzoek uitwijst dat in het concrete geval maatwerk moet worden geboden, kan niet worden volstaan met standaardoplossingen.
Dit houdt niet in dat alles gecompenseerd dient te worden. De aanvrager hoeft niet in exact dezelfde of wellicht zelfs betere positie te wordt gebracht dan waarin hij verkeerde voor hij de ondersteuning nodig had. De ondersteuning moet in een redelijke verhouding staan tot wat de situatie van de aanvrager was voor hij ondersteuning nodig had en aansluiten bij de leeftijd en leefomstandigheden.
Daarbij is het niet van belang wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak. Ook betekent het niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.
Bij aanvaardbaar niveau gaan we uit van de jurisprudentie zoals deze onder de Wmo 2007 is ontwikkeld. Concreet betekent dit dat van iemand met een beperking wordt verwacht dat hij aanvaardt dat, door de beperking, niet alles meer mogelijk is.
De maatwerkvoorziening is nadrukkelijk een hekkensluiter. Alleen wanneer een inwoner echt niet zelf of met hulp van zijn omgeving in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en ook een algemene voorziening geen uitkomst biedt, is er een rol voor de gemeente. Dat is niet het geval als de inwoner zijn hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen.3 Een voorbeeld hiervan is een verhuizing van een adequate naar een inadequate woning.
Voorzienbaarheid moet concreet en duidelijk zijn, bijvoorbeeld omdat er al een beperking is die consequenties heeft. Daar moet men rekening mee houden
De consequentie is dat voorzienbaarheid beperkt is tot de gevolgen van een reeds bestaand probleem. Van iemand die geen problemen heeft, kan de gemeente niet verwachten dat die gaat anticiperen op iets dat voor hem op dat moment nog volstrekt onduidelijk is. Beleid dat uitgaat van voorzienbaarheid zonder dat er al een bestaand probleem is, is daarom niet geoorloofd. Dus het ouder worden en de mogelijke gebreken die dat met zich met mee kan brengen valt nadrukkelijk niet onder voorzienbaarheid.
Er wordt altijd beoordeeld of de vraag van de cliënt bijdraagt aan zelfredzaamheid en participatie. Daarom wordt ook altijd meegenomen of in de afzonderlijke situaties de vraag niet leidt tot een contra-indicatie.
Bijvoorbeeld: bij bepaalde ziektebeelden is het beter om in beweging te blijven, een rolstoel of een scootmobiel draagt dan niet (in de juiste vorm) bij. Iemand zal dan sneller achteruitgaan waardoor er meer problemen ontstaan dan het verstrekken van een maatwerkvoorziening oplevert.
Het is mogelijk dat bij bepaalde maatwerkvoorzieningen een afwijkend toetsingskader van toepassing is. Mocht dat het geval zijn, dan benoemen wij dit bij de uitwerking van de betreffende maatwerkvoorziening.
Het uitgangspunt is dat de maatwerkvoorziening in natura wordt verstrekt. De gemeente heeft echter op grond van de Wmo 2015 de plicht om inwoners de keuzemogelijkheid te geven tussen een maatwerkvoorziening in natura en een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb. Een andere vorm van verstrekking is de financiële tegemoetkoming die slechts in beperkte gevallen wordt toegekend . Deze vorm van verstrekking wordt weliswaar niet in de wet genoemd maar in recente uitspraken stelt de Centrale Raad van beroep dat de definitie van een maatwerkvoorziening ruim genoeg is om ook een financiële tegemoetkoming te kunnen omvatten. In dit hoofdstuk worden verschillende verstrekkingsvormen en die criteria die hierbij gelden behandeld.
Een voorziening is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
De gemeente regelt de maatwerkvoorziening in natura voor de inwoner.
4.3 Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 11 tot en met 13 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 gaat over het persoonsgebonden budget. Voor wat betreft de inhoud, de voorwaarden en verplichtingen van het pgb verwijzen wij naar genoemde artikelen. Een persoonsgebonden budget is een bedrag waaruit namens het college betalingen gedaan worden voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een inwoner van derden heeft betrokken.
Met een pgb kan de inwoner zelf ondersteuning, hulpmiddelen of voorzieningen inkopen. De inwoner voert zelf de regie over zijn eigen ondersteuning. Zo kan hij, mits aan de voorwaarden voor een pgb wordt voldaan, kiezen voor een aanbieder uit een ander gebied, maar ook voor het financieren van hulp die wordt verleend door het eigen sociale netwerk.
Het kiezen voor een pgb dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze te zijn van de inwoner. In de wet is tevens een verplichting aan gemeenten meegegeven om de inwoner te informeren over de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb en de gevolgen van die keuze. Wanneer inwoners vooraf helder en volledig geïnformeerd worden over wat er komt kijken bij het beheer van een pgb, vergroot dit de kans dat men weloverwogen kiest voor het pgb en hier op adequate wijze mee om kan gaan.
Inwoners kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder hoger is dan het door het college voorgestelde aanbod. Het college kan het pgb voor maatwerk (zoals een scootmobiel of een rolstoel) toekennen ter hoogte van het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura. Hierbij moet het voor de inwoner wel mogelijk zijn tegen dezelfde kosten een voorziening aan te schaffen. Er bestaat een mogelijkheid om bij de huidige leverancier van de gemeente een hulpmiddel aan te schaffen tegen hetzelfde tarief als de gemeente betaalt.
Een inwoner die met een pgb de ondersteuning zelf organiseert, kan deze ondersteuning afnemen bij een formele hulp/professional of een informele hulp/het sociale netwerk.
Het pgb wordt via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uitbetaald.
Is de zorg die verleend wordt door mensen die daar een diploma voor hebben en die daarvoor betaald worden. Wat zij wel en niet mogen doen, staat vast in de kwaliteitseisen zoals opgenomen in het programma van eisen bij de inkoop van Zorg in natura (zie bijlage).
PGB formele hulp bedraagt een bepaald percentage van het zorg in natura tarief. Dit percentage wordt genoemd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023
Tot het sociaal netwerk behoren personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt (artikel 1.1.1 Wmo 2015).
Hieronder vallen familieleden, huisgenoten, echtgenoot of voormalige echtgenoot of mantelzorgers (artikel 1.1.1 Wmo 2015).
Dit zijn personen met wie de cliënt regelmatig contacten onderhoudt, zoals bijvoorbeeld buren en medeleden van een vereniging (zie daarover de toelichting bij artikel 1.1.1 Wmo 2015).
Volgens de rechtbank Oost-Brabant behoren buren niet per definitie tot het sociaal netwerk van een cliënt. Doorslaggevend is volgens de rechtbank of sprake is van een sociale relatie tussen de cliënt en de buren5
Voor de inzet van het sociale netwerk wordt een lager percentage gehanteerd. Dit percentage wordt ook genoemd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023
In het gesprek kan de inwoner de wens uitspreken om het sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. Een pgb voor het sociale netwerk blijft in elk geval beperkt tot die gevallen waarin het de gebruikelijke zorg of hulp overstijgt.
Wat kan niet uit het pgb betaald worden/bestedingsregels
Artikel 11 lid 8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel stelt dat tussenpersonen en belangenbehartigers niet uit het pgb betaald mogen worden.
De volgende kosten kunnen niet uit een PGB worden betaald:
crisishulp / crisisopvang / spoedeisende zorg
Wanneer in geval van crisis direct hulp moet worden verleend, is er geen tijd om een persoonlijk ondersteuningsplan op te stellen, de hoogte van het Pgb te bepalen en een (arbeids-) overeenkomst te sluiten met een hulpverlener/ organisatie. Bovendien moet deze hulp voldoen aan kwaliteitseisen. Voor crisishulp is het om deze redenen niet mogelijk een Pgb te ontvangen;
Pgb voor een éénmalige voorziening
Dit is een pgb dat incidenteel of éénmalig toegekend kan worden voor de besteding aan een (woning)aanpassing en/of hulpmiddel. Met dit pgb bepaalt u zelf waar en bij wie u de voorziening aanschaft. Het pgb wordt door de gemeente uitgekeerd aan de leverancier (dit i.v.m. het trekkingsrecht en totdat deze pgb’s ook via de SVB gaan lopen.) Het pgb voor een hulpmiddel bedraagt maximaal het bedrag dat de gemeente betaalt voor aanschaf van de geïndiceerde voorziening bij haar leverancier, en is toereikend voor minimaal vijf tot zeven jaar. Budget voor onderhoud en reparatie moet, indien nodig, jaarlijks worden aangevraagd. Ook dit budget wordt aan de leverancier uitgekeerd. De voorwaarden die behoren bij een “gewone” pgb zijn ook van toepassing op het pgb voor een éénmalige voorziening Denk hierbij o.a. aan:
4.4. Financiële tegemoetkoming
In artikel 14a wordt in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Tytsjerksteradiel 2023 de financiële tegemoetkoming beschreven. Deze kan alleen worden toegekend voor:
Wat is het verschil met een pgb?
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een financiële tegemoetkoming of van een pgb, kan meespelen of aan de verstrekte voorziening kwaliteits- en verantwoordingseisen worden gesteld en of de SVB bij de realisering ervan is betrokken4
Een ander verschil is dat een financiële tegemoetkoming, in tegenstelling tot een pgb, niet precies toereikend hoeft te zijn.
Daarnaast wordt er op de financiële tegemoetkoming geen bijdrage als bedoeld in artikel 18 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 toegepast.
5 Verstrekken van maatwerkvoorziening
5.1 Zelfstandig Leven en Maatschappelijke Deelname
Indeling maatwerkvoorzieningen
In de maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven (ZL) en Maatschappelijke Deelname (MD) staat het te behalen resultaat centraal – niet hoe de ondersteuning ingevuld gaat worden.
Per situatie wordt bekeken welke ondersteuning ingezet moet worden, dat kan één, meerdere of álle vormen zijn. Maatschappelijke Deelname kan ook gecombineerd worden maar kan samen nooit meer worden dan het maximale aantal dagdelen van 10.
De moeite en inzet die het kost om dit resultaat te behalen, hangt af van de aard en zwaarte van de beperking van de inwoner en de mate waarin ondersteuning vanuit de eigen/sociale omgeving, vrijwilligerswerk en/of algemene voorzieningen kan worden gerealiseerd. Per maatwerkvoorziening worden drie ‘complexiteiten’ onderscheiden: Licht, Midden en Zwaar. Met elke individuele cliënt bepaalt de cliëntondersteuner per maatwerkvoorziening welke complexiteit nodig is.
Zie bijlage 4 Richtlijn maatwerkvoorzieningen ‘Zelfstandig Leven’ en ‘Maatschappelijke Deelname’ voor het toetsingskader.
Het gaat om de mogelijke inzet van een maatwerkvoorziening, maar er kunnen ook producten worden ingezet om optimaal gebruik te maken van de kennis en expertise van aanbieders voorafgaand aan of tijdens de begeleiding. Bijvoorbeeld voor de uitvoering van of ondersteuning bij vraagverheldering.
Aanvulling (afwegingskader) Huishoudelijke hulp
Voor de begrippen gebruikelijke hulp en gebruikelijke zorg wordt u verwezen naar hoofdstuk 3 onder c van deze beleidsregels en naar bijlage 1.
De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren, is in eerste instantie een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. De Wmo heeft als een inwoner zelf geen oplossingen heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een structurele oplossing.
Een inwoner heeft een eigen verantwoordelijkheid waaruit voortvloeit dat, in het algemeen, het type en de grootte van de woning niet van invloed zijn op de hoeveelheid te verstrekken huishoudelijke hulp. Dit zijn keuzes waarop inwoners zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Tevens wordt van een inwoner verwacht dat hij meewerkt aan een zo efficiënt mogelijke ondersteuning. Dit betekent dat van inwoners mag worden verwacht dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning. Te denken valt aan het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning. Tevens valt te denken aan het benutten van domotica of technische hulpmiddelen. Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.
De aanwezigheid van huisdieren is niet van invloed op de hoeveelheid te verstrekken huishoudelijke hulp. Dit zijn keuzes waarop cliënten zelf invloed kunnen uitoefenen en keuzes in kunnen maken. Het verzorgen en het houden van (huis)dieren (niet zijnde hulphonden/dieren) en de gevolgen daarvan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor, behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van cliënt.
Bij opname in een hospice gelden afwijkende, provinciale afspraken. De noodzaak staat vast en standaard wordt 5 uur per week huishoudelijke hulp ingezet. Aanmelding door de aanbieder die in het betreffende hospice verantwoordelijk is voor de ondersteuning, is afdoende voor een toekenning van de voorziening. Een schriftelijke aanvraag is dus niet nodig. Er wordt wel een besluit aan de inwoner gezonden en de eigen bijdrage is van toepassing.
Deze inzet wordt gezien als pgb, er wordt geen eigen bijdrage geïnd. ( artikel 18 lid 2 onder e van de verordening Maatschappelijke ondersteuning) Reden hiervoor is dat het vaak gaat om zorgmijders en dat het risico op afbreken van de ondersteuning groot is bij het innen van een eigen bijdrage. Doel is om na de grondige schoonmaak een ingang te hebben voor het voortzetten van ondersteuning.
Het gaat bij persoonlijke verzorging op grond van de Wmo niet om het daadwerkelijk wassen en aankleden van de inwoner , maar om de begeleiding hierbij. Het gaat dus om inwoners die zichzelf wel kunnen wassen, aankleden en dergelijke, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben, bijvoorbeeld inwoners met een verstandelijke handicap of een psychiatrische aandoening. Dit betekent dat de aanspraak op persoonlijke verzorging verband houdt met de zelfredzaamheid en in het verlengde ligt van begeleiding.
Persoonlijke verzorging onder de Wmo kan alleen wanneer er geen indicatie is voor de Wlz of een aanspraak op de Zvw (Wmo 2015, art. 1.1.1.) Voor een overzicht van het verschil zie bijlage6
Aanvulling (afwegingskader) Maatschappelijke Deelname
Doel van de woonvoorziening is het compenseren van ergonomische belemmeringen die iemand ondervindt bij woonactiviteiten. Het gaat daarbij om belemmeringen die normale woonactiviteiten bemoeilijkt of onmogelijk maken zoals:
De daarvoor bestemde ruimten moeten bruikbaar zijn voor de functies waarvoor ze bestemd zijn. Het gebruik van hobby-, werk- of recreatieruimte, zolder en bergruimte valt in principe niet onder het normale gebruik van de woning. Dit betekent dat voor deze ruimten geen woonvoorzieningen mogelijk zijn, tenzij dit noodzakelijk is.
Aanvulling (afwegingskader) Wonen
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf moet zorgdragen voor een geschikte woning. Daarbij mag ervan uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats spreken we in principe van een woning.
Blijkt na toepassing van het algemeen afwegingskader dat de cliënt niet in staat is om de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit de voeren, dan bekijkt het college of compensatie via een verhuizing tot de mogelijkheden behoort. Hierbij wegen we onderstaande aspecten mee:
Een bouwkundige aanpassing kan zowel in natura als in een Pgb verstrekt worden.
Voor uitbreiding of aanbouw van ruimten wordt aansluiting gezocht bij de normen zoals gehanteerd in het meest recente Handboek toegankelijkheid. Dezelfde richtlijnen gelden ook voor een woonunit.
Voor de slaapkamer en doucheruimte gelden onderstaande richtlijnen:
Bezoekbaar maken van de woning
Het is mogelijk om een woonvoorziening te treffen voor het bezoekbaar maken van de woning wanneer de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een verzorgingsinstelling. In dat geval is artikel 10, tweede lid, onderdeel b van de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning van toepassing.
Ook in het geval van een gehandicapt kind met ouders die niet samenwonen, is het mogelijk om één woning aan te passen en de woning van de andere ouder bezoekbaar te maken.
Het bezoekbaar maken van een woning moet bijdragen aan de participatie van de aanvrager. Onder participatie vallen het ontmoeten van medemensen en het onderhouden van contacten.
Al een tijd lang wordt gesignaleerd dat het lastig is in de Wmo als mensen gaan verhuizen naar een andere gemeente. Iedere gemeente heeft zijn eigen beleid en voorzieningen en de overgang van de ene gemeente naar de andere kan daardoor ingewikkeld zijn. Voor het meeverhuizen van hulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen is er een verhuisconvenant opgesteld. Dit convenant heeft als doel ervoor te zorgen dat de inwoner met een Wmo voorziening geen hinder ondervindt van een verhuizing en het de reeds ter beschikking gestelde hulpmiddel kan blijven gebruiken.
5.3 Rolstoel in en om de woning en lokaal kunnen verplaatsen
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is. Ook je lokaal kunnen verplaatsen in verband met het participeren is een te bereiken resultaat.
Een maatwerkvoorziening voor een rolstoel kan aan de orde zijn als er sprake is van belemmeringen in het zich verplaatsen in of om de woning. Bij verplaatsingen om de woning gaat het om verplaatsingen in de directe omgeving van de eigen woning: om het huis, naar de buren of bestemmingen in de wijk die op loopafstand liggen.
Aanvulling (afwegingskader) verplaatsen in en om de woning
Inwoners die voor de beoefening van hun sport een sportrolstoel nodig hebben, kunnen in aanmerking komen voor een sportrolstoel in de vorm van een persoonsgebonden budget.
Daarbij wordt uitgegaan van het niveau van recreatie/ breedte sport. De meerkosten van duurdere sportrolstoelen voor sportbeoefening op wedstrijdniveau komen voor rekening van de cliënt.
Het verplaatsen van cliënten om deel te kunnen nemen aan het leven van alledag is van wezenlijk belang om contacten te onderhouden. Het gaat hier om de directe leef- en woonomgeving van de cliënt. Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen. Hierbij gaat het om verplaatsingen in een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.
Aanvulling (afwegingskader) vervoer
Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Wanneer daar aanleiding voor is kan dit aantal worden verhoogd of verlaagd. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegenomen worden wat invloed kan hebben op het aantal kilometers.
bruik kunnen maken van collectief vervoer
Artikel 14a onder b van de verordening kent een financiële tegemoetkoming voor:
De kosten voor vervoer per eigen auto, als dit vervoer niet algemeen gebruikelijk is en cliënt geen gebruik kan maken van het collectief vervoer. De hoogte is gebaseerd op de kilometerprijs van het Nibud en het uitgangspunt dat de cliënt 1500 km per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen reizen.
De te hanteren kilometerprijs van het Nibud is de op dit moment geldende kilometerprijs voor de variabele kosten voor een auto uit de miniklasse.
Bij personen bij wie het collectief vervoer de behoefte niet in voldoende of volledige mate compenseert, beoordeelt het college of ernaast of in plaats van deze voorziening een andere voorziening verstrekt moet worden.
De meest voorkomende individuele vervoersvoorziening is de scootmobiel. Het gaat hier om een vervoermiddel dat voorziet in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning en op de iets langere afstand ( max 15 kilometer enkele reis) Deze voorziening kan gecombineerd worden met collectief vervoer. Een scootmobiel wordt vooral geïndiceerd wanneer er sprake is van een substantiële vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning. Dit is het geval als de cliënt met een scootmobiel zelf boodschappen kan doen, familie en kennissen kan bezoeken en kan voorzien in recreatief vervoer.
Bij verstrekking van deze voorziening is het van belang dat de cliënt:
Bij de beoordeling of cliënten in aanmerking komen voor een aanpassing, bekijken we eerst of de vervoersbehoefte bij de cliënt kan worden ingevuld met een systeem van collectief vervoer. In de regel wordt hiermee voorzien in de vervoersbehoefte. In enkele gevallen kunnen aanpassingen aan een beschikbare eigen auto een adequate en goedkope oplossing voor mobiliteitsproblemen zijn. In dat geval is vergoeding van aanpassingen mogelijk. Wij beoordelen de aanvraag in samenhang met eventueel eerder getroffen (vervoers) voorzieningen. In de volgende gevallen kan een aanpassing een adequate en goedkope oplossing zijn:
De gemeente vergoedt de kosten van de aanpassing evenals onderhoud en reparatie daarvan. De hoogte van het pgb wordt bepaald op basis van minimaal twee ingediende offertes
Voorwaarden aanpassing aan auto
Vergoeding van de kosten voor aanpassing van de auto is alleen mogelijk als de auto:
Aanpassingen aan de eigen auto worden maximaal één keer per vijf jaar vergoed.
In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk om een auto te verstrekken. Dit kan alleen als er geen andere mogelijkheden zijn om de belemmeringen op het gebied van het vervoer op te lossen.
Bij de aanschaf wordt er vanuit gegaan dat, indien er een eigen auto/autobus is, deze ingeruild worden en de waarde geïnvesteerd wordt in de aan te schaffen voorziening.
Per situatie wordt beoordeeld welke kosten voor rekening komen van de cliënt.
Vanaf 1 januari 2015 is de centrumgemeente Leeuwarden verantwoordelijk voor het bieden van beschermd wonen voor de regio Friesland. Deze regionale taak is belegd bij Sociaal Domein Fryslân (SDF). De gemeente Leeuwarden koopt namens de 18 Friese gemeenten beschermd wonen in en draagt zorg voor de toegang en het afgegeven van een beschikking.
Een cliënt wordt aangemeld voor beschermd wonen bij het gebiedsteam van de gemeente waar deze persoon woont of stroomt door vanuit een andere opvang of behandelsetting. Het gebiedsteam bekijkt samen met de cliënt en een eventuele huidig betrokken aanbieder welke hulpvraag er is en of beschermd wonen noodzakelijk is. De cliënt moet hiervoor voldoen aan de criteria voor beschermd wonen.
Als er sprake is van een noodzaak tot beschermd wonen, vult de sociaal werker van het gebiedsteam, eventueel met de zorgaanbieder, een besluitformulier voor beschermd wonen in. Dit besluit wordt getoetst door de daartoe aangewezen uitvoeringsorganisatie. Deze organisatie geeft een beschikking af waarmee de cliënt formeel toegang tot beschermd wonen krijgt.
Beschermd Wonen is een landelijk toegankelijke voorziening. Dit betekent dat cliënten in principe te allen tijde gebruik kunnen maken van de voorziening, ongeacht waar zij vandaan komen of zich melden. Er wordt afstemming gezocht met de gemeente van herkomst.
Uitgangspunt in de provincie Friesland is wel dat cliënten zo veel mogelijk uit de regio Friesland, Groningen of Drenthe komen. Wanneer de cliënt geen binding heeft met de regio, dan wordt in samenspraak tussen cliënt, zorgaanbieder en het betrokken gebiedsteam gezocht naar mogelijkheden om de cliënt te plaatsen in een Beschermde Woonvorm in de regio van herkomst. Ten zij dit niet in het belang van de cliënt is.
Voor het afwegingskader en verdere uitwerking zie de vigerende ‘Beleidsregels Wmo’ van de gemeente Leeuwarden
De maatschappelijke opvang en vrouwenopvang hebben als taak het bieden van tijdelijk en veilig verblijf aan mensen zonder dak boven hun hoofd. De kerntaak van de opvang richt zich op het bieden van een vangnet en een stuk nazorg. Vaak gaat het om kwetsbare cliënten met combinaties van verschillende problematiek. Voor ambulante begeleiding, geboden door maatschappelijke opvanginstellingen en vrouwenopvang (Fier Fryslân, Zienn, Limor en Leger des Heils) geldt dat de toegang verloopt via het gebiedsteam in de directe omgeving waar iemand woont. Zij geven een indicatieadvies waarna Sociaal Domein Friesland (SDF) een beschikking afgeeft. Ook een aanbieder waar een cliënt bekend is, kan in afstemming met het gebiedsteam een advies geven aan SDF.
5.6.2 Centrumgemeente versus regio
De centrumgemeente Leeuwarden heeft vanuit de Wmo een belangrijke rol bij Opvang, waaronder maatschappelijke- en vrouwenopvang. De uitvoeringstaken rondom opvang zijn ondergebracht bij Sociaal Domein Fryslân. De centrumgemeente Leeuwarden maakt namens 18 Friese gemeenten afspraken met de aanbieders van opvang over het vangnet dat ze bieden voor de regio Fryslân. De centrumgemeente Leeuwarden werkt nauw samen met de lokale gemeenten met als gezamenlijk doel het verminderen van het aantal daklozen, het zo kort mogelijk verblijven in het vangnet, het zo snel mogelijk weer doorstromen naar een zo zelfstandig mogelijk bestaan en het verminderen van overlast en geweld in afhankelijkheidsrelaties. Dit is beschreven in het document ‘Uitgangspunten voor de financiering van: Opvang, Beschermd Wonen en Veilig Thuis 2016’ (https://www.sdfryslan.nl/sites/default/files/inline_content/uitgangspunten_financiering_bw-opvang-veilig_thuis_2016.pdf).
De opvangvoorzieningen in de regio zijn van belang voor cliënten die in een (dreigende) situatie van dak- of thuisloosheid verkeren. Cliënten kunnen zich rechtstreeks wenden tot aanbieders om een beroep te doen op de voorzieningen. Een toets op de toegang vindt plaats door aanbieders. Voor alle voorzieningen geldt dat ze worden gesubsidieerd door de centrumgemeente Leeuwarden zodat beschikbaarheid en continuïteit gegarandeerd zijn.
Binnen de opvang kan onderscheid worden gemaakt naar algemene- en maatwerkvoorzieningen. De algemene voorzieningen in de gemeente zijn in principe toegankelijk voor iedereen met (dreigende) dak- of thuisloosheid, een lichte toegangstoets wordt door de zorgaanbieders uitgevoerd. De toets bestaat uit het nagaan of de cliënt tot de doelgroep, namelijk (dreigend) dak- of thuisloos, behoort. De algemene voorzieningen zijn voorliggend op maatwerkvoorzieningen.
Een maatwerkvoorziening is in de wet een individuele voorziening waarop een toets op rechtmatigheid plaatsvindt. In 2017 vindt deze toegangstoets plaats door middel van de intake die door de aanbieders wordt gedaan. Een beschikking wordt afgegeven door de gemeente waar een cliënt feitelijk verblijft in een voorziening en wanneer deze cliënt een Participatiewet uitkering heeft. Bij een andere vorm van inkomen wordt de beschikking afgegeven door de instelling zelf, namens de gemeente. Voor de maatwerkvoorziening opvang geldt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Landelijk is bepaald dat de voorzieningen van de opvang toegankelijk moet zijn voor iedereen die in Nederland woont, waarbij de centrumgemeente van aanmelding, wanneer nodig, de eerste opvang verzorgt en vervolgens bepaalt, in overleg met de cliënt, in welke plaats een individueel traject het meest kansrijk is. Deze centrumgemeente verzorgt de opvang. De opvanginstellingen in de regio Friesland werken conform de criteria zoals benoemd in de beleidsregels van de handreiking Landelijke toegankelijkheid in de maatschappelijke opvang en het Convenant Landelijke Toegankelijkheid Maatschappelijke Opvang.
Toegang tot een opvangvoorziening kan worden geweigerd wanneer een cliënt zich (na toegang tot de voorziening) niet houdt aan de huisregels van een voorziening.
Voor het afwegingskader en verdere uitwerking zie de vigerende ‘Beleidsregels Wmo’ van de gemeente Leeuwarden.
Bij kortdurend verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week. Het doel is het overnemen van de zorg ter ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorger. Of het tijdelijk onttrekken van de cliënt uit de thuissituatie om tot rust te komen. Het verblijf is aanvullend op het wonen in de thuissituatie en niet bedoeld om voor het grootste deel van de week te wonen in een instelling.
Cliënten die in aanmerking komen voor kortdurend verblijf:
Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen. Daardoor kunnen zij de zorg beter volhouden. Is ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorger noodzakelijk, dan kan respijtzorg worden ingezet.
Aandachtspunt: kijken naar voorliggende mogelijkheden zoals vergoeding via de zorgverzekering en de WLZ of ontlasting van de mantelzorger door inzet van een vrijwilliger.
De volgende vormen van respijtzorg kunnen bijvoorbeeld worden ingezet om de gebruikelijk zorg of de mantelzorger te ontlasten:
6.1. Inwerkingtreding en overgangsrecht
De Nadere regels en Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2023 zijn van toepassing op alle aanvragen die vanaf de datum van inwerkingtreding worden ingediend. De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tytsjerksteradiel 2020 zijn van toepassing op alle aanvragen die tot 1 juli 2023 worden ingediend.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel op 19 september 2023.
de secretaris,
(mw. H.M. van Gils)
de burgemeester,
(dhr. Drs. L.J. Gebben)
Bijlagen 1. Richtlijn gebruikelijke hulp Wmo
Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt dus bepaald door wat op dat moment normaal is en kan in de loop van de tijd veranderen. Volgens de regering is het op dit moment in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.
Van wie wordt gebruikelijke hulp verwacht?
De leefeenheid van de cliënt die een beroep doet op ondersteuning is primair verantwoordelijk voor het functioneren van de leefeenheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid. Ook valt te denken aan het overnemen van administratieve taken als een lid van de leefeenheid die dit normaliter doet uitvalt. De huisgenoten moeten meewerken aan het onderzoek dat noodzakelijk is om te bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp. Daarbij moeten de huisgenoten alles aangeven wat van belang kan zijn voor het onderzoek. Doen zij dit niet, dan kan dat inhouden dat de gemeente de noodzaak tot of de omvang van de maatwerkvoorziening niet kan vaststellen. Dit kan dus betekenen dat er geen maatwerkvoorziening kan worden verstrekt.
Gelet op de definitie van gebruikelijke hulp in de Wmo 2015, en Memorie van Toelichting, kunnen meer dan twee volwassen personen tot de leefeenheid behoren. Het begrip gezamenlijke huishouding heeft betekenis in relatie tot ‘andere huisgenoten’. Hiermee is bedoeld om bijvoorbeeld kamerhuurders uit te sluiten of personen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.
Als de cliënt deel uitmaakt van een leefeenheid bestaande uit meerdere personen (meerpersoonshuishouden) moet de medewerker van de toegang vaststellen wat, gezien de samenstelling van die leefeenheid, in dat geval verstaan wordt onder gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar.
Hoofdverblijf in dezelfde woning
Het gaat erom dat men feitelijk zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. De enkele inschrijving in de Brp is onvoldoende om de vraag te beantwoorden waar iemand zijn woonadres heeft. Die vraag moet beantwoord worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat een persoon in het Brp is ingeschreven op het adres van de cliënt is onvoldoende om te spreken van hoofdverblijf in dezelfde woning.
Belangrijk zijn de concrete feiten en omstandigheden. Hierbij kan gekeken worden naar
Soms kan er twijfel bestaan of het gaat om huisgenoten of dat men feitelijk in twee verschillende woningen verblijft. Denk hierbij aan de situatie waarbij iemand woont in een apart bijgebouw. In die situatie kunnen de volgende factoren onderzocht worden om te bepalen of het gaat om één leefeenheid:
Van een gezamenlijke huishouding is sprake wanneer twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De algemene wettelijke definitie bevat drie eisen waaraan moet zijn voldaan (artikel 1.1.2 lid 3 Wmo):
Het is uitdrukkelijk niet mogelijk dat meer dan twee personen met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren. Het is wel mogelijk dat als meer dan twee personen in een woning wonen, twee daarvan een gezamenlijke huishouding voeren. Voorwaarde is dan wel dat die twee personen ten opzichte van elkaar blijk geven van een mate van zorg, die niet aanwezig is ten opzichte van de andere persoon of personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.
Behoren er meer dan twee personen tot de leefeenheid, en voeren twee daarvan een gezamenlijke huishouding, dan kan niettemin ten aanzien van de andere huisgenoten ook sprake zijn van gebruikelijke hulp. Echter, zal dan vastgesteld moeten worden wat gebruikelijke hulp is voor deze huisgenoten t.o.v. de cliënt.
Een ander belangrijk criterium voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding wordt ook wel het verzorgingscriterium genoemd en is in de praktijk het lastigste om aan te tonen. De betrokkenen moeten voor elkaar zorgdragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. De aanwezigheid van een contract of van bewijsstukken dat huur of kostgeld wordt betaald, betekent niet dat de betrokkenen geen gezamenlijke huishouding kunnen voeren.
Het is niet vereist dat de geboden verzorging van weerszijden dezelfde omvang en intensiteit heeft. Wanneer er echter enkel door één van beide personen zorg wordt geboden, is aan het verzorgingscriterium niet voldaan.
Bij (onder)huurders en kostgangers is sprake van een zuiver zakelijke relatie. Daarvan is geen sprake als er een mate van financiële verstrengeling aanwezig is, die verder reikt dan de betaling van de huur of het kostgeld en een wederzijdse verzorging die niet beperkt blijft tot het onderhoud van de gehuurde kamer of de levering van de overeengekomen diensten, zoals de maaltijden of de bewassing. Zoals dat ook het geval is in andere situaties waarin de betrokkenen beweren niet elkaars partners te zijn, kan het college een onderzoek instellen naar de feitelijke omstandigheden van de betrokkenen.
Gebruikelijke hulp door kinderen
Wanneer er gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind (voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk). Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties.
Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Bovendien hoeven mantelzorgers niet per se een gezamenlijke huishouding te voeren met de zorgvrager. Een huisgenoot kan wel naast gebruikelijke hulp ook mantelzorg verlenen, omdat de zorg die hij verleent boven de gebruikelijke hulp uitstijgt. Deze bovengebruikelijke hulp (mantelzorg) kan, in tegenstelling tot gebruikelijke hulp, echter niet verplicht worden.
Wanneer kan geen gebruikelijke hulp worden verwacht?
Geobjectiveerde beperkingen / ontbreken kennis & vaardigheden
Wanneer partner, ouders, kind en/of elke andere huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/ of kennis/vaardigheden mist, hoeven zij geen gebruikelijke hulp te bieden. Tenzij de betreffende huisgenoot nog leerbaar is. In dat geval kan er alleen kortdurend ondersteuning toegekend worden, zodat de huisgenoot zich de vaardigheden eigen kan maken.
Bij gebruikelijke hulp moet onderzocht worden of diegene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, ook in staat is om deze gebruikelijke hulp te bieden of dat er sprake is van (dreigende) overbelasting. Een medisch onderzoek kan deel uitmaken van het onderzoek
Bij het onderzoek moet het college aandacht besteden aan draaglast en draagkracht. Bekeken moet worden of de echtgenoot of huisgenoot, naast zijn/ haar werk en de door hem te verlenen zorg aan zijn echtgenoot of huisgenoot, fysiek en psychisch nog in staat is gebruikelijke hulp aan cliënt te verlenen. Als dat niet het geval is en er is dus sprake van (dreigende) overbelasting, zal het college (tijdelijk) een indicatie moeten verstrekken.
In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp met andere activiteiten, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp. Dit kan alleen anders zijn als de vrijetijdsbesteding noodzakelijk is om niet overbelast te raken. Dit moet altijd in het individuele geval onderzocht worden.
Korte levensverwachting 7
In geval de zorgvrager een korte levensverwachting heeft, kan ter fysieke en psychische ontlasting van de leefeenheid van de zorgvrager besloten worden om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp.
Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp
Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.
Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.
Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang. Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.
Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een pluriforme samenleving waarin iedereen gelijke aanspraken op zorg kan maken.
Opvang en verzorging van kinderen
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, in het kader van de opvoeding. Dit houdt in het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid, en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van een kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon, zoals de leeftijd en ontwikkeling van het kind vereisen. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende mogelijkheden van zorgverlof. Indien dit niet mogelijk is dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening zoals crèche, buitenschoolse opvang, gastouderbureau e.d. Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden wordt redelijk geacht, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurende overbrugging nodig, dan kan hulp worden ingezet.
Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, en de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput, dan is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind hulp mogelijk tot 40 uur per week voor oppas, opvang, begeleiding en verzorging van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), met de bedoeling binnen deze termijn een eigen oplossing te realiseren.
Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze alle huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.
Uit een uitspraak van de CRvB volgt dat wanneer de echtgenoot, huisgenoot of inwonende zoon of dochter wel in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen maar weigert om huishoudelijke taken te verrichten, de gemeente geen hulp bij het huishouden hoeft te verstrekken met toepassing van de hardheidsclausule (ECLI:NL:CRVB:2016:3665).
Dit betekent dat er wel huishoudelijke verzorging kan worden toegekend voor het schoonhouden van overige slaapkamer(s) inclusief het verschonen van bedden, het schoonmaken van de hal/bijkeuken en het zemen van ramen aan de binnenzijde. Daarnaast kunnen 18-23 jarigen eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Het aanleren van huishoudelijke activiteiten
Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Als hiervoor motivatie aanwezig is, kan er een indicatie worden gesteld voor 6 weken zorg voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.
Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, kan, indien nodig, huishoudelijke verzorging voor die zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke hulp zouden worden gerekend.
Belasting door werk, studie, maatschappelijke participatie of zorgtaken
Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan ondersteuning te bieden. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren.
Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een normale baan of het volgen van een opleiding per definitie het leveren van gebruikelijke hulp niet in de weg. Gebruikelijke hulp gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.
Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding zijn niet te vragen het huishoudelijke werk aan te leren.
Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, zal daar geen rekening mee worden gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Het gaat te ver, om chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken.
In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie voor hulp bij het huishouden worden gesteld op onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal getracht worden die indicatie van korte duur te laten zijn, om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het (plotseling) overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Respijtzorg doet zich voor in situaties waarin de huisgenoot, partner of ouder die feitelijk gebruikelijke hulp op zich moet nemen daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting, die niet op een andere manier door hem is op te lossen. Het college moet de cliënt met beperkingen dan ondersteunen. Het college beoordeelt de situatie dan alsof de cliënt zonder gebruikelijke hulpverlener woont.
Er is een variëteit aan respijtvoorzieningen waarmee vervangende zorg vorm zou kunnen krijgen. Hierbij kan gedacht worden aan begeleiding thuis, informele zorg, dagopvang, een logeerhuis en kortdurend verblijf. Ook kan het maatwerk bestaan uit het bieden van diensten, hulpmiddelen of andere maatregelen die van belang zijn bij het ondersteunen van een cliënt door een mantelzorger.
Van partners wordt verwacht dat zij elkaar persoonlijke verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt dat persoonlijke verzorging daarna niet langer is aangewezen.
De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichamelijke zorg inclusief assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Een voorbeeld hiervan is de zorg voor een huisgenoot of partner tijdens een kortdurend gezondheidsprobleem als herstel na een operatie, griep, gekneusde ledematen e.d. Deze vorm van zorg is in principe (afhankelijk van de aard, omvang en duur) gebruikelijk.
Alleen als er gemotiveerd kan worden, in geval van een kortdurende zorgsituatie, dat een partner niet de persoonlijke verzorging kan bieden aan diens zorgbehoevende partner kan er alsnog een indicatie voor persoonlijke verzorging worden gegeven.
Bij een zorgvraag die naar verwachting langer dan 3 maanden zal gaan duren, is persoonlijke verzorging ook tussen partners geen gebruikelijke hulp. Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens zorg kan worden ingezet.
Wanneer de partner voor het deel dat de gebruikelijke hulp overstijgt, een aanvraag indient voor ondersteuning, dient dat te worden opgevat als een signaal dat geen mantelzorg wordt verleend.
Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding normaal gesproken door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:
Bijlage 2: Overzicht maatwerkvoorzieningen
a. Algemeen overzicht maatwerkvoorzieningen
De volgende paragrafen geven per groep maatwerkvoorzieningen toelichting op de concrete resultaten, de tarieven en onderbouwing daarvan.
2.1 ZL. 1 – 5 Zelfstandig leven
De maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1, 2, 4 en 5 worden niet gewijzigd ten opzichte van de huidige systematiek. Zelfstandig Leven 3 is aangevuld met enkele sub resultaten corresponderend met Persoonlijke Verzorging. De tabel hieronder geeft de concrete resultaten per maatwerkvoorziening weer.
De tarieven voor ZL. 1 t/m 5 zijn berekend zoals omschreven in de bijlage Openhouse Uitgangspunten Tariefberekening welke is doorgesproken met de deelnemers aan de Overlegtafels.
Deze calculatie levert een gemiddelde inspanning op voor elke combinatie van resultaatgebied en complexiteit. Deze inspanningen zijn vermenigvuldigd met een gewogen gemiddelde inzet van twee tariefgroepen waaruit de volgende tarieven per periode van een maand resulteren.
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
7-11 Schoon huis, schone kleding, maaltijdverzorging, Huishoudelijke Hulp Plus
De huidige resultaatgerichte maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp wordt vanaf 2018 aangepast. De uitspraken van de Centrale Raad van Beroep rondom resultaatgerichte voorzieningen Huishoudelijke Hulp maken duidelijk dat voor cliënten voldoende duidelijk moet zijn wat een toegewezen maatwerkvoorziening nu precies inhoudt: op welke ondersteuning kan men rekenen. Tevens moet deze ondersteuning gebaseerd zijn op een objectieve maatstaf en normenkader. Dit betekent niet dat een cliënt een beschikking in uren moet krijgen – resultaten zeggen immers meer dan een aantal uren ondersteuning – maar dat resultaten wel voldoende concreet beschreven moeten worden.
De Opdrachtgever heeft vanuit dit kader in dialoog met zorgaanbieders nieuwe maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke Hulp ontwikkeld. Hierbij sluiten we – op onderdelen – aan bij objectief onderzoek dat andere gemeenten al eerder hebben laten uitvoeren. Belangrijk: de sub resultaten, activiteiten en frequentie bij de resultaatgebieden zijn in veel detail bepaald. Dit is van belang om aan te sluiten bij een objectief normenkader (‘wat is een objectieve norm voor het schoonmaken van bepaalde vertrekken in een huis’) en een objectieve maatstaf (‘hoe lang duurt het schoonmaken van een vertrek als dit door een professionele schoonmaakhulp gebeurt’). De gemeente wil echter op geen enkele wijze voorschrijven hoe de resultaten bereikt moeten worden. Als een zorgaanbieder een innovatieve methode of werkwijze heeft om bepaalde sub resultaten te bereiken, dan wordt inzet van deze methode of werkwijze juist toegejuicht. Mits de resultaten en genoemde frequenties uit het normenkader maar op vergelijkbare wijze worden gerealiseerd.
In Bijlage 1 Objectief normenkader en maatstaf huishoudelijke hulp is per maatwerkvoorziening in detail omschreven welke sub resultaten (activiteiten en frequenties) volgen uit het objectieve normenkader. Tevens volgt uit extern onderzoek een maatstaf voor de inzet om de norm te bereiken. Wij schrijven nadrukkelijk geen inzet voor, maar hanteren deze wel als gegeven om reële tarieven voor de resultaatgebieden te bereken.
Per maatwerkvoorziening worden hierna de voorwaarden, bekostiging en tarieven beschreven.
De maatwerkvoorziening voorziening Schoon Huis voorziet in de ondersteuning bij het periodiek schoonmaken van de leef vertrekken van het huis van de cliënt. Bijlage 1 geeft de concrete schoonmaakactiviteiten per type vertrek, frequentie volgend uit de onafhankelijk gestelde norm, en gemiddelde tijdsbesteding volgend uit onafhankelijk onderzoek weer. Voor Schoon Huis hanteert de Opdrachtgever de resultaatgerichte bekostiging met een vast maand tarief.
7.1.2 ZL. 9 - Schone kleding en linnengoed
De maatwerkvoorziening Schone Kleding en Linnengoed voorziet in de ondersteuning bij het wassen, drogen, opbergen en waar nodig strijken van kleding en linnengoed. Bijlage 1 benoemt de concrete activiteiten, frequentie en gemiddelde tijdsbesteding volgend uit extern onafhankelijk onderzoek. Voor Schone Kleding en Linnengoed hanteert de Opdrachtgever een resultaatgerichte bekostiging met een vast maand tarief.
7.1.3 ZL. 10 - Maaltijdvoorziening
In de maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening onderscheidt de Opdrachtgever drie verschillende onderdelen: (1) boodschappen doen, (2) het klaarzetten van broodmaaltijden en (3) het klaarzetten van warme maaltijden. Uit gesprekken met de cliëntondersteuners in de gebiedsteams en met de huidige leveranciers van maatwerkvoorzieningen Hulp bij het Huishouden blijkt dat een beperkte groep cliënten een zeer uiteenlopende ondersteuningsbehoefte heeft ten aanzien van de maaltijdvoorziening. Tevens zijn er diverse voorliggende voorzieningen aanwezig op dit terrein. Voor de cliënten waarbij deze voorliggende voorzieningen geen passende oplossing bieden, biedt de Opdrachtgever de maatwerkvoorziening Maaltijdverzorging.
De maatwerkvoorziening Maaltijdverzorging wordt inspanningsgericht bekostigd. De beperkte groep gebruikers en de uiteenlopende behoefte laat niet toe dat er een resultaatgericht gemiddeld tarief wordt gebruikt. Bijlage 1 geeft het afwegingskader en rekenkader weer dat sociaal werkers gebruiken bij toewijzing van een maatwerkvoorziening Maaltijdvoorziening.
7.1.4 ZL. 11 - Huishoudelijke hulp Plus
De norm en maatstaf voor ZL. 8 - Schoon Huis en ZL. 9 - Schone Kleding en Linnen zijn gebaseerd op uitgebreid onafhankelijk onderzoek. Echter, deze norm en maatstaf houden geen rekening met buitengewone verzwarende omstandigheden. Daar waar sprake is van een of meerdere verzwarende omstandigheden biedt de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus extra financiële ruimte voor een hoger niveau van hygiëne, extra aanvullende resultaten en de inzet van hoger gekwalificeerd personeel. Een maatwerkvoorziening ZL. 11 Huishoudelijke Hulp Plus komt altijd in de plaats van ZL. 8 en/of ZL. 9 en kan dus niet tegelijk met één of beide van deze voorzieningen toegekend worden. Een combinatie met ZL. 10 - Maaltijdvoorziening is wel mogelijk.
De maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus kan worden ingezet in situaties waarin:
er is sprake van snellere vervuiling door situatie in het huishouden (door aard van de beperking van de cliënt of aanwezigheid van jonge kinderen in het huishouden) of er is een hoger niveau van hygiëne nodig waardoor er vaker moet worden schoongemaakt, en er dus meer tijd nodig is om schoon te maken dan de basisnorm; en/of
Als één of meerdere van de genoemde omstandigheden speelt, biedt de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp Plus een hoger tarief om een hoger gekwalificeerde hulpverlener in te zetten, om met een reguliere hulpverlener vaker de resultaten te bereiken of extra resultaten te bereiken, of een combinatie hiervan.
In het Gespreksverslag maakt de sociaal werker duidelijk met welke doelen en bijbehorende concrete resultaten Huishoudelijke Hulp Plus wordt ingezet.
7.1.5 Afwegingskader Huishoudelijke Hulp Plus
Huishoudelijke Hulp Plus kan alleen worden toegewezen als een cliënt een ondersteuningsbehoefte heeft op het vlak van het Schone Huis en/of Schone Kleding en Linnen, én bovendien is er ten minste een verzwarende omstandigheid geconstateerd. De sociaal werker stelt eerst vast of de ondersteuningsbehoefte:
Als er enkel sprake is van ondersteuning voor het schoonmaken van het huis, en er is sprake van één verzwarende omstandigheid – dan is complexiteit Licht passend voor deze cliënt. Bij meerdere verzwarende omstandigheden tegelijkertijd is complexiteit Midden passend.
Als er ondersteuning nodig is voor het schoonmaken van het huis én de kleding/ linnengoed, en er is sprake van één verzwarende omstandigheid – dan is complexiteit Midden passend voor deze cliënt.
In de situaties waarin meerdere verzwarende omstandigheden tegelijkertijd aan de orde zijn, is complexiteit Zwaar passend.
De onderstaande tabel geeft schematisch weer welke complexiteit (licht, midden of zwaar) aan de orde is in welke situatie.
De berekening van de tarieven voor de bouwstenen is enerzijds gebaseerd op de objectieve maatstaf per resultaatgebied: welke gemiddelde inzet volgt uit extern onderzoek om de resultaten te bereiken? Deze inzet wordt vermenigvuldigd met een rekentarief per uur om tarieven voor de maatwerkvoorzieningen te berekenen.
Er is stapeling mogelijk van tarieven voor ZL. 8., ZL. 9. en ZL. 10. óf tussen ZL.10 en ZL. 11. (licht, midden óf zwaar).
Er is nadrukkelijk géén stapeling mogelijk tussen ZL. 11. en de basisvoorzieningen ZL. 8. en ZL. 9.
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
7.2 MD. 1 t/m 3 - Maatschappelijke Deelname
De maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke Deelname 1 tot en met 3 worden inhoudelijk niet gewijzigd ten opzichte van de bestaande systematiek en omschrijvingen.
7.2.2 Tarieven Maatschappelijke Deelname
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
Wanneer een cliënt voor de ondersteuning Maatschappelijke Deelname zich niet op eigen kracht naar de locatie kan begeven waar de ondersteuning wordt geleverd, is de Opdrachtnemer verantwoordelijk voor het organiseren van vervoer. Bij vervoer gaat het om verplaatsingen per auto of autobus.
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
7.4 ZL. 12 - Thuisplus maatwerk
Een groep inwoners met andere beperkingen dan die met een GGZ-grondslag hebben ondersteuning nodig om zelfstandig verantwoord en veilig thuis te gaan of juist blijven wonen. Voor inwoners met een GGZ-grondslag koopt Sociaal Domein Fryslân (SDF) een product ‘Thuisplus’ in op regionaal niveau. De opdrachtgever constateert dat er andere groepen cliënten zijn die ook baat hebben bij deze vorm van ondersteuning.
De maatwerkvoorziening ZL. 12 - Thuisplus Maatwerk richt zich op cliënten met een vergelijkbare ondersteuningsbehoefte, maar die niet passen binnen de doelgroep van ‘SDF ThuisPlus’.
Deze maatwerkvoorziening kan bijvoorbeeld worden ingezet om:
cliënten met gevorderde dementie langer thuis te laten wonen met reguliere ambulante begeleiding en opname in een verpleegtehuis te kunnen uitstellen.
cliënten met een Licht Verstandelijke Beperking of met autisme met begeleiding en training zelfstandig te leren en laten wonen.
begeleiding te bieden aan (jong-) volwassenen met dementie
een meer natuurlijke overgang in ondersteuning te bieden voor inwoners die 18 worden en onder de Wmo gaan vallen, maar tot hun 18e een intensief behandeltraject doorlopen. Hiervoor is op dit moment nog geen geschikte bouwsteen waarmee de wenselijke ‘zachte landing’ en natuurlijke overgang kan worden gerealiseerd.
Thuisplus Maatwerk beoogt begeleiding bij, en training voor zelfstandig wonen. Denk hierbij aan zorgvormen als ‘begeleid wonen’ en ‘kamertraining’, maar dan in het kader van de Wmo. Het uitgangspunt is dat cliënten zelfstandig wonen met geplande – en soms ongeplande - ondersteuning. De Opdrachtgever heeft met Thuisplus Maatwerk geen intramurale zorgvorm voor ogen.
Bij inzet van Thuisplus Maatwerk geldt dit als een integrale maatwerkvoorziening met corresponderende vergoeding. Er is nadrukkelijk geen gelijktijdige toekenning mogelijk van maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1 tot en met 5.
De groep cliënten voor deze maatwerkvoorziening is klein, en binnen deze groep is de ondersteuningsbehoefte zeer variabel. Dit betekent dat deze maatwerkvoorziening zich niet leent voor resultaatgerichte bekostiging met een vast maand tarief.
7.4.1 Doelgroep en voorwaarden toegang
Deze maatwerkvoorziening richt zich op de volgende doelgroepen:
cliënten met gevorderde dementie langer thuis te laten wonen met reguliere ambulante begeleiding en opname in een verpleegtehuis te kunnen uitstellen.
cliënten met een Licht Verstandelijke Beperking of met autisme met begeleiding en training zelfstandig te leren en laten wonen.
begeleiding te bieden aan (jong-) volwassenen met dementie
een meer natuurlijke overgang in ondersteuning te bieden voor inwoners die 18 worden en onder de Wmo gaan vallen, maar tot hun 18e een intensief behandeltraject doorlopen. Hiervoor is op dit moment nog geen geschikte bouwsteen waarmee de wenselijke ‘zachte landing’ en natuurlijke overgang kan worden gerealiseerd.
Er is geen sprake van voorliggende of gelijktijdige inzet van voorzieningen uit:
Wlz (verstandelijke of lichamelijke beperking)
ThuisPlus Maatwerk kan worden ingezet om een thuissituatie van de cliënt te stabiliseren, bijvoorbeeld bij cliënten die met ondersteuning langer thuis kunnen wonen. ThuisPlus Maatwerk kan ook gericht zijn op ontwikkelen en trainen: het aanleren van vaardigheden om zelfstandig te wonen. Het stabiliseren richt zich met name op de groep ouderen met dementie die met stevige ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen. Het aanleren/ ontwikkelen richt zich op (jong)volwassenen met een beperking (bijvoorbeeld LVB of Autisme) die vaardigheden moeten aanleren om zelfstandig(er) thuis te wonen.
7.4.2 Afwegingskader inzet ThuisPlus Maatwerk
De voorziening ThuisPlus Maatwerk richt zich op inwoners waarvoor de reguliere voorzieningen Zelfstandig Leven niet voldoende ruimte bieden om de benodigde ondersteuning te realiseren. De ernst en omvang van de beperking is zo zwaar dat de benodigde ondersteuning buiten de bandbreedte van Zelfstandig Leven valt – zelfs als meerdere of alle resultaatgebieden in zware complexiteit gestapeld toegewezen worden. Ter illustratie: het gaat dan om situaties waarin meer dan 10 uur individuele begeleiding óf meer dan 8 uur specialistische individuele begeleiding per week noodzakelijk is.
Het introduceren van de voorziening ThuisPlus beoogt ook situaties te voorkomen waarin maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven worden toegewezen puur uit financiële noodzaak (‘opplussen’) terwijl ondersteuning bij de corresponderende resultaten en sub resultaten voor de betreffende cliënt niet aan de orde is.
Het is de verantwoordelijkheid van de sociaal werkers in de gebiedsteams om te adviseren over de exacte inzet van de elementen ‘basis-begeleiding’ en ‘specialistische begeleiding’ in het kader van de voorziening ThuisPlus maatwerk. Hierbij weegt de sociaal werker de aard en omvang van de beperking, en de mate van informele ondersteuning die aanwezig is. De sociaal werker kan bij deze afweging advies vragen van een zorgaanbieder en/of onafhankelijke derde partij.
De maatwerkvoorziening Thuisplus Maatwerk bestaat uit het bieden van ondersteuning op (meerdere) geplande en mogelijk ook ongeplande momenten per dag. In voorkomende gevallen worden afspraken gemaakt over de aard en omvang van bereikbaarheid en beschikbaarheid van de zorgaanbieder. Er geldt echter niet per definitie 24-uurs bereikbaarheid of beschikbaarheid.
De zorgaanbieder draagt de verantwoordelijkheid om te signaleren dat iemand achteruitgaat en maatregelen te nemen om tijdig een interventie te doen. Dat betekent ook dat de zorgaanbieder op ongevraagde momenten ondersteuning biedt aan de cliënt.
Ondersteuning vindt integraal plaats, dat betekent dat er een breed gedragen ondersteuningsplan wordt opgesteld door de zorgaanbieder en de cliënt waarin diverse leefgebieden zoals wonen, daginvulling, financiën, persoonlijke verzorging aan bod komen. De sociaal werker houdt de regie op het behalen van het gewenste resultaat. Er is één zorgaanbieder die regie heeft op de ondersteuning vanuit Thuisplus Maatwerk en hiervoor de eindverantwoordelijkheid draagt. Deze aanbieder schakelt waar nodig aanvullende expertise in om het palet aan ondersteuning dat de cliënt nodig heeft te kunnen bieden.
ThuisPlus Maatwerk kenmerkt zich door een hoog intensieve inzet. Wanneer het resultaat gericht is op de ontwikkeling van vaardigheden dan zal de inzet na verloop van tijd (bijvoorbeeld na een half jaar of een jaar) afhankelijk van de vorderingen teruggebracht kunnen worden. De sociaal werker houdt bij deze cliënten regelmatig de vinger aan de pols, en in deze situatie passen beschikkingen met een beperkte duur. Wanneer het resultaat gericht is op stabiliseren, dan zal de inzet na verloop van tijd wellicht juist moeten toenemen. Ook hier houdt de sociaal werker – naar eigen inzicht – regelmatig de vinger aan de pols.
Concrete sub resultaten kunnen overeenkomen met de sub resultaten van Zelfstandig Leven 1 tot en met 5, en worden op maat aangevuld door de sociaal werker.
7.4.4 Tarieven ThuisPlus maatwerk
Voor ThuisPlus Maatwerk geldt een inspanningsgerichte bekostiging, waarbij de sociaal werker in overleg met cliënt (en eventueel zorgaanbieder) vaststelt welke inzet nodig is. De sociaal werker heeft hierbij de beslissende en doorslaggevende rol.
De vergoeding voor ThuisPlus Maatwerk wordt per cliënt – op maat - samengesteld op basis van de volgende inspanningsgerichte componenten:
inzet specialistische begeleiding
Voor deze elementen bepaalt de Opdrachtgever een vast tarief per uur of dagdeel. De sociaal werker bepaalt in overleg met de zorgaanbieder en de cliënt hoeveel eenheden per element (dus bijvoorbeeld uren basis begeleiding) moet worden ingezet. Er is geen stapeling mogelijk met maatwerkvoorzieningen Zelfstandig Leven 1 tot en met 5.
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
7.5 ZL. 13 - Kortdurend verblijf
Kortdurend Verblijf is tijdelijke ondersteuning voor bepaalde vooraf vastgestelde duur ter ontlasting van de gebruikelijke zorg of de mantelzorgers. Het resultaat is het bieden van tijdelijk verblijf en noodzakelijke ondersteuning aan cliënten zodat de mantelzorger ontlast wordt en de thuissituatie leefbaar blijft.
Bij Kortdurend Verblijf gaat het om logeren gedurende maximaal drie etmalen per week gemiddeld. Het verblijf is ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie en niet bedoeld als wonen in een instelling voor het grootste deel van de week. Kortdurend verblijf betreft de mogelijkheid voor de inwoner om ergens te logeren waarbij zo nodig zorg en ondersteuning geboden wordt. Enkel zorg en ondersteuning die normaliter door de mantelzorger wordt geleverd wordt hierbij overgenomen. Het uitgangspunt is om het verblijf thuis tijdelijk te vervangen – niet om ook in zorg of begeleiding op te schalen. Als vormen van ondersteuning in de thuissituatie door (andere) professionele zorgaanbieder worden geleverd, dan blijft deze zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk tijdens het kortdurend verblijf – mits dit onder vergelijkbare condities kan worden georganiseerd. Een aanzienlijke grotere reistijd naar verblijfslocatie is bijvoorbeeld een reden om van het voorgaande uitgangspunt af te wijken.
Cliënten die in aanmerking komen voor kortdurend verblijf:
Bij een aanvraag voor kortdurend verblijf toetst de sociaal werker of er mogelijkheden zijn voor het inschakelen van netwerk of dat andere alternatieve voorliggende oplossingen aanwezig zijn. Denk aan: respijthuis, kortdurend eerstelijnsverblijf vanuit Zorgverzekeringswet (via aanvullende verzekering) of logeren vanuit een indicatie Wet langdurige zorg, alarmering of video op afstand, inschakelen van anderen uit het netwerk en inzet van vrijwilligers. Als voorliggende mogelijkheden de ondersteuningsvraag voldoende oplossen, is er geen indicatie voor kortdurend verblijf.
7.5.1 Resultaten Kortdurend verblijf
Het meest wezenlijke resultaat is het ontlasten van een mantelzorger of gebruikelijke hulpverlener door de ondersteuning van de cliënt gedurende een afgesproken tijdsduur uit zijn of haar handen te nemen, en de ondersteuning gedurende een afgesproken tijdsduur over te nemen
7.5.2 Tarieven kortdurend verblijf
De maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf worden inspanningsgericht bekostigd. De duur van de ondersteuning is een wezenlijk aspect en hierdoor levert een resultaatgerichte bekostiging naar verwachting geen of een te geringe meerwaarde.
De maatwerkvoorziening heeft twee complexiteiten:
Kortdurend verblijf etmaal ‘met aandacht’: gedurende een etmaal (24 uur) verblijft de cliënt in een instelling waarbij geen persoonlijke verzorging uit de Wmo nodig is. De aanvulling ‘met aandacht’ geeft aan dat er in dit geval vaak wel enige mate van toezicht nodig is: een aanspreekpunt, iemand die een oogje in het zeil houdt en die in voorkomende gevallen een cliënt even gerust kan stellen.
NB: Bij bestaande ondersteuning van Persoonlijke Verzorging van uit de Zorgverzekeringswet gaat deze ondersteuning in principe mee indien daarbij een redelijke reisafstand kan worden gehanteerd. In die gevallen kan Kortdurend Verblijf met aandacht worden ingezet. In alle andere gevallen wordt Kortdurend Verblijf met Zorg ingezet en wordt de Persoonlijke Verzorging overgenomen door de Opdrachtnemer.
Kortdurend Verblijf met aandacht omvat het bieden van een onderdak met in ieder geval de basale voorzieningen die men thuis ook zou verwachten: een bed, toegang tot toilet en wastafel, de cliënt moet kunnen voorzien in zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen, eten en drinken.
De geldende tarieven worden opgenomen in een door het college vastgesteld Besluit en worden gepubliceerd in Gemeenteblad en op de gemeentelijke website.
8 Algemene Eisen kwaliteit en geschiktheid
Eisen aan onderneming/dienstverlening geldig voor alle percelen van de Opdracht.
De Opdrachtnemer accepteert de (beleids-)uitgangspunten en werkwijze van de Opdrachtgever zoals beschreven in dit Programma van Eisen, de Procesovereenkomst en Uitvoeringsovereenkomst voor levering van maatwerkvoorzieningen, en verklaart niet in strijd met deze uitgangspunten en werkwijze te zullen handelen.
Opdrachtnemer heeft acceptatieplicht voor alle betreffende inwoners van de gemeenten Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel op die maatwerkvoorzieningen waarop is ingeschreven en draagt er zorg voor dat de betreffende inwoner geleverd krijgt wat is toegekend binnen de gestelde termijnen. Wachtlijsten zijn niet toegestaan. Opdrachtnemer draagt er zorg voor dat levering binnen gestelde termijnen geschiedt.
De Opdrachtnemer maakt met de cliënt afspraken over hoe de zorgaanbieder handelt op het moment dat een cliënt zorg gaat mijden en afspraken niet nakomt. Opdrachtnemer treedt bij zorg mijdend gedrag van de cliënten onmiddellijk in overleg met de Cliëntondersteuner om tot een juiste inzet en aanpak te komen.
Opdrachtnemer garandeert dat kwaliteit (inclusief veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid) systematisch wordt geborgd in de organisatie, bijvoorbeeld middels een geldig HKZ, ISO voor de zorg of een vergelijkbaar branche specifiek certificaat en overlegt dit certificaat bij inschrijving.
Indien Opdrachtnemer geen certificaat kan overleggen dient Opdrachtnemer zelf door het overleggen van een schriftelijk kwaliteitsplan aan de gemeente aantoonbaar te maken hoe de kwaliteit in de organisatie duurzaam is geborgd. Doel is dat de aanbieder zich aantoonbaar richt op handhaving of verbetering van kwaliteit van de ondersteuning door een verbetercyclus in te richten. Tevens wordt geïnvesteerd in vernieuwingen en ontwikkelingen van de zorg. Hierbij wordt nadrukkelijk gekeken naar kansen en verbetermogelijkheden. Interne en externe audits, risico-inventarisaties, cliënt- en medewerkers tevredenheidsonderzoeken worden gehouden. De resultaten worden schriftelijk vastgelegd en zijn input voor nieuw (kwaliteits-)beleid. Bijlage 4 beschrijft de vereisten aan dit schriftelijk kwaliteitsplan.
Opdrachtnemers werken mee aan het verder ontwikkelen van kwaliteitseisen. De huidige kwaliteitseisen, beschreven in de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen als uitgangspunt. De ambitie is om samen met aanbieders en burgervertegenwoordiging de normen met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering verder te ontwikkelen. Deze normen zijn vervolgens weer onderwerp van – gezamenlijk op te zetten - proactief toezicht.
Opdrachtnemer werkt onverkort en zonder meerkosten mee aan het uitvoeren van incidentele proactieve onderzoeken die de toezichthoudend ambtenaar doet naar de toepassing van de uitvoering van de eisen die worden gesteld aan kwaliteit bij de uitvoering van de maatwerkvoorzieningen. Om overmatige belasting van Opdrachtnemers te voorkomen past Opdrachtgever deze onderzoeken met mate toe.
Opdrachtgever treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening door de Opdrachtnemer. Opdrachtnemer voldoet onverkort aan de eisen zoals deze door Opdrachtgever in de regeling worden gesteld.
Opdrachtnemer meldt iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onverwijld, doch binnen drie werkdagen, aan de toezichthoudend ambtenaar en stelt ter uitvoering hiervan een interne regeling op. Opdrachtnemer werkt mee aan het onderzoek dat de toezichthoudend ambtenaar doet naar de calamiteiten en geweldsincidenten.
Opdrachtnemer stelt een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de Opdrachtnemer jegens een cliënt. Jaarlijks wordt een overzicht van het aantal klachten en de wijze van afhandeling opgeleverd aan de Opdrachtgever. Dit wordt nader gedetailleerd vastgelegd in administratieve afspraken.
Opdrachtnemer is van alle (betaalde en onbetaalde) medewerkers met cliëntcontacten in bezit van een verklaring omtrent gedrag (VOG) gericht op de uit te voeren werkzaamheden, als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Deze verklaring is op het moment van inzet van de medewerker niet ouder dan drie jaar.
Opdrachtnemer garandeert dat er geen onverenigbaarheid van functies en belangenverstrengeling zal zijn. Bestuurders en directieleden van de Opdrachtnemer hebben geen belang of indirecte invloed in het voorliggende proces van toeleiding of enige functies of taken die direct of indirect verband houden met besluitvorming van de Opdrachtgever.
Opdrachtnemers die vanaf 1 januari 2018 toegelaten worden tot de Uitvoeringsovereenkomst maatwerkvoorzieningen Wmo 2018 moeten in overleg treden over de mogelijke overname van personeel van Opdrachtnemers die vanaf 1 januari 2018 niet worden toegelaten, maar tot 1 januari 2018 nog wel een Raamovereenkomst hebben. Deze verplichting tot overleg geldt ook voor situaties waarbij een tussentijdse ontbinding dan wel beëindiging van de Uitvoeringsovereenkomst van een Opdrachtnemer op gerede gronden plaatsvindt.
De Opdrachtgever hecht belang aan het thema Social return om duurzame arbeid te realiseren. Het door de Inschrijver creëren van werkgelegenheid voor arbeidsdeelname van werkzoekenden die staan ingeschreven bij het UWV werkbedrijf, en/of door arbeidsdeelname van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt krijgt veel aandacht.
De Opdrachtnemer levert een bijdrage aan Social Return waar dit in redelijkheid te realiseren is. Hierbij is sprake van een inspanningsverplichting.
Daartoe dient de Inschrijver een gesprek aan te gaan met het werkgeversteam van de gemeenten om te streven naar de invulling van een afspraak over SROI op de juiste maat. Het initiatief tot dit gesprek wordt genomen door het werkgeversteam van de gemeenten. Door in te schrijven gaat Inschrijver akkoord met deze voorwaarde waaraan na gunning uitwerking wordt gegeven.
Na afsluiting van het boekjaar verstrekt Opdrachtnemer aan Opdrachtgever (per Gemeente) een productieverantwoording over de uitgevoerde werkzaamheden, in het format zoals landelijk afgestemd en gepubliceerd op website i-Sociaaldomein. Deze productieverantwoording dient vóór 1 april van het opvolgend kalenderjaar bij opdrachtnemer te zijn ingediend. Indien Opdrachtnemer voor de geleverde Wmo maatwerkvoorzieningen een totale jaaromzet heeft kleiner dan €125.000 dan is geen controleverklaring van haar accountant vereist.
Opdrachtnemer neemt deel aan leveranciersgesprekken (voortgangsoverleg). Deze gesprekken vinden in principe eens per half jaar plaats, maar de Opdrachtgever kan de frequentie naar boven of beneden bijstellen als de situatie zich hiertoe leent, met een minimum van één en een maximum van vier gesprekken per jaar.
Opdrachtnemer werkt mee aan de administratieve uitvoering die benodigd is voor de inhouding van de eigen bijdragen die wettelijk van toepassing zijn. De eigen bijdragen worden (landelijk) door het CAK geïnd. Dit is in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgelegd. Opdrachtnemer geeft voor de Maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke deelname (MD 1,2 en 3 inclusief eventueel toegekend vervoer), Thuisplus Maatwerk en Kortdurend verblijf, binnen 4 weken na het aflopen van de betreffende periode, de gegevens van de Cliënt en de door de gemeenten Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel vergoede tarieven door aan het CAK conform de door het CAK aangegeven digitale interfacestandaard. Eventuele hieruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de Opdrachtnemer. Voor de overige maatwerkvoorzieningen worden de gegevens door Opdrachtgever aan het CAK verstrekt.
De medewerkers van de Opdrachtnemer die contact hebben met Cliënten beschikken over een aanvaardbare beheersing van de Nederlandse taal in woord en geschrift en zijn in ieder geval in staat de Friese taal te verstaan. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dienen de medewerkers van de Opdrachtnemer probleemloos te kunnen communiceren met cliënten die zich in de Friese taal (wensen te) uiten. Cliënten krijgen in voorkomende gevallen een medewerker toegewezen die de Friese taal in elk geval passief beheerst. Voor specifieke percelen kan van deze eis worden afgeweken.
Voor alle percelen van de maatwerkvoorzieningen die betrekking hebben op ondersteuning Zelfstandig Leven 1 tot en met 5 in de zware complexiteit geldt dat de begeleiding wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werkniveau VVT, MWD, GGZ of een vergelijkbare richting. Daar waar de situatie van de cliënt en de inhoudelijke complexiteit van de ondersteuningsbehoefte dit toestaan, is het toegestaan de begeleiding (deels) uit te voeren door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting. De kwaliteit van ondersteuning en veiligheid van de cliënt mogen hierdoor niet in gevaar komen.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 1 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 2 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 3 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 3 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 4 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Licht wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Midden wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Begeleiding Zelfstandig Leven 5 Zwaar wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
9.1.6 Zelfstandig Leven 8, 9, 10 en 11
Voor de voorzieningen Zelfstandig Leven 8, 9 en 10 gelden geen aanvullende specifieke eisen.
Aanvullende eisen Zelfstandig Leven 11 – Huishoudelijke Hulp Plus Licht, Midden, Zwaar:
Bij toewijzing van Zelfstandig Leven 11 Licht, Midden of Zwaar kan er sprake zijn een ondersteuningsbehoefte bij het voeren van regie óf een situatie waarbij de hulpverlener kennis moet hebben van het ziektebeeld van de cliënt. In deze situaties wordt Huishoudelijke Hulp Plus (Licht, Midden of Zwaar) uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werkniveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
9.2.1 Maatschappelijke Deelname 1, 2 en 3
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal MBO 3 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De voorziening wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
9.3 Zelfstandig Leven 12 – ThuisPlus Maatwerk
Aanvullende eisen voor de inzet van basis begeleiding:
Basis begeleiding als onderdeel van de maatwerkvoorziening ThuisPlus Maatwerk wordt uitgevoerd door een professional van minimaal MBO 4 denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
Aanvullende eisen voor de inzet van specialistische begeleiding:
Specialistische begeleiding als onderdeel van de maatwerkvoorziening ThuisPlus Maatwerk wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van een professional met minimaal HBO denk en werk niveau VVT, WMD, GGZ of een vergelijkbare richting.
De mantelzorger van de Cliënt is tijdelijk ontlast van ondersteuningstaken.
De noodzakelijke levering van andere vormen van Wmo-ondersteuning (individuele begeleiding, dagbesteding, ondersteuning bij zelfzorg) en eventuele ondersteuning uit andere wetten (bijv. wijkverpleging) gedurende het kortdurend verblijf blijft de verantwoordelijkheid van de vaste zorgaanbieder – maar vindt dus mogelijk plaats op de locatie van de zorgaanbieder die kortdurend verblijf levert. Het uitgangspunt is dus Kortdurend verblijf zonder persoonlijke verzorging.
Wanneer de mantelzorger of gebruikelijke hulp noodzakelijke persoonlijke verzorging en ondersteuning biedt aan de cliënt en hiervoor geen professionele ondersteuning aanwezig is, dan wordt deze persoonlijke verzorging en ondersteuning onderdeel van het kortdurend verblijf. Hier wordt Kortdurend verblijf met persoonlijke verzorging ingezet.
Bijlage 3: Objectief Normenkader en maatstaf Huishoudelijke Hulp
Objectief Normenkader en maatstaf Huishoudelijke Hulp
In deze bijlage staat de onderbouwing voor de bouwstenen Huishoudelijke Hulp. Deze onderbouwing is gebaseerd op onafhankelijk onderzoek uitgevoerd voor Tytsjerksteradiel en Tytstjerksteradiel, waarbij tevens gebruik is gemaakt van onafhankelijke onderzoeksrapporten voor andere gemeenten met dezelfde beleidskaders voor Huishoudelijke Hulp.
De tabellen hieronder beschrijven de basis-activiteiten en incidentele activiteiten voor resultaatgebied Schoon Huis. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
De tabel hieronder beschrijft de activiteiten voor het resultaatgebied Schone Kleding en Linnen. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
Vouwen, strijken (optioneel)8 , opbergen |
De tabel hieronder beschrijft de activiteiten resultaatgebied Maaltijdverzorging. Niet elke cliënt heeft voor elk van deze activiteiten altijd professionele ondersteuning nodig.
Boodschappen doen9 |
|
Alle maatstaven hieronder zijn overgenomen uit objectieve onderzoeksrapporten (ons ‘referentie-onderzoek’) uitgevoerd voor andere gemeenten met dezelfde systematiek en uitgangspunten van de resultaatgebieden. De maatstaven zijn bepaald op basis van het vaststellen van een objectieve norm door experts: hoe vaak moeten bepaalde activiteiten worden uitgevoerd? Vervolgens is gemeten hoelang het uitvoeren van deze activiteiten duurt bij volledige overname. Bij deze uitkomsten wordt indirecte tijd opgeteld, en vervolgens worden weegfactoren meegerekend: bijvoorbeeld dat niet bij elke cliënt álle activiteiten moeten worden overgenomen. De resulterende maatstaf-tijden zijn dus gemiddelden, en de daadwerkelijk benodigde tijd zal bij een deel van de cliënten iets hoger liggen (als alles moet worden overgenomen in het betreffende resultaatgebied) óf lager liggen (als slechts een deel van de activiteiten moet worden overgenomen).
Wij wijken gemotiveerd af van de vastgestelde maatstaven als naar onze inschatting de situatie in Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel niet volledig vergelijkbaar is met die in de steden waarvoor het referentie-onderzoek is uitgevoerd.
9.6 Norm en maatstaf Schoon Huis
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoeken van HHM voor respectievelijk de gemeente Amsterdam en (HHM samen met KPMG Plexus) gemeente Utrecht. Tevens zijn resultaten vergeleken met onderzoek voor de gemeente ‘s Hertogenbosch.
Elk deelaspect wordt in een normale thuissituatie met een bepaalde frequentie per leefvertrek in het huis (woonkamer, keuken, hal en ruimtes waarin wordt geslapen) uitgevoerd om vervuiling te voorkomen. De onderstaande tabel geeft deze norm: de norm omvat álle regels in de tabel – dus per ruimte elke genoemde basisactiviteit en bijbehorende frequentie. Uit het ‘Amsterdamse’ onderzoek volgt dat al deze activiteiten samen met 104 uur per jaar kunnen worden bereikt. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf de onderzoeksrapporten
9.7 Norm en maatstaf Schone Kleding en Linnen
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoek van de gemeente Amsterdam. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf het onderzoeksrapport Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam, HHM, 28 februari 2017.
Voor het vaststellen van een maatstaf voor tijdsduur weegt mee dat machinaal drogen (in voorkomende gevallen mogelijk) tijdwinst oplevert. Uit het onderzoek volgt dat het volledig overnemen van alle activiteiten neerkomt op een inzet van 62 minuten per week. Vervolgens wordt meegewogen dat de cliënt een deel van de activiteiten nog zelf kan uitvoeren, en dat soms het sociale netwerk kan worden ingezet voor een deel van de activiteiten. Na meewegen van deze factoren volgt een maatstaf voor dit resultaatgebied van 38 minuten per week.
Factoren die van invloed zijn op deze norm: fysieke beperkingen zoals incontinentie, nachtzweten en veel knoeien met eten en drinken; andere medische aandoeningen; de omvang en samenstelling van het huishouden; besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemotherapie of Noro-virus) en het dragen van strijkvrije kleding.
Gesprekken met medewerkers uit de dorpenteams van Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel bevestigen dat in veel gevallen slechts een deel van de taken moet worden overgenomen. Het verzamelen en sorteren van was, en het inruimen van een wasmachine lukt dan wel zelf, maar het uithalen en ophangen van de vochtige was lukt niet. Tevens is er variatie in de mate waarin de cliënt strijken van kleding noodzakelijk acht. Toch wordt de Amsterdamse norm erg beperkt geacht, en wordt deze omhoog bijgesteld naar 45 minuten per week.
9.8 Norm en maatstaf Maaltijdvoorziening
Voor dit resultaatgebied wordt aangesloten bij onderzoek van de gemeente Amsterdam. Omdat de gemeenten Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel vanuit geografisch perspectief behoorlijk afwijken van de gemeente Amsterdam, achten wij de tijdsbesteding volgend uit het Amsterdamse onderzoek voor boodschappen doen niet geheel representatief. Deze maatstaf wordt naar boven bijgesteld om grotere afstand tussen woonruimte en winkels te compenseren. Zie voor volledige onderbouwing van de maatstaf het onderzoeksrapport Onderzoek Maatstaf hulp bij het huishouden, Gemeente Amsterdam, HHM, 28 februari 2017.
Voor het beschikken over boodschappen volgt uit het Amsterdamse onderzoek een wekelijkse tijdsbesteding van 41 minuten. Om ruimere afstand van woonruimte naar winkels in Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel te compenseren, wordt deze norm naar boven bijgesteld naar 50 minuten.
Voor maaltijden bereiden, opdienen, afruimen en afwassen volgen uit het Amsterdamse onderzoek de volgende normtijden:
Amsterdam berekent een vaste tijd per maaltijd per jaar, omdat het aantal maaltijden per week waarbij een cliënt ondersteuning nodig heeft in grote mate varieert.
De CIZ Wmo-richtlijn hanteert voor deze deelaspecten de volgende maatstaf:
De norm in het CIZ-indicatieprotocol gaat hierbij uit van het koken van een warme maaltijd. Gezien het aanbod van kant-en-klare maaltijden wordt hier van afgeweken en wordt uitgegaan van het opwarmen van een kant-en-klare maaltijd. Dit kost tevens minder tijd – om deze reden is de norm van het CIZ voor de warme maaltijd naar beneden bijgesteld tot 20 minuten per maaltijd.
In het kader van het verzorgen van maaltijden kan een indirecte tijd van 5 minuten per bezoek worden opgeteld, omdat maaltijden klaarzetten niet altijd gecombineerd kan worden met andere activiteiten.
Resulterend afwegingskader Maaltijdverzorging:
Tafel dekken en afruimen, broodmaaltijd klaarzetten, afwassen, koffie/thee zetten |
|||
Tafel dekken en afruimen, warme maaltijd opwarmen, afwassen, koffie/thee zetten |
|||
Er zijn voor elke bouwsteen Huishoudelijke Hulp omstandigheden mogelijk die van invloed zijn op de benodigde inzet om de resultaten te bereiken. Bij het bepalen van de normtijden is al rekening gehouden met verlichtende omstandigheden, maar bij aantoonbare verzwarende omstandigheden voldoen de normtijden niet. Wij onderscheiden diverse verzwarende omstandigheden, die elk afzonderlijk óf in combinatie kunnen voorkomen. Als er sprake is van één of meerdere verzwarende omstandigheden dan kan een plusmodule worden ingezet. De tabel hieronder maakt duidelijk welke verzwarende omstandigheden worden onderscheiden en wat de impact is op de maatstaven voor de bouwstenen HH.
De extra vergoeding bij verzwarende omstandigheden voor de extra benodigde tijd en/of inzet van een hoger gekwalificeerde (en ingeschaalde) hulp hangt af van de bouwstenen die ingezet zijn. De onderstaande tabel geeft weer welke plusmodule aan de orde is bij welke (combinatie van) bouwstenen en (combinatie van) verzwarende omstandigheden.
Bijlage 4 : Kwaliteitskaders bij Wmo maatwerkvoorzieningen
Kwaliteitskaders bij Wmo maatwerkvoorzieningen
Voor de inhoud van dit schriftelijke kwaliteitsplan sluiten we aan bij de wettelijke kwaliteitseisen zoals die beschreven zijn in de Wmo. De aanbieder beschrijft hoe de uitwerking van de kwaliteitseis wordt vormgegeven. Hiermee wordt bedoeld dat de aanbieder beschrijft in welke mate de uitwerking van toepassing is en op welke wijze de uitwerking gerealiseerd wordt.
Bijlage 5: Richtlijnen maatwerkvoorzieningen ‘Zelfstandig Leven’ en ‘Maatschappelijke Deelname’
1. In opdracht van de gemeenten Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel
In dit document is, in opdracht van de gemeente Tytsjerksteradiel , een beoordelingskader gemaakt voor de maatwerkvoorzieningen ‘Zelfstandig leven’ en ‘Maatschappelijke deelname’.
Op het verzoek van de gemeente is het document ‘Achtergronden bij Resultaatgerichte maatwerkvoorzieningen’ gebruikt als referentiekader voor deze opdracht.
In hoofdstuk 1 wordt een korte beschrijving gegeven over het ondersteuningsplan en de 7 leefgebieden die daarin verwerkt worden.
Hoofdstuk 2 en 3 gaan dieper in op de maatwerkvoorzieningen ‘Zelfstandig Leven’ en ‘Maatschappelijk Deelname’. Deze hoofdstukken beschrijven welke resultaten en sub resultaten vallen onder deze maatwerkvoorzieningen. Daarnaast bevatten de hoofdstukken een beoordelingskader dat gebruikt kan worden bij het bepalen van de complexiteit van de maatwerkvoorziening.
In de bijlage staat een beschrijving van de huidige indicatiestelling van het Centrum Indicatiestelling Zorg(CIZ) en de specifieke toegangscriteria van de AWBZ-functie Begeleiding.
De Wmo heeft als doel het vergroten en/of op peil houden van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers. Het behalen van deze doelen is primair de verantwoordelijkheid van de burgers zelf. De gemeenten Tytsjerksteradiel en Tytsjerksteradiel hanteren dan ook het uitgangspunt dat de burger zelf de regie heeft en houdt over zijn leven. Daar waar een burger ondersteuning nodig heeft, helpt de gemeente bij het opstellen en uitvoeren van een ondersteuningsplan.
De gemeenten werken in de Wmo met een regisseursmodel. In dit model stelt de burger samen met een ondersteuner een persoonlijk ondersteuningsplan op. Vertrekpunt voor het opstellen van dit plan is de persoonlijke situatie en leefomgeving van de burger. Welke problemen ervaart de burger en welke kansen zijn er om deze op te lossen? Hierbij staat de vraag wat nodig is om de problemen op het gebied van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te compenseren centraal.
Een ondersteuningsplan beschrijft het resultaat dat een burger wil bereiken en de ondersteuning die ingezet wordt omdat mogelijk te maken. De burger en zijn ondersteuner zijn vrij om die ondersteuning in te richten door de eigen kracht van de burger te benutten, gebruik te maken van informele zorg en door algemene voorzieningen of een maatwerkvoorziening in te zetten. Zo kan het ondersteuningsplan voor iedere burger individueel op maat gemaakt worden.
Maatwerkvoorzieningen kunnen onderdeel zijn van een ondersteuningsplan. De maatwerkvoorzieningen worden echter niet per burger getarifeerd en ingekocht. Het regisseursmodel werkt met een ‘catalogus’ met vooraf gedefinieerde en gecontracteerde maatwerkvoorzieningen.
In het ondersteuningsplan is geregeld welke maatwerkvoorzieningen geleverd moeten worden (het “wat”). De exacte invulling van een maatwerkvoorziening (het “hoe”) bepaalt een aanbieder zelf. Alleen de zorgaanbieder heeft hier immers de benodigde kennis voor. Om de aanbieders voldoende handelingsruimte te bieden zijn de maatwerkvoorzieningen zoveel mogelijk aan de hand van resultaten gedefinieerd. Het is dan ook mogelijk dat verschillende aanbieders een andere invulling geven aan dezelfde maatwerkvoorziening.
Wanneer een ondersteuningsplan is opgesteld en goedgekeurd kiezen burger en ondersteuner voor elke maatwerkvoorziening die in het plan is opgenomen uit de gecontracteerde aanbieders.
In het ondersteuningsplan wordt dieper ingegaan op de 7 leefgebieden van MO visie. Door de leefgebieden van de burger in kaart te brengen, kan de burger worden geholpen bij het in kaart brengen van de eigen kracht van de burger.
Bij dit leefgebied gaat het over de drijfveren, de betekenis, de dromen en verlangens, de cultuur en de waarden, de spiritualiteit en de motivatie die een burger heeft.
Vragen die hierbij centraal staan, zijn;
Bij dit leefgebied staat de huisvesting, de buurt/wijk, het vervoer en de huishoudelijke dagelijks levensverrichtingen centraal.
Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn:
Bij dit leefgebied staan het inkomen, de uitgaven, het bestedingspatroon, de administratie, de verzekeringen en de financiële zorg voor anderen centraal.
Vragen die hierbij centraal staan, zijn:
Bij dit leefgebied wordt dieper ingegaan op het gezin, de familie, de relaties en vrienden, buurtgenoten, professionele contacten, sociale vaardigheden en sociale media.
Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn:
Bij dit leefgebied staan eten, drinken, sporten, bewegen, zelfzorg, fysieke conditie, ziekte en handicap centraal. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn:
Bij dit leefgebied staan welbevinden, zelfzorg, autonomie, ziekte en handicap centraal.
Vragen die hierbij centraal staan, zijn:
Bij dit leefgebied staan (on)betaald werk, dagactiviteiten, opleidingen en scholing en vrijetijdsbesteding centraal.
Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn:
5. Aanvullende vragen leefgebied vragen
Om een goede afweging te maken bij de toegangsbepaling van een maatwerkvoorziening dienen nog een aantal extra zaken in kaart te worden gebracht bij de volgende leefgebieden.
Aanvullende vragen leefgebied Lichamelijke gezondheid
Aanvullende vragen leefgebied Psychische gezondheid
Aanvullende vragen leefgebied Werk en activiteiten
2. Maatwerkvoorziening ‘Zelfstandig Leven’
In dit hoofdstuk worden de beoordelingscriteria voor de maatwerkvoorziening ‘Zelfstandig Leven’ nader uit gewerkt. Binnen de gemeente Tytsjerksteradiel is de maatwerkvoorziening ‘Zelfstandig Leven’ onderverdeeld in 6 resultaatgebieden:
Elk resultaatgebied is onderverdeeld in een te behalen resultaat, sub resultaten en 3 complexiteiten (licht, midden en zwaar).
NB: resultaatgebied 6 maakt geen onderdeel uit van deze richtlijn.
Om te beoordelen welke complexiteit het beste past bij de vraag van de burger dient onderzoek te worden gedaan naar volgende aspecten:
2.1 Resultaatgebied ZL1 ‘Administratie en financiën’
ResultaatgebiedZL1‘Administratieenfinanciën’gaatoverallehandelingenophetgebiedvandeadministratie en/of de financiën. Denk hierbij aan; het zelfstandig de post kunnen beheren, de administratie kunnen verzorgen. Het zelf formulieren kunnen invullen maar ook omgaan met geld.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de administratie van de burger en het beheer van zijn (huishoud)geld zijn op orde.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is op geleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
2.2 Resultaatgebied ZL2 ‘Sociale redzaamheid in contact met anderen’
Resultaatgebied ZL 2 ‘Sociale redzaamheid in contact met anderen ’gaat over het onderhouden van sociale relaties, deelname aan sociale activiteiten en alle vaardigheden die nodig zijn om jezelf te presenteren, uit te drukken en voor jezelf op te komen.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is de burger kan in een sociale context een gesprek voeren en voor zichzelf opkomen.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
2.3 Resultaatgebied ZL3 ‘Zelf-oplossend vermogen en dagstructuur’
Resultaatgebied ZL3 ‘Zelf-oplossend vermogen en dagstructuur’ gaat over dat een burger zelf in staat wordt gesteld om zijn dag in te vullen, activiteiten te organiseren, zaken te plannen en inzicht heeft in de administratie.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de burger heeft voldoende regelvermogen, besluitvaardigheid en initiatief om zelfregie en dagstructuur te ontwikkelen en te behouden.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hier onderstaande criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
2.4 Resultaatgebied ZL4 ‘Werknemersvaardigheden’
Resultaatgebied ZL 4 ‘Werknemersvaardigheden’ gaat over de vaardigheden die een burger nodig heeft om in een werksituatie zichzelf te kunnen handhaven.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de burger beschikt over werknemersvaardigheden. Dit resultaat is onder verdeeld in de volgende sub resultaten:
Hier onderstaan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
Andere professionele zorg (meerdan1);bureau Jeugdzorg, SPV’er, verpleging/verzorging van Zvw, GGZ, dagbesteding, WSW,PV,HH(maatwerk), orthopedagoog, school maatwerk |
2.5 Resultaatgebied ZL5 ‘Onderhouden van een sociaal netwerk’
Resultaatgebied ZL5 ‘Onderhouden van een sociaal netwerk’ gaat over dat de burger in staat is om een actief sociaal netwerk op te bouwen en te onderhouden, rekening houdend met zijn eigen beperkingen.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is de burger beschikt over een betrokken en actief sociaal netwerk.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
Andere professionele zorg (meerdan1);bureau Jeugdzorg, SPV’er, verpleging/verzorging van Zvw, GGZ, dagbesteding WSW, PV, HH (maatwerk), orthopedagoog, school maatwerk |
3. Maatwerkvoorziening ‘Maatschappelijke Deelname’
In dit hoofdstuk worden de beoordelingscriteria voor de maatwerkvoorziening ‘Maatschappelijke Deelname’ nader uitgewerkt. Binnen de gemeente Tytsjerksteradiel is de maatwerkvoorziening ‘Maatschappelijke Deelname’ onderverdeeld in 3 resultaatgebieden:
Elk resultaatgebied is onderverdeeld in een te behalen resultaat, sub resultaten en 3complexiteiten (licht, midden en zwaar).
Om te beoordelen welke complexiteit het beste past bij de vraag van de burger dient onderzoek te worden gedaan naar volgende aspecten:
3.1 Resultaatgebied MD1 ‘Zinvolle dagbesteding’
Resultaatgebied MD 1 ‘Zinvolle dagbesteding’ gaat over het hebben van een zinvolle dagbesteding voor de burger, waarbij de mantelzorger –indien van toepassing– ontlast wordt.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de burger heeft een zinvolle dagbesteding. Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
3.2 Resultaatgebied MD2 ‘Zinvolle arbeidsmatige dagbesteding’
Resultaatgebied MD2 ‘Zinvolle arbeidsmatige dagbesteding’ gaat over het toe leiden van de burger naar een arbeidsmatige werkomgeving.
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de burger heeft een zinvolle dagbesteding met arbeidsmatig karakter.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
3.3 Resultaatgebied MD3 ‘Zinvolle educatieve dagbesteding’
Resultaatgebied MD 3 ‘Zinvolle educatieve dagbesteding’ gaat over het aanleren en vergroten van vaardigheden zodat de zelfredzaamheid en arbeidsmatige waarde van de burger wordt verhoogd
Het resultaat dat behaald dient te worden bij dit gebied is; de burger heeft een zinvolle en educatieve dagbesteding.
Dit resultaat is onderverdeeld in de volgende sub resultaten:
Hieronder staan de criteria benoemd die de complexiteit van de vraag beoordelen. De complexiteit is opgeleide van het aantal items dat je hebt aangekruist onder de categorieën licht, midden en zwaar. Waarbij gemotiveerd mag worden afgeweken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-98928.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.