Gemeenteblad van Steenwijkerland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenwijkerland | Gemeenteblad 2024, 9679 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenwijkerland | Gemeenteblad 2024, 9679 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) gemeente Steenwijkerland 2023
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Het college informeert de raad als zij verwacht, dat de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11 Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 12 Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Artikel 17 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de overheadkosten (ter grootte van de totale overheadskosten minus de direct toe te rekenen kosten) die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale begrote uitgaven van de begroting exclusief dotaties aan de reserves. Indien het BBV een andere wijze van berekening voorschrijft, wordt deze berekening overeenkomstig aangepast.
In afwijking van artikel 16, eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
Artikel 19 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rechten, de leges, de rioolheffing en de afvalstoffenheffing.
In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 22 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In dit artikel wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.
Artikel 23 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college biedt de raad ten minste eens in de 6 jaar een Nota onderhoud kapitaalgoederen aan. Deze nota geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt de Nota onderhoud kapitaalgoederen vast.
Het college biedt de raad ten minste eens in de 6 jaar een riool- en waterprogramma aan. Dit programma geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het riool- en waterprogramma vast.
Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken minimaal de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 29 Financiële organisatie
Het college draagt in ieder geval zorg voor:
Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder c. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Artikel 31 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
De raad en het college kunnen één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2023.
de griffier,
A. ten Hoff
de voorzitter,
J.H. Bats
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14
Een groot gedeelte van het gemeentelijke budget gaat naar zogenaamde investeringen. Kenmerkend bij een investering is dat de grootste uitgaven worden gedaan voor en tijdens de oplevering van het object. Deze uitgaven worden in de exploitatiebegroting verspreid over de gehele levensduur van het object. Dit wordt activeren genoemd.
Een investeringsbesluit betekent dus een meerjarige financiële verplichting (afschrijving en rente), waarbij de waarde van de investering als bezit tot uitdrukking komt op de gemeentelijke balans.
Voorbeelden hiervan zijn gebouwen, scholen, wegen en rioleringen. Ook investeringen in de bedrijfsvoering kunnen hieronder vallen, denk hierbij bijvoorbeeld aan vrachtauto’s en diverse duurdere machines.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) staan de regels hoe de gemeente verplicht moet omgaan met de diverse investeringen.
In artikel 212 van de Gemeentewet staat dat elke gemeente een financiële verordening moet hebben. Ook valt te lezen dat in de financiële verordening “regels voor de waardering en afschrijving van activa” moeten worden opgenomen.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0005416/2016-02-01#TiteldeelIV_hoofdstukXIV
Er is voor gekozen om de regels voor waardering en afschrijving van activa aan de verordening toe te voegen in de vorm van een bijlage.
In het BBV staan ook wettelijke regels met betrekking tot de gemeentefinanciën. De artikelen 59 tot en met 65 bevatten regels voor de waardering, activering en afschrijving van vaste activa.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0014606/2016-04-14
Met het oog op een juiste interpretatie van de regels doet de commissie BBV stellige uitspraken. Gemeenten zijn verplicht zich te houden aan deze uitspraken. Daarnaast doet de commissie aanbevelingen en publiceert een vraag- en antwoordrubriek op haar website.
Activa zijn de bezittingen van de gemeente. De waarde hiervan wordt uitgedrukt in euro’s en staan op de balans.
Immateriële activa bestaan uit:
Kosten verbonden aan het afsluiten van geldleningen worden niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie gebracht. |
Het activeren van immateriële kosten leidt tot hogere structurele lasten zonder dat hiervoor een materieel bezit tegenover staat. Van belang hierbij is dat een vooronderzoek op enig moment leidt tot een besluit om wel of om niet over te gaan tot realisatie van een actief.
In het BBV artikel 61 staan de volgende voorwaarden:
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:
Materiële vaste activa (MVA) zijn materiële bezittingen van de gemeente, die langdurig gebruikt worden. De gemeente heeft het economisch eigendom. Voorbeelden hiervan zijn het gemeentehuis, scholen, bedrijfsauto’s, computers en rioleringen. Hierbij wordt wel onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut.
MVA met economisch nut zijn investeringen die verhandelbaar zijn (gebouwen, bedrijfsauto’s), of inkomsten opleveren. Dit laatste geldt bijvoorbeeld voor investeringen in de riolering. Hiervoor wordt immers rioolrecht in rekening gebracht bij de burgers.
Gemeenten zijn verplicht om investeringen met een economisch nut te activeren.
Het criterium “maatschappelijk nut” is niet hetzelfde als “maatschappelijke functie”. Dat laatste geldt voor het overgrote deel van het gemeentelijk bezit. Voor de duidelijkheid hanteert het BBV in geval van maatschappelijk nut de extra toevoeging “in de openbare ruimte”. MVA in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut leveren geen inkomsten op, maar vervullen wel duidelijk een publieke taak. Het zijn investeringen in bijvoorbeeld wegen, water en groenvoorzieningen.
Gemeenten zijn verplicht om investeringen met een maatschappelijk nut te activeren.
Financiële vaste activa kennen de volgende indeling:
Leningen verstrekt aan derden, belangen in gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen en effecten worden gewaardeerd en op de balans opgenomen tegen de nominale waarde. |
Met “waardering” bedoelen we de administratieve waarde van een bezit. De waarde van een object bestaat uit de kosten die betaald zijn om het object aan te kopen / te verkrijgen of de kosten om het zelf te vervaardigen. Op deze “waardering” vindt jaarlijks afschrijving plaats die gelijk loopt met de waardedaling door veroudering en slijtage.
De aankoopprijs is de som van alle inkoopkosten exclusief verrekenbare of compensabele BTW, vermeerderd met de bijkomende kosten zoals bijvoorbeeld notariskosten en overdrachtsbelasting.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van gebruikte grond- en hulpstoffen, kosten van materialen, arbeid en overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. Voorbeelden hiervan zijn leges en verzekeringskosten tijdens de vervaardiging.
Artikel 63 van het BBV maakt het mogelijk dat indirecte kosten onderdeel kunnen uitmaken van de vervaardigingsprijs. Hiermee worden interne uren en toe te rekenen rente bedoeld. Interne uren die direct bijdragen aan de vervaardiging van een actief kunnen dus deel uit maken van de vervaardigingsprijs.
Kosten van interne uren die tot de normale bedrijfsvoering behoren worden niet geactiveerd en worden rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht.
Bijdragen van derden in activa bestaan bijvoorbeeld uit een bijdrage van Europa, het rijk, de provincie of andere instellingen. Deze bijdragen worden gebruikt als dekking en verlagen dus de financiële bijdrage van de gemeente in de investering.
Bijdragen van derden die een directe relatie hebben met een investering worden op de waardering daarvan in mindering gebracht (BBV artikel 62, lid 2). |
Tot en met het jaar 2016 was het toegestaan om een bijdrage uit een reserve in mindering te brengen op investeringen met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Vanaf 2017 is dit niet meer toegestaan. Het is wel toegestaan om een reserve te vormen voor de dekking van kapitaalasten, een zogenaamde ‘Activareserve’ of ‘Kapitaallastenreserve’ (zie hiervoor paragraaf 5.7).
Door diverse factoren kan de waarde van een actief stijgen of dalen. In beide gevallen komt dan de boekwaarde niet meer overeen met de actuele marktwaarde. De boekwaarde is het bedrag waarvoor een actief “in de boeken”/op de balans staat. Deze boekwaarde is vaak niet gelijk aan de marktwaarde. Bij een hogere marktwaarde zit er in het actief een overwaarde, die niet in de balans tot uitdrukking mag worden gebracht. Bij een marktwaarde lager dan de boekwaarde is het afhankelijk van de functie die het actief vervult.
Wordt besloten om een school (investering met een maatschappelijke functie) te verkopen dan verandert de maatschappelijke functie in bedrijfseconomische functie. Is de boekwaarde op het moment van het besluit hoger dan de marktwaarde, dan volgt een verplichte afwaardering.
Indien de boekwaarde van een actief met een bedrijfseconomische functie hoger is dan de marktwaarde is afwaardering dus verplicht, bij een maatschappelijke functie niet. Bestaande gebouwen met een maatschappelijke functie en met een boekwaarde boven de marktwaarde hoeven niet afgewaardeerd te worden.
Indien het actief niet meer in bezit is van de gemeente, bijvoorbeeld door verkoop, wordt de waarde van het actief in het desbetreffende boekjaar afgewaardeerd naar nihil.
Naast het wettelijk kader heeft de BBV-commissie in de nota ‘Verkrijging en onderhoud van kapitaalgoederen’ een uitwerking gemaakt van de regelgeving rondom investeringen. In deze notitie geeft de commissie drie categorieën aan waarbinnen de investeringen worden onderverdeeld.
Het BBV kent geen bepalingen op grond waarvan groot onderhoud geactiveerd kan worden. In de praktijk blijkt dat het onderscheid tussen groot onderhoud en een investering niet altijd helder is. Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt in onderstaande tabel dit onderscheid verduidelijkt:
(Groot)onderhoud is niet levensduur verlengend en mag derhalve niet worden geactiveerd. De kosten daarvan komen rechtstreeks ten laste van de exploitatie of van een onderhoudsvoorziening op basis van een beheerplan (met het oog op gelijkmatige spreiding van de lasten).
Door investeringen te activeren, kunnen de kosten ervan verdeeld worden over de levensduur van het object. Elk jaar wordt een deel van de kostprijs afgeschreven. Op die manier houdt de waardedaling van het actief gelijke tred met de waardevermindering door slijtage en veroudering.
De hoogte van de jaarlijkse afschrijving wordt o.a. bepaald door de volgende factoren:
Op grond mag overigens niet afgeschreven worden. Immers, deze veroudert of slijt niet.
Afschrijvingen moeten wel geschieden onafhankelijk van het bedrijfsresultaat in een bepaald boekjaar. Het is dus niet toegestaan om extra af te schrijven op een actief.
Er is een keuze tussen twee afschrijvingsmethoden: lineair of annuïtair. Het BBV schrijft niet voor welke van de twee gebruikt moet worden. Als een keuze eenmaal is gemaakt moet die consequent gevolgd worden.
Bij de lineaire afschrijvingsmethode dalen de kapitaallasten van jaar tot jaar. Het afschrijvingsbedrag blijft jaarlijks even hoog, maar doordat de boekwaarde daalt, nemen de rentelasten af.
Over het geheel genomen geeft deze methode de minste lasten. Dit komt doordat de rentecomponent in totaliteit kleiner is dan bij de annuïtaire afschrijvingsmethode. De lineaire afschrijvingsmethode past bij:
Bij de annuïtaire afschrijvingsmethode blijven de kapitaallasten jaarlijks gelijk gedurende de gehele economische levensduur. In de beginjaren blijft de boekwaarde hoog. Dit geldt ook voor de rentelasten. Hier staat tegenover dat in het begin de afschrijving laag is, maar gedurende de economische levensduur toeneemt.
Door de gelijkblijvende lasten past deze afschrijving het best bij objecten die structureel opbrengsten genereren.
Veel gemeenten passen de lineaire afschrijvingsmethode toe op basis van de volgende overwegingen:
Wij hanteren de lineaire afschrijvingsmethode, tenzij de annuïtaire methode op basis van externe regelgeving verplicht is voorgeschreven. |
De commissie BBV adviseert om investeringen waarvan is voorgeschreven dat deze geactiveerd moeten worden uiterlijk aanvangen op het moment dat de investering in gebruik wordt genomen. Hierbij is het toegestaan om te kiezen voor het gehele jaar, halverwege het jaar of het jaar volgend op het jaar van ingebruikname.
Bij investeringen (met een economische- of maatschappelijke waarde) wordt gestart met afschrijven op 1 januari van het jaar waarin de investering gereed is of in gebruik wordt genomen. |
De componentenbenadering is een afschrijvingsmethode voor vaste activa die uit meerdere onderdelen zijn samengesteld. De verschillende delen gaan niet allemaal even lang mee. Daarom is het toegestaan om een actief onder te verdelen in diverse componenten, waarbij elke component een andere afschrijvingstermijn krijgt. De componentenbenadering wordt bijvoorbeeld toegepast bij rioolgemalen en gebouwen. Bij de aanleg is veelal sprake van een technische component, die veel eerder vervangen dient te worden.
Overigens doet de BBV-commissie de aanbeveling om de uitsplitsing van activa in verschillende componenten uit praktische overwegingen te beperken.
Bij investeringen waarbij vooraf een duidelijke splitsing kan worden aangebracht tussen verschillende afschrijvingstermijnen wordt de componentenbenadering toegepast. |
Vervroegde afschrijving, op materiële vaste activa met economisch nut vindt alleen plaats op basis van de gewijzigde verwachting met betrekking tot de technische en / of economische levensduur (herwaardering). Hiervoor is instemming van het college nodig. Vervroegde afschrijving is iets anders dan afwaardering. Deze is verplicht indien het actief met bedrijfseconomische functie een te hoge boekwaarde heeft (zie 4.3.1).
Een andere vorm van ´eigendom` is het leasen van goederen. Leasen is geen wettelijk omschreven begrip. Vele leasecontracten zijn juridische huurcontracten. Leasecontracten in de vorm van huurkoop of die naar strekking huurkoop zijn, komen eveneens voor.
De volgende twee vormen worden onderscheiden:
Ten aanzien van de balanswaardering en afschrijving geldt:
Indien uit het geheel van contractvoorwaarden blijkt dat sprake is van financiële lease, dient het gehuurde te worden geactiveerd. Er is sprake van economisch, maar niet van juridisch eigendom. In de praktische uitvoering betekent dit dat de som van de gedurende de resterende looptijd jaarlijks te betalen leasetermijnen als schuld wordt opgenomen tegenover de activa-post. Op de vaste activa die geleased zijn wordt volgens de normale regels afgeschreven.
Tot en met het jaar 2016 was het toegestaan om investeringen van maatschappelijk nut ten laste van een reserve te brengen. Met de wijziging van het BBV ten aanzien van deze activeringen ontstaan er hogere kapitaallasten die beslag leggen op het saldo van de begroting. Om deze uitzetting tegen te gaan is het toegestaan om de kapitaallasten van het actief voor de gehele levensduur te storten in een “Activareserve” en deze structureel in te zetten voor de kapitaallasten. Hiermee wordt voorkomen dat de kapitaallasten van de investering ten laste komen van het meerjarig begrotingssaldo. Nadeel van deze mogelijkheid is dat er na de volledige afschrijvingstermijn geen budget vrijvalt om vervanging van het actief financieel af te dekken.
Alle investeringen met maatschappelijk nut worden geactiveerd en er wordt op dit moment geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het instellen van een activareserve. |
De balans, inclusief toelichting, verstrekt informatie over de bezittingen en de schulden van de gemeente aan het eind van een kalenderjaar. In de toelichting zijn we verplicht om aandacht te besteden aan de methoden en de termijnen die bij de afschrijvingen zijn gehanteerd.
Op basis van de uitgangspunten die in de vorige hoofdstukken zijn beschreven, zijn de volgende richtlijnen geformuleerd. De ingangsdatum van de nieuwe richtlijnen is 1 januari 2023.
De richtlijnen zijn niet van toepassing op investeringen die vóór 1 januari 2023 zijn gedaan, tenzij het college daar afzonderlijk toe besluit.
Als afschrijvingsmethode wordt gekozen voor de lineaire afschrijvingsberekening. Een uitzondering wordt gemaakt voor onderdelen waarbij door derden een andere methode van afschrijven voorgeschreven is (bijv. rijksvoorschriften) of waarbij product- / project-financiering een andere methode vereist in verband met tariefberekeningen. Dit laatste kan slechts nadat dit door het college wordt besloten.
Investeringen beneden een bedrag van € 20.000 worden niet geactiveerd. De mogelijkheid bestaat dat in één jaar meerdere soortgelijke (kleine) investeringen worden gedaan. Gedacht kan worden aan: meubilair, koffieautomaten en dergelijke. In dat geval worden de afzonderlijke investeringen bij elkaar opgeteld en beoordeeld voor de vraag of activering plaats moet vinden. Voorbeeld: de aanschaf van 1 koffieautomaat van € 5.000 wordt niet geactiveerd; de aanschaf van 5 automaten voor in totaal € 25.000 wordt wel geactiveerd (mits dit in één en hetzelfde jaar plaatsvindt).
Op investeringen in (onder)grond wordt met uitzondering van de grond 1 onder wegen, de afschrijving op nihil gesteld. Als gevolg van het geringe risico van functionele en technische veroudering ontbreekt de noodzaak.
De afschrijving op een actief start op 1 januari van het jaar waarin het in gebruik wordt genomen of gereed is. Voor op zichzelf staande investeringen die als groep geactiveerd worden (bijvoorbeeld hardware), is een gesplitste start van de afschrijving mogelijk als het betreffende onderdeel al in gebruik is genomen of gereed is.
Afschrijvingstabel behorende bij de regels voor waardering en afschrijving van activa
In deze tabel zijn de afschrijvingstermijnen opgenomen naar soort van investering. Op immateriële activa en investeringen beneden de € 20.000 (totaalbedrag per jaar) wordt niet afgeschreven.
Voor materiële activa die niet in deze tabel zijn opgenomen, stelt het college de afschrijvingstermijn vast.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-9679.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.