Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie 2024 gemeente Maashorst

Het College van burgemeester en wethouders

 

b e s l u i t

 

vast te stellen

 

De beleidsregels Sociaal Medische Indicatie 2024 gemeente Maashorst

Artikel 1. Begripsbepaling.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst.

  • b.

    Kinderopvang: overkoepelende term die wordt gebruikt voor alle opvangmogelijkheden voor kinderen, zoals Kinderdagverblijf (KDV), Peuteropvang (POV), Buitenschoolse Opvang (BSO), Voorschoolse Opvang (VSO), Tussenschoolse Opvang (TSO) en gastouder.

  • c.

    Kinderopvangtoeslag (KOT): een tegemoetkoming voor ouders in de kosten van de kinderopvang.

  • d.

    Gespreksverslag: Het college verstrekt de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden in het onderzoek meegenomen.

  • e.

    Keukentafelgesprek: een persoonlijk gesprek met een ambtenaar/ consulent vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of de Jeugdwet.

  • f.

    Preventie team jeugd; Het preventie team is een laagdrempelige preventieve voorziening in de gemeente Maashorst. De leden van het Preventie Team Jeugd zijn herkenbare aanspreekpunten voor jongeren en hun ouders in Maashorst. Zij zijn aanwezig in de directe omgeving voor opvoed- en opgroeivragen.

  • g.

    Ouder; voor de leesbaarheid van dit stuk wordt de term ‘ouder’ gebruikt. Daar waar ouder staat, wordt ouder(s)/ wettelijk verzorger(s) bedoeld.

  • h.

    VE; Voorschoolse educatie; Voorschoolse educatie is voor peuters van 2,5 tot 4 jaar die baat hebben bij extra ondersteuning in hun ontwikkeling. Dit draagt bij aan een goede start op de basisschool. Peuters kunnen alleen gebruik maken van het aanbod van voorschoolse educatie met een indicatie van de GGD.

Artikel 2. Doel van de beleidsregels.

Het doel van de beleidsregels is om gezinnen, die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en vanwege een sociale of medische situatie in een lastige positie zitten, (tijdelijk) in staat te stellen om gebruik te maken van kinderopvang. De eigen verantwoordelijkheid van ouders voor opvang van hun kind(eren) ligt ten grondslag aan deze beleidsregels.

Artikel 3. Doelgroep.

Deze beleidsregels zijn van toepassing op een ouder met een kind of meerdere kinderen in de leeftijd tot 12 jaar, die volgens de gemeentelijke basisadministratie woonachtig is in de gemeente Maashorst, en:

  • 1.

    waarbij de ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    waarbij de ouder in een situatie verkeert waarbij er door sociale en/of medische omstandigheden tijdelijk ondersteuning nodig is voor de zorg van het kind welke niet gegeven kan worden door ouder(s) dan wel omgeving. Of waarbij meervoudige gezinsproblematiek een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind in de weg staat.

  • 3.

    waarbij kinderopvang een functie kan vervullen bij het opheffen of verminderen van de crisissituatie in de thuissituatie en daarom noodzakelijk is voor het bevorderen van een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.

  • 4.

    waarbij beide gezaghebbende ouders aantoonbaar niet zelf in de (kinder)opvang kunnen voorzien en waarbij geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening of het eigen netwerk.

Artikel 4. Aanspraak op een tegemoetkoming.

  • 1.

    Een ouder kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie indien:

    • a.

      het college op grond van het gespreksverslag kan vaststellen in welke mate de ouder in aanmerking komt voor een tegemoetkoming in deze kosten en;

    • b.

      het kinderopvang betreft die geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP), en;

    • c.

      uitgegaan wordt van de goedkoopste en meest adequaat mogelijke vorm van kinderopvang binnen de eigen gemeentegrenzen.

Artikel 5. Vaststellen van recht en noodzaak.

  • 1.

    Het college stelt op basis van een hulpvraag die door ouder gesteld wordt bij de toegang Sociaal Domein vast of er sprake is van een persoon zoals bedoeld in Artikel 3.

  • 2.

    Ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van kinderopvang heeft het college een gespreksverslag nodig van het team uitvoerend beleid.

  • 3.

    Na onderzoek stelt het college de tegemoetkoming kinderopvang vast en toetst dit aan de hand van een specificatie van de feitelijke kosten.

  • 4.

    Het college kan, periodiek dan wel op elk moment, een onderzoek instellen naar de noodzaak en de rechtmatigheid van de tegemoetkoming kinderopvang.

Artikel 6. Aanvraag.

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een ouder bij het college worden gemeld;

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een (keukentafel)gesprek;

  • 3.

    De ouder dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen;

  • 4.

    Een gesprek met de ouder, eventuele hulpverlening en familie maakt deel uit van het onderzoek.

  • 5.

    Het college wijst de ouder dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag te doen;

  • 6.

    Een ondertekend gespreksverslag wordt beschouwd als een aanvraagformulier;

  • 7.

    Een aanvraag kan pas gedaan worden nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding;

  • 8.

    Er volgt een beslistermijn van twee weken;

  • 9.

    Het besluit wordt schriftelijk middels een beschikking medegedeeld.

Artikel 7. Weigeringsgrond.

  • 1.

    Het college weigert de tegemoetkoming indien:

    • a.

      de aanvraag niet compleet is en na de hersteltermijn wederom incompleet blijkt;

    • b.

      er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • c.

      het eigen netwerk van de inwoner in staat is op een veilige manier opvang te bieden;

    • d.

      de opvang niet noodzakelijk is;

  • 2.

    Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      Ouders die onder de Wet Kinderopvang vallen;

    • b.

      Ouders die gebruik kunnen maken van andere adequate (opvang) voorzieningen.

    • c.

      Peuteropvang en Voorschoolse Educatie.

Artikel 8. Periode en omvang van de tegemoetkoming.

  • 1.

    De tegemoetkoming geldt voor maximaal negen maanden. Tijdens deze negen maanden moet er door de ouder(s) en hulpverlening/preventieteam een plan worden gemaakt om de situatie waarvoor de indicatie is afgegeven structureel te verbeteren. In het gespreksverslag worden doelstellingen opgenomen waaraan gewerkt gaat worden.

  • 2.

    Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming met maximaal zes maanden worden verlengd. Uit het opgestelde plan moet blijken waarom deze noodzaak er is.

  • 3.

    De tegemoetkoming is gemaximeerd op;

    • a.

      Maximaal 4 dagdelen voor kinderen van 0-4 jaar

    • b.

      Maximaal 2 dagdelen voor kinderen van 4 tot 13 jaar

    • c.

      Maximaal 4 dagdelen voor kinderen van 4 tot 13 jaar in de schoolvakanties.

  • 4.

    Vanuit de tegemoetkoming kan indien noodzakelijk het dagdeel POV of VE aangevuld worden met losse uren om een dagdeel vol te maken

  • 5.

    Bij zeer nijpende situaties kan de tegemoetkoming de POV/VE aanvullen tot max 6 dagdelen.

    • a.

      4 dagdelen VE + 2 dagdelen tegemoetkoming = max 6 dagdelen

      of

    • b.

      2 dagdelen POV + 4 dagdelen tegemoetkoming = max 6 dagdelen

Artikel 9. Inhoud van de beschikking.

  • 1.

    Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

    • a.

      De naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      De naam en vestigingsplaats van de kinderopvang waar de opvang plaatsvindt.

    • c.

      De periode van de kinderopvang per kind waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

    • d.

      Het maximaal toegekende bedrag per uur / maand of andere periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend en de wijze waarop dit berekend is;

    • e.

      De wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

    • f.

      De verplichtingen van de ouder;

    • g.

      Het aantal in te zetten uren van de kinderopvang;

    • h.

      De grond waarop de tegemoetkoming wordt verstrekt.

Artikel 10. Inlichtingenplicht.

  • 1.

    De ouder informeert het college onmiddellijk en uit eigen beweging schriftelijk over inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking ervan.

  • 2.

    De ouder verstrekt op verzoek van het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 11. Beperking tegemoetkoming en terugvordering.

  • 1.

    De tegemoetkoming kan worden ingetrokken afwijkend van het door het college vastgestelde besluit indien:

    • a.

      De ouder niet voldoet aan de verplichtingen;

    • b.

      De ouder of het kind niet meer woonachtig is gemeente Maashorst;

    • c.

      De ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;

    • d.

      De sociaal medische indicatie komt te vervallen.

  • 2.

    Het college kan de tegemoetkoming terugvorderen van de ouder op de volgende gronden:

    • a.

      De hoogte van de bijdrage is vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledig verstrekte inlichtingen door de ouder en de ouder had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat de bijdrage geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitbetaald:

    • b.

      De ouder heeft zonder geldige reden en zonder toestemming van het college niet of niet volledig gebruik gemaakt van de kinderopvang.

Artikel 12. Hardheidsclausule.

  • 1.

    Mochten zich onvoorziene omstandigheden of ontwikkelingen voordoen die tot onevenredige nadelige situaties leiden, dan kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van hetgeen in artikel 8 is bepaald.

Artikel 13. Citeertitel en inwerkingtreding.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ”Beleidsregels Sociaal Medische Indicatie gemeente Maashorst 2024” en treden na publicatie met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 februari 2024

Uden, 14 februari 2024

Burgemeester en wethouders van gemeente Maashorst,

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Naar boven