Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enkhuizen 2024

De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Enkhuizen;

 

ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 juli 2023;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enkhuizen 2024

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtelijk hoorder: door het college aangewezen persoon die bevoegd is om bezwaarschriften te behandelen;

  • b.

    ambtelijk horen: horen door de ambtelijk hoorder;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    bestuursorgaan: gemeentelijk orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen: de raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester en/of de leerplichtambtenaar van de gemeente Enkhuizen;

  • e.

    bezwaarmaker: indiener van een bezwaarschrift;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • g.

    commissie: externe adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb;

  • h.

    lid: een lid van de commissie;

  • i.

    secretaris: een door het college aangewezen ambtenaar;

  • j.

    SED organisatie: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijk regeling SED organisatie;

  • k.

    voorzitter: voorzitter van de commissie.

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

Het ingediende bezwaarschrift wordt geregistreerd met de datum van ontvangst en wordt zo spoedig mogelijk door de ambtelijk hoorder in behandeling genomen.

 

Paragraaf 2. Informele afhandeling en ambtelijk horen

Artikel 3. Ambtelijk hoorder en informele behandeling

  • 1.

    De ambtelijk hoorder wordt door het college aangewezen. Het college wijst minimaal twee ambtelijk hoorders aan.

  • 2.

    De ambtelijk hoorder onderzoekt ten aanzien van alle ingediende bezwaarschriften of deze informeel kunnen worden afgehandeld alvorens deze bezwaarschriften verder in behandeling te nemen.

  • 3.

    De informele aanpak start door kort na binnenkomst van het bezwaarschrift hierover contact op te nemen met de bezwaarmaker en behandelaar van het primaire besluit.

  • 4.

    Als het bezwaar in der minne wordt geschikt, legt de ambtelijk hoorder de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt het bestuursorgaan zo nodig een nieuw besluit.

Artikel 4. Ambtelijk horen

  • 1.

    Het college kan categorieën van bezwaarschriften aanwijzen waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.

  • 2.

    Door ten minste twee ambtelijk hoorders wordt bepaald of het horen in de zaak ambtelijk plaatsvindt.

  • 3.

    Indien de ambtelijk hoorders bepalen dat het horen niet ambtelijk plaatsvindt, stelt de ambtelijk hoorder het bezwaarschrift in handen van de secretaris van de commissie.

  • 4.

    In zaken waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt, bepaalt de ambtelijk hoorder de locatie, het tijdstip en de wijze waarop het horen plaatsvindt.

 

Paragraaf 3. Commissie

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften.

  • 2.

    De commissie is belast met het horen en adviseren over de volledige heroverweging van bestreden besluiten.

  • 3.

    De commissie is in ieder geval belast met de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten welke zijn genomen door de gemeenteraad.

  • 4.

    De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften waarvan is bepaald dat het horen ambtelijk wordt afgedaan en ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:

    • a.

      Algemene wet inzake rijksbelastingen of de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      een gemeenschappelijke regeling die tot stand is gekomen met het oprichten van een openbaar lichaam (mede) door het bestuursorgaan;

    • c.

      Besluitvorming Participatiewet welke gedelegeerd is aan de gemeenschappelijke regeling Werksaam.

  • 5.

    De commissie bereidt de beslissing niet voor van bezwaren die kennelijk niet-ontvankelijk danwel kennelijk ongegrond zijn.

  • 6.

    Als de bezwaarmaker en het bestuursorgaan beide willen afzien van het horen door de commissie en de belangen van derden niet onevenredig geschaad worden, kan het bestuursorgaan besluiten dat het horen ambtelijk plaatsvindt.

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit een voorzitter en tenminste twee leden.

  • 2.

    De voorzitter, leden en de plaatsvervangende voorzitter worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 7. Commissievergoeding

  • 1.

    Voor hun werkzaamheden ontvangen de leden en de voorzitter van de commissie een vergoeding.

  • 2.

    Het college stelt de hoogte van de vergoeding en wijze waarop deze wordt verstrekt vast.

Artikel 8. Secretaris

  • 1.

    De secretaris zorgt voor ambtelijke ondersteuning van de commissie.

  • 2.

    Eén of meer secretarissen worden door het college aangewezen.

  • 3.

    De secretaris regelt zelf eventuele vervanging bij afwezigheid.

Artikel 9. Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter en leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar.

  • 2.

    De voorzitter en leden kunnen één keer herbenoemd worden voor een termijn van vier jaar.

  • 3.

    De voorzitter en leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het college.

  • 4.

    De aftredende of ontslagnemende voorzitter en leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

De secretaris oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:

  • a.

    verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid Awb);

  • b.

    stellen van een termijn aan de bezwaarmaker (artikel 6:6 Awb);

  • c.

    verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17 Awb);

  • d.

    ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan een belanghebbende (artikel 7:4, tweede lid Awb);

  • e.

    al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6 vierde lid Awb).

Artikel 11. Voorbereiding hoorzitting

  • 1.

    De secretaris bepaalt de locatie, het tijdstip en de wijze waarop het horen plaatsvindt waarbij bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De secretaris nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting uit.

  • 3.

    Binnen vijf werkdagen na de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de secretaris verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 4.

    De beslissing van de secretaris op dit verzoek wordt binnen vijf werkdagen na ontvangst van dit verzoek aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

  • 5.

    De secretaris bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het tweede tot en met vierde lid.

  • 6.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.

Artikel 12. Onpartijdigheid leden

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 13. Quroum

  • 1.

    Voor het houden van een zitting is vereist dat er tenminste twee leden, onder wie in elke geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

  • 2.

    Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervanger is het vereist, dat twee leden aanwezig zijn, waarbij het lid dat door de commissie als zodanig is aangewezen fungeert als waarnemend voorzitter.

  • 3.

    Het derde, niet aanwezige lid, is wel betrokken bij de advisering.

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid vindt de hoorzitting achter gesloten deuren plaats voor wat betreft de volgende zaken:

    • a.

      zaken op het gebied van persoonlijke dan wel familiare aard;

    • b.

      zaken op het gebied van medische aard;

    • c.

      zaken op het gebied van financiële aard.

  • 3.

    De deuren kunnen voorts worden gesloten als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 4.

    Als de commissie naar aanleiding van het derde lid beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 15. Verslaglegging

  • 1.

    Het verslag, bedoeld in artikel 7:7 van de Awb, bevat de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

  • 2.

    Het verslag kan bestaan uit een digitale geluidsopname van de hoorzitting of een schriftelijk verslag van de hoorzitting die in een zaak heeft plaatsgevonden of een zakelijke weergave van de hoorzitting verwerkt in de beslissing op bezwaar.

  • 3.

    Indien de zitting geheel of gedeeltelijk in beslotenheid plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overlegde bescheiden, die bij het bezwaardossier worden gevoegd.

Artikel 16. Nader onderzoek

  • 1.

    De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen als zij dit na afloop van de hoorzitting wenselijk acht.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan toegezonden.

  • 3.

    De bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tot één week na verzending van de nadere informatie schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt.

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat, voor zover mogelijk, een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 18. Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt met het verslag, en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2.

    Als naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de belanghebbenden een afschrift.

Artikel 19. Jaarverslag

De commissie brengt jaarlijks aan het bestuursorgaan verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

 

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enkhuizen 2024.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Enkhuizen in de openbare raadsvergadering van 26 september 2023.

De raad voornoemd,

de griffier,

P.T.J. Pels

de voorzitter,

E.A. van Zuijlen

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen op

26 september 2023,

de burgemeester,

E.A. van Zuijlen

de secretaris,

N.A. Hellingman-Kuiper

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Enkhuizen 26 september 2023,

De burgemeester,

E.A. van Zuijlen

Toelichting  

Algemeen

Deze verordening geeft een kader voor de behandeling van bezwaarschriften. Het contact met burger staat hierbij centraal. De verordening bevat bepalingen over de informele aanpak, het ambtelijk horen en het horen door een commissie. Het uitgangspunt is formele behandeling van bezwaren waar het moet en informele behandeling waar het kan.

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

Bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Onder bestuursorgaan wordt hier verstaan een orgaan van de gemeente dat een besluit heeft genomen waartegen bezwaar wordt gemaakt. De raad, het college en de burgemeester zijn gemeentelijke bestuursorganen die besluiten kunnen nemen waartegen bezwaar kan worden ingediend (zie artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb). Deze verordening geldt dus voor al deze gemeentelijke bestuursorganen.

 

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

De registratie van het bezwaarschrift met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 van de Awb bepaalt dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd. De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).

 

Artikel 3. Informele behandeling en ambtelijk hoorder

Eerste lid

De ambtelijk hoorder of ambtelijk hoorders worden door het college aangewezen en zijn belast met de behandeling van bezwaarzaken.

 

Tweede en derde lid

Na het eerste contact met de bezwaarmaker, zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit en de reden waarom bezwaar is gemaakt. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker als de voorbereider van het bestreden besluit contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het bezwaar (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift wordt gelegd. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift dan hoeft het bezwaarschrift niet verder in behandeling te worden genomen en kan het informeel worden afgedaan. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

 

Vierde lid

Als tijdens het informele contact blijkt dat een nieuw besluit wenselijk is, dan worden hierbij de belangen van derde belanghebbenden in acht genomen.

 

Beslistermijnen

Het bestuursorgaan moet op het bezwaarschrift beslissen binnen zes weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). Als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld, is de beslistermijn twaalf weken. De beslistermijn kan worden verdaagd (uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan maximaal zes weken worden verdaagd, maar verdere verdaging van de beslistermijn is mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).

Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt, maar het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie ook de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.

 

Artikel 4. Ambtelijk horen

Belanghebbenden (de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden) moeten worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen kan van het horen worden afgezien.

 

Eerste en tweede lid

Niet elke gemeente kiest voor behandeling van bezwaarschriften door een (onafhankelijke externe) commissie. Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid dat het college bepaalde categorieën van bezwaarschriften aanwijst, waarbij ambtelijk wordt gehoord. Voor het ambtelijk horen gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de Awb. Hoe het horen wordt vormgegeven is grotendeels aan degene(n) die horen zelf. Er kan voor worden gekozen om fysiek te horen, maar telefonisch of digitaal horen is ook mogelijk. Hierbij is het wel vereist dat alle betrokkenen hiermee instemmen. Als het om een openbare hoorzitting gaat, ligt telefonisch horen niet voor de hand.

Van het horen moet een verslag worden gemaakt (artikel 7:7 van de Awb). De Awb bepaalt niet hoe het verslag van het horen moet worden vormgegeven en hoe uitgebreid het moet zijn. Het verslag kan onderdeel zijn van de beslissing op het bezwaarschrift, een afzonderlijk verslag of een digitale geluidsopname.

 

Vierde lid

Door de ambtelijk hoorder wordt de wijze waarop, de locatie en het tijdstip van het horen bepaald.

 

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, mededeling dat de commissie zal adviseren aan bezwaarmaker, wijze van horen, uitnodiging bestuursorgaan en uitbrengen van het advies.

 

Derde lid

Besluiten welke zijn genomen door de raad worden in ieder geval behandeld door de commissie.

 

Vierde en vijfde lid

Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie.

 

Zesde lid

Als het bestuursorgaan het bezwaarschrift alsnog aan de commissie wil voorleggen, kan het bevoegde bestuursorgaan hiertoe besluiten. Het is verstandig om deze beslissing goed te motiveren zodat de commissie en de betrokken partijen weten waarom hiertoe is besloten.

 

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

Raadsleden en burgemeester en wethouders mogen geen lid zijn van de commissie. Zie artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Eerste lid

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb). Het aantal leden dat naast de voorzitter deel uitmaakt van de commissie moet tenminste twee zijn, maar dit kunnen er ook meer zijn. De Awb laat het aan het bestuursorgaan zelf of de leden deel uitmaken van en werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan of dat een of meerdere leden uit externen bestaan.

 

Tweede lid

Het college is bevoegd om de voorzitter, plaatsvervangende voorzitter en leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuursorgaan onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door het college) mogelijk.

 

Artikel 7. Commissievergoeding

Het college heeft de bevoegdheid om de hoogte van de vergoeding en de wijze waarop deze wordt verstrekt vast te stellen. De hoogte van de vergoeding ligt rond het landelijk gemiddelde.

 

Artikel 8. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden. Er kan uiteraard ook voor worden gekozen om meerdere secretarissen aan te wijzen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als de commissie uit meerdere kamers bestaat.

 

Artikel 9. Zittingsduur

Vierde lid

Het is voor van de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

Dit artikel regelt bevoegdheden die zelfstandig door de secretaris kunnen worden uitgeoefend.

 

Artikel 12. Onpartijdigheid leden

Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.

 

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

Eerste lid

Hier is vastgelegd dat het uitgangspunt is dat de hoorzitting openbaar is. Niet is vereist dat de gehele commissie hoort. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Zie artikel 7:13, derde lid, van de Awb.

 

Tweede lid

De raad kan bij verordening bepaalde zaken van de openbaarheid van de hoorzitting uitzonderen.

 

Derde en vierde lid

Hier wordt geregeld dat als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of als een belanghebbende daartoe een verzoek doet, de hoorzitting (in aanvulling op het tweede lid) mogelijk achter gesloten deuren zal kunnen plaatsvinden. De Awb bepaalt dat de (gehele) commissie over de openbaarheid van de hoorzitting beslist, en hiermee samenhangend ook de geheimhouding van stukken (zie de artikelen 7:13, vierde lid, in samenhang met 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid, van de Awb). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door (enkel) de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend (Kamerstukken 21 221, nr. 3, p. 155).

 

Artikel 15. Verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De vorm en de inhoudelijke vereisten van het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.

Het bepaalde in het eerste lid strekt niet zo ver dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Dit is ook niet wenselijk gelet op de bepalingen van de Algemene verordening gegevensbescherming. Enkel de noodzakelijk persoonsgegevens mogen in het verslag worden opgenomen. Noodzakelijk is in ieder geval dat uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.

Artikel 7:13, zesde lid, van de Awb bepaalt dat het schriftelijke advies van de commissie het verslag van het horen bevat. Hieruit volgt dat het verslag uiterlijk bij het uitbrengen van het advies moet zijn opgesteld. Niet is vereist dat het verslag schriftelijk is opgesteld. De Awb bepaalt ook niet dat het verslag aan de betrokkenen moet worden toegezonden. Dit is echter wel wenselijk.

 

Artikel 16. Nader onderzoek

Eerste lid Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden, het is aan commissie zelf hoe dit onderzoek vorm te geven. Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen.

 

Derde lid Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).

 

Artikel 17. Raadkamer en advies

Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en beslissen, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 6.

Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het is niet vereist dat de gehele commissie hoort. Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en voor zover mogelijk een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.

 

Artikel 18. Uitbrengen advies en verdaging

Eerste lid

In de bezwaarschriftprocedure maakt het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht (artikel 7:13, zesde lid, van de Awb).

 

Tweede en derde lid

De termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, bedraagt twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 van de Awb). Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “beslistermijnen”.

Het tweede lid van artikel 17 schrijft voor dat de voorzitter tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen, als hij voorziet dat de termijn van twaalf weken niet wordt gehaald. Mocht de commissie ondanks de verdaging door het bestuursorgaan niet tijdig een advies (kunnen) uitbrengen en er geen verder uitstel mogelijk is, dan moet het bestuursorgaan beslissen zonder het advies van de commissie en alsnog zelf horen.

Het besluit moet aan zowel de commissie als belanghebbenden worden bekendgemaakt.

 

Artikel 19. Jaarverslag

De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, enz.), of het bestuursorgaan al dan niet overeenkomstig het advies heeft besloten, in welke gevallen beroep is ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval een klacht is ingediend tegen de commissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.

Naar boven