Gemeenteblad van Heerenveen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerenveen | Gemeenteblad 2024, 80791 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heerenveen | Gemeenteblad 2024, 80791 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Participatieverordening gemeente Heerenveen 2023
De Raad van de gemeente Heerenveen;
gelezen het voorstel van het college burgemeester en wethouders van 28 november 2023, gelet op artikel 108, tweede lid juncto artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet,
gelet op artikel 6, tweede lid van de Participatiewet,
gelet op artikel 8a, eerste lid, onderdelen a, c, d en e van de Participatiewet, besluit vast te stellen de volgende verordening:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Participatiewet, inclusief het bepalen en aanbieden van door het college noodzakelijk geachte voorzieningen, waaronder de proefplaatsing als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel h van de Participatiewet;
Deze verordening richt zich op het bieden van ondersteuning aan personen die tot de doelgroep behoren bij het participeren op het voor de individuele persoon hoogst haalbare niveau op de participatieladder.
Het college biedt de meest adequate voorziening aan, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Het college houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het pva, bedoeld in artikel 44a van de Participatiewet.
Bij de toepassing van het vorige lid besteedt het college in ieder geval aandacht aan de afstand tot de arbeidsmarkt en de wijze waarop rekening wordt gehouden met de zorgtaken, waaronder begrepen de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar en het noodzakelijkerwijs verrichten van mantelzorg.
HOOFDSTUK 2. PARTICIPATIE ALGEMEEN
Artikel 5. Ondersteuning en voorzieningen
Een persoon kan na bemiddeling op een vacature of op een bab gedurende twee maanden op proef worden geplaatst met behoud van uitkering, op voorwaarde dat de werkgever de persoon aansluitend voor minimaal zes maanden een contract aanbiedt. Deze periode van twee maanden kan indien nodig éénmalig worden verlengd met maximaal vier maanden.
Persoonlijke ondersteuning bij werk
Het college besluit op basis van individueel maatwerk, de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning bij werk. De in te zetten persoonlijke ondersteuning wordt bepaald op basis van de individuele behoefte en mogelijkheden van personen met een beperking. De persoonlijke ondersteuning wordt voor maximaal twee jaar ( met de mogelijkheid van een jaar verlenging) ingezet. Deze verlengingsperiode kan in uitzonderingsgevallen worden gecontinueerd.
Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig of met openbaar vervoer naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.
Noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap
Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.
HOOFDSTUK 3. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT IN DE PARTICIPATIEWET OPGENOMEN VOORZIENINGEN
Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie
Bij de vaststelling van de loonwaarde is er sprake van een werkplek, waarop het werktempo, kwaliteit en inzetbaarheid van de persoon wordt vergeleken met een werknemer die de functie middels volledige loonwaarde invult. Op basis van de uitkomst van de loonwaardemeting wordt de loonkostensubsidie vastgesteld.
Artikel 8. Aanvraagproces loonkostensubsidie
Het college neemt bij het verstrekken van loonkostensubsidie, het landelijk ontwikkelde preferent werkproces loonkostensubsidie in acht.
Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk
Een persoon met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking, dan wel een combinatie van genoemde beperkingen, die een zodanige mate van begeleiding op en aanpassingen van de werkplek vereist dat van een reguliere werkgever in redelijkheid niet mag worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt, wordt door het college de voorziening beschut werk als bedoeld in artikel 10b van de Participatiewet aangeboden.
Artikel 12. Participatieplaats
Het college verstrekt aan een persoon, die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de Participatiewet, ambtshalve, een gefaseerde premie (van € 180,- na het eerste halfjaar, € 240,- na een jaar en vanaf anderhalf jaar en ieder volgend halfjaar een bedrag van € 300,-).
Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard leidt voor zover het de bevoegdheid betreft die voortvloeit uit deze verordening, afwijken van deze verordening.
De gemeente is verantwoordelijk voor ondersteuning bij participatie van inwoners die tot de doelgroep van de Participatiewet behoren. In deze verordening bepaalt de raad het gemeentelijk beleid en legt de aanspraak van personen op ondersteuning bij participatie vast. Het bieden van ondersteuning bij participatie is maatwerk en afhankelijk van de mogelijkheden en beperkingen in het individuele geval. De verordening is procedureel van opzet en biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en over meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate ondersteuning. Het college is bevoegd om in beleidsregels nader uit te werken op welke manier ondersteuning bij participatie zal worden aangeboden. Participatie staat centraal binnen de dienstverlening aan inwoners die tot de doelgroep behoren en de gemeente wil dat een zo groot mogelijke groep deelneemt aan de samenleving, bijvoorbeeld door betaalde arbeid of vrijwilligerswerk.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Dit artikel geeft definities voor een aantal begrippen die in deze verordening voorkomen. Als een begrip niet wordt omschreven, wordt er verwezen naar de definities in de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet en de andere wetten die in deze verordening worden genoemd.
Dit artikel beschrijft het doel van de verordening zoals door de raad is gewenst. Voor meer informatie wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.
Artikel 3. Opdracht college Algemeen
Het college draagt zorg voor de participatie van personen. In dit artikel wordt aangegeven waar het college rekening mee moet houden bij het geven van ondersteuning. Behalve dat het college op grond van de Participatiewet altijd verplicht is om iedere ondersteuning af te stemmen op de persoon wordt een en ander door middel van de in dit artikel opgenomen criteria nogmaals gewaarborgd.
In het vierde lid wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van zorgtaken. Dit is een aspect waarvan de wetgever expliciet aangeeft dat daar rekening mee moet worden gehouden. Het gaat daarbij niet alleen om de zorgtaken op de zorg voor kinderen, maar ook om de zogenaamde mantelzorg (zorgtaken voor huisgenoten, familieleden of andere personen) waardoor het kan zijn dat personen soms niet of in mindere mate beschikbaar zijn voor het verrichten van arbeid.
Artikel 4. Ondersteuning van personen Algemeen
In artikel 10 van de Participatiewet is de aanspraak op ondersteuning van personen die behoren tot de doelgroep van deze verordening geregeld. Aanspraak op ondersteuning betekent niet dat er een dergelijke persoon zonder meer recht heeft op ondersteuning. Het college doet namelijk geen aanbod als zij dit niet noodzakelijk acht.
Iedere persoon die ondersteuning wordt aangeboden, krijgt een plan van aanpak dat specifiek is afgestemd op zijn of haar persoonlijke situatie. Het plan van aanpak moet duidelijk vastleggen op welke manier de individuele ondersteuning vorm krijgt en welke verplichtingen daarbij horen.
Het derde lid geeft aan dat een persoon in geval van een toereikende voorliggende voorziening geen recht heeft op ondersteuning door het college.
Artikel 5. Ondersteuning en voorzieningen
Vanuit het wetsvoorstel Breed Offensief zijn een aantal wijzigingen aangebracht in de Participatiewet, zoals het vereenvoudigen en het verbeteren van het instrument loonkostensubsidie, de passende ondersteuning en voorzieningen aan personen en ook het borgen van de kwaliteit van een jobcoach. Dit is in deze leden uitgewerkt.
In dit lid wordt de bevoegdheid aan het college verstrekt om nader te bepalen welke ondersteuning en voorzieningen kunnen worden aangeboden. Tevens is het college bevoegd om aan een dergelijke ondersteuning en voorziening nadere verplichtingen voor de persoon te verbinden.
Artikel 6. Verplichtingen van de persoon
Deze leden hebben betrekking op de algemene verplichtingen die voortvloeien uit bijvoorbeeld de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ en de individuele verplichtingen die het college daarnaast aan een voorziening kan verbinden. Indien deze verplichtingen niet of onvoldoende worden nagekomen is het college bevoegd om de aangeboden voorziening te beëindigen.
In het derde lid is vastgelegd dat indien een persoon zich niet houdt aan de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, hem een verlaging zal worden opgelegd conform de afstemmingsmogelijkheden binnen de Participatiewet. Het voorgaande is alleen van toepassing indien de persoon een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.
Artikel 7. Vaststelling loonwaarde doelgroep loonkostensubsidie
Er zijn twee soorten loonkostensubsidie mogelijk, te weten de loonkostensubsidie op basis van een vastgestelde loonwaarde of de forfaitaire loonkostensubsidie. Bij de forfaitaire loonkosten wordt de loonkostensubsidie zonder het uitvoeren van een loonwaardemeting gedurende maximaal 6 maanden bepaald op 50% van het geldende wettelijk minimumloon (WML) voor de persoon.
Hierin staat dat in beginsel de loonwaarde door een gecertificeerde loonwaarde-expert van de gemeente Heerenveen wordt vastgesteld. Ook kan het college zich door een externe partij laten adviseren over de loonwaarde van een persoon. De loonwaarde wordt dan vastgesteld om te bepalen hoeveel loonkostensubsidie er nodig is voor deze persoon. Dit is belangrijk als iemand door een arbeidsbeperking bijvoorbeeld minder kan werken dan iemand zonder een arbeidsbeperking.
In dit lid wordt aangegeven op welke onderdelen de loonwaarde wordt bepaald en op welke wijze de loonwaarde uiteindelijk wordt vastgesteld.
Om recht te doen aan de mogelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de persoon wordt de duur van een vastgestelde loonwaarde voor minimaal 6 maanden vastgesteld. Dit is een periode waarbinnen veelal de meeste ontwikkeling kan worden verwacht en komt overeen met de maximale duur van de forfaitaire loonkostensubsidie. Wanneer er weinig tot geen ontwikkelperspectief voor de persoon mogelijk lijkt en we zowel de persoon als werkgever perspectief willen bieden, kunnen we in het uiterste geval de loonwaarde voor een periode van maximaal 5 jaar vaststellen.
Artikel 8. Aanvraagproces loonkostensubsidie
In dit artikel staat dat het college rekening houdt met het preferent werkproces bij het verstrekken van loonkostensubsidie. Dit werkproces is ontwikkeld door Divosa, VNG en de Normaalste Zaak in opdracht van het Ministerie van SZW. Het is bedoeld om de aanvraagprocedure van loonkostensubsidie te harmoniseren. Dit maakt het voor gemeenten, werkgevers en cliëntenorganisaties makkelijker om deze subsidies aan te vragen.
Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk Eerste lid
Het college biedt een voorziening genaamd "beschut werk" aan voor personen uit de doelgroep die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking zodanig veel begeleiding en aanpassingen op de werkplek nodig hebben dat het redelijkerwijs niet van een reguliere werkgever verwacht kan worden om deze persoon in dienst te nemen.
Vanaf 1 januari 2017 kunnen mensen zich rechtstreeks bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aanmelden voor een indicatie beschut werken. Het UWV adviseert het college over de vraag of iemand tot de doelgroep beschut werk behoort. Op basis van landelijke criteria voert het UWV een beoordeling uit, ook wanneer mensen zich zelfstandig hebben aangemeld voor een indicatie. Nadat is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep behoort, zorgt de gemeente ervoor dat deze persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag gaat. Hoe de dienstbetrekking wordt georganiseerd, valt onder de beleidsvrijheid van gemeenten. Zo kan een dienstbetrekking bijvoorbeeld worden georganiseerd via een gemeentelijke dienst, NV, BV of stichting. Ook is het mogelijk dat personen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers werken.
Naast het bepalen van wie in aanmerking kan komen voor beschut zijn in deze verordening vastgelegd welke voorzieningen voor arbeidsinschakeling ingezet worden om deze dienstbetrekking mogelijk te maken.
Het is niet altijd mogelijk om iemand met een indicatie direct te plaatsen op een passende dienstbetrekking. Dan wordt gekeken naar andere voorziening genoemd in deze verordening.
Als het niet mogelijk is voor een werkgever om iemand in dient te nemen , kan detachering soms een middel zijn waar de werkgever, maar dan als inlenende organisatie, wel mogelijkheden ziet om een persoon bij hem te plaatsen. De inlenende organisatie loopt bij detachering minder risico’s (bv. bij ziekte of ontslag) en werkgever berekent hiervoor een opslag op het uurtarief.
De werkstage is bedoeld voor een persoon die zich gaat ontwikkelen richting een specifieke functie of taakveld bij de stagegever of een andere werkgever. Om dit te realiseren is het aannemelijk dat hiervoor een periode van maximaal zes maanden voldoende moet zijn.
Het doel is dat de persoon werkervaring op kan doen om zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten maar dit mag niet zorgen voor verdringing. Dit wordt door het college getoetst door o.a. de werkgever te laten verklaren dat de ingevulde functie in de vorm van een werkstage niet korter dan 6 maanden voor aanvang werkstage is ingevuld door een reguliere werknemer.
Naast het doel, duur, omvang en mate van begeleiding zal ook de aansprakelijkheid van de stagegever voor de persoon worden opgenomen in de overeenkomst.
Artikel 12. Participatieplaats
Deze voorziening kan wettelijk alleen worden ingezet voor personen die bij aanvang ouder dan 27 jaar zijn. Belangrijke reden hiervoor is dat de Participatieplaats kan worden ingezet bij personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt en gering perspectief op duurzame uitstroom. De personen jonger dan 27 jaar worden hier door de wetgever niet onder geschaard.
De duur van de voorziening geldt voor maximaal twee jaar, waarbij een verlenging met maximaal een jaar mogelijk is, mits het een andere werkomgeving betreft.
De plaatsing wordt in een overeenkomst vastgelegd, waarin de organisatie verklaart dat er sprake is van additionele werkzaamheden en er aandacht is voor de soort, de duur en omvang van de additionele werkzaamheden. Ook wordt de aansprakelijkheid voor de persoon door de organisatie erin opgenomen.
Bij de inzet van deze voorziening verstrekt het college na afloop van ieder halfjaar (tot maximaal 36 maanden) een premie wanneer persoon naar het oordeel van het college voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn/haar kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het oordeel wordt voor een groot deel gebaseerd op de bevindingen van de organisatie waar de persoon de Participatieplaats invult.
Na afloop van het eerste halfjaar wordt – in het geval de persoon nog geen startkwalificatie heeft – aan de persoon een voorziening aangeboden gericht op arbeidsinschakeling in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.
Geen scholing of opleiding wordt aangeboden wanneer scholing of opleiding naar het oordeel van het college de krachten of bekwaamheden van de persoon te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de persoon.
Bij de beoordeling wordt de input van de organisatie waar de Participatieplaats wordt ingevuld en de wens van de persoon meegenomen.
De Participatiewet biedt de mogelijkheid om een premie te geven als stimulans om uit de uitkering te komen. Hiermee kunnen kosten ten gevolge van bijvoorbeeld lagere toeslagen gecompenseerd worden.
Op grond van dit artikel heeft het college de mogelijkheid om in een experimentele vorm een voorziening te kunnen aanbieden, zodat adequaat op nieuwe ontwikkelingen kan worden ingespeeld.
Voorbeeld hiervan is het toepassen van Loonkostensubsidie voor de groep die niet onder de baanafspraakbanen vallen. Bijvoorbeeld de groep die langdurig al in de bijstand zit en niet regulier aan het werk kan (Basisbanen).
De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Het college stelt voor deze uitvoering nadere regels vast.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-80791.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.