Beleidsnota Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten Land van Cuijk 2024

De raad van de gemeente Land van Cuijk;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 december 2023;

 

gelet op de Wet arhi, Wet goed verhuurderschap (2023), het Regionaal Handelingsperspectief (2021) en Verdeelsleutel arbeidsmigranten RNOB (2023);

 

besluit:

 

  • 1.

    vervallen te verklaren:

    • Toetsingskader voor kleinschalige huisvesting arbeidsmigranten (gemeente Boxmeer, 2020);

    • Introductie en uitgangspunten, Kadernota en beleidsregels, Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen (gemeente Cuijk, 2021);

    • Introductie en uitgangspunten, Kadernota en beleidsregels, Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen (gemeente Grave, 2020);

    • Introductie en uitgangspunten, Kadernota en beleidsregels, Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen (gemeente Mill en Sint Hubert, 2020);

    • Introductie en uitgangspunten, Kadernota en beleidsregels, Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen (gemeente Sint Anthonis, 2021);

  • 2.

    vast te stellen de Beleidsnota Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten Land van Cuijk 2024, met inachtneming van de volgende wijziging:

    in de Beleidsnota Tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten Land van Cuijk 2024, paragraaf 6.3 Grootschalige huisvesting, onder 6.3.1 Toelatingscriteria, de laatste (vierde) bullet te schrappen;

  • 3.

    aan de lijst van aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij de gemeenteraad als adviseur wordt aangewezen, vastgesteld door de raad op 29 juni 2023 (zie RIS 2023-R-101), toe te voegen onder beslispunt 1, een sub j als volgt:

    • j.

      een plan tot huisvesting van 50 arbeidsmigranten of meer.

Samenvatting

 

Reeds vele jaren wordt een beroep gedaan op de inzet van arbeidskrachten uit (vooral) Midden- en Oost-Europa, ook in de gemeente Land van Cuijk. De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de wijze waarop deze mensen gehuisvest worden. Vergroening en vergrijzing maken dat ook in de (nabije) toekomst het aantal te huisvesten arbeidsmigranten alleen maar verder zal toenemen; ze zijn onmisbaar voor het behoud van het brede palet aan bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente, en op dit moment daardoor van essentieel belang voor het behoud én de groei van de lokale economie.

 

Het huidige beleid dateert uit de periode van voor de herindeling en is vastgesteld door de toenmalige gemeenten. Dit staande beleid vervalt van rechtswege per 1 januari 2024 (Wet Arhi) zodat het noodzakelijk is om te komen tot nieuw of geharmoniseerd beleid dat van toepassing is voor het gehele grondgebied van de gemeente Land van Cuijk.

 

Om aan het laatste te voldoen is de beleidsnota ‘Beleid tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten Land van Cuijk 2024’ opgesteld. Daarnaast is er sprake van een samenloop met de Verhuurverordening (Wet goed verhuurderschap).

 

De voorliggende beleidsnota schetst de contouren van het geharmoniseerde beleid voor de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. Het (oude) beleid van de vijf voormalige gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis komt met de vaststelling van deze beleidsnota te vervallen.

 

Het (nieuwe) beleid is erop gericht om ruimte te geven aan marktpartijen om te kunnen voorzien in de huisvestingsopgave voor arbeidsmigranten waarbij gestuurd wordt op een balans tussen het aantal in de gemeente woonachtige en werkzame arbeidsmigranten. Daarbij wordt ingezet op:

 

  • 1.

    het realiseren van grootschalige voorzieningen met 24/7 toezicht;

  • 2.

    het bieden van de mogelijkheid aan actieve agrarische bedrijven om voor maximaal 20 personen te voorzien in de seizoenshuisvesting van personeel dat voor de eigen bedrijfsvoering nodig is;

  • 3.

    het treffen van een regeling voor het gebruik van reguliere woningen voor kamerverhuur waarbij het aantal te huisvesten personen wordt gemaximeerd op 4.

Het jaar 2024 vormt daarbij een overgangsjaar, waarin de inhoud van deze beleidsnota handen en voeten gegeven wordt aan al wat nodig is voor een goede inhoudelijke en organisatorische uitrusting en uitvoering van het beleid.

 

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Reeds vele jaren wordt een beroep gedaan op de inzet van arbeidskrachten uit het Midden- en Oost-Europa, ook in de gemeente Land van Cuijk. Deze mensen, bekend onder de verzamelnaam ‘arbeidsmigranten’ zijn niet meer weg te denken, ze leveren immers een onmisbare bijdrage aan de economie, en daarmee onze welvaart, landelijk, regionaal en lokaal. Zou bijvoorbeeld het glasvezelnetwerk Land van Cuijk gerealiseerd zijn zonder de inbreng van deze mensen?

 

De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de wijze waarop deze mensen gehuisvest worden. Wegkijken is geen optie, dat geldt niet alleen voor het creëren van voldoende huisvestingsmogelijkheden maar ook voor het tegengaan van mogelijke vormen van overlast. De (voormalige) gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis hadden, voorafgaand aan de vorming van de gemeente Land van Cuijk per 1 januari 2022, beleid vastgesteld.

 

De gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis hebben hierbij vergelijkbaar beleid vastgesteld. Waar deze gemeenten op voorhand geen grootschalige huisvesting tegen gingen was in de gemeente Boxmeer gekozen voor een regeling die ‘kleinschalige opvang’ (maximaal 20 personen) mogelijk maakt.

 

In de aanloop naar de herindeling is er nadrukkelijk voor gekozen om niet meteen te harmoniseren en daarmee voorlopig verschillen in beleid te accepteren. De wet Algemene regels herindeling (Arhi) schrijft voor dat deze verschillen gedurende een periode van maximaal twee jaar (tot 1 januari 2024) mogen bestaan.

 

Om formele redenen dient dan ook nieuw beleid voor de gemeente Land van Cuijk vastgesteld te worden; er zijn echter materiële motieven om het beleid te actualiseren, zoals bijvoorbeeld de recente inwerkingtreding van de Wet goed verhuurderschap.

 

1.2. Doel

Het doel van deze beleidsnota is de contouren te schetsen van een geharmoniseerd beleidskader voor het gehele grondgebied van de gemeente Land van Cuijk ter vervanging van het beleid van de voormalige gemeenten Boxmeer, Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis die per 1 januari 2022 zijn samengegaan in de gemeente Land van Cuijk.

Naast het hiervoor formele doel heeft de beleidsnota een aantal inhoudelijke doelen, zoals:

  • het op een gedegen en verantwoorde wijze reguleren van de huisvesting van arbeids-migranten;

  • het bevorderen van een zekere balans tussen het aantal in de gemeente woonachtige en werkzame arbeidsmigranten;

  • het op een veilig en deugdelijk niveau waarborgen van de leefomstandigheden van de te huisvesten arbeidsmigranten;

  • het voorkomen van overlast en aantasting van de leefbaarheid voor omwonenden van locaties waar arbeidsmigranten gehuisvest worden;

  • het voorkomen van aantasting van de bestaande (goedkope) woningvoorraad;

  • het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit bij de ontwikkeling van nieuwe huisvestingslocaties;

  • het innen van financiële middelen (o.a. via de Basisregistratie Personen, verblijfsbelasting).

Daarbij wordt voldoende ruimte aan de markt geboden om de opgave zoveel mogelijk te kunnen realiseren, door toevoeging en instandhouding van kwalitatief goede en verantwoorde huisvesting voor de arbeidsmigranten door initiatiefnemers, rekening houdend met de belangen van derden.

 

1.3. Visie

De gemeente Land van Cuijk legt in deze beleidsnota vast dat ze de goede initiatieven voor huisvesting van arbeidsmigranten wil faciliteren om (bestaande) strijdige huisvestingssituaties tegen te gaan en de economische groei wil bevorderen door actief ruimte te bieden aan verschillende huisvestingsmogelijkheden.

 

1.4. Leeswijzer

  • Hoofdstuk 2 geeft een korte schets van de arbeidsmigrant, diens belang in de Nederlandse economie en de noodzaak van voldoende adequate huisvesting.

  • In hoofdstuk 3 is het huidige – te harmoniseren – beleid samengevat.

  • De beleidskaders – Europees, landelijk, regionaal en lokaal – die van invloed zijn op de inrichting van het nieuwe beleid staan in hoofdstuk 4. Gevolgd door hoofdstuk 5 met een beschrijving van de (nieuwe) uitgangspunten die een verdere vertaling krijgen in de toetsingskaders in hoofdstuk 6.

  • Daarna volgen vier hoofdstukken die kort in gaan op het bestemmingsplan, Omgevingswet en Verhuurvergunning (hoofdstuk 7), Toezicht en Handhaving (hoofdstuk 8), de financiële paragraaf (hoofdstuk 9) en Monitoring en Evaluatie (hoofdstuk 10).

  • De beleidsnota wordt in hoofdstuk 11 afgesloten met de beslispunten en het uitvoeringsprogramma.

2. De arbeidsmigrant

Iedereen heeft wel een beeld bij de arbeidsmigrant. Deze tijdelijke arbeidskrachten, voornamelijk afkomstig uit Midden- en Oost-Europa, maken steeds meer deel uit van de samenleving.

Het beeld wordt niet zelden negatief gekleurd. Vanwege uitbuiting en/of schrijnende vormen van huisvesting die het nieuws halen waarbij de arbeidsmigrant de gedupeerde partij is. Ook komt het voor dat arbeidsmigranten aanleiding zijn en de oorzaak van (het gevoel van) onveilige situaties, verrommeling van de woonomgeving en (soms aanzienlijke) overlast voor omwonenden. Een verkamerde woning wordt veel intensiever bewoond dan wanneer er één gezin/huishouden woont. Het is anders of iemand naast een gezin woont of naast een huis waar acht of meer mensen wonen. Als dat (te) vaak voorkomt in een wijk of straat legt dat een druk op de leefbaarheid en veroorzaakt dit sociale erosie. Dit wordt in de hand gewerkt als werkgevers woningen opkopen om de arbeidsmigranten te huisvesten, en daardoor ook de beschikbaarheid van deze veelal betaalbare woningen voor andere inwoners in het gedrang komt.

De aanwezigheid van arbeidsmigranten is niet zonder reden. De behoefte aan deze mensen voor het economisch functioneren van bedrijven en organisaties is erg hoog. De verrichte werkzaamheden zijn divers en variëren van seizoensarbeid tot arbeid gedurende het hele jaar.

 

Het belang van de arbeidsmigranten voor de Nederlandse economie is evident. Volgens een rapport van SEO Economisch Onderzoek uit 2022, opgesteld in opdracht van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen, is het aantal arbeidsmigranten in Nederland tussen 2006 en 2021 verviervoudigd. Vooral het aandeel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is flink toegenomen, van een derde naar twee derde. De laatste jaren neemt ook het aandeel van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) langzaam toe. Het gaat in meer dan de helft nog altijd om laaggekwalificeerde arbeid. Wanneer huidige trends worden doorgetrokken, dan neemt het aantal arbeidsmigranten toe van 735 duizend in 2019 tot bijna 1,2 miljoen in 2030.

Arbeidsmigranten dragen ongeveer 3 procent bij aan het Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat is overigens minder dan hun aandeel in de totale werkgelegenheid, omdat ze vaak lager gekwalificeerde arbeid uitvoeren. Die bijdrage kan oplopen tot 3,5 tot 4,7 procent van het nationaal inkomen in 2030. Een deel van de bijdrage aan het nationaal inkomen komt direct of indirect ten goede aan arbeidsmigranten in de vorm van lonen en premies. Het overige deel komt ten goede aan alle Nederlanders in de vorm van extra welvaart (in de vorm van meer consumptieve keuzes, goedkopere producten of diensten, betere zorg of lagere belastingen). Per hoofd van de bevolking kwam die bijdrage aan de welvaart door arbeidsmigranten in 2019 neer op 650 euro, oplopend naar een verwachte bijdrage van 1.100 euro per hoofd van de bevolking in 2030. in de verschillende scenario’s voor 2030 loopt die op tot maximaal 1.100 euro per hoofd van de bevolking. Tegenover deze ‘winst’ staan overigens ook afnemende meeropbrengsten, omdat arbeidsmigratie zorgt voor een lagere arbeidsparticipatie van de binnenlandse beroepsbevolking, minder arbeidsbesparende (proces) innovatie en meer maatschappelijke kosten in de vorm van bijvoorbeeld huisvesting.

 

De inzetbaarheid van arbeidsmigranten wordt (mogelijk) beperkt door het ontbreken van adequate huisvesting. De gemeente wordt regelmatig bevraagd door uitzendbureaus en andere initiatiefnemers om medewerking bij het realiseren van nieuwe huisvestingsmogelijkheden. Bij gebrek aan grootschalige voorzieningen wordt – al dan niet legaal – toevlucht gezocht door de verkamering van woningen. Voor niemand een ideale situatie, het is een indicatie van de dringende noodzaak om te komen tot uitbreiding van gereguleerde huisvestingsmogelijkheden.

 

De eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij werkgevers en uitzendbureaus; de gemeente heeft vooral een toetsende en soms stimulerende rol. Het beleid dat op dit moment nog van toepassing is, heeft – algemeen geformuleerd en als rode draad – als doel het evenwicht (terug) te brengen in de wijk. Dat geldt voor alle vijf voormalige gemeenten, alleen de wijze waarop aan het eigen beleid invulling gegeven is, is per gemeente verschillend ingekleurd door meer of minder uitgebreide voorschriften en regels. Met de vaststelling van deze beleidsnota wordt hierin nu één lijn getrokken.

 

In relatie tot de huisvesting van arbeidsmigranten is sprake van een terugkerend aantal begrippen die hier niet juridisch maar illustratief/toelichtend kort worden aangestipt.

  • Shortstay: een arbeidsmigrant die (meestal) niet de intentie heeft om zich blijvend te vestigen en gedurende (circa) maximaal 78 weken arbeid verricht;

  • Midstay: een arbeidsmigrant die tot maximaal 4 jaar in Nederland verblijft en zich in de tussentijd een afweging maakt om zich permanent in Nederland te vestigen dan wel terugkeert naar het land van herkomst;

  • Longstay: een arbeidsmigrant die na de periode van midstay besluit om zich permanent in Nederland te vestigen;

  • Seizoensgebonden arbeid en huisvesting: bijzondere vraag naar tijdelijke aan het agrarische bedrijf verbonden huisvesting waarbij het werk op en af gaat met de seizoenen;

  • Huisvester: de eigenaar van een pand dat beschikbaar wordt gesteld aan een uitzendorganisatie;

  • Werkgever: de ondernemer die arbeidsmigranten op basis van een arbeidsovereenkomst in eigen dienst heeft;

  • Huisvestende werkgever: degene die zowel de arbeidsmigrant contractueel in dienst heeft als de huisvesting voor de arbeidsmigrant regels (dubbele afhankelijkheid).

3. Harmoniseren van beleid

3.1. Overzicht bestaand beleid

Het huidige beleid van de gemeente wordt gevormd door diverse beleidsstukken. De beleidsstukken kennen een grote mate van gelijkheid of zijn gebaseerd op vergelijkbare uitgangspunten. Een samenvatting is opgenomen in bijlage 1. Dit beleid is/was erop gericht om het ongereguleerd verkameren van woningen, en dus het onttrekken van deze woningen aan de woningmarkt, tegen te gaan.

 

Voormalige gemeente

Beleid

Besluit

Vastgesteld

Intrekking

Boxmeer

Toetsingskader kleinschalige huisvesting

Raad

11-6-2020

Ja

Bestemmingsplan Buitengebied (tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers)

Raad

2018

Nee

Cuijk

Introductie en uitgangspunten

Kadernota en beleidsregels

Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen

Raad

2-2-2021

Ja

Bestemmingsplan Buitengebied (afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders)

Raad

2016

Nee

Bestemmingsplan ‘Kamerbewoning in woningen’

Raad

4-10-2021

Nee

Grave

Introductie en uitgangspunten

Kadernota en beleidsregels

Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen

Raad

17-12-2020

Ja

Bestemmingsplan Buitengebied (gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders)

Raad

2016

Nee

Bestemmingsplan ‘Kamerbewoning in woningen’

Raad

28-9-2021

Nee

Mill en Sint Hubert

Introductie en uitgangspunten

Kadernota en beleidsregels

Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen

Raad

10-12-2020

Ja

Bestemmingsplan Buitengebied (afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders)

Raad

2018

Nee

Bestemmingsplan ‘Kamerbewoning in woningen’

Raad

30-9-2021

Nee

Sint Anthonis

Introductie en uitgangspunten

Kadernota en beleidsregels

Ontwikkelkader grootschalige voorzieningen

Raad

22-4-2021

Ja

Bestemmingsplan Buitengebied (tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten)

Raad

2013

Nee

Notitie ‘Huisvesting arbeidsmigranten’ (2011)

n.v.t.

n.v.t.

 

3.2 ‘Het bestemmingsplan’

Het beleid kent een grote mate van samenhang met het bestemmingsplan omdat in het bestemmingsplan voor alle percelen, bebouwd of onbebouwd, bouw- en gebruiksvoorschriften zijn vastgelegd. Het bestemmingsplan is daarmee dan ook een belangrijk instrument bij de uitvoering van het beleid, zowel bij de toetsing van aanvragen als ook de handhaving.

 

Hierbij dient echter wel opgemerkt te worden dat er op het grondgebied van de gemeente honderden bestemmingsplannen van toepassing zijn, er kan dus niet gesproken worden over ‘het bestemmingsplan’.

 

Het palet aan bestaande bestemmingsplanregelingen blijft ook na de harmonisatie van het beleid in stand. Insteek bij de harmonisatie is ook niet om in het verleden afgewogen regelingen terug te draaien of af te bouwen. Wat nu rechtstreeks kan, kan na de vaststelling van deze beleidsnota nog steeds (‘bij recht’). Dat zou immers ook niet stroken met het doel en de visie die aan deze beleidsnota ten grondslag ligt.

 

Waar een aanvraag niet voldoet aan de regels van het bestemmingsplan, gelden na de vaststelling van deze beleidsnota de daarin opgenomen toetsingskaders zoals hierna opgenomen in hoofdstuk 6. Idealiter zou op termijn één groot veeg- of paraplubestemmingsplan gemaakt moeten worden waarin alle nu nog verschillende regelingen worden samengevat in één nieuwe samenhangende regeling. Een dergelijke operatie is, mede gelet op de komst en de organisatorische veranderingen die de Omgevingswet met zich meebrengt, niet aan de orde op korte termijn. In 2024 wordt hiervoor een start gemaakt met een aanzet voor een plan van aanpak in relatie tot de dan in werking getreden Omgevingswet. Daarin wordt ook een themagewijze verwerking van deze beleidsnota meegenomen.

 

3.3. Wijze van harmoniseren

De harmonisatie van het beleid zoals in deze beleidsnota is opgetekend, gaat voort op ‘het meest uitgebreide beleid’ zoals dat voor 1 januari 2022 door de voormalige gemeenten was vastgesteld. Dat is dus het beleid van de zogeheten CGM-gemeenten, waar ook Sint Anthonis zich bij aangesloten had.

De opzet van dat beleid bestond uit drie delen/documenten. In de nieuwe opzet is er nog maar sprake van één document. Het ziet er dus anders uit, maar is inhoudelijk hetzelfde. Waar in de drie ‘oude documenten’ regelmatig sprake was van ‘herhalende teksten’ is in deze beleidsnota deze dubbeling eruit gehaald. Daarnaast zijn bestaande teksten gescreend en deels komen te vervallen, bijvoorbeeld doordat ze door het verstrijken van tijd niet meer actueel waren of door nieuwe ontwikkelingen overbodig geworden.

Verder volgt deze beleidsnota een andere inhoudsopgave of rubricering van onderwerpen waarbij veel inhoud een andere plek heeft gekregen. Dit maakt deze beleidsnota een stuk compacter. Naar de inhoud is er geen sprake van wijzingen; het bestaande beleid wordt – met enkele aanvullingen – voortgezet.

Voor de definiëring van wat kleinschalig of grootschalig is, is aansluiting gezocht bij de regeling zoals die in de voormalige gemeente Boxmeer van toepassing was (kleinschalig: maximaal 20 te huisvesten personen).

4. Beleidskaders

In deze beleidsnota worden toetsingskaders vastgelegd waarmee medewerking kan worden verleend aan huisvesting van arbeidsmigranten volgens de principes van ‘shortstay’ en ‘midstay’. Dit zijn vormen van huisvesting die zich kenmerken door een tijdelijk verblijf van de individuele arbeidsmigrant.1 Voor de inhoud van deze beleidsnota zijn de navolgende beleidskaders van belang of uitgangspunt.

 

4.1. Europese wetgeving

Binnen de Europese Unie geldt het principe van vrij verkeer van personen. Personen met een nationaliteit van de EU-landen mogen – waar dan ook in Nederland – wonen en werken zonder visum of verblijfsvergunning. Dit recht komt overigens ook toe aan personen met de nationaliteit van Liechtenstein, IJsland, Noorwegen en Zwitserland. In de praktijk komen de meeste arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa.

Deze beleidsnota ziet toe op de huisvesting van personen die vallen onder voornoemde omschrijving dan wel personen die afkomstig zijn uit een land anders dan al genoemd maar wel legaal hier mogen wonen en werken op basis van een tewerkstellingsvergunning.

 

4.1. Landelijke kaders

4.1.1. Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (2020)

Hoewel het rapport ‘Geen tweederangsburgers’ van het aanjaagteam alweer dateert van 2020 is het een belangrijk stuk omdat het tal van adviezen en handvatten biedt voor de uitvoerings-praktijk. Kern van de adviezen is simpel, aldus Emile Roemer, voorzitter van het Aanjaagteam: ‘Het gaat erom dat geen enkele arbeidsmigrant meer in een situatie kan komen waarin u of ik zelf zouden willen belanden wanneer wij tijdelijk in een ander land gingen werken. Goede wet- en regelgeving met bijbehorend toezicht en handhaving moeten ervoor zorgen dat werkgevers, huisvesters, overheden en arbeidsmigranten geen andere optie hebben dan netjes met elkaar omgaan.

Voorkomen moet worden dat het verstrekken van tijdelijke huisvesting een (nieuw) verdien-model wordt. Het Aanjaagteam heeft concrete maatregelen geadviseerd op het gebied van de kwaliteit van de huisvesting, de uitbreiding van huisvesting, het verbeteren van de huurpositie van arbeidsmigranten en de ondersteuning van gemeenten.

4.1.2. Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2022)

De VNG is dit jaar een uitgebreid ondersteuningsprogramma voor gemeenten gestart met als doelstelling het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten. Dit omvat onder meer advies, kennisdeling en kennisontwikkeling op thema’s als draagvlak, handhaving, huisvesting en nieuwe bedrijvigheid.

4.1.3. Wet goed verhuurderschap, Wgv (2023)

Op 1 juli 2023 is de Wet goed verhuurderschap in werking getreden. Een concreet resultaat volgend uit het rapport van het Aanjaagteam. Gemeenten hebben een toezichthoudende en handhavende taak ten aanzien van het gedrag van verhuurders. Naast algemene normen voor het verhuurgedrag van verhuurders, bevat de Wgv ook specifieke bepalingen ten aanzien van de bescherming van arbeidsmigranten. De wet biedt de gemeente de mogelijkheid tot het instellen van de Verhuurverordening waarbij een verhuurder over een gemeentelijke vergunning moet beschikken om arbeidsmigranten te mogen huisvesten.

Bij verhuur aan arbeidsmigranten moeten verhuurders het huurcontract apart vastleggen, dus los van het arbeidscontract. Verhuurders moeten hun huurder informatie geven in de taal van de arbeidsmigrant.

 

4.2. Regionale afstemming

In de regio Noordoost-Brabant werken ruim 20.000 arbeidsmigranten. Binnen de regio is, als vervolg op de rapportage van het Aanjaagteam, overleg gepleegd en afstemming gezocht. Dit heeft geleid tot het opstellen van een Regionaal Handelingsperspectief en overleg over de spreiding van de arbeidsmigranten over de regio.

4.2.1. Regionaal Handelingsperspectief (2021)

Het Regionaal Handelingsperspectief kan gezien worden als de basis van waaruit de gemeenten gezamenlijk optrekken om uitvoering te geven aan het vraagstuk van de huisvesting van arbeidsmigranten. Dit laat onverlet dat de aanpak per gemeente verschillend kan zijn en bij de vaststelling en uitvoering van het beleid lokaal maatwerk voor de hand ligt.

4.2.2. Verdeelsleutel arbeidsmigranten RNOB (2023)

Een belangrijke vraag bij de samenwerking in de regio is het aantal personen dat in iedere gemeente gehuisvest dient te worden. Dit is van belang om te voorkomen dat er ongewenste waterbedeffecten optreden. Er is overleg gepleegd om te komen tot een regionale verdeelsleutel, die na vaststelling geldt als richtpunt voor het gemeentelijk beleid.

De regio heeft als ambitie uitgesproken om tot en met 2024 ‘bedden’ te realiseren in een bandbreedte van 4.000-6.000. Indien het regionale uitgangspunt 4.000 is, bedraagt het aandeel van Land van Cuijk daarin 600.

 

4.3. Lokaal

De lokale kaders zijn hiervoor in de paragraaf ‘Overzicht te harmoniseren beleid’ opgenomen. Dit is ‘staand beleid’ en wordt in deze beleidsnota o.a. op basis van de hierboven genoemde beleidskaders geharmoniseerd en geactualiseerd.

Het beleid dat op dit moment nog van toepassing is (ofwel het samenstel van het beleid van de voormalige gemeenten), heeft – algemeen geformuleerd en als rode draad – als doel het evenwicht (terug) te brengen in de wijken en buurten.

5. Uitgangspunten voor het nieuwe beleid

Met deze beleidsnota worden (nieuwe) toetsingskaders vastgesteld om in de groeiende behoefte aan huisvestingsmogelijkheden voor arbeidsmigranten te voorzien. De navolgende zaken spelen daarbij een rol en geven daarmee inhoudelijk kleuring aan het beleid.

 

5.1. Arbeidsmigrant essentieel voor lokale economie

Het aantal arbeidsmigranten neemt niet alleen landelijk, regionaal maar ook binnen de gemeente Land van Cuijk toe. Vergroening en vergrijzing maken dat ook in de (nabije) toekomst het aantal te huisvesten arbeidsmigranten alleen maar verder zal toenemen; steeds meer zijn ze structureel nodig voor de bedrijfsvoering. Arbeidsmigranten zijn onmisbaar voor het behoud van het brede palet aan bedrijfsactiviteiten binnen de gemeente, en daardoor van essentieel belang voor het behoud én de groei van de lokale economie.

 

5.2. Verantwoordelijkheid werkgevers en bedrijven

Het ontwikkelen en instandhouden van kwalitatief goede huisvesting voor de arbeidsmigranten is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers en bedrijven.

Huisvesting van tijdelijke werknemers dient integraal onderdeel van de bedrijfsvoering te zijn en mag niet als probleem afgewenteld worden op de samenleving of de gemeente. Dit ontslaat ook de gemeente niet van haar eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld bij de verkoop van bedrijfsgrond wetende dat het nieuw te realiseren bedrijf draait op arbeidsmigranten.

In zo’n geval is het revenu uit de verkoop alleen niet zaligmakend, maar zal ook gesproken moeten worden over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het huisvestingsvraagstuk (‘bedrijfseffectrapportage’).

De realiteit gebiedt te zeggen dat op dit vlak de afgelopen jaren de nodige verbetering is opgetreden. Werkgevers/bedrijven zijn zich meer dan bijvoorbeeld tien jaren geleden bewust van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op dit punt.

In het kader van voornoemde bedrijfseffectrapportage is het gewenst dat nader beleid geformuleerd wordt om de maatschappelijke baten en lasten van een voorgenomen verkoop van bedrijfsgrond goed in kaart gebracht en gewogen wordt.

 

5.3. Verantwoordelijkheid arbeidsmigrant

Behalve werkgevers en bedrijven is ook de arbeidsmigrant zelfverantwoordelijk voor de eigen huisvesting. Van de arbeidsmigrant mag verwacht worden dat de keuze om in Nederland te komen werken weloverwogen en doordacht gebeurt.

 

5.4. Taakopvatting gemeente

Met deze beleidsnota wijzigt de rol en taakopvatting van de gemeente bij het huisvestingsvraagstuk van arbeidsmigranten.

Het beleid zoals dat voorheen van toepassing was, kende bij een aantal van de voormalige gemeenten een grote mate van inhoudelijke betrokkenheid door het zelf actief oppakken of het aanwijzen van locaties voor (grootschalige) huisvesting. Die rol of taak wordt – gezien de primaire verantwoordelijkheid voor werkgevers en bedrijven – losgelaten. De gemeente treedt faciliterend of regelend op door het stellen van heldere toetsingskaders.

Idealiter stuurt de gemeente op de omvang van het huisvestingsaanbod dat is afgestemd op het aantal arbeidsmigranten dat werkzaam is binnen de gemeente. Niet in de laatste plaats om ervoor te kunnen zorgen dat wat aangeboden wordt kwalitatief goede huisvesting is en anderzijds er geen overaanbod ontstaat omdat die juist negatief van invloed kan zijn op de leefomgeving en de belangen van derden (omwonenden).

 

5.5. 80-10-10-regeling

Het is gewenst dat in de gemeente alleen die arbeidsmigranten gehuisvest worden die een economische binding hebben met een bedrijf in de gemeente Land van Cuijk.

Feit is en blijft dat (ook) arbeidsmigranten vrij kunnen gaan en staan en dat er altijd sprake kan zijn van een situatie waarbij er (mogelijk) meer arbeidsmigranten woonachtig zijn dan werkzaam. Omdat het illusoir is dat hierop gehandhaafd kan worden, wil dat niet zeggen dat hier niet op gestuurd kan worden.

Met de vaststelling van deze beleidsnota wordt uitvoering gegeven aan de zogeheten ’80-10-10-regeling’. Die houdt in dat minimaal 80 procent van de arbeidsmigranten werkzaam is binnen de gemeente, maximaal 10 procent werkzaam is binnen de regio Brabant-Noordoost en maximaal 10 procent buiten de regio. Daartoe zal met name gebruik gemaakt gaan worden van een nieuw in te voeren instrument, het Convenant huisvesting arbeidsmigranten.

 

5.6. Convenant huisvesting arbeidsmigranten

Behalve het stellen van regels is de gemeente Land van Cuijk voorstander van nauwere samenwerking met (markt)partijen die zijn betrokken bij het in dienst hebben of uitlenen van arbeidsmigranten, zoals werkgevers, verblijfsbieders en uitzenders.

Met het convenant wordt ‘een bodem in de markt’ gelegd, het biedt duidelijke spelregels waaronder de betrokken marktpartijen huisvesting voor arbeidsmigranten in de gemeente Land van Cuijk mogen realiseren en exploiteren. Denk daarbij onder andere aan:

  • de wijze waarop inschrijving wordt georganiseerd;

  • de kwaliteit van nieuwe huisvestingsinitiatieven in de regio;

  • de kwaliteit van de wijze waarop het beheer van nieuwe huisvestingsinitiatieven wordt georganiseerd;

  • de wijze waarop werkloosheid onder arbeidsmigranten wordt voorkomen en opgelost;

  • de wijze waarop er invulling wordt gegeven aan de beschikbare verblijfplaatsen in relatie tot het aantal arbeidsmigranten dat in de regio werkzaam is;

  • de wijze waarop de zelfredzaamheid van arbeidsmigranten in de regio wordt bevorderd (o.a. de toegang tot zorg).

Kortom: het convenant verschaft duidelijkheid tussen marktpartijen en gemeenten over de regels waaraan huisvesting van arbeidsmigranten moet voldoen.

Waar mogelijk wordt in 2024 het convenant niet alleen gesloten voor de gemeente Land van Cuijk alleen maar ook van toepassing verklaard voor de regio Brabant-Noordoost. Een regionaal convenant bevordert immers een gelijk speelveld en is een goed instrument in het tegengaan van het al eerdergenoemde waterbedeffect (zie bij regionale afstemming).

 

5.7. Begrip en acceptatie

In beginsel is het huisvesten van arbeidsmigranten niet onwenselijk. Het voornemen om nieuwe locaties, ongeacht de grootte, in gebruik te nemen voor de huisvesting van arbeidsmigranten stuit meer wel dan niet op bezwarende reacties. Begrip en acceptatie gaan hand in hand met het naleven van een aantal basisrandvoorwaarden gericht op veiligheid en het voorkomen van overlast.

Voorkomen moet worden dat er grote concentraties eenzijdige huisvestingsfaciliteiten in een klein gebied verschijnen. Daarnaast dient de huisvesting te allen tijde schoon, heel, veilig én legaal te zijn.

Begrip en acceptatie – en op termijn mogelijk zelfs draagvlak – volgt dan ook nadrukkelijk uit de rol- en taakopvatting die de gemeente uitstraalt: eenduidig in beleid, niet alleen faciliteren en reguleren, maar waar nodig ook handhavend optreden.

 

5.8. Registratie

Mensen die in Land van Cuijk wonen gebruiken alle voorzieningen die de gemeente biedt, zo ook de wegen, het riool en de parken. Iemand die ingeschreven staat bij de gemeente betaalt hiervoor via de gemeentelijke belastingen. Daarnaast krijgt de gemeente geld van de landelijke overheid op basis van het aantal inwoners.

 

Om te mogen werken heeft een arbeidsmigrant een BSN nodig. Om die te kunnen verkrijgen is in ieder geval inschrijving in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) nodig. De RNI is een onderdeel van de Basisregistratie Personen (BRP). Inschrijving bij RNI betekent niet dat een arbeidsmigrant ook bij de gemeente als inwoner staat geregistreerd. Daarvoor geldt geen verplichting, dat is anders zodra de arbeidsmigrant binnen een aaneengesloten periode van 6 maanden tenminste 4 maanden daarvan in de gemeente verblijft. In dat geval telt de arbeidsmigrant mee voor de bepaling van het aantal inwoners bij de uitkering van het Rijk aan de gemeente via het Gemeentefonds.

 

Als een arbeidsmigrant korter dan 4 maanden in de gemeente verblijft, en er vindt geen registratie via de BPR plaats, dan geldt voor deze persoon de plicht tot het betalen van verblijfsbelasting. Op die manier betaalt iedereen mee aan de voorzieningen in de gemeente. In het convenant worden daartoe nadere afspraken gemaakt gericht op een sluitend systeem (via BRP en/of RNI en/of (digitaal) Nachtregister).

 

5.9. Vormen van huisvesting

Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op verschillende vormen van huisvesting. Die indeling behoeft op voorhand een nadere toelichting.

In het algemeen bestaat de neiging om in beleidsnota’s scherpe lijnen te trekken; als iets niet dit is, dan is het dat. De praktijk van alledag laat zien, dat ‘de theorie van de beleidsnota’ niet altijd goed aansluit op de situatie buiten de muren van het gemeentehuis. Gehanteerde scheidslijnen zijn daarmee in zekere zin flexibel, zeker daar waar het om begripsomschrijvingen of definities betreft.

In het beleid wordt wel geopteerd voor ‘grootschalige oplossingen’. Dat zijn locaties waar arbeidsmigranten samen kunnen wonen, veelal in de nabijheid van de werklocatie en met eigen voorzieningen. Daarbij kan het gaan om de huisvesting van enkele tientallen mensen tot zelfs honderden bewoners. Bij een grote locatie is het mogelijk om 24/7 beheer op de locatie te organiseren. Bij kleinere omvang is dat minder gemakkelijk of moet dat op een andere wijze gebeuren. Grootschalige locaties zijn locaties 20 personen of meer gehuisvest (kunnen) worden.

 

Gezien het voorgaande wordt grofweg onderscheid gemaakt naar vier vormen van huisvesting, die hierna kort worden besproken:

  • 1.

    Verkamering van woningen;

  • 2.

    Seizoenshuisvesting op het bedrijf;

  • 3.

    Grootschalige huisvesting;

  • 4.

    Overige vormen van huisvesting.

5.9.1. Verkamering van woningen

De verkamering van woningen voor arbeidsmigranten is een voor velen bekend, en tegelijkertijd negatief verschijnsel. Woningen zijn immers primair bedoeld voor de huisvesting van gezinnen of huishoudens die in een onderlinge samenhang en afhankelijkheid samenwonen.

Door het gebrek aan andere voorzieningen, zijn de afgelopen jaren tal van woningen (op)gekocht en (al dan niet met vergunning) verkamerd. Dit wordt niet als wenselijk gezien, het heeft dan ook om verschillende redenen de voorkeur om verkamering in de kernen en wijken zo min mogelijk te faciliteren en waar mogelijk zelfs terug te dringen.

In de voormalige gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint-Hubert zijn in 2021 bestemmings-plannen vastgesteld om kamerbewoning te reguleren. Verkamering van woningen wordt niet uitgesloten (er geldt geen absoluut verbod), er is wel een omgevingsvergunning vereist en er vindt een leefbaarheidstoets plaats. Daarin worden zaken als veiligheid, overlast, parkeren etc. afgewogen.

De verwachting is dat bij het realiseren van meer grootschalige voorzieningen (zie hierna bij 5.9.3), het sluiten van het convenant met marktpartijen, de verkamering van woningen minder vlucht zal nemen en (op termijn) zelfs kan leiden tot het vrijkomen van een deel van deze woningen voor reguliere bewoning.

In combinatie met het in 2024 instellen van de verhuurdersvergunning vormt het paraplu-bestemmingsplan ‘Kamerbewoning’ een sluitend systeem dat veel voordelen in zich herbergt. Reden om de inhoud van het bestemmingsplan te gieten in de vorm van een beleidsregel zodat die gebruikt kan worden als toetsingskader (zie ook hoofdstuk 7) voor het gehele grondgebied van de gemeente. Het maximumaantal te huisvesten personen in een verkamerde woningen wordt vastgesteld op vier.

5.9.2. Seizoenshuisvesting op het bedrijf

Zoals in het op 7 juli 2022 vastgestelde raadsprogramma dRaad Land van Cuijk staat aangegeven, is de agrarische sector sterk geworteld in onze samenleving. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel arbeidsmigranten in deze sector werkzaamheden.

Omdat het werk op en af gaat met de seizoenen, varieert de hoeveelheid werk en is er ook sprake van een tijdelijk grote arbeidsbehoefte. Tal van arbeidsmigranten verblijven en werken een aantal maanden hier en keren vervolgens weer huiswaarts.

Om deze bijzondere vraag naar tijdelijke aan het agrarische bedrijf verbonden huisvesting te kunnen faciliteren hebben alle voormalige gemeenten in het verleden hiervoor in de bestemmingsplannen voor het buitengebied regelingen getroffen (zie bijlage 2). Daarmee kan medewerking worden verleend aan het plaatsen van behuizing in de vorm van stacaravans en woonunits.

De regelingen vertonen overeenkomsten, maar wijken op onderdelen ook (sterk) van elkaar af. Denk daarbij aan de maximaal toegestane aantallen units, te huisvesten personen, het maximaal bebouwd oppervlak etc. In het kader van harmonisatie van beleid zouden deze regelingen gelijkgetrokken moeten worden, dat loopt echter via een planologisch-juridische procedure en kan niet via vaststelling van deze beleidsnota. Het maakt daarmee dan ook deel uit van de op pagina 10 aangekondigde aanzet voor een plan van aanpak.

Via de Verhuurvergunning kan mogelijk wel al een vorm van harmonisatie plaatsvinden door de ruimte die deze wet aan de gemeente biedt om aan de verhuurder nadere eisen te stellen. Ook zal, vergelijkbaar met wat hiervoor staat beschreven onder 5.9.1., een beleidsregel opgesteld worden als tijdelijke maatregel/tijdelijk toetsingskader. Uitgangspunt is dat maximaal 20 aan het op locatie actieve agrarische bedrijf personen gehuisvest (kunnen) worden.

5.9.3. Grootschalige huisvesting

Zoals al eerder aangegeven, is het begrip ‘Grootschalige huisvesting’ een term die geen eenduidige definitie kent. De uitwerking of beleving van wat grootschalig is, wordt ingegeven door het letterlijk aantal te huisvesten personen, de omvang en ligging van de locatie en de relatie met of beleving door de omgeving. Toch is in deze beleidsnota een grens getrokken; in het geval de huisvesting betrekking heeft op meer dan 20 personen is er sprake van grootschalige huisvesting.

 

Feit is wel dat grootschalige(re) vormen van huisvestingen efficiënter en effectiever invulling kunnen geven aan de grote vraag naar huisvesting voor arbeidsmigranten. Het voorkomt (extra) vraag naar (veelal de goedkopere) woningen op de in het algemeen toch al overspannen woningmarkt. Het actief medewerking verlenen aan de realisatie van grootschalige voorzieningen voorkomt daarmee sociale erosie in wijken en buurten doordat met grootschalig aanbod arbeidsmigranten niet (meer) zijn aangewezen op kamers in reguliere woningen.

 

Zo zijn er meer argumenten om de voorkeur te geven aan de realisatie van grootschalige voorzieningen ten opzichte van de verkamering van woningen in wijken en buurten:

  • a.

    vermindering van het aantal door arbeidsmigranten bewoonde woningen in de wijken en buurten leidt ook tot minder verkeersbewegingen in de wijk;

  • b.

    vanuit een beheervisie is het centraliseren van medewerkers beter te organiseren. Er is meer effectief toezicht en voorkomt daarmee overlast voor de directe omgeving. Dit geldt zowel voor de gemeente (minder locaties te bezoeken levert een besparing op in handhavingskosten) als de huisvester. Afspraken worden opgenomen in een prestatiecontract;

  • c.

    grootschalige huisvestingslocaties kunnen beter worden uitgerust met (ontspannings-) faciliteiten dan reguliere woningen, waardoor de arbeidsmigranten minder geneigd zijn om ‘rond te hangen’ in de buurt of wijk en voorkomt of leidt tot minder onrust, overlast en gevoelens van onveiligheid.

Als kanttekening geldt wel dat een grote voorziening ruimte en personeel vereist; het een kan niet zonder het andere. Een clustering van mensen vraagt bovendien ook om ruime mate van privacy. En ook dit vraagt weer meer ruimte. De locatie of voorziening is dan veelal ook nadrukkelijk zichtbaar in de omgeving. Dit vraagt dan ook om een passende beeldkwaliteit en een plan voor de in inpassing in de omgeving. Het vooraf kaders stellen, zonder kennis te hebben van de omvang, hoogte, aantal verblijven en of de locatie, zal lastig blijken te zijn.

Grootschalige huisvestingslocaties zijn niet zonder meer toegestaan onder het geldende planologische regiem. Dit geldt zowel voor transformatie van bestaande gebouwen alsook voor nieuwbouwlocaties.

Dit vraagt dan ook van de initiatiefnemer om een (ruimtelijke) onderbouwing, het sluiten van een overeenkomst met de gemeente (die de mogelijkheid geeft om maatwerkeisen vast te leggen ten aanzien van de locatie en omgeving, de inrichting van de voorziening, de huisregels etc.). De gemeente faciliteert niet alleen maar heeft daarnaast dus ook een stevige regierol. En dat laatste is goed, want locaties waar een groot aantal arbeidsmigranten wordt gehuisvest, is doorgaans het resultaat van een intensief besluitvormingsproces waarbij soms tegenstrijdige belangen worden gewogen waarbij zorgen van omwonenden zich veelal richten op onderwerpen als veiligheid, verloedering, rommel, hinder, geluidsoverlast, parkeeroverlast en planschade. Ter illustratie is in bijlage 3 een belangenmatrix opgenomen.

5.9.4. Overige vormen van huisvesting

Het is voorstelbaar dat er initiatieven zijn die niet ‘exact’ zijn te scharen onder de hiervoor drie genoemde categorieën. In voorkomende gevallen zal daarbij gekeken worden naar de raakvlakken die de initiatieven hebben met een van voornoemde categorieën, een en ander naar oordeel van burgemeester en wethouders. Inhoudelijke behandeling vindt vervolgens naar analogie van het gemeentelijke oordeel plaats.

 

Samenvatting uitgangspunten en aandachtspunten

  • Huisvesting van arbeidsmigranten is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. Ontwikkelaars/ huisvesters kunnen – mits de relatie is aangetoond – binnen de door de gemeente gestelde kaders namens of voor de werkgever in de huisvesting voorzien.

  • Bij de uitgifte van bedrijfskavels of bij de uitbreiding van bedrijven maakt de gemeente, indien er sprake is van de tewerkstelling van arbeidsmigranten, afspraken over de wijze van hun huisvesting.

  • Het aantal verblijfsplaatsen voor arbeidsmigranten dient aan te sluiten bij de lokale (en regionale) behoefte. In de logiesverblijven worden daarmee arbeidsmigranten gehuisvest die hoofdzakelijk werkzaam zijn in de gemeente of in de directie nabijheid.

  • De gemeente zet in op een duurzame relatie met werkgevers en huisvesters. De gemeente maakt daarbij gebruik van prestatieovereenkomsten en (regionale) convenanten met werkgevers en huisvesters.

  • Gestreefd wordt naar het realiseren van grootschalige voorzieningen (meer dan 20 personen) met 24/7 toezicht en alle benodigde faciliteiten in één gebouw/op één complex.

  • Op actieve agrarische bedrijven wordt middels maatwerk de mogelijkheid geboden om huisvesting te bieden aan het bedrijf gebonden seizoensarbeiders tot een maximum van 20 personen.

  • Verkamering van woningen – zowel binnen als buiten kernen – dient zoveel als mogelijk te worden beperkt; is gehouden aan een vergunningstelsel waarbij het aantal te huisvesten personen wordt gemaximeerd op vier.

  • De bezetting dient te worden bijgehouden in een nachtregister waarin (met inachtneming van de regels van de AVG) minimaal worden opgenomen: personalia en contactgegevens, datum aanvang huisvesting en datum beëindiging huisvesting.

  • Iedere arbeidsmigrant dient zich in te schrijven bij de BRP. Er dient hierbij extra aandacht te zijn voor adreswijziging en uitschrijving. Procesafspraken rondom in- en uitschrijven maken deel uit van de prestatieovereenkomst. Het gebruik van in- en uitschrijvingsformulieren wordt actief gepromoot.

6. Toetsingskaders

In dit hoofdstuk wordt het toetsingskader geschetst, dit gebeurt aan de hand van diverse criteria. De criteria geven aan de initiatiefnemers duidelijk richting aan welke eisen een initiatief moet voldoen. Of er sprake is van een kansrijk en wenselijk initiatief wordt beoordeeld aan de hand van diverse criteria. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat – hoewel er meer huisvesting voor arbeidsmigranten nodig is – dit niet betekent dat de gemeente in alle gevallen medewerking verleent. Met verwijzing naar het gestelde in hoofdstuk 10 (Monitoring en evaluatie) kan er aanleiding zijn tot het doen van een tussentijdse beleidswijziging.

 

6.1. Verkamering van woningen

De verkamering van woningen wordt getoetst aan de voorschriften van het bestemmingsplan ‘Kamerbewoning’ voor zover het verzoeken betreft op het grondgebied van de voormalige gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint-Hubert.

Voor zover het verzoeken betreft op het voormalige grondgebied van de gemeente Boxmeer en Sint Anthonis worden deze getoetst aan een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen/vastgestelde beleidsregel ‘Kamerbewoning’. De inhoud van deze beleidsregel is inhoudelijk identiek aan de bepaling van het bestemmingsplan ‘Kamerbewoning’.

Aanvullend wordt op deze vorm van huisvesting het bepaalde in de Verhuurverordening van toepassing. Dit betekent dus dat (in de loop van 2024) voor kamerbewoning twee vormen van toestemming/instemming van de gemeente vereist zijn.

 

6.2. Seizoenshuisvesting op het bedrijf

Aanvragen in dit verband worden getoetst aan de vigerende bestemmingsplannen. Aangezien er sprake is van verschillende regelingen stelt het college van burgemeester en wethouders in 2024 een beleidsregel vast die gebruikt kan worden als basis voor (geharmoniseerde) afwijking via de zogeheten buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa).

 

6.3. Grootschalige huisvesting

6.3.1. Toelatingscriteria

Er worden criteria gesteld ten aanzien van de (persoon van de) initiatiefnemer. De gemeente verlegt de aandacht van eigendom naar eisen aan de kwaliteit van bebouwing, professioneel beheer en goede communicatie met belanghebbenden en omwonenden om te bepalen of aan een locatie medewerking kan worden verleend.

De initiatiefnemer kan in zijn initiatief worden ontvangen indien hij:

  • lid is van de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) of Nederlandse Bond Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) of

  • beschikt over het certificaat SNF-normen (Stichting Normering Flexwonen, certificering) of

  • beschikt over het SNA-keurmerk (Stichting Normering Arbeid, certificering).

6.3.2. Kwalitatieve criteria

Aanvullend op de toelatingscriteria dient het initiatief een toelichting te bevatten met informatie over:

  • beheer, communicatie met de buurt, klachtafhandeling;

  • werkplekken in de gemeente c.q. regio waar betreffende uitzender personeel levert en huidige huisvesting van eigen arbeidsmigranten;

  • het gemiddelde bedrag dat aan de te huisvesten persoon wordt gevraagd als huurvergoeding en andere kosten;

  • visie op de huisvestingsmarkt voor arbeidsmigranten, de rol en verantwoordelijkheid van de uitzender en op innovaties in huisvesting en hoe het initiatief een bijdrage levert aan het gemeentelijk beleid;

  • de wijze waarop professioneel beheer (24/7) van de te exploiteren locatie plaats gaat vinden;

  • de wijze waarop de communicatie- en omgevingsregie met omwonenden en andere belanghebbende partijen plaats gaat vinden (zoals het instellen van een klankborgroep).

6.3.3. Algemene criteria

Voor elke locatie is medewerking van de gemeente noodzakelijk. Alle nieuwe locaties liggen bij voorkeur nabij de bebouwde kom en op basis van een sociale kaart (gericht op het benutten van de functies binnen de gemeente) zal per locatie onderzocht worden in welke mate de internationale werknemers naar verwachting het (winkel)voorzieningenaanbod gaan benutten.

Een locatie is niet eerder een reële en communiceerbare locatie voordat een initiatiefnemer een naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders haalbaar plan heeft gemaakt, dit plan geen onoplosbare belemmeringen kent én moeten er afspraken zijn gemaakt ten aanzien van communicatie en beheer. Pas dan wordt een plan voldoende kansrijk geacht om breder gepresenteerd te worden en de omgevingsdialoog te starten.

De omvang van de locatie en het exact aantal bedden blijft maatwerk en wordt ook gerelateerd aan de gekozen locatie en de omgeving (draagkracht in het kader van de sociale cohesie). Daarbij geldt dat het aanbod van huisvestingstype kan variëren, tussen locaties en ook daarbinnen. De huisvestingsvraag is immers divers.

 

Voorts geldt dat:

  • locaties goed zijn verspreid over de gemeente;

  • locaties krijgen geen generieke woonbestemming;

  • de omvang van de locatie is bij voorkeur circa 1 hectare2;

  • parkeren dient te voldoen aan de gemeentelijke nota parkeernormen;

  • er een goede verkeersontsluiting moet zijn en de locatie goed bereikbaarheid is voor hulpdiensten;

  • afhankelijk van omvang huisvesting en locatie kan aanvullend een vervoersplan verplicht worden gesteld;

  • ontspanningsmogelijkheden onderdeel uitmaken van de locatieontwikkeling;3

  • voldoende ruimte aanwezig is voor de opslag van fietsen, tuinmeubilair, e.d.;

  • voldoende capaciteit is voor het verzamelen van afval, waarbij wordt voldaan aan de in de gemeente geldende eisen voor het scheiden en aanbieden van afval;

  • de arbeidsmigranten gebruik maken van de voorzieningen van de gemeente;

  • per locatie wordt door de initiatiefnemer een sociale kaart gemaakt van de voorzieningen (winkels, apotheek, horeca, etc.) die de arbeidsmigrant en hoogstwaarschijnlijk gaan gebruiken.

6.3.4. Bijzondere eisen

Aan het initiatief dan wel de initiatiefnemer worden in geval van een huisvesting van grootschalige voorzieningen de aanvullende eis gesteld dat deze het convenant huisvesting arbeidsmigranten Land van Cuijk ondertekend heeft of met de gemeente een overeenkomst sluit overeenkomstig het convenant.

Zoals eerder is aangegeven is een van de doelen van het beleid huisvesting arbeidsmigranten dat het aantal verkamerde woningen wordt verminderd. Dit streven wordt ook door marktpartijen onderschreven. Waar een initiatief dus ziet op de ontwikkeling van grootschalige huisvesting, dan wordt het bestaande bezit van betrokken partijen als uitzendorganisaties/ huisvesters hierbij betrokken.

Het initiatief dient in deze situatie vergezeld te gaan van een overzicht van het woningbezit van betrokken partijen in de gemeente. In overleg zullen daarbij (aanvullende) afspraken gemaakt worden over het aantal verkamerde woningen dat ‘teruggegeven’ wordt aan de markt door deze weer als reguliere woning te verkopen. Deze verplichting wordt schriftelijk vastgelegd tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

Tot slot. Indien een locatie permanent wordt ingezet voor huisvesting van arbeidsmigranten zal de bestemming verruimd worden met een specifieke op deze functie toegesneden (‘huisvesting arbeidsmigranten’). Omzetting naar regulier wonen is daarmee uitgesloten en wordt voorkomen dat er nieuwe woongebieden ontstaan; de afweging van reguliere woongebieden kent immers nadrukkelijk andere afwegingskaders.

 

6.4. Overige vormen van huisvesting

In voorkomende gevallen wordt gekeken worden naar de grootste gemeenschappelijke deler die het initiatief heeft met een van de drie voornoemde categorieën. Toetsing van het initiatief vindt plaats naar analogie van de betreffende categorie.

 

Samenvatting uitgangspunten en aandachtspunten

  • De gemeente streeft – huisvesting ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf uitgezonderd – bij voorkeur naar (grotere) logiesvoorzieningen in gemengde (overgangs)zones, niet ver gelegen van de kernen.

  • Gestreefd wordt zoveel als mogelijk scheiding aan te brengen tussen de rollen van werkgever en huisvester. Uitzendbureaus en werkgevers dienen een arbeidsmigrant die vanwege ziekte en/of verandering van werk (bijvoorbeeld ontslag) niet (langer) in de woonruimte kan verblijven een gelijkwaardig alternatief aan te bieden voor een periode van tenminste 30 dagen.

  • Een (nieuw) bedrijf is verplicht in kaart te brengen hoeveel arbeidsmigranten er naar verwachting komen te werken waarbij in kaart gebracht wordt wat dit betekent voor huisvesting, vervoer, leefomgeving en zorg.

  • Voor iedere grootschalige huisvestingslocatie (> 20 personen) dient een beheerder te zijn aangewezen. Deze zorgt voor het dagelijks onderhoud van de huisvesting en is altijd (24/7) bereikbaar voor huurders/ gebruikers, omwonenden, politie en/of gemeente.

  • Pensions en logiesgebouwen kunnen worden gerealiseerd in vrijkomende gebouwen in de kern en het buitengebied op die locaties waar hergebruik voor de oorspronkelijke doeleinden niet voor de hand ligt dan wel ongewenst is.

  • Voor de huisvesting zijn minimaal de eisen van de Stichting Normering Flexwonen (SNF) – of voor huisvesting van eigen personeel bij agrarische bedrijven – Agrarisch Keurmerk Flexwonen (AKF) van toepassing.

  • Het realiseren van grootschalige huisvesting in het buitengebied is niet op voorhand uitgesloten; vanuit de integratiegedachte heeft dit evenwel nadrukkelijk niet de voorkeur. Dit geldt ook voor het gebruik van recreatieterreinen.

  • Grootschalige voorzieningen op/aan (randen van) bedrijfsterreinen is niet uitgesloten; dit mag in ieder geval niet leiden tot een grotere vraag naar bedrijfsterreinen.

  • Arbeidsmigranten worden zo dicht mogelijk bij de werkplek gehuisvest zodat alternatieve vormen van vervoer (zoals de fiets) ingezet kunnen worden.

  • Indien huisvesting (ook) betrekking heeft op jeugdige arbeidsmigranten is de bescherming van deze kwetsbare groep een extra punt van aandacht en zorg. Huisvesting van minderjarige arbeidsmigranten vraagt daarmee per definitie om maatwerk en kan leiden tot aanvullende gemeentelijke eisen.

7. Bestemmingsplan, Omgevingswet en Verhuurvergunning

Bij het ‘Overzicht te harmoniseren beleid’ (hoofdstuk 3) is aangegeven, dat op de huisvesting van arbeidsmigranten vooral ook al bestaande regels/voorschriften van het bestemmingsplan van toepassing zijn op de huisvesting van arbeidsmigranten.

 

Afwijkingsregeling voor 1 januari 2024

Onder het huidige planologisch regiem wordt – in geval van afwijking van het bestemmingsplan en in het bestemmingsplan ontbreekt het aan een binnenplanse vrijstelling of ontheffing – van het Besluit omgevingsrecht (kruimelgevallenregeling) gebruik gemaakt om tijdelijke omgevings-vergunningen af te geven.

 

Afwijkingsregeling na 1 januari 2024

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet verandert deze grondslag. Is een initiatief in strijd met het planologisch regiem, dan is afwijking alleen nog maar mogelijk via de procedure van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (bopa).

Toepassing hiervan is mogelijk indien uit de toetsing van het verzoek aan de uitgangspunten van deze beleidsnota positief is. De bopa-procedure treedt ook in de plaats van nu nog bestaande binnenplanse vrijstellingen en/of ontheffingen.

 

Verhuurvergunning

Naast het ruimtelijk-planologische spoor, geldt voor nieuwe initiatieven ook de vergunningplicht op basis van de Huurverordening (Wet goed verhuurderschap).

Voor het realiseren van huisvesting voor arbeidsmigranten geldt dan ook een meervoudig vergunningstelsel.

8. Toezicht en handhaving

Algemeen wordt handhaving beschouwt als het sluitstuk van regelgeving. Dat geldt dus ook in het geval van deze beleidsnota.

Wat buiten kijf staat is dat malafide ondernemers die willens en wetens misbruik maken van arbeidsmigranten en daaraan verdienen streng aangepakt moeten worden. Dit betekent dan ook dat het bestaande toezicht op slechte huisvestingssituaties moet voortgezet worden. Er dient dan ook nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de uitbreiding van de capaciteit, onder meer als gevolg van de al eerdergenoemde Wet goed verhuurderschap.

 

8.1. Wet goed verhuurderschap en handhaving

Een direct resultaat van het rapport van het Aanjaagteam - zie 4.1.1. - is de per 1 juli 2023 in werking getreden Wet goed verhuurderschap (Wgv).

Gemeenten hebben een toezichthoudende en handhavende taak ten aanzien van het gedrag van verhuurders. Naast algemene normen voor het verhuurgedrag van verhuurders, bevat de Wgv ook specifieke bepalingen ten aanzien van de bescherming van arbeidsmigranten.

De wet introduceert algemene regels waaraan de verhuurder zich moet houden, zoals het voorkomen en tegengaan van discriminatie en intimidatie, de wijze waarop de huur, borg en servicekosten moeten worden berekend. Belangrijk is ook dat verhuurders die verhuren aan arbeidsmigranten daarbij arbeidsmigranten altijd een aparte huurovereenkomst moeten aanbieden. Deze huurovereenkomst mag geen onderdeel zijn van een arbeidsovereenkomst. Verlies van een arbeidsrelatie leidt daarmee niet automatisch tot direct verlies van woning. Gemeenten moeten daarnaast een laagdrempelig meldpunt inrichten. Bij dit meldpunt kan (anoniem) gemeld worden over slecht verhuurgedrag.

Wil de gemeente stevig grip wil krijgen op het verhuurgedrag richting arbeidsmigranten, dan is daarvoor het instrument van de Verhuurverordening. Hierin wordt dan de verplichting opgenomen dat – naast de omgevingsvergunning – enkel mag worden verhuurd aan arbeids-migranten als de verhuurder beschikt over de verhuurvergunning verblijfsruimte.

Met de verhuurvergunning wordt ervoor gezorgd dat een arbeidsmigrant beschikt over een eigen slaapkamer waarmee privacy, rust en voldoende beschikbaarheid van de aanwezige voorzieningen geborgd. Met dit voorschrift wordt ook overbewoning bestreden met een positieve uitwerking op de leefbaarheid van een wijk. Daarnaast kunnen, aanvullend op de eisen van het Bouwbesluit, nadere eisen gesteld worden aan overige aanwezige voorzieningen in de keuken, badkamer en wasruimte.

 

In 2024 wordt de gemeenteraad een voorstel voorgelegd tot instelling van de Verhuurverordening. Hierbij zal dan ook een reële inschatting worden gemaakt van de hieraan verbonden capaciteitsvraag (vergunningverlening, toezicht en handhaving).

 

8.2. Inrichting meldpunt en ambtelijke coördinatie

Het is verplicht een meldpunt in te stellen waar huurders (waaronder arbeidsmigranten) terecht kunnen met signalen en klachten over ongewenst gedrag van verhuurders. Het meldpunt moet laagdrempelig benaderbaar en kosteloos en anoniem melden van misstanden mogelijk maken. Zo nodig kan de gemeente naar andere instanties doorverwijzen.

Deze verplichting geldt met ingang van 1 januari 2024. Het besluit tot instelling van het meldpunt is op 28 november 2023 genomen. Hierover de gemeenteraad geïnformeerd middels een raadsinformatiebrief. De definitieve inrichting van het meldpunt vindt plaats in de loop van de eerste helft van 2024. Tot die tijd wordt aansluiting gezocht bij een van de bestaande gemeentelijke meldlijnen. Werkende weg zal aan de hand van praktijkervaring de definitieve inrichting en werkwijze ingevuld worden.

Interne ambtelijke afstemming vindt – afhankelijk van de aard van de melding - plaats tussen de meest betroken taakvelden (Wonen en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ontwikkeling, Vergunningen, Toezicht, Handhaving). Waar nodig worden daarbij ook andere taakvelden en/of externe partijen (o.a. politie) betrokken.

 

8.3. Capaciteit

De verplichte inrichting van het meldpunt leidt op korte en middellange termijn tot extra ambtelijke inzet.

 

Ook zal naar verwachting bij de bekendmaking van het nieuwe beleid tijdelijke huisvesting arbeidsmigranten leiden tot nieuwe aanvragen met als gevolg meer tijd nodig voor (RO-) toetsing, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hoewel er deels sprake is van een verschuiving van bestaande werkzaamheden, is er op korte en middellange termijn sprake van meerwerk, vooral binnen de taakvelden Ruimtelijke Ontwikkeling, Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Op de langere termijn is mogelijk wel sprake van een inverdieneffect na de ingebruikname van een of meerdere grote locaties.

 

8.4. Informatievoorziening aan arbeidsmigranten

Arbeidsmigranten weten niet altijd goed hun weg in de samenleving te vinden. Om te voorkomen dat arbeidsmigranten tweederangsburgers worden, moet – aldus de eerdergenoemde commissie Roemer – de informatievoorziening voor arbeidsmigranten naar een aanzienlijk hoger niveau om hun positie in de samenleving te verbeteren.

Mede door toedoen van het Expertisecentrum Flexwonen is een krachtige app ontwikkeld met de naam MYinfoNL. Via de app krijgt de arbeidsmigrant in de eigen taal over tal van relevante thema’s. De app maakt het delen van essentiële informatie erg eenvoudig. De gemeente kan de app volledig zelf inrichten.

Behalve gemeenten kan de app ook gebruikt worden door werkgevers en huisvesters. Gelet op het voornemen om veel meer samenwerking met marktpartijen te zoeken, is de gemeente niet alleen voorstander om zelf van de app gebruik te gaan maken; ook zal de gemeente lokaal actieve werkgevers en huisvesters gaan aansporen de app te gaan gebruiken.

Invoering/ingebruikname van de app staat gepland voor 2024. Aan de invoering zijn kosten verbonden waarvoor nog geen dekking is. Omdat de app ook nadrukkelijk een functie/relatie kan hebben als informatie- en doorverwijsfunctie bij het gemeentelijk meldpunt wonen (zie § 8.2) wordt de ingebruikname van de app betrokken bij de opstellen van de Kadernota 2025.

 

Samenvatting uitgangspunten en aandachtspunten

  • Na vaststelling van het beleid wordt een besluit genomen over de instelling van de gemeentelijke Verhuurverordening en de invoering van de Verhuurvergunning (Wet goed verhuurderschap).

  • Voor bestaande situaties geldt een overgangstermijn van 6 maanden om te voldoen aan de eisen van de Wet goed verhuurderschap.

  • De gemeente zet in op een goede informatievoorziening voor arbeidsmigranten, bij voorkeur via de MYinfoNL-app. Deze app dient daarmee tevens als (digitaal) gemeentelijk informatieloket voor arbeidsmigranten.

9. Financiële paragraaf

Voor het instellen en het in werking hebben van het gemeentelijk meldpunt in het kader van de Wet goed verhuurderschap zijn door het Rijk zowel incidenteel (€21.349) als structureel (€ 50.325) middelen beschikbaar gesteld (gemeentefonds).

 

Voor de in- en uitvoering van de verhuurvergunning krijgt de gemeente geen bijdrage van het Rijk. Een aanpassing van de legesverordening is dan ook noodzakelijk om de kosten die verband houden met het in behandeling nemen van vergunningaanvragen af te dekken.

 

Uitvoering van het in deze beleidsnota beschreven beleid is deels voortzetting van de bestaande situatie. Zoals hiervoor onder 8.3 staat beschreven is niet uit te sluiten dat er sprake is van de noodzaak tot verruiming van de ambtelijke capaciteit. In de jaarlijks op te stellen monitor zal hier ook aandacht aan worden besteed, via de P&C-cyclus of bij wijze van separate voorstellen wordt de gemeenteraad geïnformeerd en waar nodig gevraagd extra financiële middelen beschikbaar te stellen.

 

Voor het in gebruik nemen van de MYinfoNL is jaarlijks een bedrag van € 20.400 gemoeid en wordt nader besproken bij de Kadernota 2025.

10. Monitoring en evaluatie

Deze beleidsnota is bedoeld om onwenselijke situaties te voorkomen en misstanden tegen te gaan. Het daarin vastgelegde beleid beidt daarnaast helderheid aan initiatiefnemers over wat binnen de gemeente Land van Cuijk (on)mogelijk is ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten. Of het beleid tot de gewenste ontwikkelingen leidt, zal met enige regelmaat gemonitord en geëvalueerd moeten worden.

 

10.1. Monitoring

Jaarlijks wordt de gemeenteraad een monitor aangeboden die inzicht geeft over het afgelopen kalenderjaar. Dit zal in 2025 voor de eerste keer zijn waarbij wordt teruggeblikt op het jaar 2024. In de monitor komen (in ieder geval) de navolgende aspecten aan de orde:

  • aantal in- en uitgeschreven tijdelijke werknemers;

  • aantal overnachtingen door shortstay (nachtregister), inclusief opbrengsten;

  • stand van zaken rondom verkamerde woningen;

  • meldingen van overlast en uitkomsten van handhavingszaken met betrekking tot huisvesting;

  • overzicht van ingediende initiatieven en beoordeling door de gemeente;

  • belangrijkste resultaten van de regionale samenwerking.

10.2. Evaluatie

Naast monitoring is het van belang om het beleid te evalueren. Daarbij kunnen de resultaten van de jaarlijkse monitor een rol spelen, maar ook bijvoorbeeld de vraag of de in deze beleidsnota vastgestelde uitgangspunten en toetsingskader nog actueel zijn. Maar ook of er sprake is van nieuwe en/of gewijzigde wetgeving die (moeten) leiden tot aanpassing of zelfs het intrekken van bestaande regelingen.

Evaluatie vindt intern ambtelijk plaats en vindt terugkoppeling plaats aan het college. Waar nodig zal het college de raad informeren (al dan niet in combinatie met de jaarlijkse monitor) en/of concrete voorstellen doen tot aanpassing van de beleidsnota/het beleid.

 

10.3. Ambtelijke capaciteit

In het verlengde van wat staat beschreven in de paragrafen 8.3. en 9.3. zal de ambtelijke capaciteit telkens apart belicht worden.

11. Beslispunten en Uitvoeringsprogramma

Tot slot volgt in deze beleidsnota een overzicht van beslispunten. Daaraan toegevoegd tevens de nog uit te werken onderwerpen die beschouwd kunnen worden als uitvoeringsprogramma.

 

11.1. Beslispunten (raad)

  • Vaststellen van de beleidsnota.

In 2024 volgt een voorstel voor het vaststellen van de Verhuurverordening op basis van de Wet goed verhuurderschap.

 

11.2. Uitvoeringsprogramma (college)

In de onderstaande tabel staan de onderwerpen die nader uitgewerkt (moeten) worden, uitgesplitst naar onderwerp, de relatie met de beleidsnota en/of de Verhuurverordening en de periode of tijdvakken waarin hieraan uitvoering gegeven wordt.

 

Onderwerp

Vindplaats

Wanneer

Plan van aanpak en gevolgen in kaart brengen van doorvertaling beleid in planvoorschriften

Beleidsnota § 3.2.

Start 2024

Overleg gericht op totstandkoming van convenant huisvesting arbeidsmigranten

Beleidsnota § 5.6.

2024

Regionaal overleg gericht op creëren van gelijk speelveld (van lokaal convenant naar regionaal convenant)

Beleidsnota § 5.6.

2024

Voorbereiding opstellen beleidsregel ‘Kamerbewoning in woningen’

Beleidsnota § 6.1.

2023-2024

Voorbereiding opstellen beleidsregel ‘seizoenshuisvesting op het (agrarisch) bedrijf’)

Beleidsnota § 6.2.

2023-2024

Operationaliseren van (telefonisch) meldpunt in kader van Wet goed verhuurderschap

Beleidsnota § 8.1. en 8.2.

2023

Nadere uitwerking/integratie met Handhavingsnota

Beleidsnota § 8.1. en 8.2.

2023-2024

Monitor over 2024

Beleidsnota § 10.1

2025

 

Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de op 29 juni 2023 genomen raadsbesluiten:

  • delegeren onderdelen omgevingsplan;

  • lijst gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van vergunningverlening is vereist;

  • adviesrecht raad en verplichte participatie buitenplanse omgevingsactiviteiten.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Land van Cuijk in zijn openbare vergadering van 1 februari 2024.

De griffier,

Richard van der Weegen

De voorzitter,

Marieke Moorman

Bijlage 1 – Overzicht vastgesteld beleid

 

  • 1.

    Beleid voormalige gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis

    Om de ongebreidelde verkamering van reguliere (sociale) koopwoningen een halt toe te roepen, zijn in het eerste kwartaal 2020 drie beleidsdocumenten door de gemeenteraden van Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en Sint Anthonis vastgesteld die juridisch handvatten bieden om de gesignaleerde problematiek te kunnen aanpakken c.q. voorkomen. Hiermee kwam een samenhangend pakket aan maatregelen en interventies beschikbaar om dit efficiënt en effectief te kunnen doen.

     

    Deel 1 – Introductie en uitgangspunten:

    Voor het ontwikkelen van beleid dient eerst helder te zijn welke uitgangspunten worden gehanteerd om te zorgen voor goede woon- en werkomstandigheden voor de arbeidsmigrant en ervoor te zorgen dat men hier (hopelijk) graag wil blijven komen en werken. Daarbij wordt voortgeborduurd op landelijk en provinciaal geformuleerde aandachtspunten. Deze zijn vertaald naar werkbare uitgangspunten voor de vier voormalige gemeenten.

     

    Deel 2 – Kadernota met beleidsregels en paraplubestemmingsplan:

    De gemeenten zijn geen voorstander van het huisvesten van arbeidsmigranten in verkamerde woningen (behoudens de voormalige gemeente Boxmeer), maar streven naar grootschalige logiesvoorzieningen. De kadernota is een document dat diverse zaken met elkaar verbindt en uitlegt. Denk hierbij aan: de huisvesting arbeidsmigranten en seizoenarbeiders, verkamering van panden, beleidsregels, invoering (paraplu) bestemmingsplan en het verminderen van overlast. Kortom: het verkameren van woningen is alleen toegestaan als hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

     

    Deel 3 – Ontwikkelkader grootschalige logiesvoorzieningen:

    Om grootschalige logiesvoorzieningen mogelijk te kunnen maken, is een ontwikkelkader vastgesteld. Dit kader dient als toetssteen om mee te werken aan een nieuw bestemmingsplan, buitenplanse afwijking van een bestemmingsplan (verklaring van geen bedenkingen), afwijkend gebruik toe te staan (kruimelgevallenregeling) of het verlenen van een omgevingsvergunning. Ook hierbij kunnen zaken als een leefbaarheidstoets en prestatiecontract voorwaarden zijn.

  • 2.

    Paraplubestemmingsplan (voormalige gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert)

    Door de toenemende komst van arbeidsmigranten is het van belang dat er voor hen goede huisvesting wordt geregeld. Ook dienen er afspraken te worden gemaakt om overlast in de woonomgeving zoveel als mogelijk te voorkomen. Het paraplubestemmingsplan ‘Omzetten woningen’ biedt hiervoor een goede basis. Deze regeling is van toepassing op het grondgebied van de voormalige gemeenten Cuijk, Grave en Mill en Sint Hubert.

  • 3.

    Beleid voormalige gemeente Boxmeer

    Op 11 juni 2020 heeft de gemeenteraad van Boxmeer besloten tot vaststelling van het Toetsingskader kleinschalige huisvesting van arbeidsmigranten. Volgens dat besluit kan het college van burgemeester en wethouders – onder voorwaarden en daarmee in afwijking van het bestemmingsplan – medewerking verlenen aan de huisvesting van arbeidsmigranten tot een maximum van 20 personen.

Bijlage 2 – Regeling buitengebied seizoenswerkers

 

Bestemmingsplan Boxmeer (2018)

3.5.3 Tijdelijke huisvesting tijdelijke werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 voor het toestaan van tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers in bedrijfsgebouwen of woonunits, mits:

  • a.

    de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  • b.

    de huisvesting niet langer dan 6 maanden duurt en uitsluitend werknemers betreft die werkzaamheden verrichten binnen het bedrijf waarin ze gehuisvest zijn;

  • c.

    de woonunits een bouwhoogte van maximaal 3 meter en een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 250 m² hebben;

  • d.

    de woonunits binnen het bouwvlak geplaatst en doelmatig landschappelijk ingepast worden;

  • e.

    de woonunits na het gebruik verwijderd worden.

Plan Buitengebied Cuijk (2016)

3.3.9 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  • b.

    De stacaravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  • c.

    De stacaravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.

  • d.

    Per bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.

  • e.

    De oppervlakte per stacaravan/woonunit mag maximaal 30 m² bedragen.

  • f.

    De bouwhoogte van een stacaravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.

  • g.

    Stacaravans/woonunits mogen per kalenderjaar maximaal 6 maanden aaneengesloten worden geplaatst. Na afloop van deze periode dienen de stacaravans/woonunits te worden verwijderd.

  • h.

    Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  • i.

    Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

Plan Buitengebied Grave (2018)

3.4.4 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoenarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  • b.

    Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  • c.

    Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

  • d.

    Per bouwvlak mag maximaal 150 m² worden aangewend voor de huisvesting, inclusief gemeenschappelijke voorzieningen.

  • e.

    Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

Bestemmingsplan Mill en Sint Hubert (2018)

3.3.2 Afwijken bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder d voor het plaatsen van woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

  • b.

    Woonunits mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bedrijfsvoering van het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  • c.

    Woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bouwvlak.

  • d.

    Per bouwvlak zijn maximaal 3 woonunits toegestaan.

  • e.

    De oppervlakte per woonunit mag niet meer bedragen dan 30 m².

  • f.

    De bouwhoogte van een woonunit mag niet meer bedragen dan 3 m.

  • g.

    Stapeling van woonunits is niet toegestaan.

  • h.

    Het gebruik van bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  • i.

    Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

  • j.

    De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  • k.

    De woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar.

Bestemmingsplan Sint Anthonis (2013)

40.12 Tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.4.1, 5.5.1, 6.4.1, 7.4.1 en 8.4.1. ten behoeve van tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten in bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen, met dien verstande dat:

  • a.

    de huisvesting noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de opvang van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte van dat bedrijf;

  • b.

    het uitsluitend arbeidskrachten betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze zijn gehuisvest werkzaamheden verrichten. Indien een bedrijf meerdere locaties heeft mag de huisvesting voor die locaties slechts geconcentreerd op één bedrijfslocatie plaatsvinden;

  • c.

    de huisvesting niet structureel van aard is;

  • d.

    het maximum aantal te huisvesten arbeidskrachten is afgestemd op de omvang en ligging van het bedrijf, de bereikbaarheid van de locatie en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bedrijf maximaal 40 werknemers mogen worden gehuisvest;

  • e.

    de gezamenlijke oppervlakte van voorzieningen voor huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten per agrarisch bedrijf maximaal 240 m² bedraagt. Binnen deze oppervlakte dienen ook de sanitaire voorzieningen te worden gerealiseerd;

  • f.

    het gebruik van de gebouwen voor tijdelijke bewoning dient te worden beëindigd als de behoefte aan huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten niet meer aanwezig is;

  • g.

    geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    • 1.

      de verkeersveiligheid;

    • 2.

      het woon- en leefklimaat;

    • 3.

      de parkeerbalans in de directe omgeving. In voldoende mate dient te worden voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;

    • 4.

      de milieusituatie;

    • 5.

      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  • h.

    de afwijking geen significant nadelige effecten mag hebben op Natura-2000 gebieden en/of stiltegebieden;

  • i.

    in combinatie met of in plaats van huisvesting in bedrijfsgebouwen, gedurende maximaal 6 maanden per jaar huisvesting in woonunits mag plaatsvinden. Daarbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • 1.

      de woonunits worden binnen het bestemmingsvlak of direct aansluitend aan het bestemmingsvlak geplaatst;

    • 2.

      woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet (volledig) geregeld kan worden in de bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning;

    • 3.

      stacaravans en andere kampeermiddelen zijn niet toegestaan;

    • 4.

      de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter. Opeenstapeling van meerdere units is niet toegestaan;

    • 5.

      de woonunits worden zorgvuldig landschappelijk ingepast op basis van een erfbeplantingsplan;

    • 6.

      de woonunits zijn stedenbouwkundig en ruimtelijk aanvaardbaar;

    • 7.

      na afloop van de maximale termijn van 6 maanden worden buiten het bestemmingsvlak geplaatste woonunits direct verwijderd;

  • j.

    het college kan bij omgevingsvergunning nadere eisen stellen ten aanzien van huisvestingsnormen zoals minimale oppervlakte per persoon, aantal (sanitaire) voorzieningen en dergelijke.

Bijlage 3 – Belangenmatrix

 

Wie

Belang

Argumenten voor

Argumenten tegen

Mogelijk te leveren bijdrage

Gemeente

Goede huisvesting en begeleiding; economische ontwikkeling regio.

redenen van goede integratie, begrip en acceptatie onder bewoners, openbare orde

Niet te grootschalig, geschikte locatie, onttrekking woningen aan reguliere woningmarkt

Juridisch planologische ondersteuning, beleid begeleiding arbeidsmigranten bij integratie

Werkgevers

Staan te springen om gemeentelijk beleid. Groep arbeidsmigranten groeit nog steeds en veranderd door de jaren heen qua samenstelling. Probleem speelt al langer.

Meer werknemers dan bedden

Eigen huisvestingsvoorziening onttrekt zich van toezicht en leidt vaak tot misstanden

Kopen zelf panden op of treffen voorzieningen op eigen terrein

Arbeidsmigranten

Goede woning bij werk

Goede woning leidt vaak ook tot betere integratie. In contact komen met landgenoten.

Slechte woning en uitbuiting voorkomen, meerdere nationaliteiten en achtergronden binnen 1 complex. Diverse groep. Short stay migranten willen niet integreren, willen bij landgenoten zijn.

Gedragsregels op wooncomplexen

Werknemers

Continuïteit en werkdruk verlagen

Doen werk dat blijft liggen, waardoor de continuïteit is geborgd

‘pikken’ de baantjes in.

Integratie/opname in de bedrijfsprocessen en cultuur

Inwoners

Economische ontwikkeling; ‘het werk wordt gedaan’; continuïteit

‘vervelend’ of tijdelijk werk wordt door arbeidsmigranten opgepakt

Overlast; onbekendheid

Helpen bij de integratie, het thuis voelen van arbeidsmigranten

Koepelorganisaties

Geen wantoestanden en aantrekkelijke werkverschaffing

Woningcorporatie

Woningcorporaties zien arbeidsmigranten en met name de short stay niet als hun doelgroep

Woningcorporaties hebben veel ervaringen met huisvesting van doelgroepen en begeleiding en beheer van wooncomplexen

woningcorporaties zien huisvesting van short stay arbeidsmigranten niet als hun taak

Potentiële bewoners van complexen (met name midstay en long stay).

Ondernemers short stay

Ondernemersbelang

Markt heeft goed inzicht in aard en omvang van vraag en behoefte en contacten met werkgevers

Ondernemers hebben niet noodzakelijk een maatschappelijk belang (sociale cohesie, overlast omgeving, etc.)

Er zijn ondernemers met veel ervaring met logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten. Zij weten heel goed wat behoeften van migranten en werkgevers zijn en hoe de huisvesting ordelijk en in samenhang met omgeving kan worden vormgegeven

Bijlage 4 – VNG-model Verhuurverordening

 

Deze bijlage is ter informatie opgenomen. Vaststelling van de beleidsnota houdt niet in dat deze verordening daarmee gelijktijdig wordt vastgesteld. Zoals in het bij deze beleidsnota behorende raadsvoorstel is opgeschreven wordt in de loop van 2024 een separaat voorstel voorbereid op basis waarvan de gemeenteraad een besluit neemt over de instelling van de Verhuurverordening.

 

Leeswijzer modelbepalingen

 

  • [] of [iets] = door gemeente in te vullen, zie bijvoorbeeld artikel 2, tweede lid, onderdeel a.

  • [iets] = facultatief, zie bijvoorbeeld de artikelen 2 en 3.

  • [iets OF iets] = door gemeente te kiezen, zie bijvoorbeeld artikel 5, eerste lid.

  • [(iets)] = een voorbeeld ter illustratie of uitleg voor gemeente, zie bijvoorbeeld artikel 7, eerste lid.

Voor meer informatie/toelichting zie Model Verhuurverordening Wet goed verhuurderschap | VNG

 

Besluit van de raad van de gemeente [naam gemeente] tot vaststelling van de Verhuurverordening [naam gemeente en eventueel jaartal] (Verhuurverordening [naam gemeente en eventueel jaartal])

 

De raad van de gemeente [naam gemeente];

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [datum en nummer];

gelet op de artikelen 5, eerste lid, onderdeel [a, OF b, OF a en b,] en 19, tweede lid, van de Wet goed verhuurderschap;

gezien het advies van de [naam commissie];

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verhuurverordening [naam gemeente en eventueel jaartal]

 

Artikel 1. Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • verhuurvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel [a, OF b, OF a en b,] van de wet;

  • wet: Wet goed verhuurderschap.

[Artikel 2. Vergunningplicht verhuur woonruimte

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte te verhuren die behoort tot een in het tweede lid aangewezen categorie van woonruimten en gelegen is in een in het tweede lid aangewezen gebied.

  • 2.

    Aangewezen zijn de volgende categorieën van woonruimte en gebieden:

    • a.

      [omschrijving categorie] , gelegen in het in bijlage [nummer] bij deze verordening aangegeven gebied;

    • b.

      omschrijving categorie] , gelegen in het in bijlage [nummer] bij deze verordening aangegeven gebied.

  • 3.

    Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op [uitzonderingen].

  • 4.

    De verhuurvergunning is niet overdraagbaar.]

[Artikel 3. Vergunningplicht verhuur verblijfsruimte

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een verblijfsruimte te verhuren die behoort tot een in het tweede lid aangewezen categorie van verblijfsruimte.

  • 2.

    Aangewezen zijn de volgende categorieën van verblijfsruimte:

    • a.

      [omschrijving categorie];

    • b.

      [omschrijving categorie].

  • 3.

    Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op [uitzonderingen].

  • 4.

    De verhuurvergunning is niet overdraagbaar.]

Artikel 4. Aanvraag van de verhuurvergunning

  • 1.

    Een aanvraag om een verhuurvergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de aanvrager, alsmede de geboortedatum als een natuurlijk persoon de aanvraag indient of het nummer van de Kamer van Koophandel of het vestigingsnummer van de aanvrager als een rechtspersoon de aanvraag indient;

    • b.

      adres en huurprijs van de [woonruimte OF verblijfsruimte OF woon- of verblijfsruimte] waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      een afschrift van de te sluiten modelhuurovereenkomst;

    • d.

      een beschrijving van de wijze waarop de verhuurder invulling geeft aan de regels van goed verhuurderschap, bedoeld in artikel 2 van de wet;

    • e.

      een opgave van de aan de aanvrager binnen een tijdvak van acht jaar voorafgaand aan de aanvraag opgelegde bestuurlijke boetes en lasten onder dwangsom wegens handelen in strijd met de verboden en bepalingen genoemd in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van de wet; en

    • f.

      een opgave van de ten aanzien van de aanvrager genomen besluiten als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet voor zover het beheer nog niet overeenkomstig artikel 16 van de wet is beëindigd.

Artikel 5. Bestuurlijke boete

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van de verboden, bedoeld in [artikel 2, eerste lid, en OF artikel 3, eerste lid en OF de artikelen 2, eerste lid en 3, eerste lid, en] artikel 12, derde lid, van de wet of de op basis van artikel 8, [eerste lid, OF tweede en derde lid, OF eerste tot en met derde lid,] van de wet aan een verhuurvergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde boete bedraagt ten hoogste:

    • a.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vierde categorie, per 1 januari 2022 € 22.500)];

    • b.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste lid: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vierde categorie, per 1 januari 2022 € 22.500)];

    • c.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vierde categorie, per 1 januari 2022 € 22.500)];

    • d.

      voor overtreding van een aan een verhuurvergunning verbonden voorwaarde: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vierde categorie, per 1 januari 2022 € 22.500)].

  • 3.

    Als binnen een tijdvak van vier jaar voorafgaand aan de constatering van de overtreding al een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van de verboden of bepalingen bedoeld in het eerste lid, bedraagt de bestuurlijke boete, in afwijking van het tweede lid, ten hoogste:

    • a.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vijfde categorie, per 1 januari 2022 € 90.000)];

    • b.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste lid: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vijfde categorie, per 1 januari 2022 € 90.000)];

    • c.

      voor overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de wet: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vijfde categorie, per 1 januari 2022 € 90.000)];

    • d.

      voor overtreding van een aan een verhuurvergunning verbonden voorwaarde: € [bedrag; (ten hoogste een boete van de vijfde categorie, per 1 januari 2022 € 90.000)].

  • 4.

    Van recidive als bedoeld in het derde lid is sprake, als binnen vier jaar voorafgaand aan de constatering die leidt tot het opleggen van de in het eerste en derde lid bedoelde boete, een bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van de verboden, bedoeld in [artikel 2, eerste lid, en OF artikel 3, eerste lid en OF de artikelen 2, eerste lid en 3, eerste lid, en] artikel 12, derde lid, van de wet, de op basis van artikel 8, [eerste lid, OF tweede en derde lid, OF eerste tot en met derde lid,] van de wet aan een verhuurvergunning verbonden voorwaarden of het handelen in strijd met de regels van goed verhuurderschap als bedoeld in artikel 2 van de wet.

 

[Artikel 6. Overgangsrecht voor al aangevraagde en voor al verleende vergunningen

  • 1.

    Als voor inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel [oude regeling over verhuurvergunning] is ingediend en op de aanvraag nog niet is besloten als deze verordening in werking treedt, wordt op de aanvraag beslist met toepassing van het bepaalde in de wet en deze verordening en blijft [oude regeling over verhuurvergunning] buiten toepassing.

  • 2.

    Een vergunning verleend op grond van [oude regeling over verhuurvergunning] geldt als een verhuurvergunning verleend op grond van deze verordening.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de voorwaarden, voorschriften en beperkingen, verbonden aan een in het vorige lid bedoelde vergunning, vervangen door op grond van artikel 8, [eerste lid, OF tweede en derde lid, OF eerste tot en met derde lid,] van de wet aan de verhuurvergunning te verbinden voorwaarden.]

Artikel 7. Invoeringsregeling verhuurvergunning

  • 1.

    [Het verbod OF De verboden] in [artikel 2, eerste lid, OF artikel 3, eerste lid OF de artikelen 2, eerste lid en 3, eerste lid,] [is OF zijn] [met ingang van datum (niet eerder dan zes maanden na inwerkingtreding van de verordening) OF zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening] van toepassing op verhuurders die voor inwerkingtreding van deze verordening een [woonruimte OF verblijfsruimte OF woon- of verblijfsruimte] verhuurden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om voor de in het eerste lid genoemde datum op een aanvraag om een verhuurvergunning, ingediend door een in het eerste lid bedoelde verhuurder, te beslissen.

[Artikel 8. Intrekking oude vergunningstelsel

[onderdeel in te trekken verordening met de oude regeling] wordt ingetrokken met ingang van [datum (niet eerder dan zes maanden na inwerkingtreding van de verordening en niet later dan een jaar na inwerkingtreding van de wet)].]

 

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op [datum].

 

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verhuurverordening [naam gemeente en eventueel jaartal].

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van [datum].

 

De voorzitter,

 

De griffier,

Naar boven