Uitvoerings- en Handhavingsstrategie voor de fysieke leefomgeving (U&HS) gemeente Land van Cuijk

Voor de uitvoering van vergunningverlening-, toezicht en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving

 

1. Inleiding

Mensen die activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving zijn hiervoor in de eerste plaats zelf verantwoordelijk. Mogelijke schade, hinder en overlast moet worden voorkomen of hersteld. Dit is soms erg complex en daarom is besloten dat de overheid regels stelt, vergunningen (V) afgeeft, toezicht (T) houdt en handhaaft (H) als dat nodig is.

 

Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn voor de overheid in relatie tot inwoners en bedrijven belangrijke instrumenten. Initiatiefnemers willen graag hun initiatieven en ideeën kunnen realiseren, terwijl omwonenden en andere belanghebbenden willen dat hun belangen worden beschermd. Als overheid moeten we een balans vinden in het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. In deze Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (hierna: U&HS) wordt beschreven hoe we omgaan met die balans. De U&HS beschrijft de gemeentelijke doelen, prioriteiten en instrumenten op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).

 

De Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de gemeente Land van Cuijk is tot stand gekomen in afstemming tussen verschillende interne en externe partijen. De U&HS hebben wij vóór vaststelling afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en partners die belast zijn met de uitvoering en/of (strafrechtelijke) handhaving. Zo hebben wij deze strategie – voor de voor hen relevante delen– aan de omgevingsdienst, veiligheidsregio en de organen die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving (politie, OM) voorgelegd en met hen afgestemd. De U&HS is vervolgens vastgesteld door het college van B&W en ter kennisgeving aan de gemeenteraad en de provincie Noord-Brabant gestuurd.

 

Vanwege de ontwikkelingen op het gebied van het Omgevingsrecht, zoals de invoering van Omgevingswet (Ow) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), verandert de komende jaren veel in de werkwijze van de VTH-taken. Wij hebben ons voorbereid op de Omgevingswet. Dit betekent dat wij in deze U&HS aansluiten bij de nieuwe terminologie en gedachtegoed van de Omgevingswet.

1.1 Reikwijdte, afbakening en looptijd

Deze U&HS ziet toe op de gemeentelijke uitvoerings- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving die de gemeente zelf uitvoert. Wij behandelen vergunningaanvragen en meldingen en verrichten andere activiteiten in de fysieke leefomgeving. Ook geven wij informatie daarover aan inwoners en ondernemers, houden we toezicht op het naleven van vergunningvoorschriften en algemene regels en treden we handhavend op indien nodig. De uitvoerings- en handhavingstaken binnen het sociaal domein staan los van de U&HS. Deze afbakening betekent niet dat samenwerking tussen de verschillende vakdisciplines in de gemeente is uitgesloten. Over de volledige breedte van de organisatie mag van medewerkers worden verwacht dat zij ogen en oren goed openhouden en voor elkaar een signaalfunctie hebben. Integraal werken tussen vakdisciplines is een vanzelfsprekendheid en in Land van Cuijk daarom ook dagelijkse praktijk.

 

Bij de uitvoering van de gemeentelijke uitvoerings- en handhavingstaken in de fysieke leefomgeving wordt intensief samengewerkt met Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN, milieu) en de Veiligheidsregio Brabant-Noord (VRBN, Brandweer Brabant-Noord brandveiligheid). Ons college blijft daarbij steeds het bevoegd gezag. Wij hebben alle milieutaken ondergebracht bij de ODBN. Deze organisatie is daarmee verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de milieuwetgeving. De U&HS voor het milieudeel (Regionaal Operationeel Kader) wordt apart vastgesteld en maakt geen onderdeel uit van deze U&HS. Ook heeft het geen betrekking op andere (overheids)organisaties die toezicht- en handhavingstaken uitvoeren, zoals de brandweer Brabant-Noord (onderdeel van VRBN), de politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en de gemeenschappelijke gezondheidsdienst (GGD).

 

Voorliggend document heeft bewust geen looptijd. Het plan treedt in werking op het moment van vaststellen en loopt door tot vaststelling van een nieuwe U&HS. Doordat prioriteiten en doelstellingen jaarlijks in het uitvoeringsprogramma worden gemaakt, houden we daarmee de BIG-8 gesloten met maximale flexibiliteit in beleid en uitvoering. Een evaluatie van de U&HS is voorzien in 2029, zodat dan bepaald kan worden of de U&HS integraal verlengd kan worden of aanpassing wenselijk is.

1.2 U&HS als schakel in de cyclus

Het formuleren en uitvoeren van een U&HS is een belangrijke opgave. Het is wettelijk verplicht om een U&HS te hebben, die aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen staan in het Omgevingsbesluit (Ob). Hierin staat dat iedere overheidsorganisatie die bevoegd is om VTH-taken uit te voeren periodiek een uitvoerings- en handhavingsstrategie dient vast te stellen en dat die gebaseerd is op een analyse van problemen en risico’s. Ook dienen wij onze uitvoering af te stemmen met onze handhavingspartners.

 

Wij doen dit aan de hand van verschillende stappen: de 'dubbele regelkring' of de ‘Big 8' (voor uitleg bijlage 2). De basis hiervoor ligt in een grondige analyse van problemen en risico’s, die samen met de bestuurlijke ambities leiden tot speerpunten (prioriteiten en doelen). In de uitvoeringsstrategieën beschrijven we hoe we willen werken om onze ambities te realiseren.

 

Figuur 1 Dubbele regelkring (BIG 8)

 

De U&HS treedt in werking op het moment van vaststellen. Deze U&HS wordt vertaald in een jaarlijks uitvoeringsprogramma met specifieke activiteiten die voor dat jaar gepland staan. Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de uitvoering van deze activiteiten en aan het einde van het jaar evalueren we in welke mate de geplande activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en hoe deze hebben bijgedragen aan de doelstellingen uit de U&HS. Aan de hand van deze gegevens worden de U&HS en het jaarlijkse uitvoeringsprogramma (indien nodig) aangepast en ontstaat er een sluitende beleidscyclus. Zowel de U&HS als de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en het jaarverslag worden vastgesteld door het college van B&W en ter kennisname aan de gemeenteraad aangeboden.

 

Figuur 2 Beleidscyclus Omgevingswet

 

Zowel prioriteiten, doelen als strategieën leggen we voor meerdere jaren vast in dit document. De evaluatie en monitoring binnen de VTH-cyclus is ook input voor de beleidscyclus van de Omgevingswet.

 

Onder de Omgevingswet is sprake van een tweede beleidscyclus, zie figuur 2. Deze kent een vergelijkbare opzet (Plan, Do, Check, Act). Het verschil zit in het feit dat die cyclus betrekking heeft op de doelen ten aanzien van de fysieke leefomgeving, zoals per gemeente vervat in een Omgevingsvisie, Omgevingsprogramma en in de regelgeving uitgewerkt in het Omgevingsplan en Omgevingsvergunning. VTH-taken zijn in die cyclus te definiëren als één van de mogelijk in te zetten instrumenten.

 

De Omgevingswet kent nieuwe instrumenten, zoals de omgevingsvisie, omgevingsplan en het omgevingsprogramma. In de Omgevingswet staat de kwaliteit van de leefomgeving centraal, waarbij initiatieven uit de samenleving bepalend zijn voor die kwaliteit. Uitvoering betreft de activiteiten van burgers, bedrijven of overheden als initiatiefnemer. De zorg van de overheid is erop gericht de leefomgeving te verbeteren waar deze tekortschiet en kwaliteiten te behouden waar deze goed zijn.

 

Nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie en het omgevingsplan zijn leidend. De vervlechting van de beleidscyclus voor de VTH-taken en de instrumenten en werkwijze van de Omgevingswet gaat de komende jaren verder vorm krijgen. Voor deze U&HS is al zoveel mogelijk geanticipeerd op de nieuwe werkwijze onder de Omgevingswet.

1.3 Actualisatie beleid

In de gemeentelijke beleidscyclus en voorafgaand aan (nieuwe) beleidsontwikkeling is het nuttig te reflecteren op het huidige beleid. De gemeente Land van Cuijk is een fusiegemeente van de voormalige gemeenten Boxmeer, Cuijk, Mill en Sint Hubert, Grave en Sint Anthonis, die allemaal een apart VTH-beleid hadden. In dit document hebben we de oude beleidsplannen geharmoniseerd voor de gemeente Land van Cuijk. Gezien de herindeling en de nieuwe wetgeving achten wij een evaluatie van oude beleidsplannen niet opportuun. Deze VTH- beleidsplannen zijn verouderd en worden gelijktijdig met het vaststellen van deze U&HS ingetrokken. Voor de volledigheid hieronder de oude beleidsplannen:

 

  • Beleidsplan VTH 2019-2023 Boxmeer (hierna: beleidsplan Boxmeer);

  • Beleidsplan VTH gemeente Cuijk 2020 – 2024 (hierna: beleidsplan Cuijk);

  • Beleidsplan VTH gemeente Grave 2020 – 2024 (hierna: beleidsplan Grave);

  • Beleidsplan VTH gemeente Mill en Sint Hubert 2020 – 2024 (beleidsplan Mill en Sint Hubert);

  • Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving 2020 -2023 Sint Anthonis (beleidsplan Sint Anthonis).

Het interbestuurlijk toezicht (IBT) van de Provincie Noord-Brabant houdt toezicht op onze gemeente en ziet toe middels beoordelingsvragen op de tijdigheid/actualiteit en kwaliteit van de wettelijk vereiste VTH-documenten van gemeenten en komt met voorstellen om te verbeteringen. Wij pakken deze verbeteringen actief op. We hebben de volgende verbeteringen doorgevoerd:

 

  • de U&HS is aangepast aan de terminologie en gedachtegoed van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen;

  • de doelstellingen zijn SMART geformuleerd in het uitvoeringsprogramma en gebaseerd op een actuele analyse van problemen en risico’s. We hebben hiermee een focus aangebracht op de hoogste prioriteiten en aangegeven wat VTH denkt bij te dragen. Hierdoor kunnen we in de toekomst de doelstellingen beter evalueren en monitoren;

  • uniforme werkwijzen zijn bevorderd en risico’s zijn beheersbaar gemaakt door digitale toets- en toezichtsprotocollen te actualiseren en vast te leggen;

  • de verordening VTH wordt geactualiseerd aan de vernieuwde kwaliteitseisen en de Omgevingswet waardoor er een minimaal kwaliteitsniveau voor uitvoering van de VTH taken is vastgelegd;

  • de U&HS is actief onder de aandacht gebracht bij onze strafrechtelijke partners. Zo kunnen wij gezamenlijk de benodigde capaciteit, deskundigheid en continuïteit van de taakuitvoering garanderen.

1.4 Relatie met andere beleidsvelden

De U&HS past in het bredere beleid dat voor Land van Cuijk is opgesteld. Richtinggevend voor de U&HS is de coalitieverklaring, het raadsprogramma, de dienstverleningsvisie en de Omgevingsvisie in wording. De Omgevingsvisie wordt op dit moment vormgegeven en naar verwachting in de zomer van 2024 vastgesteld. Onze doelen en ambities voor de fysieke leefomgeving leggen we vast in de Omgevingsvisie. Zo helpt de Omgevingsvisie ons bij het maken van plannen voor de gemeente Land van Cuijk tot 2040. Bij de thema's die we uitwerken in de Omgevingsvisie zijn medewerkers van VTH actief betrokken. Hiermee willen we een ‘dubbele aansturing’ op de VTH-taken voorkomen: beleidsmatige aansturing vanuit de kerninstrumenten Omgevingswet en een operationele aansturing vanuit de beproefde werkwijze van de omgevingsanalyse met prioriteitstelling (BIG-8). De komende jaren wordt duidelijk hoe beiden sporen tot elkaar gaan komen. Het is een nieuwe manier van werken waar wij elkaar de ruimte moeten geven om te groeien.

De richtinggevende documenten hebben input geleverd voor de doelstellingen (zie hoofdstuk 3) en andere beleidsnota’s benoemen we in bijlage 1 onder meer (niet uitputtend) de wetten, beleidsdocumenten en belangrijke beleidskaders waar deze U&HS betrekking op heeft.

1.5 Ontwikkelingen

In deze paragraaf beschrijven we de belangrijkste (landelijke) ontwikkelingen, die van invloed zijn op de uitvoering en handhavingstaken in het fysieke domein. In ons uitvoeringsprogramma benoemen we de jaarlijkse relevante ontwikkelingen.

 

De voornaamste juridische ontwikkelingen zien in de komende jaren toe op een gedegen invoering van de Omgevingswet en alle gevolgen die daarmee samenhangen, zoals bijvoorbeeld het (verder) op orde brengen van de werkprocessen. Het is een intensief traject met een lange voorgeschiedenis. Daarnaast vraagt de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) de nodige aandacht. Deze wetten hebben langdurige gevolgen voor de wijze van werken en leiden tot een nieuwe manier van werken voor de hele VTH keten. Denk aan het nieuwe meldingsstelsel voor de categorie 1 bouwwerken onder de Omgevingswet. Vanuit het rijk is de Nationale Woon- en Bouwagenda uitgerold. Hieruit komen diverse programma’s en is wetgeving in ontwikkeling; Wet goed verhuurdersschap, Wet regie op de volkshuisvesting, verplichte urgentieverordening, huisvestingsverordening en de doelgroepenverordening. Daarnaast is onze Woonvisie in ontwikkeling. Uitvoering van deze wetten raakt aan en zal mogelijk (ten dele) bij de afdelingen voor de VTH-taken belegd worden.

 

Maatschappelijk gezien zijn er tal van ontwikkelingen, die ervoor zorgen dat er een verharding plaatsvindt in de samenleving. De burger wordt mondiger en eist meer van de gemeentelijke dienstverlening. Zo worden steeds meer legesbezwaren ontvangen en accepteren aanvragers geen ‘nee’ of ‘ja, mits’ meer. Ook is er steeds vaker onderlinge onvrede tussen burgers, waarbij een oplossing van de gemeente verwacht wordt. Bovendien is er meer agressie op straat, waar de toezichthouders in toenemende mate mee geconfronteerd worden. Daarnaast heeft klimaatverandering en het verduurzamingsvraagstuk gevolgen voor de VTH-werkzaamheden. Zo heeft de toenemende aanscherping van milieueisen niet alleen impact op de eigen werkzaamheden, maar ook op de samenwerking met de ODBN. De ondermijnende criminaliteit verdient bijzondere aandacht bij maatschappelijke ontwikkelingen. De aanpak van ondermijning valt onder de regie van het taakveld openbare orde en veiligheid maar heeft, om goed te kunnen slagen, een nauwe relatie met vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

Organisatorisch gezien is onze nieuwe gemeente nog steeds in ontwikkeling, terwijl de wereld in snel tempo verandert. Om grip op het VTH-proces te (be)houden zonder in te leveren op kwaliteit, is het noodzakelijk om werkprocessen verder te laten meebewegen met alle ontwikkelingen en oog te hebben voor wat er speelt onder de medewerkers. Medewerkers moeten naast hun reguliere werkzaamheden ook steeds inspringen op zaken die niet kunnen wachten en dat vraagt om een flexibele mindset. De (optimalisatie van de) digitalisering is in volle gang. De nieuwe vak applicatie Rx.Mission en Rx.Launch zijn geïmplementeerd en wordt verder geoptimaliseerd.

Dit zijn applicaties die VTH-medewerkers ondersteunen bij zaakgericht en objectgericht werken en in het samenwerken met de ketenpartners. Rx.Mission bestaat uit drie belangrijke pijlers:

 

  • Procesondersteuning: ondersteuning bij zaakgericht werken en bij het afhandelen van de werkprocessen;

  • Omgevingsdossier: locatiegegevens makkelijk vinden en eenvoudig gebruiken om risicogericht toezicht uit te voeren;

  • Samenwerkingsruimte: DSO-verzoeken veilig digitaal ontvangen en uitwisselen met ketenpartners.

De komende periode gaan wij deze programma’s zo optimaal mogelijk inrichten.

Al deze ontwikkelingen vergen in toenemende mate tijd en inzet van de medewerkers VTH.

2. Missie, Visie & Kernwaarden

Dit hoofdstuk beschrijft de visie, missie en kernwaarden. Een visie kijkt vooral naar buiten en naar de toekomst. Een missie richt zich vooral naar binnen, naar onze organisatie. Met een missie vertellen we wat de gemeente Land van Cuijk bijdraagt aan het waarmaken van de visie. Kernwaarden benadrukken waar de organisatie voor staat en wat de organisatie waar wil maken in de dagelijkse praktijk.

2.1 Visie en missie

Bij de uitvoering van de VTH taken sluiten wij aan bij de bestaande missie en visie van onze gemeente.

De missie van de gemeente Land van Cuijk is In samenspel. De gemeente zoekt de samenwerking op met inwoners, ondernemers en andere belanghebbenden. De gemeentelijke organisatie zal actief sturen en toezien op de kwaliteit van het samenspel.

 

In de strategische visie Land van Cuijk staat dat de gemeenten van het Land van Cuijk voor een uitdagende periode staan. Onze regio heeft een stevige economische basis. Echter, nationale en internationale ontwikkelingen vergen een slagvaardige inzet op kennis, innovatie en verduurzaming van de economische activiteiten. Tegelijkertijd vergrijst en ontgroent de bevolking en neemt het financiële draagvlak van voorzieningen in de dorpen af. De mooie dorpen en de stad in onze regio zijn aantrekkelijk om in te wonen en te leven, maar de leefbaarheid staat wel onder druk. Deze uitdagingen vragen om een passend antwoord. Dat antwoord is: Sámen bouwen aan een duurzaam én vitaal Land van Cuijk.

 

Met vergunningverlening, toezicht en handhaving kunnen we het realiseren van missie en visie sterk ondersteunen. We hebben hiervoor onze eigen VTH-visie:

 

Onze teams, die de VTH-taken uitvoeren ondersteunen het samen bouwen aan een duurzaam en vitaal Land van Cuijk op een betrouwbare, innovatieve en wendbare wijze.

2.2 Kernwaarden

Onze kernwaarden zijn bepalend voor de wijze waarop wij met VTH-invulling geven aan de uitvoering van de VTH-taken. Voor de ambtelijke organisatie van de gemeente Land van Cuijk zijn drie kernwaarden geformuleerd in de dienstverleningsconcept. Specifiek voor dit U&HS is de kernwaarde Samen door de teams toegevoegd. Deze kernwaarden zijn leidend voor het handelen, denken en doen van onze medewerkers. Wij hebben voor de uitvoering van VTH-taken hieronder aangegeven wat deze kernwaarde voor ons werk betekent:

 

Betrouwbaar

We zijn betrouwbaar in wat we zeggen en doen. Dit maken we waar doorkrachtig te zijn in woord en daad. We zijn daarbij zelfbewust en kennen dus onze mogelijkheden en grenzen. Wij denken in oplossingen, voor onze bestuurders, inwoners, ondernemers, maatschappelijke instellingen en mede-overheden. Daarbij zijn wij ons bewust van de verschillende rollen die we als gemeente innemen en de diversiteit aan burger, rollen van onze inwoners: kiezer, klant, onderdaan, partner, wijkbewoner en belastingbetaler.

 

Voor de uitvoering van VTH-taken betekent deze kernwaarde, dat we de juiste handhavingsinspanningen inzetten daar waar het nodig is en passen we de juiste mix van instrumenten toe. Preventie is daarbij de leidende strategie. We werken met risicogerichte prioriteiten bij de uitvoering van de VTH-taken. We zijn open en transparant, doordat we gebruik maken van gestandaardiseerde protocollen, werkprocessen en instructies. Op die manier garanderen we een uniforme werkwijze . Vergelijkbare situaties worden op gelijke wijze afgehandeld: willekeur en rechtsongelijkheid wordt voorkomen en het proces is voorspelbaar. De gemeente communiceert hier actief over als dat nodig is en draagt daarmee bij aan een verbeterd naleefgedrag. We zijn helder over waar je met welke vraag terecht kunt en wat inwoners van ons kunnen verwachten. Inwoners hebben één aanspreekpunt voor hun vraag. We werken zoveel mogelijk digitaal en persoonlijk waar gewenst of nodig is.

 

Innovatief

Wij zijn situationeel op zoek naar manieren waarop onze dienstverlening nóg beter kan. Dit doen we door moderne technieken toe te passen, andere werkwijzen te introduceren en buiten de gebaande paden te denken en doen. Innoveren doen we waar mogelijk samen met belanghebbenden, zoals onze inwoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen en medeoverheden.

 

Voor de uitvoering van VTH-taken betekent deze kernwaarde dat we zorgen dat initiatiefnemers inzicht hebben in onze regels - en die van andere overheden - via het landelijke Digitale Stelsel Omgevingswet. Door middel van vragenbomen en vergunning checks bieden we initiatiefnemers de hulpmiddelen om zelf te beoordelen of een voorgenomen activiteit is toegestaan, aan regels is gebonden en of een vergunningaanvraag nodig is.

 

In aanvulling op de ‘digitale dienstverlening’ hechten we aan persoonlijke dienstverlening. We bieden initiatiefnemers de mogelijkheid om een conceptverzoek in te dienen. We bekijken dit verzoek op haalbaarheid en wenselijkheid, waarbij we aangeven welke vervolgstappen gezet kunnen worden. We maken in bepaalde gevallen gebruik van onze omgevingstafel voor een beoordeling van een conceptverzoek. We werken met vaste aanspreekpunten voor inwoners en bedrijven waardoor de lijnen kort zijn. Binnen het taakveld VTH kennen we een brede taakopvatting. Dat betekent dat vergunningverleners, inspecteurs en toezichthouders eigenaar zijn van het gehele proces (van constatering tot oplossing) en er zo min mogelijk overdracht is.

 

Wendbaar

Wij passen ons als organisatie - in termen van structuur, houding en gedrag - snel aan op de veranderende omstandigheden, daarbij hebben wij oog voor de impact van veranderingen op onze omgeving. Dit aanpassingsvermogen, in termen van flexibiliteit en pro activiteit, zit in de haarvaten van onze medewerkers.

 

Voor de uitvoering van VTH-taken betekent deze kernwaarde dat we handelen in de ‘geest van de Omgevingswet’. We zoeken binnen de geldende kaders naar mogelijkheden en werken prettig en goed samen. Indien mogelijk werken we met een ‘oplossingsgerichte’ in plaats van ‘proceduregerichte’ aanpak en houding. Dit doen we door steeds de vraag te stellen: ‘Hoe kan het wel?’. Voor vergunningverlening betekent dit dat wij binnen wettelijke en eigen beleidsmatige kaders in het algemeen met de initiatiefnemer meedenken om eventuele belemmeringen weg te nemen. Dit vanuit de Omgevingswet gedachte van ‘Nee, tenzij’ naar ‘Ja, mits’.

 

Samen

Daarnaast zetten we in op een intensieve en constructieve samenwerking intern in de regio en daarbuiten.

 

Voor de uitvoering van de VTH-taken betekent deze kernwaarde dat we onszelf continu professionaliseren, zodat we het verschil kunnen maken voor onze inwoners, ondernemers en bezoekers. We doen dit samen en zijn trots op wat we bereiken. Samen denken, samen doen. We werken intensief samen met onze interne en externe partners bij (complexe) aanvragen en bij de uitvoering van integrale controles.

3. Doelstellingen

Om de visie en missie nader in te vullen hebben wij deze vertaald naar doelstellingen. Naast de primaire doelstelling, het bevorderen van naleving van wet- en regelgeving om een veilige, gezonde, leefbare en duurzame leefomgeving te bereiken, hebben wij nog meer doelstellingen. Deze doelstellingen zijn een vertaling van de “Koers” van Land van Cuijk. Vervolgens beschrijven we de drie kwaliteitsdoelstellingen voortkomend uit de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Land van Cuijk 2022.

 

In dit hoofdstuk maken we een onderscheid in:

  • Doelen voorvloeiend uit bestuurlijke ambities

  • Doelen voortvloeiend uit de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht

3.1 Doelen bestuurlijke ambities

In de toekomst is de U&HS ondersteunend aan de ambities, die geformuleerd zijn in de Omgevingsvisie. De ambities zijn tijdens het schrijven van dit document nog niet bekend. Voor nu hebben we gekozen om de doelstelling en daarmee de bijdrage die uitvoering van de VTH-taken levert, te relateren aan de bestuurlijke ambities, die verwoord zijn in de coalitieverklaring en het raadsprogramma.

 

Coalitieverklaring Sámen bouwen aan een duurzaam én vitaal Land van Cuijk

In de coalitieverklaring zijn op hoofdlijn enkele speerpunten vastgelegd rondom de prioritaire thema’s voor de nieuwe gemeente: bouwen en wonen, duurzaamheid en transitie landbouw én bestaanszekerheid. Daarbij geldt dat er nadrukkelijk oog hebben voor de leefbaarheidsaspecten bij de realisatie ervan. Onderstaande passages hebben raakvlakken met de VTH keten en zijn daarom overgenomen uit de coalitieverklaring:

 

Bouwen en wonen

Hierin staat dat het college de mogelijkheid wil bieden om via versnelde, versimpelde en verduidelijkte procedures meer bouwplannen tot ontwikkeling te brengen.

 

Doelstelling

Wij leveren vanuit VTH hieraan een bijdrage door in een vroegtijdig stadium vanuit het team vergunningen een actieve input te geven aan de geïnventariseerde projecten in de vorm van advies, overleg, voorbereiding en uitvoering. Op onze processen vindt doorontwikkeling plaats om efficiëntie en snelheid te bevorderen, waar mogelijk vindt standaardisatie plaats.

 

Duurzaamheid en transitie landbouw

De coalitie ziet het als haar plicht om vanuit lokaal en regionaal perspectief te werken aan een schonere, gezondere en groenere leefomgeving en daarmee aan een vitale gemeenschap. Vanuit die gedachtelijn werken wij in deze bestuursperiode toe naar een klimaat neutrale gemeente in 2045. Wij leveren hiermee een ambitieuze bijdrage aan het bestrijden van de klimaatcrisis. Dat vraagt van ons te investeren in een groene leefomgeving, in schone energie en in de reductie van de CO2-uitstoot.

 

Doelstelling

Wij leveren vanuit VTH hieraan een bijdrage door deel te nemen aan de projectgroep transitie landbouw. In een vroeg stadium levert VTH de nodige informatie. Vanuit verschillende invalshoeken en disciplines wordt de benodigde informatie gedeeld om tot een integraal afgewogen advies te komen.

 

In deze U&HS nemen wij deze speerpunten mee als belangrijke maatschappelijke/ruimtelijke ontwikkelingen die impact hebben op onze VTH-werkzaamheden.

 

Raadsprogramma

Onderstaande passages van het raadsprogramma hebben raakvlakken met de VTH keten.

 

Bouwen en Wonen

Het oplossen van het woningtekort heeft de hoogste prioriteit. De gemeenteraad wil minimaal netto 4.000 woningen aan de huidige voorraad (bestaande woningvoorraad, inclusief woningbouwcapaciteit in de reeds vastgestelde bestemmingsplannen) toevoegen voor 2030. Een Woonvisie hiervoor is in wording. Er is behoefte aan meer goedkope woningen, en meer woningen die levensloopbestendig zijn. Maar de oplossing zit niet alleen in meer bouwen. De gemeente kan daarnaast inzetten op het verbeteren van de informatievoorziening naar vooral ouderen om zich voor te bereiden op de mogelijke beperkingen van de huidige woning als men ouder wordt. Het stimuleren van nadenken over kleiner wonen of de woning aanpassen is erg belangrijk.

 

Doelstelling

Wij leveren een bijdrage bij nieuwe aanvragen en verstrekken duidelijke informatie aan de aanvrager. Bij de uitvoering van onze VTH taken zullen we daar waar we kunnen, via duidelijke voorlichting aan de voorkant passend wonen promoten.

 

Duurzaamheid en transitielandbouw

De gemeenteraad wil vooruitlopend op de Omgevingsvisie komen tot een visie op het buitengebied, volgens de principes van de Omgevingswet. Hierin wordt ingegaan op:

 

  • VAB-beleid

  • nieuwe economische dragers

  • bouwen in buitengebied

  • recreatie en toerisme

  • klimaatadaptatie (tegengaan verdroging)

  • energieopwekking en transitie

  • natuur- en landschap

  • veilig en een leefbaar buitengebied

  • een gezonde leefomgeving

Doelstelling

Wij leveren een bijdrage met VTH door deze nieuwe ontwikkelingen te volgen en te delen met de uitvoerende teams. Vanuit VTH wordt kennis ingebracht. De specifieke lokale omstandigheden delen we actief met de ontwikkelaars/initiatiefnemers om tot een gezond, veilig en leefbare ontwikkeling te komen in het buitengebied.

 

De doelstellingen zijn algemeen omschreven. We hebben hier bewust voor gekozen. Het VTH-taakveld is erg dynamisch. De reden van deze dynamiek zijn:

 

  • grote variëteit in activiteiten (per kern)

  • de mate van het naleefgedrag van burgers en bedrijven kan erg verschillen.

  • veel veranderende landelijke wet- en regelgeving

  • beleid dat nog geharmoniseerd dient te worden of vastgesteld zoals de omgevingsvisie

Door deze dynamiek is het niet eenvoudig om meerdere jaren ‘vooruit te kijken’ met het benoemen van onze prioriteiten en geplande inzet van VTH-instrumenten. Daarnaast willen we in de toekomst de ambities per thema uit de Omgevingsvisie centraal stellen en deze vertalen naar VTH-doelstellingen. Een concretisering van de doelstellingen vindt plaats in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma.

3.2 Kwaliteitsdoelstellingen uit de Verordening VTH

De drie kwaliteitsdoelstellingen hebben betrekking op dienstverlening, uitvoeringskwaliteit en financiën. Deze kwaliteitsdoelen staan opgenomen in de Verordening Uitvoering en Handhaving gemeente Land van Cuijk en op basis daarvan dient jaarlijks verantwoording te worden afgegeven.

 

Dienstverlening

Dienstverlening heeft betrekking op het waarborgen en bevorderen van de manier waarop (in communicatie, snelheid, service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving klagers, etc.) omgaat.

 

Doelstelling

Actie

Instrument

Indicator

We bieden de mogelijkheid om in vroegtijdig stadium met de gemeente te overleggen. Om zo volledig mogelijke aanvragen te kunnen ontvangen en tijdig te kunnen behandelen.

Initiatieven worden beoordeeld vanuit de mogelijkheden en oplossingen. ‘Ja, mits’ in plaats van ‘nee, tenzij’.

Bij complexe initiatieven stimuleren wij het gezamenlijk overleg in de vorm van een omgevingstafel.

Informatieverzoek

Conceptverzoek

Intaketafel

Omgevingstafel

Aantal behandelde verzoeken

We werken conform de serviceformules.

De topactiviteiten zijn conform de snel serviceformules ingericht.

Dienstverleningsconcept

Toepasbare regels

Aantal verleende flitsvergunningen

We bevorderen de dialoog tussen de aanvrager en zijn omgeving.

We kiezen een passende participatie vorm voor de dialoog tussen de aanvrager en de omgeving.

Menukaart met participatievormen

Gekozen participatie vorm

We beëindigen overtredingen oplossingsgericht.

We handelen conform het stappenplan van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO). Als een overtreding is vastgesteld die we niet kunnen of willen legaliseren treden we daartegen efficiënt op. De LHSO vormt bij de prioritering het uitgangspunt. Deze beproefde strategie waarborgt dat er passend en uniform wordt ingegrepen.

Stappenplan LHSO

Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen

Leidraad dwangsombedragen en begunstigingstermijnen versie mei 2023

Aantal keren dat het stappenplan is toegepast

 

Uitvoeringskwaliteit

Uitvoeringskwaliteit van diensten & producten heeft betrekking op het waarborgen en bevorderen van de mate waarin een product voldoet aan juridische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. Ook wel aangeduid als de inhoudelijke kwaliteit.

 

Doelstelling

Actie/werkwijze

Hoe bereiken we het doel?

Instrument

Indicator

We zetten in op gebiedsgericht toezicht.

Bij de geprioriteerde risico’s werken we gebiedsgericht. Gebiedsgericht toezicht gaat over toezicht gerelateerd aan geografische gebieden. Hiermee is het mogelijk om gericht toezicht te houden op die aspecten die voor een bepaald gebied van belang zijn.

Toezichtstrategie

Aantal keren specifieke inzet in een gebied

We werken integraal.

Bij de behandeling van zaken vindt afstemming plaats tussen diverse disciplines om integrale advisering tot stand te brengen conform werk processen.

4 ogen principe

Processen

Intake- en Omgevingstafel

Aantal controles op adviezen

We zetten in op tijdige en volledige aanvragen.

Initiatiefnemers krijgen in beginsel een keer de mogelijkheid om een onvolledige aanvraag aan te vullen.

Digitale checklists

Monitoren doorlooptijden, monitoring aantal onvolledige aanvragen die buiten behandeling zijn gesteld en % volledige aanvragen

Alle werkprocessen van VTH zijn omschreven omdat wij hiermee de efficiëntie verhogen, risico's vermijden en verantwoordelijkheden duidelijk maken .

We werken met vaste (digitale) procedures en vaste sjablonen. Door de komst van de Omgevingswet en de Wkb zullen de komende jaren de werkprocessen naar alle waarschijnlijk meerdere malen aangepast dienen te worden. We voeren conform een werkprogramma verbeteren door in de werkprocessen voor VTH en leren van de opgedane ervaringen.

Beschreven werkprocessen in Engage

Handboek vergunningen

Checklists

Aantal aangepaste VTH- processen

Voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen voor de uitvoering van de U&H-taken

In het Uitvoeringsprogramma wordt aangegeven op welke onderdelen van de Kwaliteitscriteria wordt voldaan of waar gemotiveerd wordt afgeweken. Dit monitoren en verantwoorden we in het jaarverslag.

(landelijke) Kwaliteitscriteria

Verantwoording in het jaarverslag

Uitkomsten van de jaarlijkse kwaliteitsmeting

 

Financiën

Het thema Financiën heeft betrekking op de inzet van middelen in relatie tot de kwaliteit van de geleverde diensten en/of producten.

 

Doelstelling

Actie

Instrument

Indicator

We zorgen ervoor dat de inzet en financiën met elkaar in overeenstemming zijn.

Doelstellingen monitoren en tijdig hierover rapporteren/afstemmen.

Begroting managementrapportage

Begrotingspost

4. Prioriteitsstelling VTH

Een U&HS dient inzicht te bieden in de prioriteitstelling voor het verrichten van de werkzaamheden. Bij het vaststellen van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in.

4.1 Methodiek risicoanalyse

De methode om te komen tot een gedegen risicoanalyse is gebaseerd op de landelijke methode, die uitgaat van het effect van activiteiten en de kans dat de effecten zich voordoen. Op basis van deze Risico = ‘Kans maal Effect’-benadering volgt een risicoscore voor de weergegeven activiteiten. Op basis van de risicoscore hebben we de prioriteiten bepaald. De inschatting van de risico’s voor de leefomgeving is hierbij richtinggevend geweest. De input voor de risicoanalyse is middels het bevragen van de inhoudelijke vakspecialisten werkzaam bij de gemeente Land van Cuijk tot stand gekomen. De vragen zijn per domein behandeld: Bouwen, Ruimtelijke Ordening en Erfgoed, APV en bijzondere wetten, Bos, natuur- en buitengebied. De meldingen en klachten van burgers zijn hierin meegenomen. Vervolgens is ook de gemeenteraad gevraagd om deze risico’s te prioriteren. Deze input is meegewogen in de uitkomst van de prioritering. Daarbij geldt dat we als gemeente uiteraard oog hebben voor de ergernis van inwoners bij overlastgevende situaties, maar dat er een zwaarwegend belang wordt gehecht aan situaties, die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid en gezondheid van de inwoners.

 

De risicoanalyse voor het domein ‘Brandveiligheid’ is in regionaal verband door de Veiligheidsregio Brabant Noord (VRBN) uitgevoerd. Voor het domein ‘Milieu’ staat de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) aan de lat. Beiden maken geen onderdeel uit van deze U&HS.

 

In bijlage 3 ‘Handleiding Risicoanalyse‘ is een toelichting opgenomen van de uitgevoerde risicoanalyse, waarin nader wordt ingegaan op de gebruikte methode, de begrippen en de wijze waarop aan deze begrippen getalsmatig waarden zijn toegekend.

4.2 Uitkomsten prioriteitstelling VTH

Omdat er beperkte capaciteit is die niet op alles ingezet kan worden, wordt prioriteit gegeven aan de onderstaande thema’s. Daarbij is het uitgangspunt dat de activiteiten met het hoogste risico in de risicoanalyse in de uitvoering de hoogste prioriteit krijgen. Een weergave van de uitkomsten van de volledig ingevulde risicomatrix is opgenomen in bijlage 4 ‘Uitkomsten Risicoanalyse’. Jaarlijks worden de uitkomsten van de risicomatrix doorlopen en geactualiseerd indien nodig. Deze krijgen een nadere invulling in het uitvoeringsprogramma. De activiteiten met de hoogste prioriteit zijn hieronder weergegeven. Daarnaast zijn er ook activiteiten met een lager risico en dus een lagere prioriteit. Hiervoor geldt dat signalen afhankelijk van de aard en omvang worden afgehandeld. Planmatig toezicht op een specifiek thema, doelgroep of gebied behoort tot de mogelijkheden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan prikacties om toezicht te houden op parkeren zonder ontheffing buiten de blauwe zones.

 

Activiteiten met een zeer hoge prioriteit, die vragen om een proactieve aanpak:

  • Afval illegale stort (drugs en grote dumping)

  • Ondermijning

  • Handelen zonder omgevingsvergunning: kamerverhuur, logiesgebouw

  • Verkoop alcohol minderjarigen bij evenementen

  • Overlast op het water Kraaijenbersge Plassen en Heeswijkse plas

  • Stroperij

  • Gevaarlijk of blokkerend plaatsen van voorwerpen en/of voertuigen op de weg (alleen op specifieke locaties: centrum Cuijk en Grave, de Kuilen, ontsluitingswegen, Kraaijenbergse Plassen)

  • Overlast jongeren openbare plaatsen m.b.t. leefbaarheid, overlast op straat en alcoholgebruik (alleen specifieke locaties: o.a. centrum Boxmeer en Cuijk)

  • Leeftijdsgrensovertreding (verkoop/wederverstrekking alcohol minderjarigen)

Activiteiten met een middelhoge prioriteit, die vragen om een actieve aanpak

  • Verkoop in strijd met Alcoholwet (geen vergunning, strijdig alcohol aanwezig, strijdige voorwaarden verkoop)

  • Wildcrossen

  • Vergunningplichtige C-evenementen (strijdig met veiligheid, alcoholwet, voorschriften en overlast)

  • Bijtincidenten

  • Handelen zonder omgevingsvergunning: restaurant, café, horeca, bedrijf, kantoor, winkel

  • Strijdig gebruik: permanente bewoning recreatieve inrichtingen

  • Overlast recreatie- en natuurgebieden (strijdig met verordening of toegangsvoorwaarden)

  • Overlast personen met onbegrepen gedrag (verwarde mensen, verslavingsprobleem, zwervers)

  • Sluiting van woningen/panden (Wet Damocles) en verzegeling

  • Stookoverlast

  • Evenement zonder vergunning, melding of ontheffing (veiligheid, alcohol, overlast)

  • Strijdig gebruik: overige (onrechtmatige) bewoning in strijd met omgevingsplan

  • Alcohol en horeca: geen leidinggevende/vrijwilliger aanwezig. Vergunning niet op orde

  • Fietswrakken en weesfietsen (alleen op specifieke locaties: station Boxmeer en Cuijk)

  • Woonoverlast

  • Overlast van handel en gebruik van (soft)drugs en lachgas

  • Strijdig gebruik: bedrijfsmatige activiteiten waar dit niet is toegestaan

De inzet op de prioriteiten wordt verder uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Bij het uitwerken van de prioriteiten nemen de risico’s een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat interne en externe risico’s die de gemeente loopt bij het niet uitvoeren van haar handhavingstaken in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht voor een onderwerp zullen bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen bij het niet uitvoeren van deze taken.

 

Bij vergunningverlening vindt prioritering plaats op het niveau van diepgang van toetsing van de aanvraag. In kwantitatieve zin kan geen prioritering plaatsvinden. Vergunningverlening is een vraag gestuurd proces waar de gemeente geen invloed op heeft. Een ingekomen vergunningaanvraag moeten we nu eenmaal binnen de wettelijke termijnen afhandelen. De basis voor de gestelde doelen en prioriteiten komt uit de risicoanalyse. De wetgever schrijft voor dat een risicoanalyse inzicht moet geven waar de risico’s zich voordoen. Daarmee geeft de risicoanalyse een handvat voor het maken van keuzes in zowel toetsing als toezicht en handhaving. Risico’s behoren beheersbaar en controleerbaar te zijn. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) en de aspecten waarop we vergunningsaanvragen toetsen en het vastleggen daarvan in protocollen maken die risico’s beheersbaar.

 

Voor de inzet van het VTH instrumentarium betekent de prioritering het volgende:

 

Prioriteit

Mate van VTH inzet

Zeer Hoog

Proactief

  • De gemeente neemt initiatief tot controles op deze activiteiten met een hoog risico, ook als geen signalen (klachten, meldingen of handhavingsverzoeken) zijn ontvangen.

Middelhoog

Actief

  • Afhandeling van signalen bij activiteiten met een middelhoog risico (klachten, meldingen en handhavingsverzoeken) krijgt voorrang op andere werkzaamheden.

  • Planmatig toezicht op een specifiek thema, doelgroep of gebied behoort tot de mogelijkheden.

Gemiddeld

actief en/of passief

  • Signalen bij activiteiten met een gemiddeld risico (klachten, meldingen en handhavingsverzoeken) worden afhankelijk van aard, ernst en omvang afgehandeld.

  • Planmatig toezicht op een specifiek thema, doelgroep of gebied behoort tot de mogelijkheden

Laag

Passief

  • Signalen bij activiteiten met een laag risico (klachten, meldingen of handhavingsverzoeken) worden niet of niet direct afgehandeld, tenzij acuut ingrijpen noodzakelijk is. We informeren waar mogelijk de betrokkenen hierover.

  • Signalen kunnen worden gebundeld (om informatie over problematiek op te bouwen) en daarna mogelijk tijdens planmatig toezicht (thema-, doelgroep- of gebiedsgericht) worden opgepakt.

5. Uitvoeringsstrategieën

Dit hoofdstuk beschrijft de strategieën van de U&HS. De prioriteiten en doelstellingen worden vertaald naar concrete strategieën. De toepassing van deze strategieën leidt tot het behalen van de geformuleerde doelen. De grondslagen hiervan zijn terug te vinden in artikelen 13.6 en 13.7. van het Omgevingsbesluit.

 

De werkwijze waarop wij de doelen en risicogericht werken willen bereiken is vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op regionale en landelijke strategieën en zijn aangevuld met gemeentelijke strategieën. Dit hoofdstuk biedt een overzicht én beschrijving van de samenhang van de verschillende strategieën.

 

In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. De uitvoeringsstrategieën zijn uitgewerkt in bijlage 5.

 

 

Onze uitvoeringsstrategie voor omgevingsvergunningen: Wat we buiten belangrijk vinden, vinden we binnen ook belangrijk

Ons uitgangspunt bij het toetsen en controleren van omgevingsvergunningaanvragen is: ‘wat we buiten (toezicht) belangrijk vinden, vinden we binnen (toets) ook belangrijk’. Onze uitvoeringsstrategie bestaat uit 3 onderdelen: een preventie-, toets- en een toezichtstrategie. Succesvolle onderdelen daarvan, zoals het conceptaanvraag en de (regionale) omgevingstafel willen we inzetten en zo mogelijk verder versterken. We stellen daarbij toets- en toezichtprotocollen vast voor de diepgang van de toetsing en toezicht, zie bijlage 6. In de komende jaren gaat er veel veranderen op dit gebied vanwege de inwerkingtreding van de Wkb. We zijn voornemens om in eerste instantie zoveel mogelijk gebruik te maken van de landelijke standaarden en deze aan te passen aan de nieuwe praktijk, indien nodig.

 

Onze nalevingstrategie bij de handhaving van regelgeving: het oplossingsgericht beëindigen van overtredingen

De nalevingsstrategie is gericht op het voorkomen van overtredingen, maar ook op goed toezicht houden en het oplossingsgericht beëindigen van overtredingen. Als een overtreding is vastgesteld, die we niet kunnen of willen legaliseren treden we daartegen efficiënt op. De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) vormt bij de prioritering het uitgangspunt. Deze beproefde strategie waarborgt dat er passend en uniform wordt ingegrepen. De naleefstrategie is onderverdeeld in de communicatie-, toezicht-, sanctiestrategie.

 

Toezichtstrategie

De toezichtstrategie beschrijft op welke manier en in welke mate toezicht wordt gehouden. Toezicht houden draagt eraan bij dat mensen wettelijke voorschriften naleven en het beperkt de risico’s op het overtreden van die voorschriften. De aard en de frequentie van het toezicht zijn afhankelijk van het risico. We werken met risicogericht toezicht. Voor het houden van toezicht hanteren wij de matrix van het Integraal toezichtsprotocol bouw (bijlage 6) en borgen dit via de mobiele app Rx.Mission - Op Pad. De toezichthouders kunnen hierbij op hun tablet de bevindingen registreren en beschikken daarnaast over alle informatie over het object dat wordt gecontroleerd. Zij maken hierbij gebruik van landelijke controlelijsten. Door het werken met digitale protocollen die automatisch worden bijgewerkt conform nieuwe wettelijke vereisten zijn de interne risico’s afgedekt. ¬De frequentie en de diepgang van de controle hangen af van het type bouwwerk en de observaties van de toezichthouder gedurende het vergunningen en controleproces.

 

Sanctiestrategie

Als uit het toezicht blijkt dat er sprake is van een overtreding, dan treden we hiertegen handhavend op. De gemeente maakt gebruik van de LHS, onder de Omgevingswet is dit de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO) geworden, zie bijlage 7. Conform de LHSO zetten we een passende sanctie in, die zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot beëindiging van de overtreding. De sanctie wordt aangepast aan de beschikbare feiten, de aard en omstandigheden van de overtreding en het naleefgedrag van de inwoner of het bedrijf. Met het vaststellen van dit document stellen wij ook de LHSO vast.

 

Geen gedoogstrategie

De gemeente hecht veel waarde aan de beginselplicht tot handhaving. We stellen daarom geen gedoogstrategie vast. Er kan echter sprake zijn van bijzondere omstandigheden, waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van de afweging “algemeen belang” en “bijzonder belang”. Op grond van vaste jurisprudentie kan onder strikte voorwaarden worden gedoogd. Deze vaste jurisprudentie vormt de basis voor deze U&HS voor wat betreft het gedogen.

 

Daarnaast kan indien gedurende de procedure blijkt dat – steeds afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval – het bijzonder belang zwaarder weegt dan de algemene belangen (het voldoen aan wet- en regelgeving), kan vooralsnog worden afgezien van handhaving. Middels een gedoogbeslissing stelt de gemeente de handhaving dan actief uit tot een bepaald moment.

Vastgesteld door het college op 28 november 2023

Bijlage 1 | Wettelijke grondslagen en relevant beleid en regelgeving

 

Landelijk

Omgevingswet

  • Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

  • Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

  • Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl))

  • Omgevingsregeling (Mor)

  • Omgevingsbesluit (Ob)

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Erfgoedwet

Gemeentewet

Landelijke handhavingsstrategie*

 

Bijzondere wetten:

  • Alcoholwet (Aw)

  • Wet Bibob

  • Opiumwet

  • Vuurwerkbesluit

  • Wet basisregistratie personen (BRP)

  • Wegenverkeerswet

  • Wet op de kansspelen (WOK)

  • Wet goed verhuurdershap

Provinciaal:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant

  • Omgevingsverordening Noord-Brabant

  • Provinciewet

  • Regionaal beleidskader VTH 2019-2022 “Samen sterk voor kwaliteit”

Gemeentelijk:

  • APV

  • Erfgoedverordening

  • Standplaatsenbeleid gemeente Land van Cuijk 2023

  • Terrassenbeleid gemeente Land van Cuijk 2023

  • Beleidsregels wet aanpak woonoverlast gemeente Land van Cuijk

  • Evenementenbeleid Land van Cuijk

  • Beleidsregel artikel 35 van de Alcoholwet gemeente Land van Cuijk 2022

  • Aanwijzingsbesluit collectieve festiviteiten gemeente Land van Cuijk 2022

  • Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Land van Cuijk 2022

  • Integraal Veiligheidsplan gemeente Land van Cuijk 2023-2026

  • Nota Gezond Land van Cuijk 2022-2026, met

    • o

      Bijlage 3. Preventie- en Handhavingsplan alcohol Land van Cuijk

    • o

      Bijlage 4. Toezichtstrategie en uitvoering toezicht Alcoholwet 2022

  • Adviesrecht gemeenteraad en verplichte participatie bij buitenplanse omgevingsplanactiviteit 29 juni 2023

  • Beleidsregel Wet Bibob 2022 gemeente Land van Cuijk

  • (tijdelijk) Omgevingsplan (voorheen bestemmingsplannen)

  • Landelijke Toetsmatrix Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl en Toezichtmatrix Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)

  • Verordening Uitvoering en handhaving omgevingsrecht gemeente Land van Cuijk (in de maak)

  • Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen

  • Leidraad dwangsombedragen en begunstigingstermijnen versie mei 2023

Bijlage 2 | Toelichting BIG 8

 

De U&HS is onderdeel van de ‘BIG 8’-beleidscyclus.

 

Strategisch beleidskader: U&HS

De U&HS vormt binnen deze cyclus het strategisch beleidskader. De strategie is gebaseerd op een probleem- en risicoanalyse en bevat onder meer doelen, strategieën en afspraken over samenwerking. De periode waarop de strategie betrekking heeft, is niet voorgeschreven. In deze U&HS wordt voor de lokale beleidstaken gekozen voor een periode van 6 jaar.

 

Operationeel beleidskader: het uitvoeringsprogramma

We werken op basis van een jaarlijks uitvoeringsprogramma dat ter vaststelling aan het college van burgemeester en wethouders wordt aangeboden. In het uitvoeringsprogramma worden zowel de doelstellingen als de prioriteiten verder uitgewerkt en als concrete activiteiten benoemd, inclusief de capaciteit die daarbij hoort. Vertrekpunt is de bestaande capaciteit.

 

Voorbereiden en uitvoeren: de uitvoeringsorganisatie

Onze organisatie is zodanig ingericht dat een adequate en effectieve uitvoering van de VTH-taken gewaarborgd is en de mogelijkheid blijft om aan te passen. Hiervoor zijn ten minste geborgd:

 

  • Personeelsformatie, taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • Scheiding ten aanzien van vergunningverlening en toezicht & handhaving;

  • Bereikbaarheid buiten kantooruren;

  • Werkprocessen, procedures ten aanzien van de uitvoering van vergunningverlenings- en handhavingstaken en toezien op het werken conform vastgestelde processen;

  • Financiële middelen.

Monitoring

We werken volgens de systematiek van monitoring van processen, resultaten en de effecten hiervan. Hiermee wordt bepaald of doelstellingen worden behaald en vindt bijstelling van doelen en prioriteitstelling plaats. Voor het monitoren van het effect van vergunningverlening en handhaving zijn waar mogelijk doelen en maatregelen (indicatoren) benoemd. Deze maatregelen sluiten aan bij de doelstellingen en geven een beeld over in hoeverre doelstellingen behaald worden.

 

Rapportage en evaluatie

Een gedegen verantwoording maakt het mogelijk de efficiëntie en effectiviteit van het gevoerde beleid te beoordelen en waar nodig bij te sturen. Verantwoording vindt plaats met het jaarverslag U&HS, waarbij gerapporteerd wordt over de in het uitvoeringsprogramma geplande en uitgevoerde activiteiten. Het jaarverslag wordt bestuurlijk vastgesteld. Geconcludeerd wordt of de bestuurlijk wenselijke situatie aanwezig is. Eventuele aanpassingen of bijstellingen worden opgenomen in het uitvoeringsprogramma voor het daaropvolgende jaar.

 

Bijlage 3 | Handleiding risicoanalyse

 

HANDLEIDING INVULLEN RISICOMATRIX

 

Beleid opstellen betekent keuzes maken: nooit zal er voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. Het stellen van prioriteiten heeft dus als doel het bepalen van die problemen/ overtredingssoorten die in potentie risicovol zijn en waar derhalve het meeste toezicht op moet worden gehouden vanuit de overheid. Een (door het bestuur vastgestelde) risicoanalyse levert inzicht in de benodigde menskracht en middelen, gebaseerd op de risico’s van activiteiten, op de specifieke lokale situatie en de ambities van het bestuur. Doel is via één uniforme werkwijze de handhaving en de vergunningverlening (in de Omgevingswet ook “uitvoering” genoemd) te benaderen. Ook de wetgeving streeft naar meer uniformering. Zo wordt steeds meer lokale wetgeving landelijk geüniformeerd. De Omgevingswet voorziet op één aanpak voor handhaving en vergunningverlening.

 

Deze kwalitatieve risicomethode (deels gebaseerd op het DBC-risicomodel) is gebruikt om voor de gemeente Land van Cuijk een integrale probleemgestuurde risicoanalyse uit te voeren, die uiteindelijk heeft geleid tot een prioriteitstelling ten behoeve van het integraal vergunningen- en handhavingsprogramma.

 

In deze handleiding wordt uitleg gegeven over de werking en de resultaten van het gehanteerde probleemgestuurde, kwalitatieve risicomodel. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

 

Inleiding, doel en opbouw

 

  • toepassen en invullen van de risicomatrix;

  • uitgangspunten van het risicomodel;

  • vastleggen van definities risicoafweging;

  • voorbeeld ingevulde risicomatrix.

Uitgangspunten van het risicomodel

Bij gebruik van het risicomodel moeten soms keuzes worden gemaakt over hoe om te gaan met een aantal zaken. Deze keuzes worden in onderstaande tabel vastgelegd.

 

UITGANGSPUNTEN INVULLEN INTEGRALE RISICOMODEL 

KEUZE

TOELICHTING

De risicomatrix heeft betrekking op overtredingsoorten/problemen in de gemeente Land van Cuijk.

De integrale risicoanalyse heeft uitsluitend betrekking op de ‘probleem gerelateerde’ taken uitgevoerd door gemeente Land van Cuijk.

Er wordt gewerkt met overtredingssoorten per domein, deze staan opgesomd in de eerste kolom.

Deze probleemonderwerpen hebben zowel betrekking op Vergunningverlening als Toezicht- en Handhaving.

Er wordt op een beperkt aantal problemen/overtredingssoorten gescoord.

De lijst van problemen is niet limitatief en in samenspraak met de vakinhoudelijke experts van de gemeente Land van Cuijk opgesteld.

Er wordt gescoord op een zestal beoordelingsaspecten, deze staan opgesomd in de eerste rij.

Alle zes beoordelingsaspecten zijn gelijkwaardig, er wordt geen weging aangebracht in de verschillende beoordelingsaspecten.

De overtredingssoorten zijn gescoord op alle beoordelingsaspecten.

Indien een overtreding zich voordoet en de veiligheid is in het geding, wordt door gemeente Land van Cuijk hier direct op geacteerd.

Bij naleefgedrag wordt gescoord in hoeverre de regel (of regels) worden nageleefd.

De naleefscore beperkt zich op “de kans dat het probleem zich voordoet” of “de kans op het niet naleven van….”.

Als het naleefgedrag niet bekend is of er is een onvoldoende eenduidig beeld is, dan wordt het naleefgedrag op 3 (gemiddeld) gezet.

Het naleefgedrag is terughoudend ingevuld aangezien niet altijd (objectieve) informatie aanwezig is.

 

Vastleggen van definities risicoafweging

Voor uitvoering van de juiste risicoafweging moet een aantal variabelen worden gedefinieerd. Het gaat daarbij met name om de beoordelingscriteria, de scores 1 tot en met 5 die het risico per criterium aangeven en de risicoscore die de uiteindelijke prioriteit van een probleem/overtredingssoort beschrijft. De definities hiervan zijn hieronder gegeven, waarbij deels is aangesloten bij de algemene definities zoals deze ten behoeve van de gebruikelijke risicomodellen zijn ontwikkeld.

 

De risicoafweging vindt plaats op basis van een zestal beoordelingsaspecten:

  • Veiligheid

  • Duurzaamheid

  • Gezondheid

  • Leefbaarheid

  • Financieel economisch

  • Bestuurlijk imago

Veiligheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot letsel. De te verwachten schade in de vorm van lichamelijk letsel als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak. Het gaat hier om direct lichamelijk letsel. Voorbeelden zijn: lichamelijk letsel (gewond raken), ademhalingsmoeilijkheden, vergiftiging, asbestbeschadiging, straling, rug/wervel beschadigingen ed.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot enig persoonlijk letsel.

  • 2.

    Pijn of gering letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere lichtgewonden.

  • 3.

    Zwaar letsel bij één of meerdere personen. Denk hierbij aan één of meerdere zwaargewonden.

  • 4.

    Eén of meerdere dodelijke slachtoffers. Zodra de inschatting is dat de verstoring/calamiteit dodelijke slachtoffers tot gevolg kan hebben moet minimaal een 4 worden aangehouden.

  • 5.

    Zwaar letsel bij meerdere personen en meerdere dodelijke slachtoffers over een groot gebied. Denk hierbij aan meerdere doden verspreid over een wijk of stad.

Duurzaamheid

In hoeverre tast het probleem het milieu/de natuur aan, welk effect heeft dit op de verstoring, verspilling van grondstoffen en energie alsmede de aantasting van de Groene Wetgeving.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot achteruitgang van het milieu/de natuur.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is gering. Hierbij valt te denken aan beperkte milieuschade als gevolg van (geringe) illegale stort, lozing of emissie van stoffen die slechts tijdelijk schade veroorzaken. Veelal betreft het kleine milieuovertredingen door particulieren of kleine bedrijven.

  • 3.

    Er is sprake van een duidelijke aantasting van het milieu/de natuur, doch deze is omkeerbaar en heeft geen effecten op de lange termijn.

  • 4.

    De te verwachten milieuaantasting is evident en heeft permanente gevolgen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen.

  • 5.

    De te verwachten milieuaantasting is evident en heeft permanente gevolgen en leidt tot grote natuurrampen. Hierbij valt te denken aan illegale lozing, stort of emissie van sterk vervuilende/giftige stoffen in een kwetsbare omgeving (bijvoorbeeld beschermd natuurgebied).

Gezondheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot een afname van de gezondheid van de mens. De te verwachten schade aan de gezondheid als gevolg van bijvoorbeeld een afname van de luchtkwaliteit, waterkwaliteit, etc. Voorbeelden zijn toename fijnstof of andere luchtvervuiling, afname waterkwaliteit, etc. die de gezondheid van mensen nadelig beïnvloedt.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    De verstoring/calamiteit leidt niet tot mogelijke gezondheidsproblemen.

  • 2.

    Gezondheidsproblemen bij één of enkele personen (niet blijvend). Denk hierbij lokale vervuiling Z overlast waardoor stank bestaat of die stress oplevert.

  • 3.

    Algehele (niet blijvende) gezondheidsproblemen. Denk hierbij aan ernstige lucht, water of andere vervuiling waardoor long of oogirritaties ontstaan.

  • 4.

    Blijvende gezondheidsproblemen voor meerdere personen, bijvoorbeeld permanente aantasting van luchtwegen, blindheid, langdurige psychische problemen.

  • 5.

    Zware gezondheidsproblemen met de dood als gevolg, bijvoorbeeld langdurige blootstelling aan radioactieve straling of asbest.

Leefbaarheid

In hoeverre leidt een mogelijke calamiteit tot afbreuk van het omgevingsmilieu. De te verwachten afbreuk en schade aan de leefomgeving als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende van een taak door de overheid.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van een negatief effect op het maatschappelijk welbevinden of het effect is verwaarloosbaar klein.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is minimaal/verwaarloosbaar. Hierbij valt te denken aan beperkte overlast in de vorm van stank, geluid of trillingen (zintuiglijke waarneming). De (beleving van) de veiligheid in de directe woonomgeving is niet in het geding.

  • 3.

    De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zullen zijn. Hierbij valt te denken aan een geringe afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast of een permanente overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden.

  • 4.

    De te verwachten afbreuk heeft ernstige gevolgen die echter niet permanent zijn. Hierbij valt te denken aan een afname van (het gevoel van) veiligheid of een tijdelijke ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden.

  • 5.

    De te verwachten afbreuk is evident en heeft permanente grote gevolgen. Hierbij valt te denken aan een sterke afname van (het gevoel van) veiligheid in de directe omgeving en/of ernstige overlast in de vorm van stank, geluid of hinder die de kwaliteit van het leven erg sterk beïnvloeden, blijvende gezondheidsklachten veroorzaken, etc.

Financieel economisch

Wat is de financieel-economische schade voor de gemeente/provincie als gevolg van de calamiteit. Het gaat hier om schade die door de gemeente/provincie moet worden vergoed dan wel die ten laste komt van de gemeentelijke/provinciale economie. Voorbeelden zijn: Eventuele niet verzekerde kosten die door de gemeente/provincie worden gedragen (tijdelijke opvang, vergoedingen), verlies aan werkgelegenheid, economische achteruitgang, etc.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van enige financieel - economische schade.

  • 2.

    De directe financieel - economische schade is gering en blijft beperkt tot geringe directe kosten (maximaal 10.000,- euro)

  • 3.

    De financieel - economische schade is aanzienlijk. Denk hierbij aan directe kosten tot maximaal 100.000,- euro en/of een geringe terugloop van economische bedrijvigheid.

  • 4.

    De financieel - economische schade is hoog. Denk hierbij aan directe kosten tot 1 miljoen en/of terugloop van economische bedrijvigheid.

  • 5.

    De financieel - economische schade is zeer hoog. Denk hierbij aan directe kosten van meer dan 1 miljoen en/of sterke terugloop van economische bedrijvigheid.

Bestuurlijk imago

Wat is de imagoschade van een eventuele calamiteit of het in stand houden van een illegale situatie. De te verwachten afbreuk en/of schade aan het imago, beeld, geloofwaardigheid en vertrouwen van de burger in het bestuurlijk apparaat en haar besluitvorming als gevolg van een verstoring/calamiteit die volgt uit het niet of onvoldoende uitvoeren van een taak. Voorbeelden: (al dan niet georganiseerde) protesten, mediacampagnes, open brieven e.d., met als gevolg gezichtsverlies, gevoel van zaakjes niet op orde, etc.

 

De score ziet er als volgt uit:

  • 1.

    Er is geen sprake van afbreuk aan het bestuurlijk imago.

  • 2.

    De te verwachten afbreuk is minimaal. Denk hierbij aan enkele brieven aan het bestuur, ingezonden brieven in de krant en/of een enkele klacht. Het algemene vertrouwen in het bestuur wordt niet geschaad. Het idee dat het bestuur haar zaken niet op orde heeft, is niet aan de orde.

  • 3.

    De te verwachten afbreuk heeft gevolgen die niet ernstig en/of van korte duur zijn. Denk hierbij aan een tijdelijke stroom klachten, georganiseerde buurtprotesten, enkele juridische procedures en een brede negatieve aandacht in de media. Algemeen ontstaat het beeld dat het bestuur niet alles op orde heeft.

  • 4.

    De te verwachten afbreuk is evident en heeft grote permanente gevolgen. Denk hierbij aan voortdurende klachten over het onderwerp, brede maatschappelijke protesten en onrust, georganiseerde mediacampagnes, zware juridische procedures (nalatigheid, etc) en algeheel gezichtsverlies van het bestuur. De positie van bestuurders is in het geding (moties van wantrouwen) en het bestuur wordt door de burgers als incompetent beschouwd.

De afbreuk van het bestuurlijk imago is dermate groot dat de positie van het bestuur als geheel per direct onhoudbaar is.

 

Toepassen en invullen van de risicomatrix

Voor de toekenning van de scores van 1 tot 5 is het volgende risicoscore overzicht uitgewerkt:

 

 

De risico’s van de problemen/overtredingssoorten worden beoordeeld op een zestal beoordelingsaspecten. Per aspect wordt het eventuele negatieve effect uitgedrukt op een schaal van 1 (geen negatief effect) tot 5 (zeer sterk negatief effect). De eerder genoemde zes beoordelingsaspecten worden gebruikt:

 

  • Veiligheid

  • Duurzaamheid

  • Gezondheid

  • Leefbaarheid

  • Financieel economisch

  • Bestuurlijk imago

Daarnaast dient in eenzelfde risicomatrix de score ingevuld te worden voor het naleefgedrag. In het afwegingsmodel worden de risicoscores gecorrigeerd voor naleefgedrag. Dit risicomodel hanteert ook voor het naleefgedrag een 5-punts schaalverdeling:

 

 

De naleefscore beperkt zich op “de kans dat het probleem zich voordoet” of “de kans op het niet naleven van….”. Als het naleefgedrag niet bekend is of er is een onvoldoende eenduidig beeld is, dan wordt het naleefgedrag op 3 (gemiddeld) gezet. Dit is conform één van de uitgangspunten opgenomen in het eerder vermelde uitgangspuntentabel van deze handleiding.

 

Voorbeeld ingevulde risicomatrix

Hieronder staat een voorbeeld risicoanalyse met betrekking op het domein Groen. Het is een fictief voorbeeld, deze problemen en de toegekende scores zijn niet direct van toepassing op de situatie bij de gemeente Land van Cuijk.

 

 

Toelichting op ingevulde tabel

Bovenstaande tabel is een gedeeltelijke uitwerking van de risicomatrix met betrekking tot domein Groen. In de eerste kolom geeft de code aan op welke Vergunningverlening of Toezicht- en handhavingsovertreding de beschrijving betrekking heeft binnen het domein Groen (G1, G2 etc). Bijvoorbeeld onder “G1” wordt verstaan “crossen in natuurgebied”. In de tweede kolom staat de uitgebreide omschrijving van de overtreding. In de derde kolom volgt een beoordeling van het Naleefniveau (een goed naleefniveau kleurt groen met een onderliggende score van ‘1’, een zeer laag naleefniveau kleurt rood met een onderliggende score van ‘5’, zie voorbeeld het roodgekleurde vak). Vanaf kolom 4 (Veiligheid) tot en met 9 (Bestuurlijk Imago) wordt het Negatief effect op de zes beoordelingscriteria toegekend. Als voorbeeld de middelste rij (gerelateerd aan G2 “houden van bijen” kleuren alle vlakken volledig groen. Dat wil zeggen dat er ‘een ( zeer) klein/geen negatief effect’ is op de zes beoordelingsaspecten en het naleefgedrag is hoog.

 

Indien alle risicomatrix voor de betreffende taken zijn ingevuld volgt hieronder een voorbeeld hoe de totale risicoscore tot stand komt:

 

 

De resultaten van de risicoscores zijn gebaseerd op onderstaande schaalverdeling met betrekking tot de (minimale en maximale) totaaluitkomsten (is RISICO = Kans x Negatief Effect):

 

Bijlage 4 | Uitkomsten risicoanalyse

 

Bijlage 5 | Uitvoeringsstrategieën

 

Deze bijlage beschrijft de uitvoeringsstrategieën die wij toepassen om VTH-taken uit te voeren. Onze Uitvoeringsstrategie voor het behandelen van omgevingsvergunningenaanvragen valt uiteen in de 3 delen:

 

  • 1.

    de preventiestrategie

  • 2.

    de vergunningenstrategie

  • 3.

    de toezichtstrategie

Deze beschrijven we hieronder.

 

1. Uitvoeringsstrategie omgevingsvergunning: Preventie

De preventiestrategie richt zich enerzijds op het vergroten van kennis en bewustwording bij inwoners, bedrijven en instanties over welke regelgeving van toepassing is en voor welke activiteiten een melding of vergunning nodig is. Om (spontaan) aan deze regels te kunnen voldoen, moet immers bekend zijn welke regels van toepassing zijn. Anderzijds richt de preventiestrategie zich op het stimuleren van betrokkenen om aan de geldende regels te voldoen.

 

Inzet van de preventiestrategie vindt doorlopend plaats en gaat veelal vooraf aan potentiële aanvragen of meldingen. Door inzet in het voortraject willen wij zoveel mogelijk voorkomen dat wij achteraf tot actie moeten overgegaan. Bij de preventiestrategie onderscheiden wij een aantal trajecten:

 

  • Communicatie en voorlichting

  • Omgevingsoverleg

  • Participatie

  • Interne en externe afstemming & samenwerking

1.1 Communicatie en voorlichting

Uit ervaring blijkt dat onvolledige en/of onjuiste aanvragen dan wel overtredingen bij burgers en bedrijven regelmatig voortkomen uit het gebrek aan kennis over de geldende wet- en regelgeving. Door dit gebrek aan kennis ontbreekt het besef dat er niet volgens de regels wordt gehandeld. De gemeente stimuleert potentiële aanvragers actief na te gaan of aanvragen/meldingen nodig zijn. Hiertoe passen wij de preventiestrategie op de onderstaande manieren toe:

 

  • 1.

    Voorlichting en informatievoorziening vindt deels plaats in de vorm van de Frontoffice VTH waarvoor potentiële aanvragers een afspraak kunnen maken en zowel algemene als de voor een specifieke locatie geldende informatie kunnen opvragen. We spreken hier over de zogenaamde ‘informatieverzoeken.

  • 2.

    Daarnaast maken wij gebruik van (publicaties in) de (lokale) media, de gemeentelijke website en/of nieuwsbrief. Op de gemeentelijke website en bij de Frontoffice VTH bieden wij (doorlopend) informatie aan over vergunningverlening en/of onderwerpen die wij een hoge prioriteit toekennen, bijvoorbeeld in de vorm van brochures.

  • 3.

    Tevens informeren wij burgers en bedrijven met name via de toezichthouders, die “buiten” veelal het eerste aanspreekpunt zijn.

1.2 Omgevingsoverleg

Voordat initiatiefnemers een aanvraag of melding indienen, kunnen ze eerst een conceptaanvraag indienen. Er bestaan verschillende vormen van een omgevingsoverleg. Wij hebben er als gemeente Land van Cuijk voor gekozen voor een intaketafel en een omgevingstafel.

 

1.2.1. Intaketafel

De intaketafel zit vooraan in het proces. Dit betekent dat als een conceptaanvraag binnen komt, dit op de intaketafel wordt gelegd. De verzoeken waar we het over hebben zijn:

 

  • -

    Principeverzoeken worden behandeld door het team Ruimtelijke Ontwikkeling;

  • -

    Conceptaanvragen voor een omgevingsvergunning of omgevingsplanactiviteit waarin afgeweken wordt van de beoordelingsregels in het bestemmingsplan of omgevingsplan (de vroegere afwijking van het bestemmingsplan of kruimelgevallen) worden behandeld door het team Vergunningen;

Aanleiding

Het verzoek is gekomen om een vorm van overleg te hebben over de kansrijkheid van nieuwe initiatieven nog voordat er een definitieve aanvraag wordt ingediend. Het overleg kan ook worden ingezet om ingediende aanvragen te toetsen aan de wenselijkheid van de ontwikkeling.

Om een snelle scan te doen naar de haalbaarheid van plannen, hebben wij een ‘intaketafel’ ingericht.

 

Deelnemers van het overleg zijn:

  • -

    Zaakverantwoordelijke

  • -

    2 Senior vergunningverlening (wisselende samenstelling)

  • -

    Beleidsadviseur RO

  • -

    Regisseur vergunningen

Basiswerkwijze:

Voorbereidingen

De zaakverantwoordelijke genereert in Rx.Mission het intakeformulier. Het formulier dient zo volledig mogelijk te worden ingevuld waarbij de vraagstelling voor de intaketafel helder gemaakt moet worden. Het is de bedoeling om een tweewekelijks overleg te houden van maximaal 1,5 uur. De zaken zullen uiterlijk de donderdag vóór het overleg om 12 uur in de agenda gevuld moeten worden. Zo kunnen de deelnemers zich voldoende voorbereiden. Per overleg kunnen maximaal 6 zaken worden aangeleverd en duurt maximaal 15 minuten per plan. De uitkomst van het overleg is de bepaling of het plan kansrijk is en hoe de verdere procedure eruit ziet.

 

Uitwerking

De zaakverantwoordelijke zal de uitkomst op het intakeformulier zetten. De zaakverantwoordelijke van de casus zet vervolgens het ingevulde formulier in Rx.Mission en zet de verdere acties uit.

 

1.2.2 Omgevingstafel

De aanleiding voor ons om een omgevingstafel in te richten zijn:

  • De inwerkingtreding van de Omgevingswet

  • het levert een bijdrage aan transparante besluitvorming

  • Samenwerking tussen overheden en ketenpartners

  • Denken en werken vanuit de "ja-mits"- houding

  • Maatwerk mogelijk maken

  • Werken vanuit de bedoeling

We zetten het instrument omgevingstafel in bij

  • conceptverzoeken of bij vergunningprocedures.

  • Nadat alle adviezen zijn afgegeven en er tegenstrijdige adviezen zijn

Deelnemers van de tafel zijn:

  • Initiatiefnemer met eventueel zijn adviseur

  • Zaakbehandelaar

  • Regisseur Omgevingstafel

  • Interne adviseurs

  • Ketenpartners zoals de veiligheidsregio of de omgevingsdienst Brabant Noord

  • Andere overheidsinstanties

  • Notulist

Procedure omgevingstafel

  • De zaakbehandelaar is aan zet

  • Weging vindt plaats op de omgevingstafel

  • De zaakbehandelaar plant

  • Regisseur is de gespreksleider

  • De initiatiefnemer begint

  • Adviseurs delen de standpunten

  • Vervolgens geeft de initiatiefnemer zijn visie

  • De laatste ronde wordt verzorgd door de regisseur.

De mogelijke uitkomsten zijn:

  • Planaanpassing,

  • weigering of geen medewerking,

  • aanpassen advies.

Het verslag wordt verstuurd naar de initiatiefnemer en in Rx.mission gezet.

 

1.3 Participatie

De Omgevingswet stimuleert participatie. Bij een omgevingsvergunning is er sprake van een initiatiefnemer. In de Omgevingswet staat dat initiatiefnemers moeten aangeven of er bij bepaalde initiatieven geparticipeerd is. Hoe zij dit vormgeven is door de wetgever bewust opengelaten. Dit om ruimte te laten voor vormen van participatie die aansluiten bij de aard van de opgave en bij de eigen visie van gemeenten op participatie. De gemeenteraad heeft op 29 juni 2023 besloten om een lijst van aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit vast te stellen waarbij participatie door de initiatiefnemer verplicht is:

 

  • a)

    het bouwen, verbouwen of uitbreiden van één of meerdere woningen;

  • b)

    het oprichten, veranderen of uitbreiden van bedrijven;

  • c)

    projecten met betrekking tot energieopwekking en energieopslag;

  • d)

    infrastructurele projecten;

  • e)

    het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde

  • f)

    activiteiten die project- m.e.r.-plichtig zijn;

  • g)

    het toestaan van permanente bewoning in een recreatiewoning;

  • h)

    de realisering en uitbreiding van maatschappelijke-, sport- en recreatieve voorzieningen en bedrijven.

Deze lijst wordt uiterlijk één jaar na de invoeringsdatum van de Omgevingswet geëvalueerd.

 

1.4 Adviescommissie Omgevingskwaliteit

Deze commissie geeft aan B&W integraal advies over de plannen van de initiatiefnemer, op het gebied van welstand, erfgoed, ruimtelijke ordening/stedenbouw en landschap/groen. De taken van deze adviescommissie zijn in de Verordening op de adviescommissie Omgevingskwaliteit gemeente Land van Cuijk omschreven. De adviescommissie adviseert onder meer in de gevallen waarvoor de Omgevingswet een adviescommissie verplicht stelt, zoals voor de beoordeling van wijzigingsplannen voor rijksmonumenten;

 

  • Als een toets nodig is vanwege het welstandsbeleid;

  • Als een toets nodig is vanwege de erfgoedverordening; over planologische maatregelen, waarbij gemeentelijke monumenten en/of rijksmonumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten of beeldbepalende zaken, als bedoeld in de gemeentelijke erfgoedverordening zijn betrokken;

  • Als uitgangspunt in een vroeg stadium van de planvorming: over alle ruimtelijke plannen in afwijking van het bestemmingsplan waarvoor -naar het oordeel van burgemeester en wethouders- nog een afweging qua ruimtelijke ordening (RO)/stedenbouw nodig is en ook over de impactvolle bouwplannen zoals bedoeld in de welstandsnota.

1.5 Interne en externe afstemming & samenwerking

De toegevoegde waarde van communicatie en voorlichting valt of staat met een eenduidige en uniforme toetsing en optreden naar burgers en bedrijven. Adequate interne en externe afstemming en samenwerking is daarbij noodzakelijk. Het gaat dan om interne afstemming en samenwerking tussen zowel vergunningverleners en andere interne betrokkenen onderling, als ook tussen vergunningverlener(s), toezichthouder(s), handhaver(s) en adviseur(s). Daarnaast omvat dit de relatie met andere organisatieonderdelen, zoals de teams die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke plannen en de uitvoering van projecten.

 

Externe afstemming en samenwerking is van belang om te komen tot een optimaal en integraal resultaat in zowel vergunningverlening, toezicht als handhaving en is bovendien cruciaal om een vergunning te kunnen afgeven binnen 8 weken. De samenwerkende partners (waterschap, politie, veiligheidsregio, omgevingsdienst, provincie, ministerie enzovoorts) benutten op deze manier de specifieke deskundigheid, ondersteuning, aanvulling en informatie over en weer. Ook het overleg met adviseurs van aanvragers, zoals architecten, milieuadviseurs enzovoorts, is veelal nodig en van betekenis voor het gewenste eindresultaat. Binnen de regio hebben wij met onze ketenpartners samenwerkingsafspraken voor de VTH ketenprocessen gemaakt. Voor de ketenpartners is de noodzaak om informatie uit te wisselen en te delen steeds groter geworden. De wijze waarop wij samenwerken en het moment van afstemming liggen vast in specifieke werkprocessen, -instructies en -afspraken. Ook de samenwerkingsafspraken met ketenpartners maken hier onderdeel van uit.

 

Samenwerking met externe inhuurpartij

Voor de taken ten aanzien van de constructieve veiligheid van bouwwerken, het toetsen van aanvragen aan de Monumentenwet 1988, Wet Natuurbescherming en de erfgoedverordening en het beoordelen van archeologische rapporten worden externe partijen ingehuurd. Zij zorgen zelf ervoor dat aan de criteria van de door hen uitgevoerde taken wordt voldaan en kunnen dit ook aantonen.

 

2. Uitvoeringsstrategie Omgevingsvergunning: Vergunningenstrategie

Hieronder beschrijven wij de vergunningenstrategie en lichten de volgende onderdelen toe:

 

  • de begrippen vergunning en vergunningverlening (2.1);

  • het doel van de vergunningenstrategie (2.2);

  • de vormen van vergunningverlening (2.3);

  • de basiswerkwijze (2.4);

  • én toetsingskaders en werkwijze vergunningverlening en meldingen (2.5).

2.1 Begrippen vergunning en vergunningverlening

Een vergunning is een officiële (noodzakelijke) toestemming van de overheid om een bepaalde activiteit uit te voeren. De wet kan bepalen dat een activiteit verboden is zonder (omgevings)vergunning. Wij hebben als overheid de bevoegdheid om de toestemming te verlenen om een bepaalde activiteit uit te voeren. Ook kunnen wij voorschriften waaraan voldaan moet worden aan de vergunning verbinden. Een vergunning op het gebied van de fysieke leefomgeving kan betrekking hebben op verschillende werkvelden (bouwen, water, wonen, milieu, natuur e.d.) en op verschillende wijzen tot stand komen (reguliere procedure, uitgebreide procedure, melding e.d.).

 

De vergunningsplichtige activiteiten zijn aangewezen door het Rijk in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Ook in het gemeentelijke omgevingsplan zijn vergunningsplichtige activiteiten aangewezen.

 

Wij verstaan onder vergunningverlening:

  • verlenen, weigeren of wijzigen van een vergunning waarbij we aan een bedrijf, inwoner of

  • bestuurlijke organisatie toestemming verlenen om een bepaalde activiteit (die zonder vergunning verboden is en niet mag worden uitgevoerd), tóch uit te voeren;

  • verlenen van een ontheffing van met name gemeentelijke regels;

  • afhandelen van een melding;

  • opleggen van een maatwerkbesluit of maatwerkregel (voorheen maatwerkbesluit of nadere voorwaarde);

  • afgeven van bindend advies (voorheen een verklaring van geen bedenkingen);

  • het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning.

2.2 Doel van de vergunningenstrategie

Met de vergunningenstrategie streven we ernaar om te komen tot een integrale vergunningverlening die op een efficiënte en gestructureerde wijze vorm wordt gegeven. De vergunningenstrategie stelt ons in staat om: binnen de gestelde wettelijke termijnen een besluit te nemen op een aangevraagde vergunning plichtige activiteit; heldere, transparante en handhaafbare vergunningen op te stellen én deze binnen de gestelde wettelijke termijn te verlenen; en tevens om binnen de gestelde termijnen te komen tot een besluit op een aanvraag of acceptatie van een melding.

 

Volgens de regelgeving dient de U&HS inzicht te bieden in de criteria die worden gebruikt bij het beoordelen van en beslissen op aanvragen omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen; én de werkwijze bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het beoordelen van meldingen. Met het vastleggen van deze vergunningenstrategie voldoen wij hieraan. We leggen een werkwijze(n) vast die wij toepassen voor het beoordelen en beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen én het afhandelen van meldingen om de gestelde doelen van de U&HS te realiseren.

 

2.3 Vormen van vergunningverlening

De verschillende vormen van vergunningverlening die wij hanteren zijn:

 

Vorm

Omschrijving

Meldingen

De melding betreft een mededeling aan het bevoegd gezag en kan niet geweigerd worden. Tegen (de acceptatie van) een melding staan dan ook geen rechtsmiddelen zoals bezwaar open.

Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend, met als resultaat het al dan niet als melding accepteren.

 

Een inhoudelijke beoordeling is dan ook niet aan de orde. Het accent van de gemeentelijke taken bij meldingen ligt daarom bij het uitvoeren van toezicht.

 

Initiatiefnemers moeten voor sommige activiteiten in de leefomgeving een melding doen of informatie geven (informatieplicht) aan de overheid. Dit moet voor de meeste activiteiten minimaal 4 weken voor de start of de verandering.

Vergunning(AANVRAAG) Reguliere procedure

Het volgen van de reguliere procedure is bij een aanvraag om omgevingsvergunning het uitgangspunt: binnen maximaal 8 weken moet op de aanvraag worden besloten. Deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verdaagd. Als de beslistermijn verstreken is zonder dat er een besluit is genomen, kan de gemeente op grond van de Algemene wet bestuursrecht een dwangsom aan de aanvrager verschuldigd zijn.

Bij een gefaseerde aanvraag zijn verschillende termijncombinaties mogelijk. Bij de aanvraag van meervoudige (deel-) activiteiten is de deelactiviteit met de langste beslistermijn bepalend.

Vergunning(AANVRAAG) Uitgebreide procedure

Uitzondering op de regel is de uitgebreide procedure, waarbij wij binnen 26 weken op de aanvraag moeten besluiten. Deze termijn kan eenmalig met zes weken worden verdaagd. Bij een gefaseerde aanvraag zijn verschillende termijncombinaties mogelijk. Bij de aanvraag van meervoudige (deel-)activiteiten is de deelactiviteit met de langste beslistermijn bepalend.

 

Verder kunnen wij de uitgebreide procedure op verzoek óf met instemming van de aanvrager van toepassing verklaren. Ook bij activiteiten die aanzienlijke (maatschappelijke) gevolgen voor de omgeving kunnen hebben en waarvan de verwachting is dat verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben, kunnen wij na het horen van de aanvrager, eenzijdig maar gemotiveerd besluiten dat de uitgebreide procedure van toepassing is. Indien dit zich voordoet, krijgt een initiatiefnemer de gelegenheid om hierover een zienswijze in te dienen.

Maatwerkbesluit

Het stellen of wijzigen van maatwerkvoorschriften (na een melding) is een besluit in de zin van de Awb.

 

2.4 Basiswerkwijze

Wij hanteren onderstaande basiswerkwijze voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning en/of melding. Als bevoegd gezag zorgen wij ervoor dat de werkwijze (processen) van het behandelen van vergunningaanvragen volgens een geborgd proces verloopt. Het volledige werkproces hebben we in een procesbeschrijving vastgelegd. De basiswerkwijzen zijn verder vastgelegd in een geautomatiseerd systeem: de backofficeapplicatie Rx.Mission, waarbij de processtappen worden doorlopen. Het gaat hier om de processtappen op hoofdlijnen.

 

Centrale rol casemanager

Voor de benodigde integrale en samenhangende besluitvorming kennen wij in de vergunningenstrategie een centrale rol aan de casemanager toe. Casemanagement draagt bij aan een integrale behandeling en het verkorten en transparant maken van procedures. Dit verhoogt het kwaliteits- en dienstverleningsniveau. Goed casemanagement zorgt uiteindelijk voor besluitvorming op maat, passend in de omgeving.

 

Wij beogen reeds in het informele voortraject zo veel mogelijk af te stemmen met een aanvrager om tot een vergunbare aanvraag of (volledige) melding te komen. Hierdoor kan in het formele traject een vlottere afhandeling en besluitvorming worden gewaarborgd. Casemanagement passen wij dus toe bij zowel het informele - als het formele traject.

 

Wij ontvangen initiatieven, aanvragen voor vergunningen, meldingen, (informele) verzoeken allemaal volgens eenzelfde wijze. Elk ontvangen verzoek wordt toegewezen aan een vergunningverlener. Die is verantwoordelijk voor de integrale beoordeling van aanvragen en/of meldingen, bewaakt de termijnen en coördineert samenhangende besluiten. Afhankelijk van de casus wordt er door de vergunningverlener afstemming gezocht met interne beleidsmedewerkers, andere betrokken bevoegde gezagen en/of adviesorganen. Verder is de vergunningverlener het aanspreekpunt voor de aanvrager/melder en is deze verantwoordelijk voor het informeren van de aanvrager/melder.

 

Voor het verlenen van omgevingsvergunningen waarbij meer bevoegde gezagen (provincie en/of waterschap) een gedeelde verantwoordelijkheid hebben, hangt onze inzet af van de positie en rol van de gemeente in de specifieke casus. In de gevallen dat “de gemeente” bevoegd gezag is nemen wij de rol van vergunningverlener en besluitvormer, terwijl wij in andere gevallen als adviseur actief zijn.

 

Bibob toets

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vallen alle vergunningplichtige omgevingsplanactiviteiten onder de reikwijdte van de Wet Bibob. Ook gebruikswijzigingen in gebouwen kunnen nu binnen de reikwijdte van de Wet Bibob komen te vallen. Met de Wet Bibob beoogt de wetgever om te voorkomen dat overheidsorganen ongewild criminele activiteiten faciliteren bij het verlenen van bepaalde vergunningen. De Wet Bibob maakt het voor bestuursorganen mogelijk om een aangevraagde beschikking te weigeren of (gedeeltelijk) in te trekken als sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden om (i) uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen te benutten (ook wel de ‘a-grond’ genoemd), of (ii) strafbare feiten te plegen (ook wel de ‘b-grond’ genoemd). Een weigering of intrekking moet goed worden gemotiveerd. Daarom wordt vaak advies gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob, een onafhankelijk expertisebureau dat integriteit screenings uitvoert. Bevoegde gezagen mogen in beginsel uitgaan van de expertise van dit bureau. Onder de Wet Bibob wordt onder ‘strafbare feiten’ overigens ook verstaan een feit waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De gemeentelijke Bibob-coördinator voert voor de in het gemeentelijke Bibob-beleid aangewezen gevallen aan de hand van het daarvoor bestemde formulier en conform het beleid de Bibob-toets uit.

 

Meldingen

Voor de meldingen die vallen onder de reikwijdte van de U&HS verstaan we de meldingen op het gebied van bouw, brandveilig gebruik, de meldingen voortkomend uit de APV. Onder de omgevingswet komen deze meldingen terug in het omgevingsplan, indien daarvoor is gekozen. Meldingen voor milieubelastende activiteiten vallen buiten de reikwijdte van deze U&HS. De meest voorkomende meldingen staan in 2.5 uitgewerkt.

 

Intrekken vergunningen

Voor het intrekken van een vergunning hebben we in beleidsregels vastgesteld. We handelen conform deze beleidsregels.

 

2.5 Toetsingskaders en werkwijze vergunningverlening en meldingen

Van de volgende vergunning- en meldingsplichtige activiteiten lichten wij de toetsingskaders (criteria die door ons gebruikt worden voor de beoordeling) en de werkwijze (diepgang van toetsing/toetsniveaus) toe:

 

  • Omgevingsplanactiviteit (omgevingsvergunning planologisch)

  • Bouwactiviteit (omgevingsvergunning activiteit bouw)

  • Rijksmonumentenactiviteit (omgevingsvergunning activiteit monument)

  • APV

Omgevingsplanactiviteit

 

De omgevingsplanactiviteit is volgens de Omgevingswet een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat:

  • o

    het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan;

  • o

    een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan;

  • o

    of een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.

Toetsings

Kader

Met een omgevingsplan kan worden bepaald dat voor een bepaalde activiteit een vergunning nodig is. Het principe is: omgevingsplanactiviteiten die passen in het omgevingsplan zijn vergunningvrij, tenzij er in het omgevingsplan een ‘verbod behoudens omgevingsvergunning’ is opgenomen. Dit verbod kan per object en/of gebied gelden (een binnenplanse vergunningplicht). Voor alles wat niet past in het omgevingsplan moet een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit worden aangevraagd (buitenplanse vergunningsplicht).

 

Er is een periode dat het omgevingsplan nog niet aan alle regels uit de Omgevingswet (Ow) hoeft te voldoen (artikelen 22.4 en 22.5 Ow). Deze periode duurt waarschijnlijk tot eind 2029. In die periode kunnen binnenplanse vergunningplichten staan in:

 

  • o

    het tijdelijk deel van het omgevingsplan (artikel 22.1 Ow)

  • o

    gemeentelijke verordeningen die uiteindelijk in het omgevingsplan moeten (artikel 22.8 Ow)

  • o

    het nieuwe deel van het omgevingsplan (o.a. voorbeschermingsregels) (artikelen 4.14 en 4.16 Ow).

Werkwijze

Formeel zijn de binnen- en buitenplanse procedures (van de omgevingsplanactiviteit) niet gescheiden, omdat het bevoegd gezag elke activiteit moet beoordelen op de mogelijkheid tot het verlenen van medewerking. Strijdigheid met de regels van het omgevingsplan is niet voldoende als weigeringsgrond, er moet altijd beoordeeld worden of de activiteit toch vergund kan worden met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Als dat niet op basis van de binnenplanse beoordelingsregels kan, vindt de buitenplanse beoordeling plaats. Bij een buitenplanse beoordeling geldt het bredere toetsingskader in de omgevingsvisie en de beleidsregels. Daarnaast moet er voldaan worden aan de beoordelingsregels van Rijk en Provincie en beoordelen wij of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies. Onder andere door gebruik van zulke beleidsregels wordt willekeur in (buitenplanse) belangenafweging zoveel mogelijk vermeden.

 

Indien het gaat om een binnenplanse omgevingsplanactiviteit toetsen wij de aanvraag aan alle regels van het tijdelijk deel van het omgevingsplan en de verordening Fysieke leefomgeving.

 

Indien de aanvraag past binnen de regels geven we de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit af.

 

Indien de aanvraag niet past binnen het omgevingsplan dan is er sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Dan toetsen wij deze aan de toepasselijke instructieregels in hoofdstuk 5 van het Bkl, de toepasselijke instructieregels in de provinciale verordening én beoordelen wij of de Bopa in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Het begrip ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ volgt het begrip ‘een goede ruimtelijke ordening’ op. Binnen onze gemeente gebeurt deze evenwichtige toedeling van functies aan locaties via de intaketafel. Voor de Bopa geldt dat de gemeenteraad als adviseur is aanwezen te weten:

 

  • a.

    het bouwen van meer dan 10 woningen;

  • b.

    het oprichten, veranderen of uitbreiden van bedrijven in een zwaardere milieucategorie dan het omgevingsplan toestaat;

  • c.

    projecten met betrekking tot energieopwekking en energieopslag ten behoeve van bedrijfsmatige exploitatie;

  • d.

    bovenlokale infrastructurele projecten;

  • e.

    het oprichten, veranderen of uitbreiden van niet-agrarische bedrijven, niet zijnde een agrarisch verwant bedrijf of agrarisch-technische hulpbedrijf, buiten Stedelijk gebied overeenkomstig de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • f.

    het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarbij:

    • 1e de hoogte meer bedraagt dan 20 m; of

    • 2e de bebouwingsoppervlakte meer bedraagt dan 250 m²;

  • g.

    activiteiten die project- m.e.r.-plichtig zijn;

  • h.

    het toestaan van permanente bewoning in een recreatiewoning.

  • i.

    het bouwen of uitbreiden van een gebouw ten behoeve van een maatschappelijke

voorziening als er sprake is van een maatschappelijk gevoelig initiatief.

 

Bouwactiviteit

De Omgevingswet definieert de bouwactiviteit als 'het bouwen van een bouwwerk’.

Toetsings

Kader

Met de Omgevingswet is bouwen in een technisch en ruimtelijk deel gescheiden. Dat levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Deze scheiding noemen we 'de knip'.

 

Een initiatiefnemer die een bouwactiviteit wil verrichten dient bij eenvoudige bouwwerken (de zogenaamde gevolgklasse 1) voor het bouwtechnische deel een melding te doen bij de gemeente (de technische bouwactiviteit) en voor complexe bouwwerken dient men een omgevingsvergunning aan te vragen.

 

Technische bouwactiviteit

Het gaat hier over de toets van een aanvraag aan de regels voor de technische bouwkwaliteit uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Bijvoorbeeld de constructieve veiligheid van een bouwwerk. Door de knip zijn er meer technische bouwactiviteiten vergunningvrij, omdat ruimtelijke randvoorwaarden niet langer een rol spelen.

 

Als een vergunning nodig is voor een (technische) bouwactiviteit volgt toetsing aan de technische regels voor bouwactiviteiten in het Bbl (bijvoorbeeld voorschriften met betrekking tot de brandveiligheid, de daglichttoetreding en de energiezuinigheid van bouwwerken). De toets is te vergelijken met de toets die nu wordt gedaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012. Voor de gevolgklasse 2 en 3 blijft de vergunningsplicht voor de technische bouwactiviteit bestaan en wordt de aanvraag getoetst aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl). Hiervoor maken wij gebruik van BRIS (een webapplicatie die gebaseerd is op een landelijk Toetsingsprotocol). Alle bouwwerken moeten aan de technische eisen in dit Besluit voldoen. Voor meldingsplichtige (technische) bouwactiviteiten wordt de bouwtechnische toets aan het Bouwbesluit niet meer door gemeenten maar door een onafhankelijke kwaliteitsborger uitgevoerd. Landelijk is bepaald of voor een technische bouwactiviteit een vergunning of melding nodig is, dan wel of dit vergunningsvrij is .

 

Omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk

De (ruimtelijke) toets van “bouwen, in stand houden en gebruiken van een bouwwerk” aan het omgevingsplan noemen we een omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. Voorbeelden zijn de bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Maar ook regels over het uiterlijk van een bouwwerk (welstand) en de functietoedeling in het omgevingsplan.

 

Wij kunnen in ons omgevingsplan bepalen of een vergunning nodig is voor een (ruimtelijke) omgevingsplanactiviteit. Zo kunnen wij bijvoorbeeld in ons omgevingsplan bepalen dat een bouwactiviteit vergunningvrij is of van een meldings- of informatieplicht is voorzien. Onder het ruimtelijk deel vallen alle regels die eerder in het bestemmingsplan, de bouwverordening en/of de welstandsnota opgenomen waren en die allen overgaan naar het omgevingsplan.

Werkwijze

De bouwmeldingen worden door de toezichthouders beoordeeld. We registeren de melding, bevestigen de ontvangst, checken de gevolgklasse, het gekozen instrument en de kwaliteitsborger. Vervolgens maken we een beoordeling van het borgingsplan (inclusief risicobeoordeling) met eventueel afgesproken informatie- en stopmomenten. De vergunningverleners zoeken contact met de initiatiefnemer bij een onvolledige of niet-correcte melding om aan te geven wat er ontbreekt aan de melding.

 

Wij hanteren de volgende algemene werkwijze voor de behandeling van een melding:

  • 1.

    Intake:

    • Inboeken en zo nodig digitaliseren van de melding, registeren melding in backoffice applicatie(s), toekennen aan toezichthouder door de administratief medewerker;

    • Publiceren melding (administratie);

  • 2.

    Toets volledigheid:

    • Toets melding aan de indieningsvereisten (volledigheid melding) en mogelijkheid tot aanvulling van een incomplete melding (toezichthouder);

  • 3.

    Toets inhoud:

    • Is voldoende aannemelijk dat de melding overeenkomt met het werkelijk (voorgenomen) gebruik of de (voorgenomen) uitvoering van werken? Het betreft een uiterst globale schouwing op basis van ervaring.

    • De ingediende gegevens worden verder niet inhoudelijk getoetst, tenzij wettelijk voorgeschreven. Indien wettelijk voorgeschreven: (specialistische) toetsing en advisering door vergunningverlener en/of andere interne en of externe adviseur(s) m.b.t. alle relevante beoordelingskaders.

    • Globale beoordeling of mogelijk nadere voorwaarden nodig zijn.

Omgevingsvergunning activiteit bouw

Als een vergunning nodig is voor een technische bouwactiviteit maken wij gebruik van het toetsingsprotocol. In dit toetsingsprotocol is voor het behandelen en beoordelen van aanvragen voor de activiteit bouw een bepaalde mate van diepgang in de bouwtechnische toets aan het Bbl aangebracht. Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bbl. We vergunnen onze aanvragen, voor wat betreft de toets aan het Besluit bouwwerken leefomgeving, daarom risicogestuurd.

 

(Rijks)monumentenactiviteit

De rijksmonumentenactiviteit is een activiteit inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht. Voorbeschermde rijksmonumenten zijn monumenten of archeologische monumenten die nog niet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. Maar waarvoor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van artikel 5.1, lid 1 onder b van de Omgevingswet.

Toetsings

Kader

Rijksmonumenten zijn (archeologische) monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de Omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en in het Invoeringsbesluit Omgevingswet waaronder de bruidsschat.

Werkwijze

Commissie werkwijze Rijks en gemeentelijke monumenten.

 

melding brandveilig gebruik van een bouwwerk

 

De Omgevingswet en de 4 Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) bevatten geen definitie voor het brandveilig gebruik van een bouwwerk. De Omgevingswet geeft wel een definitie voor het begrip bouwwerk. Bij het gebruiken van een bouwwerk moet aan de regels voor brandveilig gebruik worden voldaan. Het gebruiken van het bouwwerk valt hiermee onder de activiteit het brandveilig gebruik van een bouwwerk.

Toetsings

Kader

Voor het brandveilig gebruik zijn regels opgenomen in hoofdstuk 6 van het Bbl. Soms moet het gebruik van het bouwwerk gemeld worden bij de gemeente. Met de Omgevingswet is de gebruiksvergunning vervallen, maar geldt voor (bijvoorbeeld een hotel) nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk. Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Dit staat opgesomd in artikel 6.8 Bbl. Als alle informatie compleet is, ontvangt de indiener van de melding een acceptatie. Daarna kan het gebouw in gebruik worden genomen.

Werkwijze

De melding brandveilig gebruik worden door de gemeente zelf afgehandeld. Zij vragen -indien nodig- inhoudelijk advies aan de VRBN.

 

APV & Bijzondere wetten

Toetsings

Kader

In de APV worden activiteiten in de leefomgeving aan regels gebonden. Het gaat dan om activiteiten die sterk plaatsgebonden zijn en niet op een andere wijze zijn gereguleerd, zoals waterafvoer, standplaatsen, markten, bruikbaarheid en aanzien weg en openbaar water, omgevingshinder, parkeerexcessen en stopverbod, bodem en ondergrondse infrastructuur.

Werkwijze

De vergunningaanvragen en ontheffingen op het gebied van de APV & Bijzondere wetten worden volledig getoetst aan de relevante landelijke wet- en regelgeving en aan de lokale regelgeving en lokale beleidskaders.

 

3. Uitvoeringsstrategie omgevingsvergunning: Toezichtstrategie

In deze bijlage beschrijven wij de toezichtstrategie. In de toezichtstrategie lichten we toe:

 

  • de begrippen toezicht en toezicht houden (3.1);

  • het doel van de toezichtstrategie (3.2);

  • de vormen van toezicht (3.3);

  • de basiswerkwijze (3.4);

  • de wijze waarop toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt gehouden (3.5);

  • én toezichtprioriteiten (3.6).

3.1 Begrippen toezicht en toezicht houden

De term ‘toezicht’ wordt vaak zowel in brede als in enge zin gebruikt. In brede zin is het de overkoepelende term voor al het inspectiewerk in combinatie met ‘handhaving’. In engere zin bedoelt men het als het concrete werk van een toezichthouder. Onder toezicht verstaan wij het uitvoeren van controle ter voorkoming van overtredingen en het naleven van voorschriften uit vergunningen of regelgeving.

 

Toezicht houden is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, om daarna een oordeel daarover te vormen en het eventueel naar aanleiding daarvan ingrijpen. Speciaal daarvoor aangewezen toezichthouders voeren het toezicht uit. Een toezichthouder is een persoon die namens het bevoegde gezag is aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de wet- en regelgeving. Toezicht zorgt voor een belangrijk preventief effect. Bij toezicht voeren we een controle uit, ook zonder dat wij een overtreding vermoeden. We kunnen een bezoek aan een activiteit, een bedrijf, een locatie, een bouwwerk of een persoon brengen. Kortom met toezicht houden controleren wij óf en in hoeverre inwoners, bedrijven of instellingen regels naleven.

 

3.2 Doel van de toezichtstrategie

Doel van het toezicht en de handhaving is: “een veiliger en gezond gebruik van gebouwen en bouwwerken, een schoner milieu, gezondheid en het voorkomen van ongebreidelde claims op schaarse ruimte, het voorkomen en tegengaan van strijdig gebruik van ruimte, gronden en activiteiten”.

 

We richten het toezicht op de meest risicovolle situaties: waar de kans het grootst is dat het naleefgedrag onvoldoende is en dit leidt (of kan leiden) tot schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur. Het is namelijk onmogelijk om binnen de beschikbare capaciteit, middelen en tijd alle objecten, activiteiten en locaties op alle punten te controleren. Dit is ook niet nodig, want niet alle situaties zijn even risicovol. Voor de evaluatie van toezicht, registreren we het uitgevoerde toezicht en het naleefbeeld (waarop is toezicht gehouden en de overtredingssoorten).

Naast toezicht hebben we ook andere mogelijkheden om het naleefgedrag te verbeteren, bijvoorbeeld via communicatie en voorlichting. Hier staat meer over in de preventiestrategie (zie onder 1).

 

3.3 Vormen van toezicht

Met toezicht kunnen overtredingen worden voorkomen (preventieve werking) of makkelijker worden hersteld. In deze toezichtstrategie leggen wij vast welke verschillende vormen van toezicht wij onderscheiden en wat de algemene werkwijze daarbij is. Toezicht kan er ook toe leiden dat wij uiteindelijk formeel handhavend (sanctionerend) moeten optreden. In de volgende strategie gaan wij in op de sanctiestrategie die dan van toepassing is. Bij de toezichtstrategie onderscheiden wij een aantal trajecten, zijnde de verschillende vormen van toezicht die wij hanteren:

 

Traject

Omschrijving

Toezicht tijdens Realisatiefase (3.5.1)

Het gaat hier om het houden van toezicht op het realiseren van een in een omgevingsvergunning omschreven activiteit. Dit traject start met aanvang van realisatie van de vergunde activiteit en eindigt nadat de activiteit gereed is. Met de inwerkingtreding van de Wkb wordt het (technische) bouwtoezicht voor gevolgklasse 1 (eenvoudige bouwwerken) geprivatiseerd. Alsdan maakt dit (technische) bouwtoezicht in beginsel geen onderdeel meer uit van het toezicht dat wij uitvoeren) voor gevolgklasse 1.

Toezicht tijdens Beheer- of gebruiksfase (3.5.2)

In deze fase van toezicht zien wij er op toe of (het gebruik van) gerealiseerde bouwwerken, open erven en/of terreinen in overeenstemming is met de in een vergunning of andere wettelijke kaders omschreven bouw- en gebruiksvoorschriften. Te denken valt aan het controleren op de constructieve staat van funderingen en dergelijke. Dit traject is aan de orde na realisatie van een omgevingsvergunning dan wel op bouwwerken/bouwen en/of gebruiken zonder omgevingsvergunning.

 

3.4 Basiswerkwijze

De wijze waarop wij toezicht voorbereiden en uitvoeren verschilt per casus en is afhankelijk van de fase van het toezicht. Wel is hierbij de onderstaande algemene werkwijze als rode draad te herkennen. De specifieke werkprocessen en -afspraken liggen vast in een digitale omgeving.

 

  • 1.

    Voorbereiding toezicht (afhankelijk van het type controle aan de orde)

    • Verrichten dossieronderzoek op basis van aanwezig materiaal in digitale systemen of archief waarbij, voor zover het van toepassing is, onder meer het volgende wordt onderzocht:

      • o

        Wie is de (pand)eigenaar?

      • o

        Welk bedrijf is in het pand gevestigd/wie is gebruiker van het pand?

      • o

        Welke personen staan ingeschreven in de BRP?

      • o

        Wat is de bestemming van het pand?

      • o

        Welke vergunningen zijn verleend?

      • o

        Wat is de toezicht- en handhaving historie?

      • o

        Zijn er overige relevante bijzonderheden?

      • o

        Welke regelgeving is van toepassing? (o.a. bouw, bestemmingsplan)

    • Bepalen wat het doel van het toezichtbezoek is.

    • Toezicht kan zowel aangekondigd als onaangekondigd plaatsvinden. Indien nodig kondigen wij het bezoek aan/ maakt de toezichthouder hiervoor een afspraak.

  • 2.

    Uitvoering toezicht

    • Een toezichthouder deelt de reden van zijn komst mede en toont desgevraagd zijn legitimatiebewijs.

    • De toezichthouder voert het benodigde toezicht uit op betreffende locatie, noteert o.a. eigen waarnemingen en een eventuele toelichting van betrokkenen, neemt indien nodig verklaringen op of vordert inlichtingen en/of bescheiden. Bij de uitvoering van het toezicht maken wij, afhankelijk van het soort toezicht, gebruik van checklists. Soms maken wij foto’s of nemen wij monsters.

    • Voor zover mogelijk brengt de toezichthouder de betrokken persoon op de hoogte van de gedane bevindingen.

    • Indien de consequenties van de bevindingen direct en 100% duidelijk zijn, brengt de toezichthouder de betrokken persoon hiervan direct op de hoogte.

    • Daar waar nodig geven wij voorlichting (bijvoorbeeld over actuele ontwikkelingen, gevoerd handhavingsbeleid) en advies.

  • 3.

    Afwerking controle

    • Van het toezichtsbezoek maken wij een rapportage op, conform de daarvoor vastgestelde format. O.a. de feitelijke bevindingen en overtredingen leggen wij hierin op een eenduidige en uniforme wijze schriftelijk vast, zodat een duidelijke en persoonsonafhankelijke dossiervorming plaats vindt.

    • Naar aanleiding van de uitkomsten van zijn bevindingen past de toezichthouder zo nodig het stappenplan behorende bij de sanctiestrategie toe en legt de doorlopen stappen en genomen beslissingen vast.

    • Tenslotte koppelen wij de betrokkenen het resultaat van de controle terug. Dit kan ook via een eventueel toe te passen sanctie op basis van de sanctiestrategie (zie onder 4).

3.5 Wijze waarop toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt gehouden

 

3.5.1 Toezicht tijdens de realisatiefase (bouw)

In de realisatiefase controleren wij de realisatie van een verleende omgevingsvergunning. De mate waarin wij toezicht houden en de manier waarop wij dit doen is afhankelijk van de toegekende prioriteit en complexiteit van de vergunde activiteit. Tijdens de realisatiefase kan sprake zijn van de volgende type controles:

 

Type controle

Toelichting

Reguliere controle

Controle ter plaatse tijdens de uitvoering. Het kan hier gaan om controles met en zonder wachtmoment (waarbij de uitvoerder niet verder kan nadat de controle is uitgevoerd).

Administratieve controle

Controle op de naleving van regels/ voorschriften zonder fysiek bezoek. Bijvoorbeeld op basis van gegevens aangeleverd door de vergunninghouder en/of (lucht)foto’s.

Eindcontrole

Controle ter plaatse of op basis van gegevens aangeleverd door de uitvoerder of vergunninghouder/ (lucht)foto’s, ter gereedmelding van de realisatiefase.

 

Hieronder gaan we in op de omgevingsvergunningen waarop wij op specifieke aspecten toezicht houden en/of geen volledig toezicht houden.

 

Toezicht bouwtechnische kwaliteit van te bouwen bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1

Vanaf invoeringsdatum Omgevingswet en daarmee samenhangende Wkb wordt nieuwbouw inclusief verbouwactiviteiten onder gevolgklasse 1 gebracht. Vanaf 1 januari 2024 houden wij in basis geen toezicht meer op de bouwtechnische kwaliteit van de te bouwen bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1. Indien wij menen dat de risico’s in of rondom een bouwwerk onvoldoende worden geborgd, dan kunnen wij tijdens de uitvoering van (een bepaald onderdeel van) de bouw over gaan tot risicogericht toezicht. Er moet in dat geval sprake zijn van (of een gerede vermoeden zijn) van ontoelaatbare risico’s voor de omgevingsveiligheid, veiligheid van het bouwwerk en/of risico op schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid en natuur.

 

Verder vindt vanuit (bouw)toezicht dus geen controle meer plaats op de feitelijke bouwtechnische uitvoering van de bouwwerkzaamheden van deze type bouwwerken. Het toezicht op de regels in het bestemmingsplan/omgevingsplan blijft een gemeentelijke taak. Naast de preventieve toets van het bouwplan aan de technische bouwregelgeving vooraf is ook het bouwtechnische toezicht tijdens en na realisatie van de bouw vervangen door toezicht door private kwaliteitsborgers. Hierdoor verschuift het bouwtechnische toezicht van de voorkant van het proces naar handhaving achteraf. Bij het vervullen van deze nieuwe rol, biedt de Wkb ruimte aan gemeenten om in beleid specifieke keuzes te maken. Het betreft keuzes over:

 

  • Bij welk type bouwwerk of onderwerp wil de gemeente (wanneer) wel/niet betrokken worden? Artikel 2.20 van het Bbl biedt de gemeente de mogelijkheid om voor specifieke bouwwerkzaamheden en de momenten waarop deze worden uitgevoerd gegevens en bescheiden op te vragen met het oog op het voorkomen en of beperken van risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen van het te bouwen bouwwerk aan de regels.

  • Indien er sprake is van een strijdigheid met de bouwregelgeving moet de kwaliteitsborger de gemeente hierover informeren. Een gemeente kan zelf bepalen hoe zij vanuit haar handhavende rol met de verstrekte informatie omgaat. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het aanschrijven van de indiener waarin een verbod op gebruik wordt opgelegd totdat er informatie wordt overlegd waaruit blijkt dat het probleem is opgelost. Of inhoudelijk door middel van een fysieke controle door de toezichthouder.

  • De gemeente kan kiezen hoe zij met de gereedmelding bouwen omgaat. Bij de gereedmelding wordt een ‘As build’ dossier aan het bevoegd gezag verstrekt. Een gemeente kan vervolgens - net als bij de bouwmelding - kiezen om het dossier inhoudelijk te beoordelen met als doel eventueel nog zelf een controle uit te voeren. Het is ook mogelijk om deze stukken – zonder verdere inhoudelijke beoordeling – te archiveren voor toekomstig gebruik.

Toezicht bouwtechnische kwaliteit van te bouwen bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 2 en 3

Gevolgklasse 2 (bv. bibliotheken, onderwijsgebouwen en woongebouwen tot 70 meter hoogte) en 3 (bv. hoogbouw boven 70 meter, ziekenhuizen, tunnels etc.) komen niet eerder dan 5 jaar na inwerkingtreding onder kwaliteitsborging. Hiermee zal de gemeente de technische toetsing en het toezicht op gevolgklasse 2 in ieder geval tot en met 2028 blijven uitvoeren. Het is praktisch onmogelijk en bovendien niet efficiënt om elk bouwwerk op elk moment in de bouw te controleren. Daartoe ontbreken kortweg de mogelijkheden. Wij richten ons toezicht dan ook op de cruciale momenten in het bouwproces. Hiervoor onderscheiden wij tijdens de bouw de onderstaande toezichtmomenten. Per bouwfase kunnen meerdere controles gehouden worden.

 

Bouwfase

Toelichting

1. Aanloop

m.n. oriënteringsgesprek, uitzetten bouw, uitgraven bouwput, fundering op staal, fundering op palen

2. Onderbouw

m.n. funderingscontrole, riolering, begane grond

3. Bovenbouw

m.n. wanden/kolommen, stempels/steigers, vloeren en balken, constructie overige verdiepingen

4. Gevel/dak

m.n. dakconstructies, dakafwerking, buitenblad gevel, gevelopeningen.

5. Afbouw

Inclusief eindcontrole

 

Toezichtmomenten tijdens de bouwfase

De controle(s) of gebouwd wordt volgens de verleende vergunning vinden –net zoals bij de toetsing van deze activiteit– plaats op basis van aannemelijkheid en aan de hand van lokale toezichtmatrixen. In de matrix maken wij inzichtelijk welke toezichtmomenten aan de orde zijn, wat het gehanteerde minimale toezichtsniveau is én wat wij wanneer en in welke mate controleren. De diepgang van de controle heeft daarbij een directe relatie met de diepgang van de toets van de aanvraag. In de gemeente Land van Cuijk hanteren wij afhankelijk van de aan een type bouwwerk toegekende prioriteit een toezichtmatrix. In totaal kennen wij drie toezichtmatrixen: bouwwerken met een lage, gemiddeld een hoge prioriteit.

 

De toepassing van de toezichtmatrix is naast de prioriteit van het type bouwwerk ook afhankelijk van de omvang (oppervlakte, aantal bouwlagen, etc.) en aard van de vergunde activiteit. Zo zullen wij bij nieuwbouw van een woning op meerdere momenten en andere onderwerpen toezicht houden dan bijvoorbeeld bij een ondergeschikte gevelwijziging bij bestaande bouw. In de praktijk zal de mate van toezicht per toezichtmatrix dus niet altijd hetzelfde hoeven zijn. Het uitgangspunt bij het uitvoeren van het bouwtoezicht is evenwel dat alle verleende vergunningen minimaal via een (administratieve) eindcontrole worden gecontroleerd. Deze eindcontrole is ook een juridisch belangrijk moment omdat daarmee de werking van de vergunning eindigt en het bouwwerk een bestaand bouwwerk is geworden.

 

In de praktijk zal er verder vaak op basis van het principe van ‘opbouwen van vertrouwen’ worden gewerkt. Dit betekent dat tijdens de uitvoering, afhankelijk van de geconstateerde kwaliteit, de frequentie en diepgang van het toezicht naar boven of beneden kan worden bijgesteld. De toezichtmatrixen vormen daarom een leidraad. Het is uiteindelijk aan de toezichthouder zelf om op basis van de waargenomen situatie te bepalen wanneer en met welke intensiteit er tijdens de uitvoering van een project moet worden gecontroleerd om naleving van de vergunning en regels te bewerkstelligen.

 

De uitgangspunten van de lokale toezichtmatrixen zijn inhoudelijk afgestemd op de matrix bij het landelijk geaccepteerde Integraal Toezicht Protocol.1 Zo stemt de toezichtmatrix voor type bouwwerken met een hoge prioriteit op hoofdlijnen overeen met het referentieniveau in de landelijke matrix. Op hoofdlijnen omdat op enkele algemeen bouwkundige zaken en/of aspecten met betrekking tot de bouwfysica lokaal een lager2 of hoger toezichtniveau is opgenomen. Dit heeft onder meer te maken met het verschil in vormgeving van de matrixen: waar de landelijke matrix het niveau in beginsel koppelt aan de bouwfase, koppelen wij het niveau in beginsel aan de afdelingen in het Bouwbesluit. Hiermee zijn de lokale toezichtmatrixen afgestemd op de lokale toetsmatrixen. Op deze wijze menen wij ook dat de toezichtmatrix meer volledig en overzichtelijk is.

 

Verderop in dit document zijn de toezichtmatrixen met de minimale niveaus van toezicht opgenomen. De opbouw van de matrix is als volgt. Langs de y-as (de rijen) van de matrix staan de hoofdstukken en de daarbij behorende afdelingen met toezichtsniveau, oftewel de aspecten en diepgang waarop het toezicht plaatsvindt. De afdelingen corresponderen met de opbouw van het Bouwbesluit. Langs de x-as (kolommen) staan de bouwfasen met relevante toezichtmomenten. De gekleurde vlakken geven aan welke afdeling van het Bouwbesluit in welke fase aan de orde is. De toezichtsniveaus kennen een schaalverdeling van 1 tot en met 4, waarbij niveau 1 staat voor minimaal toezicht en 4 voor het maximaal toezicht. In zijn algemeenheid geldt: hoe hoger de prioriteit van het bouwwerk, hoe intensiever het toezicht. Wij werken de toezichtmatrixen uit in (digitale) checklists, die wij als hulpmiddel bij het toezicht van omgevingsvergunningen op het Bouwbesluit hanteren.

 

Controle van deelgoedkeuringen ten aanzien van constructieonderdelen en installaties

In een omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen van een bouwwerk” kunnen voorschriften zijn opgenomen. Veel voorkomende voorschriften hebben betrekking op het op een later tijdstip indienen van tekeningen en berekeningen. Het betreft dan vooral constructieve tekeningen en berekeningen en installatietechnische tekeningen en berekeningen. In de Mor is het op een later tijdstip indienen van dergelijke zaken wettelijk geregeld. Bij één vergunning kan sprake zijn van meerdere deelgoedkeuringen.

 

De vergunninghouder is verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de stukken. Vaak moeten deze stukken 3 weken voor uitvoering van het desbetreffende onderdeel worden ingediend. De toezichthouder bewaakt de tijdige indiening van de stukken en gaat na of onderdelen niet worden gerealiseerd vóórdat wij de stukken hebben beoordeeld en geaccordeerd. Wanneer deze vergunningvoorschriften niet worden nageleefd, volgen wij de sanctiestrategie in paragraaf 4.4 met doorgaans tot gevolg dat wij de werkzaamheden stilleggen. De in te dienen stukken worden op basis van de toetsstrategie door de vergunningverlener beoordeeld of uitgezet bij de daarvoor aangewezen deskundige(n).

 

Toezicht tijdens de realisatiefase (brandveilig gebruik)

 

Integrale risicogerichte controle met de brandweer

Bij omgevingsvergunningen waarbij de VRBN een advies heeft gegeven, houdt de gemeentelijke bouwtoezichthouder tijdens de realisatiefase minimaal 2 maal gezamenlijk toezicht met de toezichthouder van de VRBN. De bouwtoezichthouder nodigt hiervoor de toezichthouder van de VRBN uit. De gezamenlijke controlemomenten zijn bij voorkeur op het moment nadat alle brandcompartimenteringen zijn aangebracht, maar voordat de verlaagde (systeem)plafonds zijn bevestigd/dicht worden gelegd, en tijdens de eindoplevering van het bouwwerk.

 

Activiteit “brandveilig gebruik”

Het toezicht op omgevingsvergunningen voor de activiteit “brandveilig gebruik” en meldingen brandveilig gebruik maakt onderdeel uit van het wettelijke takenpakket van de VRBN en is vanuit (provinciale) regelgeving verplicht of opgedragen aan de (toezichthouders van de) VRBN.

 

Het lokale controlebestand wordt geactualiseerd met de verleende vergunningen, meldingen en nieuwe bedrijven. De VRBN controleert of het bouwwerk voldoet aan de vergunning en/of geldende wet- en regelgeving. De diepgang van het toezicht is bepaald in het toezicht protocol van de VRBN en hangt af van de risicoclassificatie, de geschiedenis van het bouwwerk en het soort gebruik. Waar mogelijk worden controles zoveel mogelijk integraal gehouden met c.q. afgestemd op de controles in het kader van de activiteit “bouwen van een bouwwerk”.

 

Toezicht tijdens de realisatiefase (milieu)

Het lokale controlebestand wordt geactualiseerd met de verleende vergunningen, meldingen en nieuwe inrichtingen/milieubelastende activiteiten. De omgevingsdienst controleert of de inrichtingen voldoen aan de vergunningen en/of geldende wet- en regelgeving. De werkwijze en diepgang van het toezicht op deze activiteit vindt plaats overeenkomstig het uniform regionaal beleid, waarnaar wij dan ook verwijzen.

 

3.5.2 Toezicht tijdens de beheer- of gebruiksfase

De beheer- of gebruiksfase is veelal aan de orde nadat een omgevingsvergunning is gerealiseerd of bij bestaande bouwwerken, bouwen en/of gebruiken zonder omgevingsvergunning. Wij zien er op toe of (het gebruik van) een bouwwerk, open erf of terrein voldoet aan de in de vergunning of andere wettelijke kaders omschreven bouw- en gebruiksvoorschriften. Bij het toezicht in de beheer- of gebruiksfase kunnen wij onderstaande typen controles houden:

 

Type controle

Toelichting

Routinematige/periodieke controle

Systematisch toezicht op eenzelfde object waarbij wij jaarlijks controles inplannen op basis van de vastgelegde frequentie

Objectgerichte controle

Toezicht op bestaande objecten of wel bouwwerken en percelen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het controleren van bouwwerken op het gebied van brandveiligheid, controles op afloop van de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken of toezicht van percelen op basis van het bestemmingplan.

Projectmatige/thematische controle

(Thematische) toezicht dat plaatsvindt in het kader van vooraf benoemde projecten of een projectmatige aanpak vergt.

Inventariserende controle

(Administratieve) controle gericht op het in kaart brengen van mogelijke overtredingen, knelpunten en/of risico’s bij een object, in een gebied of op een bepaald thema ter voorbereiding van objectgerichte en/of projectmatige/thematische controle(s).

Administratieve controle

Controle op de naleving van regels /voorschriften zonder fysiek bezoek. Bijvoorbeeld administratieve check of een vergunning nodig is, beoordeling van stukken, internetonderzoek of het vergelijken van luchtfoto’s.

Controle n.a.v. verzoek om handhaving

Controle naar aanleiding van een verzoek om handhaving.

Toezicht op meldingen

Toezicht naar aanleiding van meldingen van burgers, bedrijven en instellingen.

Ongewoon voorval

Controles naar aanleiding van een calamiteit c.q. ongewoon voorval.

Signaal toezicht

Een overkoepelende vorm van toezicht waarbij de toezichthouder een signaal doorgeeft als een geconstateerde overtreding buiten zijn expertise en of bevoegdheid valt. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld signalen over wettelijk verplichte basistaken of overige milieutaken die door de omgevingsdienst worden uitgevoerd.

 

Type controles tijdens de beheer- of gebruiksfase

De routinematige/periodieke controles, objectgerichte controles, projectmatige/thematische controles, inventariserende controles en administratieve controles betreffen zogenaamde “programmatischecontroles. Dit betekent dat wij deze controles in beginsel vooraf via het jaarlijkse uitvoeringsprogramma plannen. Hierbij is het onderwerp en de mate waarin wij toezicht houden afhankelijk van de toegekende bestuurlijke prioriteit of, bij systematisch toezicht, de toezichtfrequentie (zie hieronder). De manier waarop wij toezicht houden is veelal afhankelijk van de uit te voeren activiteit en het te realiseren doel, wat wij jaarlijks nader uitwerken in het uitvoeringsprogramma.

 

De overige controles vinden ad hoc plaats. Het gaat hier om controles die vooraf niet in het uitvoeringsprogramma te plannen zijn (nader omschreven in de strategie bij meldingen en handhavingsverzoeken, zie 4.3.4)

 

Aankondiging controles

Routinematige/periodieke controles kondigen wij in beginsel altijd aan, tenzij er een belangrijke reden is om af te zien van aankondiging. Indien een controle aanleiding geeft om een hercontrole te houden kondigen wij de nieuwe controle in beginsel niet aan, tenzij er een belangrijke reden is om de hercontrole wel aan te kondigen. Dit is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De overige controles kondigen wij in beginsel niet aan.

 

Samenwerking en afstemming

Als uitgangspunt hanteren wij samenwerking bij controles en voeren wij deze waar mogelijk en van toegevoegde waarde multidisciplinair of integraal uit. Hiervoor zoeken wij de samenwerking met gemeentelijke toezichthouders (o.a. BRP, BAG) en/of toezichthouders van andere handhavingsorganisaties (Politie, veiligheidsregio, omgevingsdiensten, Belastingdienst, andere gemeenten of andere instanties). Het kan dan o.a. gaan om op zichzelf staande gezamenlijke controles of bijvoorbeeld een gezamenlijke actiedag. Op deze manier kunnen wij efficiënter en effectiever toezicht houden en is de toezichtlast voor burgers en ondernemers lager. Waar multidisciplinaire of integrale controles niet mogelijk zijn werken wij zoveel mogelijk met signaaltoezicht. Daarnaast wisselen wij onderling informatie uit. Samenwerking en/of afstemming vindt in ieder geval plaats met de omgevingsdiensten, veiligheidsregio, politie, OM, belastingdienst en Waterschap. In het uitvoeringsprogramma wordt ingegaan op de diverse ketenpartners waarmee we samenwerken en die nodig zijn om onze doelstellingen te bereiken.

 

Systematisch toezicht

Wij houden systematisch toezicht in de vorm van routinematige/periodieke controles. In de gemeente Land van Cuijk is dit type controle alleen van toepassing bij het door de omgevingsdienst uitgevoerde (milieu)toezicht en het door de VRBN uitgevoerde toezicht op brandveilig gebruik van bouwwerken. Het gaat hier in beide gevallen om wettelijke takenpakketten die verplicht of opgedragen zijn aan de genoemde uitvoeringsinstanties. Op het gemeente brede (milieu)toezicht is het regionale uniforme uitvoerings- en handhavingsbeleid van toepassing, waarnaar wij hierbij verwijzen. Op de controlefrequentie van het toezicht op brandveilig gebruik gaan wij hieronder nader in.

 

Toezicht in openbare ruimte (APV)

Het toezicht bij een verleende vergunning voeren we geprioriteerd uit op basis van (risico)analyse en signalen uit het werkveld; degene die vaker een overtreding begaan, bezoeken we vaker dan de degene wiens zaken goed op orde zijn. De wijze van toezichthouden is een open manier van communiceren. Hierbij geven we het algemene doel aan, dat we toezicht houden in het kader van het algemeen belang van naleving van wet- en regelgeving.

 

We controleren wanneer we een klacht of melding hebben ontvangen en deze door ons geprioriteerd is. De wijze waarop we controleren is afhankelijk van de (mogelijke) overtreding die is begaan. Soms zal een gesprek voldoende zijn om de persoon/bedrijf op het juiste pad te helpen. In andere gevallen is het noodzakelijk om een overtreding waar te nemen, waarop juridische handhaving kan worden gestart.

We gaan starten met programmatisch toezicht voor vergunningen op basis van de APV/bijzondere wetten. Op basis van gestelde prioriteiten gaan we enkele thema’s oppakken waar wij óf veel overtredingen zien, óf waar direct gevaar voor de aantasting van de openbare orde aanwezig is. Afhankelijk van het te bereiken doel met het toezicht, zetten we preventieve communicatietechnieken in. In andere gevallen zal de nadruk op de repressieve handhaving liggen.

 

Omslag naar meer wijkgericht werken en vanuit beleidskeuzes

De afgelopen jaren is bij het toezicht in de openbare ruimte voornamelijk meldingsgericht gewerkt. De komende beleidsperiode gaan we een omslag maken naar meer wijkgericht werken en prioriteiten stellen op basis van beleidskeuzes.

 

Dit om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de behoefte van de samenleving. We gaan gefaseerd elk jaar van een aantal wijken een wijkscan maken. Afhankelijk van de aard en zwaarte van de problematiek die uit de wijkscans volgt, wordt jaarlijks in het programma bepaald in welke wijken op welke thema’s inzet gepleegd zal worden en hoeveel capaciteit daarvoor nodig is. Op onderwerpen waar er raakvlakken zijn met het bouwtoezicht, wordt gezamenlijk opgetrokken door de verschillende afdelingen

 

3.6 Toezichtprioriteiten

De toegekende prioriteit is bepalend voor de mate waarin wij toezichtactiviteiten in beginsel uitvoeren. Bij een hoge prioriteit voeren wij actief toezicht uit en krijgt de afhandeling van signalen voorrang op andere werkzaamheden. Bij een gemiddelde prioriteit handelen wij signalen af afhankelijk van de aard en omvang van de klacht en kunnen wij planmatig toezicht uitvoeren. Bij een lage prioriteit voeren wij passief toezicht uit.

 

Zaken die niet geprioriteerd zijn behandelen we in eerste instantie als een lage prioriteit. Dit betekent dat wij primair alleen reageren op verzoeken om handhaving en signalen waarbij acuut ingrijpen is vereist. Mocht dat niet het geval zijn informeren wij betrokkenen daarover. Signalen en meldingen kunnen wel worden gebruikt om de informatiepositie over de problematiek op te bouwen. Deze informatie kan (op termijn) alsnog aanleiding zijn om handhavend op te treden. Signalen met een lage prioriteit kunnen ook worden gebundeld en tijdens specifiek geplande thema-, doelgroep- of gebiedsgericht toezicht worden opgepakt. Conform de geldende wet- en regelgeving pakken wij handhavingsverzoeken altijd op.

 

Prioriteiten en mate van toezicht

Jaarlijks werken wij de toezichtprioriteiten uit in het uitvoeringsprogramma. Dit geldt voor alle onderdelen.

 

4. Nalevingsstrategie

De Nalevingsstrategie bestaat uit 3 onderdelen:

 

  • 1.

    communicatiestrategie

  • 2.

    toezichtstrategie

  • 3.

    sanctiestrategie

Communicatiestrategie, ook wel preventiestrategie genoemd, heeft als voornaamste doel om te voorkomen dat overtredingen plaats vinden. Het handhavingstoezicht bestaat uit het behandelen van meldingen en verzoeken om handhaving, thema-gericht toezicht en gebiedssurveillance. Vervolgens is er de sanctiestrategie, waarin is opgenomen welke wijze wij optreden in geval een overtreding wordt vastgesteld.

 

4.1 Communicatiestrategie

Wij verkiezen een handhavingsstrategie die goed gedrag stimuleert en overtredingen voorkomt. We richten ons dus bewust op preventie in gesprek met onze inwoners en ondernemers. Natuurlijk neemt dit niet weg dat wij doorpakken daar waar nodig is.

 

Voorlichting

Een belangrijk element van elke communicatiestrategie is voorlichting en preventief te informeren. Veel overtredingen worden immers begaan door onbekendheid met de regels van bijvoorbeeld het bestemmingsplan/omgevingsplan. Uitleg over de regels, over het onderliggende doel ervan en de wijze waarop de gemeente toezicht blijft daarom belangrijk.

 

Zichtbaarheid en nazorg

Zichtbaarheid van het toezicht en de mogelijke gevolgen van een overtreding is een belangrijke factor bij het voorkomen van overtredingen. Ook willen we voorkomen dat overtreders opnieuw in de fout gaan en een nieuwe overtreding plegen. Daarom besteden we veel ‘nazorg’ in de vorm van hercontroles om recidive te voorkomen door in het toezicht zichtbaar te zijn nadat de overtreding is beëindigd.

 

4.2 Toezichtstrategie

Een handhavingstoezichtstrategie is opgebouwd uit de volgende elementen, deze worden deels toegelicht.

  • het begrip toezicht;

  • de basiswerkwijze;

  • de vormen van handhavingstoezicht;

  • de wijze waarop toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt gehouden;

  • én toezichtprioriteiten.

Begrippen en het doel

Het toezicht wat hier bedoeld wordt is het toezicht op de overige omgevingsrechtelijke regelgeving, behoudens het vergunningentoezicht. Vooral het toezicht op de naleving van het omgevingsplan valt daaronder maar ook het toezicht op illegaal bouwen.

 

Basiswerkwijze

Zowel wat betreft de frequentie waarin en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend heeft het college beleidsvrijheid. Wij vullen deze beleidsvrijheid in door te handelen conform onze kernwaarden.

 

De vormen van handhavingstoezicht:

In onze gemeente omvat het toezicht 3 vormen,

 

  • 1.

    de behandeling van meldingen,

  • 2.

    thematisch toezicht en;

  • 3.

    wijkgericht toezicht.

Ad1) Verzoeken om handhaving en overige meldingen

Bij verzoeken om handhaving en overige meldingen is het handhavingstoezicht primair verantwoordelijk voor een goede afhandeling. In de meeste gevallen zijn dergelijke meldingen afkomstig van particulieren, maar soms ook van bedrijven en belangengroepen.

 

Richtlijnen die daarbij gelden:

 

  • We handelen verzoeken zo snel mogelijk af, het streven is een maximale termijn van 8 weken. Verlenging van die termijn wordt gecommuniceerd.

  • De overtreder wordt uitgenodigd om te reageren op het verzoek om handhaving.

  • Er wordt gekeken naar het ‘probleem achter het probleem’.

  • Indien daartoe mogelijkheden zijn, wordt andere instrumenten zoals pre-mediation en buurtbemiddeling ingezet.

Indien er sprake is van een overtreding en er geen bijzondere omstandigheden zijn, wordt een handhavingsprocedure gestart.

 

Ad2) Thematisch toezicht

Het toezicht op thema richt zich op een specifiek thema in een bepaalde branche of gebied en vergt veelal een projectmatige aanpak. De gekozen thema’s zijn deels lokaal gekozen en deels regionaal of landelijk vastgelegd. Landelijke prioriteiten worden soms ook wettelijk verplicht. De lokale thema’s worden opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Deze lokale thema’s worden bepaald door het college in samenspraak met de toezichthouders en andere deskundigen in het veld.

 

Ad3) Gebiedsgericht toezicht

Tot slot houdt de toezichthouder ook specifiek in het centrum, woonwijken, dorpen en buitengebieden toezicht. Zo zijn zij zichtbaar voor de inwoners van de gemeente en kunnen inwoners hen gemakkelijk aanspreken op eventuele (overlast)zaken die spelen. Ook wordt er voorlichting gegeven over de geldende regels.

 

Daarbij werken wij gebiedsgericht. Bij de surveillance wordt gelet op alle type overtredingen die zijn benoemd in de Omgevingswet.

 

Bij het toezicht geldt in zijn algemeenheid dat de toezichthouder zich kan identificeren en zijn wettelijke bevoegdheden spaarzaam, maar daar waar nodig, gebruikt. Kernwoorden zijn: vriendelijk, de-escalerend, duidelijk, overtuigend.

 

Bij het aangaan van gesprekken met (mogelijke) overtreders en de overig betrokkenen is het doel om te komen tot een gelijkwaardige dialoog met de overtreder om de juiste feiten en omstandigheden te achterhalen. De aangesprokene wordt uitgenodigd om zijn/haar perspectief weer te geven.

 

De toezichthouder draagt het over aan de juridisch adviseur handhaving. Deze beoordeelt altijd de mogelijkheden om te komen tot een oplossing en daartoe tot afspraken te komen. Daarbij speelt de ernst van de overtreding een rol, maar ook de persoon van de overtreder en eventueel overig betrokkenen. Eventuele afspraken en termijn worden schriftelijk vastgelegd in het controlerapport en gecontroleerd. Het controlerapport voldoet aan de minimale eisen die de Raad van State daaraan stelt.

 

4.3 Sanctiestrategie

In de sanctiestrategie/handhavingsstrategie lichten we toe:

 

  • het begrip handhaving (4.3.1);

  • het doel van de handhavingsstrategie (4.3.2);

  • de basiswerkwijze (4.3.3);

  • strategie bij handhavingsverzoeken en meldingen (4.3.4);

  • optreden tegen eigen organisatie of andere overheden (4.3.5).

4.3.1 Begrip Handhaving

Bij het uitoefenen van toezicht kunnen overtredingen van regels worden geconstateerd, waardoor handhaving aan de orde is. Onder handhaving verstaan wij het ongedaan maken of opheffen van een situatie, die in strijd is met wettelijke voorschriften. Als algemene handhavingsstrategie maken wij gebruik van de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO).

 

4.3.2 Doel van de handhavingsstrategie

Met het vaststellen van de U&HS, stellen wij ook de LSHO vast. De LHSO is een afwegingsinstrument voor toezichthouders en handhavers met als doel dat handhavende instanties op eenzelfde manier optreden bij overtredingen. Dit waarborgt een effectieve, afgestemde en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend, eenduidig en uniform optreden en waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Dat optreden kan van geval tot geval variëren van bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk optreden of een combinatie daarvan. De LHSO ziet beide vormen als nevengeschikt. Voorop staat het – zo nodig – in overleg komen tot de meest effectieve sanctie.

De LHSO is de opvolger van de LHS die dateert uit 2014. In de kern is de strategie nagenoeg onveranderd. Wijzigingen zijn de aansluiting op de Omgevingswet, actualisering van terminologie en toevoeging van de bestuurlijke boete. Verder is de relatie tussen bestuursrecht en strafrecht (nog) beter beschreven en geborgd.

 

4.3.3 Basiswerkwijze

De LHSO zet in op een passend optreden bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de strategie bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Om in het omgevingsrecht tot een passend optreden te komen, zijn de volgende twee hoofdvragen leidend:

 

Inzake herstel:

1a. Is herstel mogelijk? Zo ja, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:

1b. Welke bestuursrechtelijk optreden is in dit geval het meest geschikt?

 

Inzake bestraffing:

2a. Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, dan is de vervolgvraag:

2b. Welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) is het meest passend?

 

Stappenplan:

De LHSO geeft een stappenplan om te komen tot een passend optreden. Startpunt van het stappenplan zijn de bevindingen van het toezicht: de constatering van feiten en omstandigheden en het oordeel van de toezichthouder, boa of handhaver daarover (de vaststelling dat sprake is van een overtreding). Aan de hand van het stappenplan, waartoe de hierna weer te geven interventiematrix behoort, kan worden gekomen tot onderling afgestemd en effectief handelen van de handhavingspartners.

 

Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:

Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.

Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.

Stap 3: optreden aan de hand van de [algemene of domeinspecifieke interventiematrix.

Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Stap 5: vastleggen stappen en beslissingen.

 

Voor nadere uitleg van het stappenplan verwijzen we naar de LHSO (Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) - Informatiepunt Leefomgeving (iplo.nl)).

 

Toepassing handhavingsinstrumenten

Op basis van de interventiematrix zetten wij, afhankelijk van onze bevindingen en eventuele verzachtende of verzwarende factoren, een (combinatie van) interventie(s) in. Bij toepassing van de bestuursrechtelijke instrumenten hebben wij op een aantal punten (enige) beleidsvrijheid. Hieronder gaan wij daar nader op in.

 

Hoogte dwangsom

Een bestuursorgaan komt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit).

 

Duur begunstigingstermijn

Een begunstigingstermijn is de tijd die de overtreder krijgt om de overtreding te beëindigen. Enerzijds moet deze termijn voldoende lang zijn om als overtreder de opgelegde verplichtingen uit te kunnen voeren en moet deze gezien de omstandigheden van de situatie redelijk zijn. Anderzijds mag de begunstigingstermijn niet langer zijn dan noodzakelijk. Hiermee wordt een open einde van het handhavingstraject voorkomen of dat de lengte van de begunstigingstermijn zodanig lang is dat sprake is van het gedogen van de overtreding.

 

Op basis van de LHSO geldt voor termijnen in algemene zin het volgende:

  • -

    Gedragsvoorschriften dienen direct in acht genomen te worden. Hiervoor stellen wij geen of hooguit een zeer korte termijn om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

  • -

    In alle andere gevallen –waaronder ook plannen of voorzieningen waarvoor investeringen vereist zijn– geldt: hoe urgenter de situatie, des te korter de termijn. Daarbij houden wij rekening met de technische en organisatorische realiseerbaarheid.

We hebben hiervoor een Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen vastgesteld. Deze sluit aan op de LHSO en is een praktisch hulpmiddel hierbij. Bij het bepalen van de duur van begunstigingstermijnen maken wij hier dan ook gebruik van. De maximaal te verbeuren dwangsom is altijd afhankelijk van de overtredingssituatie. In voorkomende gevallen kan het noodzakelijk zijn om, gezien de omstandigheden van een geval, een dwangsom vast te stellen in afwijking van de in de handreiking genoemde bedragen.

 

Verlengen begunstigingstermijn

Wij verlengen in principe vastgestelde begunstigingstermijnen in handhavingsbeschikkingen niet. Er kan echter een gegronde reden zijn waarom wij alsnog de begunstigingstermijn verlengen of opschorten. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer de overtreder zelf aangeeft meer tijd nodig te hebben om de overtreding op te heffen en reeds serieuze stappen heeft ondernomen en nog onderneemt om de overtreding te beëindigen.

 

Wanneer de begunstigingstermijn wordt verlengd is dit een nieuw besluit waartegen voor alle belanghebbenden bezwaar en beroep open staat.

 

Het indienen van bezwaar of instellen van beroep schort de werking van de handhavingsbeschikking niet op. Dit betekent dat de bezwaarmaker bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening moet indienen om bijvoorbeeld te voorkomen dat dwangsommen verbeuren. Dat er enkel een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, is in de regel geen reden om de begunstigingstermijn op te schorten. De voorlopige voorzieningenrechter kan beslissen de begunstigingstermijn te schorsen tijdens bezwaar/beroepsprocedures.

 

Tijdelijk stilleggen activiteiten

Zodra onze toezichthouder niet-toegestane activiteiten constateert en in overleg geen oplossing te vinden is, kan hij ter plaatse in overeenstemming met de interventiematrix in de LHSO mondeling de activiteiten stilleggen. Wij bevestigen de stillegging zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee werkdagen schriftelijk aan degene tot wie het bevel tot stilleggen is gericht. Met de stillegging ‘bevriest’ het bevoegde gezag de situatie (tijdelijk) en voorkomt zo dat de situatie in ernst en omvang toeneemt.

 

Tijdens de controle geeft de toezichthouder precies aan over welke activiteiten het gaat. Indien de omstandigheden naar zijn oordeel daartoe aanleiding geven kan de toezichthouder toestaan sommige activiteiten af te maken. Ook mogen soms tijdelijke maatregelen getroffen worden om te voorkomen dat er schade of gevaarlijke situaties ontstaan. Hier worden ter plaatse duidelijke afspraken over gemaakt die wij ook in de beschikking tot stillegging vastleggen.

 

Door de stillegging van de activiteiten is een op dat moment plaatsvindende overtreding met onmiddellijke ingang beëindigd. We informeren de wethouder hierover indien het zaken betreft met een grote maatschappelijke impact of politieke gevoeligheid. Met de stillegging leggen wij gelijktijdig een (preventieve) last onder dwangsom op om te voorkomen dat er verder wordt gegaan met de activiteit c.q. de overtreding opnieuw plaatsvindt.

 

Geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning

Van het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning kan alleen sprake zijn als een begunstigde beschikking is verleend en deze een relatie heeft met de overtreding. Het intrekken van de vergunning maakt geen einde aan de strijdigheid, maar vergroot deze meestal. Zaken die ook onder de betreffende beschikking vallen en rechtmatig zijn verliezen hierdoor hun rechtmatigheid. Het intrekken van een vergunning is een zwaar middel, dat wij alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen en zullen toepassen.

 

Kosten bestuursdwang/ Invorderingsbeschikking

De kosten die de gemeente moet maken voor het voorbereiden en het daadwerkelijk uitvoeren van een last onder bestuursdwang verhalen wij op de overtreder door het nemen van een kostenverhaalsbeschikking.

Na het verbeuren van dwangsommen nemen wij conform de wettelijke bepalingen een invorderingsbeschikking.

 

Basiswerkwijze invorderen:

T.a.v. verbeurde dwangsommen:

 

  • 1.

    constateringsbrief met voornemen invorderen als er niet wordt betaald en zienswijze vragen. Let op: factuurnr. Moet al bekend zijn en dit betekent dat de verbeurde dwangsom al is opgevoerd bij financiën.

  • 2.

    invorderingsbeschikking

  • 3.

    aanmaning

  • 4.

    dwangbevel

T.a.v. kostenverhaal:

  • 1.

    Brief met voornemen gemaakte bestuursdwangkosten. Laten betalen kan nog niet, omdat de betalingsverplichting - anders dan bij een last onder dwangsom - voortvloeit uit de kostenverhaalbeschikking. Vragen naar zienswijze en meesturen facturen/opbouw hoogte kosten.

  • 2.

    kostenverhaalbeschikking met betalingstermijn van 6 weken

  • 3.

    aanmaning

  • 4.

    dwangbevel

4.3.4 Strategie bij handhavingsverzoeken en meldingen

Overtredingen of mogelijke overtredingen kunnen ook door derden onder de aandacht van de gemeente worden gebracht. Dit kan door middel van het indienen van een mondelinge of schriftelijke melding of door middel van het indienen van een schriftelijk verzoek om handhaving. Het omgaan met deze meldingen en verzoeken om handhaving vraagt een specifieke aanpak.

 

Er bestaat een verschil tussen een klacht en een melding.

 

Klacht: een uiting van ongenoegen van een klager over:

  • -

    het functioneren van een orgaan, de voorzitter of een lid van een orgaan of een medewerker van de gemeente;

  • -

    het gedrag (handelen of nalaten) van een orgaan, voorzitter of een lid van een orgaan of medewerker in het uitoefenen van zijn of haar functie;

  • -

    het gebruik van geweld of agressief optreden door de voorzitter of een lid van een orgaan of medewerker.

Klachten verlopen via de klachtencommissie en staan los van dit hoofdstuk.

 

We spreken in deze strategie over meldingen.

De algemene werkwijze is als volgt:

 

Meldingen

Bij een melding bepalen wij aan de hand van de in dit beleid opgenomen prioritering of, en zo ja, wanneer de melding in behandeling wordt genomen. Heeft de handhavingstaak waarop de melding ziet een lage prioriteit, dan delen wij de melder in beginsel mee dat de melding voorlopig niet in behandeling wordt genomen en dat behandeling volgt zodra daarvoor de ruimte is. Meldingen worden altijd geregistreerd. Is sprake van een hoge prioriteit, dan nemen wij de melding in beginsel direct in behandeling. Een toezichthouder beoordeelt de situatie op locatie, waarna wij de melder desgewenst informeren over de verdere afhandeling van de melding. In geval van een melding is de gemeente niet aan een beslistermijn gebonden, doch streven wij ernaar om de melder zo spoedig mogelijkheid duidelijkheid te geven.

 

Verzoeken om handhaving

Bij een schriftelijk verzoek om handhaving nemen wij zo snel mogelijk (mondeling of schriftelijk) contact op met de verzoeker om handhaving of diens gemachtigde. In dit contact bespreken wij wat het belang en doel van het verzoek is en wat verzoeker van de gemeente kan verwachten. Vervolgens onderzoeken wij de situatie en informeren wij alle belanghebbenden (dus ook de mogelijke overtreder) over de afhandeling en de verdere procedure. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. In samenspraak met de verzoeker zoeken wij naar een snelle en informele oplossing van het probleem (zo nodig met behulp van buurtbemiddeling of mediationtechnieken). Wordt hiermee geen oplossing bereikt en hebben wij een overtreding geconstateerd, wegen wij aan de hand van de hiervoor genoemde sanctiestrategie af hoe wij hier verder mee omgaan. Bij een verzoek om handhaving geldt een beslistermijn van 8 weken.

 

Bij anonieme verzoeken om handhaving volgen wij de aanpak zoals bij een melding, met het verschil dat de verzoeker vanwege zijn anonimiteit niet op de hoogte kan worden gesteld van de werkwijze van de gemeente. Indien een verzoeker anoniem wil blijven wordt hij hierop gewezen.

 

Samenwerking bij toezicht en handhaving

Samenwerking is noodzakelijk om integraal toezicht en handhaving te kunnen uitvoeren. Daarom hebben we in de regio met onze ketenpartners samenwerkingsafspraken gemaakt. Voor de basiswerkwijze sluiten wij hierop aan. Een nadere invulling van deze afspraken worden beschreven in het uitvoeringsprogramma.

 

4.3.5 Optreden tegen eigen organisatie of andere overheden

Overheden, zoals de provincie of de gemeente Land van Cuijk, behandelen wij niet anders dan andere overtreders. Bij overtredingen door de overheid geldt nog meer dan in andere gevallen het algemeen normbesef en de geloofwaardigheid. De overheid heeft namelijk een voorbeeldfunctie. Bovendien gelden voor de overheid dezelfde rechten en plichten als voor anderen.

Bij handhavend optreden passen wij de LHSO toe, met oog op het voorkomen van onnodige wederzijdse publieke kosten als naleving ook op een andere wijze bereikt kan worden. Bij (onder mandaat) handhaven tegen de eigen gemeente of andere overheden wordt de portefeuillehouder geïnformeerd.

 

Bijlage 6 | Toets- en toezichtsprotocollen

 

Deze protocollen maken deel uit van de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie van de gemeente Land van Cuijk

 

Toetsprotocol

In dit toetsingsprotocol is voor het behandelen en beoordelen van aanvragen voor de activiteit bouw een bepaalde mate van diepgang in de bouwtechnische toets aan het Bbl aangebracht. Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bbl. We vergunnen onze aanvragen, voor wat betreft de toets aan het Besluit bouwwerken leefomgeving, daarom risicogestuurd. Wij maken bij het toetsen aan het Bbl gebruik van de BRIS applicatie. Voor de toetsing van aanvragen wordt gebruikt gemaakt van Bris, een webapplicatie die gebaseerd is op het Landelijk Toetsingsprotocol. Het vaststellen van de niveaus (de diepgang) en de aspecten waarop we vergunningsaanvragen toetsen en het vastleggen daarvan in protocollen maken die risico’s beheersbaar.

 

Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden getoetst aan de voorschriften uit het omgevingsplan (voorheen bestemmingsplan), de redelijke eisen van welstand en het Bbl (voorheen Bouwbesluit 2012). Het toetsprotocol heeft betrekking op de voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012). De wetgever heeft de technische voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) niet gedifferentieerd naar zwaarte. Bij de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning moet voor bepaalde normen worden bepaald of het aannemelijk is dat aan de normen uit het Bbl (Bouwbesluit) wordt voldaan. Deze aannemelijkheidstoets biedt enige ruimte om te kunnen variëren in toetsintensiteit. Door het protocol wordt hier invulling aan gegeven. Net als voor alle andere gemeenten is het ook voor Land van Cuijk praktisch niet mogelijk om alle voorschriften even uitputtend te toetsen. Ook vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van toetsing en controle. Bouwplannen lopen immers zeer uiteen.

 

Met het vaststellen van het toetsprotocol

  • worden bouwplannen eenduidig, consequent, transparant en adequaat getoetst. Hierdoor wordt de veiligheid van bouwwerken verhoogd en gewaarborgd, alsmede het gezond en veilig gebruik ervan;

  • worden keuzes en prioriteiten gemotiveerd en bestuurlijk vastgelegd;

  • kan naar inwoners en ondernemers herleidbaar worden aangegeven aan welke voorschriften uit het Bbl (Bouwbesluit 2012) hun aanvraag getoetst is en met welke intensiteit.

De toetsniveaus

Hieronder volgt een definitie van de verschillende toetsniveaus. Deze definities komen overeen met de landelijke definities. De diepgang van de toets kan variëren van geen toets tot volledig toetsen. Elk volgend toetsniveau is een aanvulling op het vorige.

 

Niveau 0: niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan

Niveau 0 is het niet beoordelen of aan de voorschriften van het Bbl (Bouwbesluit 2012) wordt voldaan. Voor wat betreft de toets beperkt de controle zich tot de aangeleverde stukken (‘ontvankelijkheidstoets’). Uiteraard vindt er wel nog een controle plaats op de andere toetsingskaders (omgevingsplan, welstand). Niveau 0 komt terug bij een aantal bouwwerken uit categorie C. het betreft de in principe minder complexe en niet/minder risicovolle activiteiten zoals een dakkapel, dakopbouw e.d.

 

Niveau 1: Globale uitgangspuntentoets (betrouwbaarheidstoets)

Bevatten de aangeleverde stukken voldoende samenhangende informatie om het betreffende aspect te kunnen toetsen.

 

Bij toetsniveau 1 wordt gecontroleerd of de globale uitgangspunten op de stukken, die zijn aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergeven. De toetser bladert diagonaal door de stukken en bepaalt op ervaring zijn oordeel aangaande het betreffende aspect. Als het van toepassing is kijken we ook naar de uitkomst van bijvoorbeeld een berekening, want er mogen geen strijdigheden met het Bbl (Bouwbesluit) in de vergunning staan. Niveau 1 passen we toe op voorschriften waarvan de kans dat niet wordt voldaan gering is en de gevolgen indien niet wordt voldaan eveneens gering zijn, met andere woorden: als het risico gering wordt geacht.

 

Door de inwerkingtreding van de geprivatiseerde bouwbesluittoetsing, zijn de toetsniveaus van bouwwerken binnen een lage gevolgklasse (1) al voor alle onderdelen, met uitzondering van de constructie - en brandveiligheid, teruggebracht naar toetsniveau 1. Deze werkwijze wordt doorgezet.

 

Niveau 2: visueel toetsen (hoofdlijnentoets)

Van een te toetsen aspect wordt bezien of de uitgangspunten kloppen en de uitkomsten plausibel zijn (zonder de onderbouwing ervan inhoudelijk te toetsen).

 

Bij toetsniveau 2 worden van de aspecten de uitgangspunten gecontroleerd en bekeken wordt of de uitkomsten realistisch zijn voor het gekozen ontwerp. Ook de tekeningen worden opengeslagen en op basis van ervaring wordt gekeken of het ontwerp voldoet aan de gestelde uitgangspunten. Is een uitkomst niet aannemelijk, dan zal de berekening altijd nagerekend moeten worden of moet verzocht worden om aanvullende gegevens.

 

Niveau 2 is inhoudelijk het basisniveau. Het is mogelijk om op basis van een aannemelijke uitkomst een vergunning te verlenen, nadere gegevens te vragen of een aanvullende buitencontrole voor te schrijven. Een vergunning weigeren op basis van een niet aannemelijke uitkomst zal vrijwel altijd in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een uitkomst niet aannemelijk is, dan zal deze altijd gecontroleerd/nagerekend moeten worden of kan door middel van een verzoek om aanvullingen meer duidelijkheid verschaft worden.

 

Bovenop wat bij niveau 1 wordt getoetst, wordt van ieder te toetsen aspect nagegaan of de uitgangspunten en de uitkomsten juist zijn.

 

Voorbeeld toetsvraag: voldoen de uitkomsten van de ventilatiegegevens aan de eisen uit het Bbl (Bouwbesluit) en zijn er aannemelijke gegevens ingevoerd? Een voorbeeld van aannemelijke gegevens is bijvoorbeeld de ingevoerde vloeroppervlakken. Komen deze overeen met wat op tekening staat?

 

Niveau 3: representatief toetsen

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van de belangrijkste representatieve onderdelen door middel van een controle van de berekeningen of het zelfstandig narekenen ervan.

 

Aanvullend op wat er getoetst is bij niveau 2, worden nu de belangrijkste berekeningen gecontroleerd dan wel nagerekend. Vanuit deze toets wordt vanuit vakmanschap in combinatie met de visuele toets bepaald welk onderdeel representatief is voor het gehele aspect en dit onderdeel wordt inhoudelijk getoetst.

 

Niveau 3 is het niveau van toetsen voor voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid, met name van kwetsbare groepen, zoals niet zelfredzame mensen en kinderen jonger dan 4 jaar. Niveau 3 is eveneens geadviseerd voor voorschriften die gesteld zijn in het algemeen belang. Het bepalen van wat de belangrijkste berekeningen zijn blijft een taak van de bouwplantoetser. Hiervoor is geen eenduidige instructie te geven. Welke aspecten moeten worden nagerekend wordt bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.

 

Voorbeeld toetsvraag: Kloppen en voldoen de ventilatiegegevens op de belangrijkste onderdelen?

 

Niveau 4: integraal toetsen (volledige toets)

Het toetsen van een aspect op niveau 2 aangevuld met een inhoudelijke toets van alle representatieve onderdelen door middel van een controle van uitgangspunten en resultaten van de berekening of het zelfstandig narekenen ervan.

 

Dit is een totale toets. Alle berekeningen worden nagerekend en van alle gegevens wordt gecontroleerd of er voldaan wordt aan de eisen.

 

Niveau 4 is geschikt om bepaalde speerpunten binnen het gemeentelijk beleid extra invulling te geven.

 

Let op. Naast de vaste prioritering en de daarbij horende toetsniveaus is er te allen tijde ruimte om op basis van kennis en kunde per aanvraag om omgevingsvergunning een inschatting te maken of de vaste prioritering in dat specifieke geval adequaat is. In de praktijk betekent dit dat er in specifieke gevallen gemotiveerd afgeweken kan worden van de vastgelegde prioritering. Dit betekent niet dat als er niet gemotiveerd afgeweken is, en er iets misgaat, er gezegd kan worden dat er geen goede prioritering gehanteerd is.

 

Toezichtprotocol

Jaarlijks toetst en beoordeelt de gemeente aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Op het moment dat de uitvoering van deze bouwwerken start staat de gemeente ook aan de lat voor het uitvoeren van het toezicht op de bouw, waarbij wordt gecontroleerd of men zich houdt aan de verleende vergunning. Dit toezichtprotocol geeft daarvoor de kaders. Het hanteren van een toetsprotocol biedt de volgende voordelen:

 

  • Eenduidigheid;

  • Consequentheid van handelen;

  • Planmatig toezicht;

  • Transparantie.

Het protocol wordt gebruikt door de medewerkers van de gemeente zelf, maar wordt ook gebruikt voor die gevallen waarin de gemeente besluit om het toezicht op het bouwdeel van de omgevingsvergunning uit te besteden aan een andere overheidsinstantie of een marktpartij.

 

De gemeente Land van Cuijk beschikt, naast dit toezichtprotocol, ook over een toetsprotocol voor het bouwdeel van een omgevingsvergunning. Net zoals dat geldt voor het toezichtprotocol is in het toetsprotocol vastgelegd op welk niveau, welk onderdeel van de aanvraag wordt getoetst. Net als in dit toezichtprotocol geldt het thema veiligheid (constructieve- en brandveiligheid) als belangrijkste criterium voor het bepalen van de diepgang (en daarmee kwaliteit) van de toetsing van aanvragen.

 

De toezichthouders werken met de mobiele app Rx.Mission - Op Pad. Zij k¬¬unnen hierbij op hun tablet de bevindingen registreren en beschikken daarnaast over alle informatie over het object dat wordt gecontroleerd. Zij maken hierbij gebruik van landelijke controlelijsten. Door het werken met digitale protocollen die automatisch worden bijgewerkt conform nieuwe wettelijke vereisten zijn de interne risico’s afgedekt. De frequentie en de diepgang van de controle hangen af van het type bouwwerk en de observaties van de toezichthouder gedurende het vergunningen en controleproces.

 

We sluiten daarbij aan bij de landelijke toezichtmatrix. In die matrix zijn de categorieën van bouwwerk uitgezet tegen de bouwfase waarop wordt gecontroleerd. Binnen de bouwfasen zijn de voorschriften (onderdelen) opgenomen waarop wordt gecontroleerd. De toezichtmatrix ziet er als volgt uit:

 

 

 

In totaal worden er 5 niveaus onderscheiden:

S = steekproef (1 op 10)

1 = visuele controle (Quick Scan)

2 = beoordeling op hoofdlijnen

3 = beoordeling op hoofdlijnen en kenmerkende details

4 = algehele controle van alle onderdelen

 

Door gebruik te maken van dezelfde kengetallen van het integraal toezichtprotocol van de vereniging BWT is het tevens een planningstool. Per gebouwtype wordt aangegeven hoeveel tijd het toezicht daarvan tijdens de realisatie in beslag neemt uitgaande van het minimumniveau. Met deze kengetallen wordt gerekend in het uitvoeringsprogramma.

 

toezichtmatrix koppelt de voorschriften aan de fase van de bouwwerkzaamheden. Op die manier kunnen per fase de relevante voorschriften worden gecontroleerd. De in totaal 28 bouwfasen zijn weer gegroepeerd in de hoofd bouwfasen:

  • 1.

    aanloop

  • 2.

    onderbouw

  • 3.

    bovenbouw

  • 4.

    gevel/dak

  • 5.

    brandveiligheid en

  • 6.

    afbouw

In de toezichtmatrix zijn steekproefcontroles opgenomen voor de onderdelen met een relatief laag risico. Doel van de steekproef is om deze onderdelen met een minimale controlefrequentie te controleren. De voorgestelde frequentie van controle is 1 op de 10 keer.

 

Ten behoeve van de praktische uitvoering is er gekozen om de verschillende steekproefonderdelen gegroepeerd uit te voeren (steekproefset). De onderdelen die aan de steekproef onderhevig zijn worden ingedeeld in de 6 hoofd bouwfasen: aanloop, onderbouw, bovenbouw, gevel/dak, brandveiligheid en afbouw.

 

Per vergunning wordt de meest relevante hoofd bouwfase gekozen (fase voorkeur) en wordt deze aan een steekproefset gekoppeld. De fase voorkeur vindt plaats aan de hand van analyse van het specifieke project, daar waar de meeste risico's lijken te liggen. Gevolg hiervan is dat er de frequentie van steekproef uitvoering 1 op de 6 keer ingepland wordt. Om het aantal van 1:10 controles bij elke hoofd bouwfase te borgen zal een overzicht van ingeplande steekproeven moeten worden gegenereerd. Op basis hiervan kan bij projecten zonder fasevoorkeur een statistische keuze worden gemaakt. De categorieën van bouwwerken zijn onderverdeeld aan de hand van de bouwsommen. De bouwsommen hangen immers samen met de omvang van een bouwwerk. De hoofdindeling bestaat uit het verschil in gebruik, tussen

  • Wonen,

  • Publiek

  • Bedrijf

Binnen deze hoofdindeling zijn bouwwerken onderverdeeld op bouwkosten. De 3 categorieën zijn

  • minder dan €100.000

  • tussen €100.000 en €1.000.000

  • boven €1.000.000

Daarnaast is voor categorie II en III onderscheid gemaakt in hoog- en laagbouw. In totaal zijn de bouwwerken hierdoor verdeeld in 15 categorieën.

 

In de toezichtmatrix is een verdeling gemaakt tussen verschillende categorieën. Voor elke categorie is een checklist opgesteld, waarin de controlepunten (voorschriften) per bouwfase zijn weergegeven. De toezichtniveaus uit de matrix zijn overgebracht in de checklijsten. Tijdens een controle zullen deze checklijsten gebruikt worden om zo alle controlepunten mee te nemen.

 

Bij de uitvoering van het bouwtoezicht en de toepassing van het toezichtprotocol wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

  • 1.

    Na vergunningverlening wordt het bouwwerk uit de vergunning ingedeeld binnen de categorieën uit het toezichtprotocol.De vergunningverlener draagt hierbij ook de eventuele aandachtspunten over die bij de plantoetsing en vergunningverleningstraject naar voren zijn gekomen.

  • 2.

    De bij de categorie van het bouwwerk behorende checklist wordt aangemaakt. Steekproefcontroles(sets) worden vooraf, aan de hand van analyse van het specifieke project, toegekend.

  • 3.

    Na vergunningverlening wordt een toezichtdossier (hoofdzaak) aangemaakt in het gemeentelijk registratiesysteem Rx.Mission. Dit gebeurt conform de werkafspraken, waarbij er een koppeling is tussen het vergunningendossier en het toezichtdossier en er informatie in de toezichtzaak is opgenomen om te plannen en te monitoren.

  • 4.

    Op basis van de categorie van het bouwwerk, de checklist en het bijbehorende aantal gebudgetteerde uren wordt per vergunning een keuze gemaakt welke controlemomenten (minimaal) worden uitgevoerd. Deze worden ingepland (en per controlemoment/hoofd bouwfase in Rx.Mission aangemaakt).

  • 5.

    Oriëntatiegesprekken vinden binnen de toezichtmatrix voor alle categorie bouwwerken plaats op basis van steekproeven. Het is echter wenselijk om vanaf categorie II bouwwerken, met name in het begin van het project contact met de bouwer (en vergunninghouder) te hebben over de uitvoering van het toezicht. Afspraken over controle- en/of meldmomenten en aandachtspunten kunnen bij een eerste controle besproken worden. Dit zal in veel gevallen zijn bij de controle wapening van de fundering of bij het uitzetten van het werk.

  • 6.

    Een controle wordt uitgevoerd op basis van de aangegeven niveaus uit de checklist (toezichtmatrix).

  • 7.

    Controles worden door middel van een notitie vastgelegd in Rx.Mission. Bij gebruik van digitale checklijsten worden de digitale checklijsten per controlemoment opgeslagen in RX.Mission.

  • 8.

    Na eindcontrole en gereedmelding worden toezichtzaak en vergunningzaak afgesloten.

Naar boven