Gemeenteblad van Haarlem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2024, 7010 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlem | Gemeenteblad 2024, 7010 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Parkeerverordening 2023 gemeente Haarlem
De raad van de gemeente Haarlem;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 november 2023;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
gezien het advies van de raadscommissie Beheer van 7 december 2023;
besluit: vast te stellen de volgende verordening:
Hoofdstuk I. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
centrale computer: computer van de gemeente Haarlem of de computer van het bedrijf waarmee de gemeente Haarlem een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon, ander communicatiemiddel of webbrowser;
deelautoplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodelen;
houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens, met dien verstande dat tevens als houder wordt aangemerkt:
degene die middels een leaseovereenkomst, uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat tijdens het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven;
motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990 en met uitzondering van kampeerwagens en grote voertuigen;
parkeerrecht: kentekenregistratie in het digitale parkeerbelastingbestand waarbij is voldaan aan parkeerbelastingplicht voor het gebruik van parkeerapparatuurplaatsen op basis van of krachtens deze verordening door middel van parkeervergunningen/ontheffingen, bijzondere vergunningen/ontheffingen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur;
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Hoofdstuk II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN
Artikel 4. Vergunningenplafond
De aanvrager wordt voor onbepaalde tijd op een wachtlijst geplaatst, indien zijn aanvraag om een vergunning is aangehouden op grond van het feit dat het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd is gelegen in een vergunninggebied waarvan het vergunningenplafond, voor de desbetreffende vergunningssoort, is bereikt.
Artikel 5. Geen recht op parkeervergunning (GROP)
Indien de parkeerbehoefte van een adres dat toebehoort tot een bouw- of omgevingsvergunning, verleend na 10 oktober 1993, deels of volledig is opgelost door gebruik te maken van openbare parkeercapaciteit, dan handelt het college bij een daartoe strekkende aanvraag om een vergunning conform de bepaling(en) zoals in de omgevingsvergunning opgenomen over de wijze waarop de parkeerbehoefte is opgelost.
Artikel 6. Parkeren op eigen terrein (POET)
Het college brengt op een daartoe strekkende aanvraag om een bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub a, een verhuisparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub b en particuliere deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 3, tweede lid, sub c, het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein in mindering op het aantal te verkrijgen vergunningen.
Artikel 7. Beslistermijn vergunning
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op een aanvraag om een vergunning ingevolge deze verordening.
Artikel 9. Intrekken of wijzigen vergunning
Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:
Hoofdstuk III. VERBODSBEPALINGEN EN STRAFBEPALING
Artikel 13. Inwerkingstelling parkeerapparatuur
Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen in werking te stellen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.
Hoofdstuk IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Het college kan (delen van) hoofdstuk II van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de daartoe door het college aangewezen personen of categorieën personen belast.
Deze verordening treedt in werking na publicatie in het elektronisch gemeenteblad op overheid.nl. Inwerkingtreding is voorzien per 1 januari 2024. Bij inwerkingtreding van deze verordening wordt de Parkeerverordening 2018 Gemeente Haarlem ingetrokken, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.
Begrippen die meerdere keren in deze verordening voorkomen en toelichting behoeven zijn van een omschrijving voorzien. De betekenis van overige begrippen kan worden afgeleid uit de context van het desbetreffende artikel of lid.
Artikel 1, onder b. De omschrijving van het begrip autodelen is bewust ruim gelaten, om ruimte te bieden aan verschillende vormen van autodelen. Vormen van autoverhuur, waarbij in beginsel per huurperiode een overeenkomst wordt afgesloten, vallen niet onder autodelen omdat het hierbij niet gaat over herhaald gezamenlijk gebruik op basis van een overeenkomst. Dit wil niet zeggen dat een autoverhuurbedrijf geen aanbieder van commerciële autodeelconcepten kan zijn.
Artikel 1, onder k. Het gereguleerde gebied bestaat uit verschillende parkeerzones, welke vastgelegd zijn in het vigerende Aanwijzingsbesluit bij deze verordening. In een parkeerzone zijn de kenmerken van de parkeerregulering gelijk, zoals de hoogte van tarieven, de dagen van de week en momenten op de dag waarop parkeerregulering geldt. Een parkeerzone kan bestaan uit één of meerdere vergunninggebieden.
Artikel 1, onder p. Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. De werking van deze verordening is beperkt tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: ‘alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen’. Een brommobiel is in artikel 1 van het RVV 1990 gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. Omdat in artikel 2a van het RVV 1990 is bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen, is ervoor gekozen om deze verordening ook van toepassing te verklaren op brommobielen.
Artikel 1, onder v. In deze verordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 van het RVV 1990. Er is hiervoor gekozen, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.
Artikel 1, onder w. Met ‘parkeren op eigen terrein’ worden parkeerplaatsen bedoeld waarover de aanvrager beschikt, kan beschikken of had kunnen beschikken. Gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken worden, omdat dit parkeerplaatsen zijn die specifiek zijn toegewezen aan één unieke gebruiker, ook als parkeerplaatsen op eigen terrein gezien. Ditzelfde geldt ook voor een bewonersabonnement in een parkeergarage.
Artikel 1, onder aa. Een parkeerzone kan zijn onderverdeeld in één of meerdere vergunninggebieden. Het vergunninggebied is bepalend in de geldigheid van een vergunning.
Artikel 2, eerste lid. Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Het aanwijzen van de gebieden, plaatsen en tijden voor het parkeren bij parkeerapparatuur gebeurt op basis van de Verordening Parkeerbelastingen. De aanwijzingsbevoegdheid is bij het college neergelegd gezien het uitvoerende karakter van deze bevoegdheid.
Artikel 2, tweede lid. Weggedeelten die zijn aangewezen voor parkeren door vergunninghouders, zijn in veel gevallen ook aangewezen als parkeerapparatuurplaatsen. Dit betekent dat geparkeerd kan worden met een vergunning alsook door het betalen van de parkeerbelasting. Deze bepaling maakt het mogelijk om tijdstippen vast te stellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.
Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden of met parkeerapparatuur. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning.
In het tweede tot en met het negende lid van artikel 3, zijn alle binnen de gemeente Haarlem ingestelde vergunningssoorten opgenomen. Voor iedere vergunningsoort is uitgewerkt welke doelgroep voor de vergunning in aanmerking komt en hoe de desbetreffende vergunningssoort wordt genoemd.
Artikel 4, eerste lid. Op basis van dit artikel kan per vergunninggebied en per vergunningssoort een maximum aantal uit te geven parkeervergunningen worden bepaald. Dit maximum aantal wordt het vergunningenplafond genoemd.
Artikel 4, tweede lid. In dit artikel is bepaald dat, indien in het vergunninggebied waarvoor de aanvraag wordt ingediend, het vergunningenplafond voor de desbetreffende vergunningssoort is bereikt, de eerstvolgende aanvrager op een wachtlijst wordt geplaatst. Plaatsing op de wachtlijst is voor onbepaalde tijd. De aanvrager kan op verzoek inzage krijgen in zijn positie op de wachtlijst. De wachtlijst heeft een dynamisch karakter. Beëindiging van uitgegeven vergunningen leidt ertoe dat een vergunning kan worden verleend aan de aanvrager die de eerste positie op de wachtlijst heeft.
Artikel 5, eerste lid. Het adres van de aanvrager behoort tot een bouw- of omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan na 10 oktober 1993. In de bouw- of omgevingsvergunning is vastgelegd dat de parkeerbehoefte van het bouwplan volledig op eigen terrein is opgelost. Deze eis volgt uit toepassing van artikel 2.5.30 (het parkeerartikel) zoals opgenomen in de gewijzigde Haarlemse bouwverordening. De gewijzigde Haarlemse bouwverordening is in werking getreden op 10 oktober 1993. Omdat de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein is opgelost, is het adres uitgesloten van de in artikel 5, derde lid, opgenomen vergunningssoorten.
Artikel 5, tweede lid. Het adres van de aanvrager behoort tot een omgevingsvergunning verleend voor een bouwplan waarvoor geldt dat, hoe dan ook genaamd, de parkeerbehoefte niet of niet volledig op eigen terrein is opgelost. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend onder de voorwaarde dat in de voorschriften die zijn verbonden aan de omgevingsvergunning is op genomen dat alle adressen binnen het bouwplan, hoe dan ook genaamd, zijn uitgesloten van parkeerrechten. Hiervoor kan door de initiatiefnemer van het bouwplan ook een separate verklaring voor afgegeven zijn. Om deze reden is het adres uitgesloten van de artikel 5, derde lid, opgenomen vergunningssoorten.
Artikel 5, derde lid. In deze bepaling is opgenomen voor welke vergunningssoorten het recht vervalt als een adres voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid van dit artikel. Hiermee is ook bepaald op welke vergunningssoorten een dergelijk adres wel recht heeft.
Artikel 5, vierde lid. De parkeerbehoefte van het bouwplan is deels of volledig opgelost door gebruik te maken van openbare parkeercapaciteit. Deze wijze en mate waarin de parkeerbehoefte in de openbare ruimte is opgelost, is vastgelegd in de bouw- of omgevingsvergunning. Hierin staat bijvoorbeeld welke (delen) van de parkeerbehoefte(n) in de openbare ruimte zijn opgelost. Het college handelt bij het verlenen van een vergunning conform de wijze waarop de parkeerbehoefte van het bouwplan is opgelost, zoals vastgelegd in de omgevingsvergunning.
Artikel 5, vijfde lid. Dit artikel voorziet in de situatie waarin de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in het vierde lid, naar het oordeel van het college onvoldoende uitsluitsel geeft over de wijze waarop de parkeerbehoefte is opgelost. Uit de omgevingsvergunning komt bijvoorbeeld niet duidelijk genoeg naar voren welke adressen in aanmerking komen voor welke vergunningssoorten. Indien dit naar het oordeel van het college het geval is, dan is artikel 6, het eerste tot en met het vierde lid van kracht.
Artikel 6, derde lid. Met ‘kan beschikken’ worden diegenen bedoeld die door huur of aankoop over een parkeerplaats kunnen beschikken. Het gaat daarbij om de vraag of men de mogelijkheid heeft om een parkeerplaats te huren of te kopen en niet om de vraag om men hiertoe financieel in staat is.
Artikel 6, vierde lid. Met ‘niet meer kan beschikken’ worden situaties bedoeld waarin in het verleden op een adres één of meerdere vastgestelde parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig waren, waar de aanvrager door eigen toedoen niet meer over kan beschikken (bijvoorbeeld door een aangepaste inrichting of een ander gebruik).
Artikel 7, vierde lid. In paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is opgenomen dat positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen van toepassing is indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Deze verordening vormt een wettelijk voorschrift. In dit artikel is bepaald dat positieve fictieve beschikking niet van toepassing is op een aanvraag om een parkeervergunning. Dit betekent dat een vergunning niet van rechtswege wordt gegeven als het college nog geen beslissing op de aanvraag heeft genomen wanneer de uiterlijke beslistermijn is bereikt.
Artikel 8, eerste lid. In dit artikel is bepaald dat de vergunningssoorten zoals opgenomen in artikel 3, tweede tot en met het achtste lid, voor ten hoogste één kalenderjaar worden verleend. Een vergunning wordt stilzwijgend verlengd.
In de aanhef van dit artikel wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan’ intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het college van burgemeester en wethouders beoordeelt of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel is opgenomen voor situaties waarin er sprake is van een gebied waarbinnen géén betaald parkeerregime geldt, maar waarbinnen alléén met een vergunning mag worden geparkeerd. Bij het zonder vergunning parkeren in een belanghebbendengebied kan geen fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd. De fiscale aanpak van het niet betalen van de parkeerbelasting is, gelet op artikel 234 van de Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuurplaatsen. Daarom is in deze verordening een strafbepaling opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de ‘Wet Mulder’ in aanmerking komt.
Dit artikel bevat een verbodsbepaling voor gedragingen waarvoor geldt dat handhaving via de fiscale aanpak niet mogelijk is. Dit artikel verbiedt het gebruik van de parkeerapparatuur op andere wijzen dan is aangegeven op de apparatuur zelf.
Dit artikel bevat een verbodsbepaling voor gedragingen waarvoor geldt dat handhaving via de fiscale aanpak niet mogelijk is. Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering.
Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Gezien de ernst van een parkeerovertreding is het minder gewenst om daarop de zwaarste strafsanctie te stellen. Daarom is enkel gekozen voor een geldboete van de eerste categorie.
In dit artikel is de bevoegdheid van het college opgenomen om nadere regels vast te stellen met betrekking tot hoofdstuk II van deze verordening.
In dit artikel is de discretionaire bevoegdheid van het college opgenomen om (delen van) hoofdstuk II van deze verordening buiten toepassing of daarvan af te wijken voor zover toepassing gelet op het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel door het college worden aangewezen.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel bevat de overgangsbepalingen die op deze verordening van toepassing zijn. Artikel 4, 5 en 6 van deze verordening zijn niet van toepassing op vergunningen die zijn aangevraagd en verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening. Dit betekent dat, als in het vergunninggebied van de aanvrager een vergunningenplafond van kracht is, dit plafond niet geldt voor vergunningen die op aanvraag van de vergunninghouder worden verlengd. De artikelen over POET en GROP zijn eveneens niet van toepassing bij de verlening van vergunningen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-7010.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.