Vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Pijnacker-Nootdorp 2017

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het voorstel van het college van 7 november 2023;

 

gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c, 25d en 25e van de Alcoholwet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, de Omgevingswet en de op grond van deze wet vastgestelde algemene maatregelen van bestuur, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de Kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

besluit:

 

de volgende Verordening tot vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Pijnacker-Nootdorp 2017 vast te stellen:

Artikel I  

De titel wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent openbare orde (Algemene Plaatselijke Verordening Pijnacker-Nootdorp 2024).

Artikel II  

A.

 

Artikel 1:1 wordt vervangen en komt te luiden:

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • b.

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • c.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • d.

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • e.

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • g.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • h.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • i.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • j.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • k.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • l.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • m.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • n.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • o.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

B.

 

Artikel 1:2 wordt gewijzigd:

 

Het vierde lid van artikel 1:2 wordt vervangen en komt te luiden:

 

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

C.

 

Artikel 1:4 wordt gewijzigd:

 

Er wordt een derde lid toegevoegd:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

D.

 

Artikel 1:5 wordt gewijzigd:

 

Er wordt een tweede lid toegevoegd:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

E.

 

Artikel 1:6 wordt gewijzigd:

 

Er wordt een tweede lid toegevoegd:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

F.

 

Artikel 1:7 wordt gewijzigd:

 

Het tweede lid wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

G.

 

Artikel 1:9 komt te vervallen.

 

H.

 

Artikel 2:10 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:10 Plaatsen van voorwerp op of aan de weg in strijd met publieke functie van de weg

  • 1.

    Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b.

      het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2.

    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 4.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      evenementen als bedoeld in artikel 2:25;

    • b.

      standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;

    • c.

      overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 5.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

I.

 

Artikel 2:11 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:11 ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.

  • 3.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

J.

 

Artikel 2:12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Het derde lid van artikel 2:12 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

K.

 

Artikel 2:14 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

  • 1.

    Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze:

    • a.

      te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken; en

    • b.

      terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.

  • 2.

    Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.

  • 3.

    Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

L.

 

Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onder het eerste lid sub d. wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

  • 2.

    Aan het tweede lid wordt sub f. toegevoegd en komt als volgt te luiden:

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

M.

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Er wordt een zevende lid toegevoegd en deze komt als volgt te luiden:

    • 7.

      De burgemeester kan voor jaarlijks terugkerende A-evenementen een meerjarige vergunning voor de duur van drie jaar verlenen.

  • 2.

    Er wordt een achtste lid toegevoegd en deze komt als volgt te luiden:

    • 8.

      Het bepaalde in het tweede en zevende lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 3.

    Er wordt een negende lid toegevoegd en deze komt als volgt te luiden:

    • 9.

      Onverminderd het bepaalde in het zesde en zevende lid weigert de burgemeester een vergunning voor een vechtsportwedstrijd, of –gala, dat valt binnen een categorie die krachtens het achtste lid door de burgemeester is aangewezen, indien de organisator van slecht levensgedrag is.

N.

 

Artikel 2:27 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Sub a. onder het eerst lid wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

    • a.

      openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt dan wel gelegenheid wordt gegeven anders dan om niet enigerlei eet- of drinkwaar te verkrijgen, af te halen of te verbruiken;

  • 2.

    Er wordt een derde lid toegevoegd en deze komt als volgt te luiden:

    • 3.

      Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een restaurant, afhaalgelegenheid, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden.

O.

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

    • 2.

      De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan.

  • 2.

    Het vierde lid wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

    • 4.

      Het eerste lid geldt niet voor openbare inrichtingen:

      • a.

        in of behorend bij winkels als bedoeld in de Winkeltijdenwet, alsmede winkelondersteunende horecabedrijven met openingstijden conform de Winkeltijdenwet, waarbij geen alcoholhoudende dranken worden geschonken en een eventueel bijbehorend terras in de directe nabijheid van de winkel is geplaatst en bestaat uit een terrasuitstalling van maximaal twee tafels en vier stoelen/zitplaatsen.

      • b.

        zorginstelling;

      • c.

        museum; of

      • d.

        bedrijfskantine of -restaurant.

P.

 

Artikel 2:28b wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:28b Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en/of beheerder

Het is verboden een openbare inrichting voor het publiek geopend te houden zonder dat:

  • a.

    een op de vergunning of het aanhangsel vermelde exploitant of beheerder aanwezig is; of

  • b.

    een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 2:28, eerste lid onder c, van deze verordening is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd en zolang nog niet op die aanvraag is beslist, aanwezig is.

  • c.

    De exploitant(en) en de beheerder(s) zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de openbare inrichting geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • d.

    De burgemeester kan categorieën van openbare inrichtingen of openbare inrichtingen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt.

Q.

 

Artikel 2:28c wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:28c Weigerings-, intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert of trekt de exploitatievergunning in indien

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

    • b.

      de exploitant(en) of de beheerder(s) de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben;

    • c.

      de exploitant(en) of de beheerder(s) onder curatele staan;

    • d.

      de exploitant(en) of de beheerder(s) in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.

  • 2.

    De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      onverminderd artikel 1:8 naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt;

    • b.

      onverminderd artikel 1:6 de exploitant(en) of de beheerder(s) het bij of krachtens de bepalingen in deze paragraaf geregelde overtreedt;

    • c.

      aannemelijk is dat de exploitant(en) of de beheerder(s) betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de openbare inrichting, die gevaar kunnen veroorzaken voor de openbare orde;

    • d.

      de exploitant(en) of de beheerder(s) strafbare feiten plegen in de openbare inrichting, dan wel toestaan of gedogen dat in zijn openbare inrichting strafbare feiten worden gepleegd;

    • e.

      zich in of vanuit de openbare inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, dan wel dat het aannemelijk is dat het exploiteren van de inrichting de vrees wettigt, dat het geopend blijven van de openbare inrichting gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde;

    • f.

      er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de exploitant(en), waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd dan wel verleend;

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

R.

 

Artikel 2:28d wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:28dWijziging beheer

  • 1.

    Indien een of meer (van de) beheerder(s) het beheer in de openbare inrichting feitelijk beëindigt, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de exploitant of beheerder kan aantonen dat de nieuwe beheerder op het aanhangsel behorende bij de exploitatievergunning is bijgeschreven.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, kan het beheer tot op de aanvraag is beslist, tijdelijk worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de exploitant of beheerder een bevestiging van de burgemeester kan tonen waaruit blijkt dat die nieuwe beheerder ten behoeve van bijschrijving op aanhangsel bij de exploitatievergunning is aangemeld.

S.

 

Artikel 2:28e wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2.28e Beëindiging exploitatie

  • 1.

    De exploitatievergunning vervalt zodra de exploitant of één van de exploitanten de exploitatie van de openbare inrichting heeft of hebben beëindigd.

  • 2.

    Uiterlijk binnen een maand na de beëindiging van de exploitatie door de exploitant dan wel exploitanten dan wel één van de exploitanten, geeft of geven deze daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester.

T.

 

Artikel 2:32 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen

De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

 

U.

 

De titel van afdeling 8 komt te luiden:

 

Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Alcoholwet

 

V.

 

Artikel 2:34a wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    ‘Drank- en Horecawet’ wordt vervangen door ‘Alcoholwet’.

W.

 

Artikel 2:34d wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:34d Proeverijen in slijtlokaliteiten

  • 1.

    Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

  • 2.

    De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

X.

 

Artikel 2:39, vijfde lid ,onder c komt te luiden:

 

  • c.

    indien de exploitatie van een speelautomatenhal in strijd is met het omgevingsplan;

Y.

 

Artikel 2:42 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2.

    Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    • b.

      met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3.

    Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4.

    De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

  • 5.

    Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 6.

    Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.

Z.

 

Artikel 2:43 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

AA.

 

Artikel 2:48 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    De titel komt te luiden: ‘Artikel 2:28 Verboden drankgebruik

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Het verbod is niet van toepassing op:

      • a.

        een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;

      • b.

        andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

  • 3.

    Het derde lid komt te vervallen.

  • 4.

    Het vierde lid komt te vervallen.

BB.

 

Artikel 2:49 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • b.

      zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

  • 2.

    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

CC.

 

Artikel 2:57 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Er wordt een vijfde lid toegevoegd. Deze komt als volgt te luiden:

    • 5.

      Het is de eigenaar, houder of begeleider van een hond verboden om zich met meer dan drie niet-aangelijnde honden te begeven op door het college daartoe aangewezen plaatsen.

DD.

 

Artikel 2:68 wordt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onder ‘d’ wordt ‘drie’ gewijzigd naar ‘vijf’.

EE.

 

Artikel 2:71 wordt gewijzigd:

 

  • 1.

    ‘a’ komt als volgt te luiden:

    • a.

      In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

EE.b

 

Artikel 2:74a wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

FF.

 

Artikel 2:79 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf;

GG.

 

Artikel 2:81 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:81 Messen en steekwapens

  • 1.

    Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen, met inbegrip van daaraan gelegen voor publiek toegankelijke gebouwen, messen of andere zaken die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie en evenmin voor andere zaken die als steekwapen kunnen worden gebruikt mits deze zaken zodanig zijn ingepakt dat zij niet geschikt zijn voor onmiddellijk gebruik.

HH.

 

Artikel 3:8 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • h.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

      • 1°.

        bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;

      • 2°.

        de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;

      • 3°.

        artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

      • 4°.

        de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

      • 5°.

        de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

      • 6°.

        de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    • i.

      een maximum als bedoeld in artikel 3:5 al is bereikt.

    • j.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt gelijkgesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;

    • c.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • d.

      als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;

    • e.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:16, eerste en tweede lid;

    • f.

      als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:18 gestelde verplichtingen zal naleven;

    • g.

      als het escortbedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet 2014 is verleend.

II.

 

Artikel 3:9 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3:9 Intrekkingsgronden

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest; 

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven; 

    • c.

      is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:14, aanhef en onder a, 3:15, eerste of tweede lid, 3:16 en 3:18, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°; 

    • d.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid; 

    • e.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder a tot en met h; 

    • f.

      de vergunninghouder dat verzoekt; 

    • g.

      de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan 

  • 2.

    De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:

    • a.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • b.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • c.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • d.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;

    • e.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

    • f.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • g.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • h.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • i.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning

JJ.

 

Artikel 4:1 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • b.

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • c.

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Omgevingswet of een op grond van deze wet vastgestelde algemene maatregelen van bestuur;

  • d.

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Omgevingswet of een op grond van deze wet vastgestelde algemene maatregelen van bestuur;

  • e.

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft

  • f.

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • g.

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • h.

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

KK.

 

Artikel 4:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid wordt vervangen en komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Het derde lid wordt vervangen en komt te luiden:

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

LL.

 

Artikel 4:6a wordt toegevoegd en komst als volgt te luiden:

 

Artikel 4:6a Mosquito

  • 1.

    Onder mosquito wordt verstaan een apparaat dat een slechts voor jongeren hoorbare, hinderlijke hoge pieptoon produceert, met als doel groepen jongeren weg te houden van plaatsen waar zij overlast veroorzaken.

  • 2.

    In afwijking van artikel 4:6 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde besluiten op een openbare plaats een mosquito aan te brengen bij gebleken ernstige overlast door jongeren op die plaats.

  • 3.

    De aanwezigheid van een mosquito wordt duidelijk kenbaar gemaakt op de plaats waar deze is aangebracht.

MM.

 

Artikel 4:17 wordt gewijzigd:

 

De begripsbepaling van kampeermiddel wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

  • In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

NN.

 

Artikel 4:18 wordt gewijzigd:

 

Het eerste lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

OO.

 

Artikel 5:5 wordt gewijzigd:

 

Het tweede lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

PP.

 

Artikel 5:6 wordt gewijzigd:

 

Het vierde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

QQ.

 

Artikel 5:11 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      de weg;

    • b.

      voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam;

    • c.

      voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

RR.

 

Artikel 5:12 wordt gewijzigd:

 

Het derde lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en/of in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.

SS.

 

Artikel 5:18 wordt vervangen en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:

    • a.

      de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of

    • b.

      een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.

    • c.

      Indien de gevaagde standplaats in strijd is met de door het college vastgestelde beleidsregels.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

TT.

 

Artikel 5:20 wordt vervangen en komt te luiden:

 

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1.

    Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

  • 2.

    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

UU.

 

Artikel 5:32 wordt gewijzigd:

 

Het derde lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

VV.

 

Artikel 5:33 wordt gewijzigd:

 

Het vierde lid onder b wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

  • b.

    binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

WW.

 

Artikel 5:34 wordt vervangen en komt te luiden:

 

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1.

    Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Mits geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:

    • a.

      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    • b.

      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;

    • c.

      vuur voor koken, bakken en braden.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

Artikel III  

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening tot vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Pijnacker-Nootdorp 2017 en treedt in werking op de dag na publicatie.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2023.

Arjen van der Lugt

griffier

Björn Lugthart

voorzitter

* Dit betreft een geamendeerd raadsbesluit.

Naar boven