Wijziging van de Subsidieregeling klimaatadaptatie woningcorporaties 2023 - 2026

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het voorstel van de Wethouder Handhaving, Buitenruimte, Mobiliteit van 6 februari 2024 Kenmerk: M2312-1128; 24bo002864;

 

gelet op de artikelen 3 en 5 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

 

overwegende, dat het gewenst is om vanwege de uitwerking in de praktijk de regeling op bepaalde punten te wijzigen en een nadere bepaling in te voegen met betrekking tot het indienen van stukken bij de aanvraag ten behoeve van de staatssteuntoets;

 

besluit:

Artikel I  

De Subsidieregeling klimaatadaptatie woningcorporaties 2023-2026 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

In artikel 1 worden in de alfabetische volgorde ingevoegd:

 

  • -

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014 L187);

  • -

    DAEB: diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • -

    DAEB de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU 2012, L 114/8);

  • -

    DAEB-vrijstellingsbesluit: Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang

  • -

    belaste ondernemingen (2012/21/EU);

  • -

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352/1);

B.

 

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Per woningcorporatie kan meerdere keren per jaar subsidie worden verstrekt voor het toevoegen van groenoppervlak en de eventueel hieraan gekoppelde toepassing van planten van de plantenlijst uit bijlage 1, waterberging, aansluiting hemelwaterafvoer op een gescheiden rioolstelsel, verticaal groeiend groen of hittemaatregelen. Een en ander met inachtneming van artikel 6, tweede lid.

C

 

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt ‘redelijk’ vervangen door ‘daadwerkelijk’.

  • 2.

    In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • g.

      onderhoud.

D

 

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van het eerste lid wordt na ‘bedraagt’ ingevoegd ‘ten hoogste’.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, vervalt ‘een vast bedrag van’.

E

 

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid, onderdeel e, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.

  • 2.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Ten behoeve van de staatssteuntoets wordt bij de aanvraag tevens een van de volgende documenten overgelegd:

    • a.

      een ondertekende de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de De-minimisverordening;

    • b.

      een ondertekende DAEB de-minimisverklaring als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de DAEB de-minimisverordening;

    • c.

      een motivering voor toepassing van het DAEB-vrijstellingsbesluit, waaruit in ieder geval blijkt dat:

      • 1°.

        de woningcorporatie met een DAEB is belast, waarbij de DAEB duidelijk is omschreven;

      • 2°.

        vooraf objectieve en transparante parameters zijn vastgesteld voor de berekening van de compensatie;

      • 3°.

        geen sprake is van overcompensatie;

    • d.

      een motivering voor toepassing van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, waaruit in ieder geval blijkt:

      • 1°.

        welke steuncategorie het betreft, onder vermelding van het specifieke artikel uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

      • 2°.

        op welke wijze aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en de specifieke voorwaarden voor de betreffende steuncategorie wordt voldaan.

F

 

In artikel 13, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘of’ vervangen door ‘en gemaakte’.

Artikel II

  • -

    Dit besluit treedt in werking na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin het wordt geplaatst en met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 februari 2024

De secretaris,

J.H. Meijer, l.s.

De burgemeester,

R.A.C.J. Simons, L.b.

 

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

 

Algemene toelichting

 

Tijdens de openstelling van de subsidieregeling is gebleken dat met betrekking tot staatssteun de toepassing van de reguliere de-minimisverordening niet voor alle woningcorporaties de geschikte oplossing is voor staatssteun. De opties om de subsidie alsnog op grond van andere mogelijkheden te verlenen, worden daarom uitgebreid zodat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

B

 

Artikel 3, eerste lid

De woningcorporaties krijgen door deze wijziging de mogelijkheid om meerdere malen per jaar subsidie aan te vragen waarbij wel geldt dat de subsidie per jaar maximaal 20% van het subsidieplafond mag bedragen zoals geregeld in artikel 6, tweede lid.

 

C

 

Artikel 5

 

De vergoeding van de regeling is door de wijziging gebaseerd op gemaakte kosten. Dat betekent dat corporaties de bedragen van de gemaakte kosten kunnen ontvangen, met de maxima die hiervoor in artikel 6 vermeld staan. Corporaties vragen subsidie aan op basis van offertes (vooraf) en ontvangen de subsidie op basis van facturen (achteraf).

 

D

 

Artikel 6

 

In dit artikel wordt de hoogte van de subsidie beschreven per onderdeel. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de geleverde prestaties ten opzichte van de situatie ten tijde van de aanvraag en door de wijziging gebaseerd op de gemaakte kosten. Daarnaast kan extra subsidie worden toegekend voor beplanting (plant, kruid, heester, struik of boom) zoals benoemd in de bijlage 1: plantenlijst biodiversiteit. De maximale subsidie per woningcorporatie bedraagt ten hoogste 20% van het in dat kalenderjaar geldende subsidieplafond.

 

E

 

Artikel 9, tweede lid

 

Tweede lid, onderdeel a

Op grond van de De-minimisverordening kan aan een onderneming over een periode van drie belastingjaren steun worden verleend tot € 200.000, die niet geacht wordt te voldoen aan alle criteria van artikel 107, eerste lid, van het VWEU en derhalve is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, derde lid, van het VWEU. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt.

 

De subsidieverlening moet voldoen aan de voorwaarden van de De-minimisverordening. De woningcorporatie laat door middel van een de-minimisverklaring zien welke en hoeveel de-minimissteun in dit belastingjaar en de twee voorafgaande belastingjaren is ontvangen. Deze verklaring wordt bij de aanvraag tot subsidie gevoegd.

 

Tweede lid, onderdeel b

De DAEB De-minimisverordening (Verordening (EU) nr. 360/2012) staat in principe los van de reguliere De-minimisverordening. Een onderneming mag op basis van de DAEB De-minimisverordening maximaal € 500.000 aan DAEB de-minimissteun ontvangen over een periode van drie belastingjaren. Wel mag bij eventuele samenloop de optelsom van DAEB De-minimissteun en reguliere De-minimissteun de €500.000 niet overschrijden.

Indien de DAEB De-minimisverordening van toepassing wordt geacht, wordt u verzocht een ondertekende DAEB De-minimisverklaring aan te leveren.

 

Tweede lid, onderdeel c

Als een decentrale overheid DAEB compensatiesteun op basis van het DAEB-Vrijstellingsbesluit (Besluit C(2011)9380) verleent, hoeft zij de steun niet eerst bij de Europese Commissie te melden. De compensatiesteun moet voldoen aan alle voorwaarden uit het besluit, waaronder het tweejaarlijks rapporteren over de verleende steun.

Het algemene compensatieplafond betreft een jaarlijks brutobedrag van € 15 miljoen per onderneming die een DAEB verricht (art. 2, eerste lid, onderdeel a, DAEB Vrijstellingsbesluit). De criteria op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en transparante wijze worden vastgesteld om te voorkomen dat de compensatie een economisch voordeel bevat, waardoor de begunstigde onderneming de concurrentie kan vervalsen. Daarom worden in het aanwijzingsbesluit parameters voor de berekening van de compensatie opgenomen. Hiervoor moeten alle kostenposten voor de uitvoering van de DAEB bekend zijn.

 

Tweede lid, onderdeel d

In de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) nr. 651/2014) zijn categorieën van steunmaatregelen opgenomen die geacht worden een bijdrage te leveren aan de doelstellingen van de Europese Unie. Deze steunmaatregelen hoeven dan ook niet meer vooraf bij de Europese Commissie te worden aangemeld ter goedkeuring. Kennisgeving en rapportage zijn echter wel verplicht. Uiterlijk twintig werkdagen nadat de steunmaatregel in werking treedt, moet de kennisgeving bij de Europese Commissie zijn afgerond.

Naar boven