Gemeenteblad van Coevorden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Coevorden | Gemeenteblad 2024, 58669 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Coevorden | Gemeenteblad 2024, 58669 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024
Besluit van de raad van de gemeente Coevorden tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024 (Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024)
De raad van de gemeente Coevorden;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlagenr. 1895
gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.
Artikel 5. Procedure externe adviescommissie
De externe adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen om het bestuursorgaan en de aanvrager in de gelegenheid te stellen om de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen respectievelijk de aanvraag toe te lichten. Het bestuursorgaan, de aanvrager en de overige betrokken bestuursorganen en belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.
Alvorens een advies uit te brengen zendt de externe adviescommissie binnen twaalf weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden. De adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
Bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald twee weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding.
Artikel 9. Intrekking oude regeling
De Procedureverordening planschade Coevorden 2016 wordt ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 30 januari 2024.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
R. Bergsma
De griffier,
M. Lucassen
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (hierna: “de Ow”) in werking getreden, waaronder de nadeelcompensatieregeling van hoofdstuk 15. Gelijktijdig is de nadeelcompensatieregeling van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “de Awb”) in werking getreden. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.
Normaal maatschappelijk risico
Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Dit is het normaal maatschappelijk risico (hierna: ‘nmr’). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen ingevolge artikel 4:126 van de Awb. De hoogte van de schadevergoeding moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.
De gemeente Coevorden heeft er in navolging van het model van de VNG (Model Verordening nadeelcompensatie (nieuw model, mei 2021)) voor gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening en niet in een beleidsregel. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet geschieden ingevolge artikel 4:128, eerste lid, van de Awb en dat het wenselijk is dat de adviescommissie een solide basis krijgt. In de Verordening Nadeelcompensatie is dan ook het heffen van een recht en het instellen van een adviescommissie geregeld. Er is gekozen voor één gezamenlijke verordening en niet voor twee of meer afzonderlijke beleidsregels om de procedurele aspecten inzake nadeelcompensatie te regelen, zodat de regels makkelijker vindbaar en toegankelijk zijn.
De bepalingen van de “Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024” worden hierna voorzien van een toelichting.
Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.
Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 300,-. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht in overeenstemming met artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb.
De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de gemeente een formulier, bijvoorbeeld elektronisch, opstelt voor het indienen van een aanvraag. De aanvrager maakt bij voorkeur gebruik van dit formulier. Als de elektronische weg is opengesteld moet de aanvrager- indien hij via de elektronische weg een aanvraag wenst in te dienen - van dit formulier gebruikmaken (artikel 2:15 van de Awb). Naast het indienen van een aanvraag via een al dan niet elektronisch formulier kan de aanvrager een aanvraag per brief indienen. Het bestuursorgaan moet indien de aanvraag niet compleet wordt geacht, aangeven bij de aanvrager dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. Het bestuursorgaan kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.
Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen, om de aanvraag te kunnen beoordelen.
In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat:
In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat:
Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Onder de Omgevingswet en titel 4.5 van de Awb is het niet langer verplicht om extern advies in te winnen. Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Binnen de gemeente Coevorden is anno 2024 minder deskundigheid aanwezig dan naar verwachting noodzakelijk is, om (alle) aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Daarom is denkbaar dat op dit onderwerp regionaal expertise wordt gebundeld, bijvoorbeeld in een regionale adviesorganisatie. Gelet op de beperkte interne deskundigheid anno 2024, zal vaker extern advies worden ingewonnen.
In het tweede lid zijn situaties opgenomen waarin het bestuursorgaan kan bepalen dat het inwinnen van extern advies bij een adviescommissie niet altijd noodzakelijk is. Deze opsomming betreft een indicatieve opsomming en laat ruimte voor een nadere invulling door het bestuursorgaan om per geval te beoordelen of het inwinnen van advies nodig is.
Sub d ziet op gevallen waarin het schadebedrag zo klein is dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Deze aanvragen hoeven dus niet in behandeling te worden genomen. Aangesloten is bij de bagateldrempel van Rijkswaterstaat: € 500,- voor particulieren of € 1000,- voor bedrijven (zie artikel 3: wetten.nl - Regeling - Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 - BWBR0010692 (overheid.nl)).
Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren. De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.
Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties. Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd gelet op artikel 3:8 van de Awb. Het bestuursorgaan kan in afwijking van het advies besluiten, mits het besluit deugdelijk wordt gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, gelet op artikel 3:9 van de Awb.
Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen. Er zijn twee mogelijkheden:
Deze bepaling laat ruimte aan de gemeente om de bestaande praktijk voort te zetten, waarbij per aanvraag of groep van aanvragen een adviescommissie wordt benoemd. Deze bepaling laat ook ruimte voor het benoemen van een vaste commissie.
In artikel 5 is de werkwijze van de adviescommissie beschreven. In aansluiting bij artikel 6 van de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016” is ervoor gekozen om de werkwijze van de adviescommissie nader te specificeren. Gelet op artikel 4:130 van de Awb moet door het bestuursorgaan binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden beslist op de aanvraag, in gevallen waarin een adviescommissie is ingesteld waarvan de voorzitter, dan wel het enig lid, geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Indien geen adviescommissie wordt ingesteld of de adviescommissie in zijn geheel deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dan beslist het bestuursorgaan binnen acht weken. Deze beslistermijnen kunnen worden verdaagd met respectievelijk ten hoogste zes maanden en acht weken.
De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.
Verder is geregeld dat de adviescommissie een of meerdere hoorzittingen regelt om de aanvrager en het bestuursorgaan in de gelegenheid te stellen om de aanvraag toe te lichten en relevante informatie te verstrekken. Ingevolge artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb worden de aanvrager, het bestuursorgaan en eventuele belanghebbenden, in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen.
In het derde en vierde lid zijn nadere regels over de plaatsopname opgenomen.
Het vijfde lid regelt de verslaglegging van de procedure door de adviescommissie.
Zesde, zevende, achtste en negende lid
In deze leden is de procedure inzake de bekendmaking van het conceptadvies en het indienen van een schriftelijke reactie op het concept geregeld.
In artikel 6 is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager moeten worden betrokken bij de voorbereiding van het beluit op de aanvraag om nadeelcompensatie.
Belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben bij het voorgenomen besluit op de aanvraag om schadevergoeding moeten ingevolge artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid worden gesteld om zienswijze naar voren te brengen. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht ingevolge artikel 4:9 van de Awb. Dit geldt ook als er geen adviescommissie wordt ingeschakeld.
In deze bepaling is opgenomen wie er als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Het voornemen om nadeelcompensatie toe te kennen heeft nadelige gevolgen voor degene die een schadevergoedingsovereenkomst heeft getekend. Diegene zal naar verwachting bedenkingen hebben bij het voorgenomen besluit. Dit is eveneens het geval voor de aanvrager van het schadeveroorzakende besluit ingeval de schade geheel of gedeeltelijk in rekening kan worden gebracht bij de aanvrager of degene die de toegestane activiteit verricht als bedoeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet.
De mogelijkheid voor schadeverhaal op basis van artikel 13.3d van de Omgevingswet bestaat alleen in de gevallen die bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. In artikel 8.1a van het Omgevingsbesluit zijn die gevallen aangewezen. In dat artikel worden gevallen aangewezen waarin schadevergoeding als gevolg van een besluit of een regel als bedoeld in artikel 15.21, eerste lid onder a, d, h of j van de wet is betaald, voor zover dat besluit of die regel betrekking heeft op waterbeheer. De verwijzingen in artikelen 13.3d Omgevingswet en 8.1a Omgevingsbesluit naar artikel 15.1 van de Omgevingswet lopen niet volledig synchroon. Mogelijk kunnen de besluiten of regels van artikel 15.1, eerste lid onder a en j niet tot schadeverhaal leiden, omdat die besluiten of regels niet genoemd zijn in artikel 13.3d van de Omgevingswet. Het bestuursorgaan moet bij een (incidentele) aanvraag gebaseerd op artikel 13.3d van de Omgevingswet toetsen aan de dan geldende praktijk.
In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. In artikel 8 is geregeld dat een deel van de schadevergoeding als voorschot kan worden uitbetaald voor het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit.
In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan kan beslissen in bijzondere gevallen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld en de aanvrager daarnaast als gevolg van het schadeveroorzakende besluit (in de toekomst mogelijk) in staat van faillissement komt of aantoonbaar in vergelijkbare harde mate wordt getroffen.
Het toekennen van een voorschot kan op verzoek van de aanvrager worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.
In deze bepaling is geregeld dat de adviescommissie wordt gehoord, in gevallen waarin een adviescommissie is ingesteld, alvorens te besluiten om al dan niet een voorschot uit te keren. De adviescommissie adviseert over het verzoek om een voorschot uit te keren. Daarbij wordt het (concept) advies betrokken, voor zover dat op dat moment voorhanden is.
Artikel 9. Intrekken oude regeling
De “Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024” treedt in de plaats van de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016”. Deze Procedureverordening wordt ingetrokken. De Procedureverordening is vanwege het overgangsrecht nog wel relevant voor het afhandelen van planschadeverzoeken waar het oude recht op van toepassing is.
In artikel 10 is geregeld dat verzoeken om planschade waarop voor het in werking treden van de Omgevingswet geldende recht van toepassing is, worden afgehandeld conform de Procedureverordening planschade Coevorden 2016. Het overgangsrecht van paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet bepaalt dat het oude recht van toepassing blijft op een verzoek om schadevergoeding dat wordt;
Onder het oude recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Bestemmingsplannen konden tot vlak voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Dat kan ertoe leiden dat tot ongeveer 2025 bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Vervolgens kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing. Gelet daarop blijft de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016” voor advisering bij tegemoetkoming in planschade nog tot ongeveer 2030 relevant voor het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding.
Onder de Omgevingswet wordt het moment dat nadeelcompensatie kan worden verzocht, verschoven van de vaststelling van het omgevingsplan (bestemmingsplan) naar het moment dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Dat zou betekenen dat een benadeelde die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om een verzoek om vergoeding van planschade in te dienen op basis van het oude recht, door de verschuiving van het schademoment opnieuw die mogelijkheid krijgt. Om te voorkomen dat benadeelden tweemaal een verzoek om tegemoetkoming in planschade/ nadeelcompensatie kunnen doen bepaalt artikel 15.1 van de Omgevingswet dat wanneer voor een activiteit op grond van een regel in een omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist, niet het omgevingsplan maar de omgevingsvergunning het schadeveroorzakende besluit is. Bepaald is dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op basis van een regel in het tijdelijke deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet geldt als schadeveroorzakend besluit in de zin van de Omgevingswet, ingevolge artikel 22.13 van de Omgevingswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-58669.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.