Verordening tot eerste wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heerlen 2021

De raad van de gemeente Heerlen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2023 nummer 61668 en addendum;

gelet op artikel 149 en 151d van de Gemeentewet en artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet;

gezien het advies van de commissie ROLO en de commissie MW;

besluit:

 

 

Artikel I

 

De Algemene plaatselijke verordening Heerlen 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. In de rangschikking wordt ingevoegd:

 

p. beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

 

2. De definities van ‘bouwwerk’, ‘gebouw’ en ‘bevoegd gezag’ komen te luiden:

 

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

 

B

 

1. Artikel 1:2, derde lid, komt te vervallen.

 

2. Artikel 1:2, vierde lid, wordt vernummerd tot derde lid.

 

3. Aan artikel 1:2 wordt een nieuw lid toegevoegd luidende:

 

4. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

C

 

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

4. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

D

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

E

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

F

 

In artikel 2:1, tweede en derde lid, wordt ‘bijzonder’ vervangen door ‘buitengewoon’.

 

G

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

1. het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

 

2. Het derde lid vervalt en de leden 4 tot en met 8 worden vernummerd tot 3 tot en met 7.

 

3. Het vijfde lid (nieuw) onder a komt te luiden:

 

a. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

4. Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

 

6. Indien het college bevoegd is om te beslissen op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

H

 

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

 

2. Het derde lid vervalt en de leden 4 tot en met 6 worden vernummerd tot 3 tot en met 5.

 

3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

 

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

 

I

 

Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

J

 

Artikel 2:14, vierde lid, komt te luiden:

 

4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

 

K

 

Artikel 2:20, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

 

L

 

Artikel 2:22, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

M

 

Artikel 2:24, tweede lid onder d, komt te luiden:

 

d. het equivalente geluidsniveau op de gevel van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving niet meer bedraagt dan 70 dB(A);

 

N

 

Artikel 2:33, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

O

 

Artikel 2:40, derde lid, komt te luiden:

 

3. Dit verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

P

 

Artikel 2:53, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.

 

Q

 

Artikel 2:53A komt te luiden:

1. Het is verboden op een openbare plaats of openbaar water in het wild levende dieren te voeren.

2. Dit verbod geldt niet voor:

a. personen die dieren voeren of bijvoeren in opdracht van de beheerder van de openbare plaats of het openbaar water;

b. personen die de sportvisserij beoefenen en in het bezit zijn van een daartoe bestemde en geldige VISpas;

c. personen die over een ontheffing van het college beschikken om dieren (bij) te voeden in bijzondere omstandigheden;

d. door het college nader aan te wijzen locaties die geschikt worden bevonden voor het recreatief voederen van dieren.

 

R

 

Artikel 2:56 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

1. Het is verboden:

a. bijen te houden binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

b. bijen te houden binnen een afstand van 30 meter van de weg;

c. op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen bijen te houden of bijen te houden anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels.

 

2. Het tweede lid komt te luiden:

 

2. Het in het eerste lid, aanhef en onder a en b, gestelde verbod geldt niet indien:

a. op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een gesloten afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen; en

b. maximaal vijf bijenvolken per perceel verdeeld over maximaal vijf bijenkasten per perceel worden gehouden als dat perceel is gelegen in een woongebied, ongeacht of deze bijenkasten door één of meer bijenhouders gebruikt worden.

 

3. Het vierde lid komt te luiden:

 

4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

 

4. Aan artikel 2:56 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

7. Artikel 2:53 is onverkort van toepassing op het houden van bijen.

 

S

 

In artikel 2:57, eerste lid, wordt ‘bijzonder’ vervangen door ‘buitengewoon’.

 

T

 

Artikel 2:58 komt te luiden:

 

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

 

U

 

Artikel 2:70, eerste lid, komt te luiden:

 

1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

V

 

In artikel 2:71 komt de definitie van consumentenvuurwerk als volgt te luiden:

 

vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

W

 

Artikel 2:71b, vierde lid, komt te luiden:

 

4. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.

 

X

 

Artikel 2:71c, vierde lid, komt te luiden:

 

4. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.

 

Y

 

Artikel 3:9, onder b en j, komen te luiden:

 

b. de vestiging of exploitatie strijd oplevert met het omgevingsplan;

j. voor de horeca-inrichting geen melding is gedaan als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Z

 

Artikel 3:35, vijfde lid, komt te luiden:

 

Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de op de Omgevingswet gebaseerde voorschriften.

 

AA

 

Artikel 3:43, eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met het geldend omgevingsplan.

 

AB

 

3.49, onder f, komt te luiden:

 

f. de vestiging of exploitatie in strijd is met het geldend omgevingsplan;

 

AC

 

3.51, onder g, komt te luiden:

 

g. de vestiging of exploitatie in strijd is met het geldend omgevingsplan;

 

AD

 

Artikel 4:1 onder a en b wordt als volgt gewijzigd:

 

a. Besluit/Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

b. inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

 

AE

 

Artikel 4:5, eerste en derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het is verboden buiten een inrichting toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

AF

 

Artikel 4:6, eerste en zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het is verboden buiten een inrichting in de open lucht een geluidsapparaat, een (recreatie)toestel of een (bouw)machine in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

6. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare

manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

 

AG

 

Artikel 4:7 komt te luiden:

 

Degene die buiten een inrichting de zorg heeft over een dier, moet voorkomen dat dit voor de omwonenden of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.

 

AH

 

Artikel 4:8 komt te luiden:

 

Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder ontstaat.

 

AI

 

Artikel 4:12, derde lid onder c, wordt als volgt gewijzigd:

 

c. voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Omgevingswet.

 

AJ

 

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

1. Het is in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden om op door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht, buiten de weg gelegen, een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door hem gestelde regels:

 

2. Het vierde lid komt te luiden:

 

4. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

AK

 

Artikel 4:15, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

 

AL

 

Artikel 4:17 komt te luiden:

 

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

AM

 

Artikel 4:18, eerste lid, komt te luiden:

 

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

 

AN

 

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

AO

 

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

 

AP

 

Artikel 5:17, tweede lid, onder b, komt te luiden:

 

b. vanwege strijd met het geldend omgevingsplan.

 

AQ

 

Artikel 5:19 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het verbod van artikel 5:17, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Standplaatsenverordening en voor beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

 

2. Het tweede lid komt te vervallen.

 

3. Het derde lid wordt vernummerd naar het tweede lid.

 

AR

 

Artikel 5:20, eerste en tweede lid, komt te luiden:

 

1. In afwijking van artikel 1:2, houdt het college de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5:17 aan indien er geen grond is de vergunning te weigeren, en de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet is vereist.

2. De aanhouding duurt tot de dag waarop is beslist op de aanvraag om een omgevingsvergunning.

 

AS

 

Artikel 5:23, derde lid, komt te luiden:

 

3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

 

AT

 

Artikel 5:24, vierde lid onder b, komt te luiden:

 

b. binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

 

AU

 

Artikel 5:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

1. Het eerste lid komt te luiden:

 

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

 

2. Het vijfde lid komt te luiden:

 

5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

 

 

Artikel II

 

1. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. In afwijking van het eerste lid treedt onderdeel R van artikel I in werking op 1 april 2024.

 

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 31 januari 2024.

wnd. voorzitter,

mevrouw M.H. Schreurs

griffier,

drs. T.W. Zwemmer

Naar boven