Gemeenteblad van Almere
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2024, 549987 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2024, 549987 | beleidsregel |
Beleidsregel illegale aanwezigheid vuurwerk Almere 2024
Artikel 1. Begrippen en definities
In het kader van deze beleidsregel en bijlagen wordt onder de volgende begrippen en definities verstaan:
Professioneel vuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld in Categorie F4 of F3 van het Vuurwerkbesluit, alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in Categorie F2 van het Vuurwerkbesluit, en dat bij of krachtens dat besluit niet is aangewezen als vuurwerk, dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, alsmede een door de Minister aangewezen stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp, dan wel een stof of preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dat behoort tot een door de Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorie, voor zover die stof of dat preparaat of dat voorwerp of dat onderdeel van dat voorwerp kennelijk is bestemd of wordt gebruikt om voor vermakelijkheidsdoeleinden effecten te bewerkstelligen;
Illegaal vuurwerk: vuurwerk dat niet aan de daarvoor bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde eisen voldoet, daaronder begrepen het in Nederland brengen van, handel in, ter beschikking stellen van, opslag van, het vervaardigen van, het voorhanden hebben van, bewerken van en/of afsteken buiten toegestane tijden van vuurwerk;
Woning: een woning is een verblijf dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen met het daarbij behorende deel van de grond. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar bijvoorbeeld ook stacaravans, woonschepen, woonwagens, et cetera. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishoudelijke leven leidt;
Artikel 2. Handhavingsmaatregelen door het college van burgemeester en wethouders
Bij aangetroffen illegaal vuurwerk op een locatie kan het college van burgemeester en wethouders, afhankelijk van de gevaarzetting, ernst en aard van de overtreding een waarschuwing geven aan de overtreder/rechthebbende van die locatie, of bij ernstigere gevaarzetting een last onder dwangsom opleggen om herhaling van de overtreding(en) te voorkomen;
Bij herhaalde overtreding van bij of krachtens het Vuurwerkbesluit, Besluit bouwwerken leefomgeving en/of, Omgevingswet gestelde eisen op dezelfde locatie, waarbij eerder wegens aangetroffen illegaal vuurwerk een waarschuwing is afgegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, en die eerdere last onder dwangsom volledig is uitgewerkt, kan het college van burgemeester en wethouders de locatie tijdelijk sluiten op grond van artikel 17 Woningwet;
Indien het college toepassing geeft aan de in voorgaand lid, alsmede in artikel 6 en volgende van deze beleidsregel genoemde bevoegdheid, dan merkt het college van burgemeester en wethouders de situatie aan als een eerste keer. In dat geval past het college van burgemeester en wethouders bij de eerstvolgende herhaling van illegaal vuurwerk op de locatie de in tabel 1 t/m 4 van deze beleidsregel genoemde maatregel voor eerste herhaling toe door dan gelijk een dwangsom op te leggen of zelfs de locatie direct te sluiten, waar van toepassing;
Bij het afgeven van een waarschuwing, het opleggen van een last onder dwangsom en/of het sluiten van een locatie hanteert het college van burgemeester en wethouders de in Tabel 1 t/m 4 gegeven handhavingsmatrix en de daar weergegeven uitgangspunten voor hoogten van dwangsommen en lengten van sluitingstermijnen;
De handhavingsmatrix is gebaseerd op de indeling in algemene gevaarzetting, zoals verwoord in Lijst I t/m Lijst IV van Richtlijn strafvordering voor vuurwerkdelicten, waarbij geldt hoe hoger het lijstnummer, hoe groter de potentiële gevaarzetting voor gezondheid, veiligheid en leefbaarheid op of in de directe nabijheid van de locatie;
Van verzwarende omstandigheden, zoals bedoeld in lid 7, is in ieder geval sprake als de overtreder volgens de door de politie verstrekte gegevens, voorafgaand aan de eerste ontdekking op huidige locatie, eerdere vuurwerkovertredingen of vuurwerk gerelateerde overtredingen elders heeft begaan, waardoor de kans op herhaling op de huidige locatie groter is. Ook is hier in ieder geval sprake van als Stoffen en of voorwerpen die gepaard gaan met een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de volksgezondheid en/of de veiligheid wordt aangetroffen. Gedacht kan worden (niet limitatief) aan wapens als bedoeld in Wet wapens en munitie, het aantreffen van vals geld, gestolen goederen, overlast vanuit en rondom de locatie/pand/woning In geval van verzwarende omstandigheden kan de hoogte van de dwangsom met maximaal 50% worden verhoogd, alsmede de sluitingstermijnen met maximaal 4 weken worden verlengd;
Van verzachtende omstandigheden, zoals bedoeld in lid 7, is in ieder geval sprake als de vuurwerk overtreding door een minderjarige is gepleegd, die ten tijde van het plegen van de overtreding jonger dan 12 jaar was. De in tabel 1 t/m 4 genoemde dwangsomhoogten worden in dat geval met maximaal 50% verminderd, alsmede de sluitingstermijnen verminderd met maximaal 4 weken;
Bij de toepassing van in tabel 1 t/4 van deze beleidsregel genoemde sluitingstermijnen, maakt het college van burgemeester en wethouders omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid geen onderscheid in lengte van de sluitingstermijn tussen te sluiten woningen en niet-woningen (lokalen) of erven. Alle termijnen zijn namelijk van tevoren afgestemd op de (doorgaans kortere) sluitingstermijn voor sluiting van een woning.
Artikel 3. Samenloop van lijsten/vuurwerksoorten
In afwijking van het lid 1 en 2 past het college van burgemeester en wethouders bij aantreffen van illegaal vuurwerk uit lijst IV (geïmproviseerd vuurwerk), gelet op de ernstige gevaarzetting van dit soort vuurwerk, in elk geval altijd lijst IV/tabel 4 toe, ongeacht eventueel aangetroffen hoeveelheden/aantallen vuurwerk uit lagere lijsten;
Artikel 4. Mogelijkheid tot tijdelijke opheffing sluiting ex artikel 17 Woningwet
Elke betrokkene (gebruiker, eigenaar, huurder of anderszins rechthebbende) van de gesloten locatie, kan het college van burgemeester en wethouders gedurende een sluitingsperiode tussentijds schriftelijk verzoeken om tijdelijk in verband met (het voorkomen van verdere) calamiteiten of noodzakelijke onderhoudsactiviteiten, de sluiting tijdelijk te schorsen;
Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan verwijderen de Boa’s tijdelijk de verzegeling gedurende de periode van de tijdelijke opheffing. Aan het einde van de activiteiten wordt de locatie opnieuw verzegeld tot aan het einde van de opgelegde sluitingstermijn;
Artikel 5. Mogelijkheid tot matiging sluiting ex artikel 17 Woningwet
Het in lid 1 genoemde verzoek is niet mogelijk bij herhaalde sluiting, waarbij de verhuurder al verhuurder was. Dit geldt in het bijzonder als bijvoorbeeld bij een eerdere sluiting op dezelfde locatie al is ingestemd met een eerder verzoek tot matiging. In dat geval heeft namelijk het eerdere geaccepteerde plan van aanpak, zoals genoemd in lid 3, nieuwe overtredingen niet kunnen voorkomen;
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere in de vergadering van 3 december 2024
de secretaris,
A. van Mazijk
de burgemeester,
W.H.J.M. van der Loo
Het aantal waarnemingen van illegaal vuurwerk door toezichthouders van de gemeente Almere neemt toe. Door het illegaal voorhanden hebben, opslaan en/of handelen in en afsteken, of zelf bewerken van (zwaar) vuurwerk, ontstaat niet alleen een overtreding van het Vuurwerkbesluit, maar ook van diverse overtredingen van het Besluit bouwwerken leefomgeving, Omgevingswet en het Omgevingsplan.
Deze illegale activiteiten en gebruik zorgen voor een ernstige gevaarzetting qua gezondheid, veiligheid en leefbaarheid voor niet alleen de overtreder zelf, maar ook voor andere gebruikers van een pand of omliggende panden. Door bijvoorbeeld ondeskundige en onveilige opslag of gebruik is er ernstig verhoogd brand- en/of explosiegevaar. Dit is niet wenselijk.
Bij calamiteiten kan de onbekende aanwezigheid van zeer brandbaar en explosief illegaal vuurwerk zelfs een extra risico vormen voor te hulp schietende personen of hulpdiensten, indien zij niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van het vuurwerk. De brandweer zal bijvoorbeeld anders moeten blussen bij de aanwezigheid van explosief materiaal. En toegesnelde personen, weten niet dat zij een verhoogd risico lopen als zij hulp willen bieden, waardoor zij niet voldoende afstand kunnen bewaren.
Kortom, de aanwezigheid, het illegale gebruik en de handel in verboden vuurwerk is geheel onwenselijk. Waar mogelijk moet ingegrepen worden als zich zo’n verboden situatie voordoet of al heeft plaatsgevonden.
Het probleem is echter dat er geen eenduidige en duidelijke aanpak is vastgesteld. Dit komt in de eerste plaats door de verschillende organisaties (politie, openbaar ministerie, gemeenten), die erbij betrokken zijn, maar ook omdat er verschillende wettelijke grondslagen denkbaar zijn om het geconstateerde probleem aan te pakken. Om daar verandering in aan te brengen, is deze beleidsregel opgesteld. Doel is om bepaalde obstakels voor een integrale aanpak van de problematiek weg te nemen.
Allereerst constateert de politie vaak de overtredingen en rapporteert dit aan de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde. Bijvoorbeeld artikel 174a Gemeentewet (openbare orde handhaving door sluiting panden en erven) kan worden ingezet door de burgemeester om de situatie tegen te gaan als (ook) sprake is van een direct gevaar voor de openbare orde.
Echter, vaak is de noodzaak voor handhaving van de directe openbare orde al verdwenen, omdat het verboden vuurwerk altijd automatisch al in beslag genomen is door de politie bij constatering.
Ten tweede heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om via de Woningwet en/of Omgevingswet en Besluit bouwwerken leefomgeving ook:
Maar wanneer gebruik je welke maatregel?
Samenvattend, zijn er dus meerdere bestuursorganen (burgemeester of college) die elk voor zich meerdere wettelijke bevoegdheden kunnen gebruiken om gevaarzetting door illegaal vuurwerk tegen te gaan en herhaling daarvan te voorkomen.
De centrale vraag is: wanneer zet wie welke bevoegdheid in? Deze beleidsregel geeft antwoord op die vraag, voor zover het gaat om de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere.
1.2 Achtergrond; Strafrechtelijke én bestuursrechtelijke aanpak
De aanpak van illegaal vuurwerk begint bij de politie en het Openbaar Ministerie. Leidend voor de gemeentelijke bestuursrechtelijk aanpak is de Handreiking bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk van het Openbaar Ministerie (OM) van 14 augustus 2020. In deze Handreiking omschrijft het OM hoe en onder welke voorwaarden gemeentebestuurders geïnformeerd worden over locaties waar de vuurwerkregels overtreden worden.
Doel is om, naast de strafrechtelijke aanpak door politie en OM, in samenwerking met lokale bestuurders ook een bestuursrechtelijke aanpak mogelijk te maken om zo nieuwe situaties en gevaarzetting op de geconstateerde locatie te voorkomen. Een integrale aanpak dus. Hiervoor biedt deze beleidsregel een afwegingskader.
1.3.1 Soorten vuurwerk per Lijst
De Lijsten van de Richtlijn zijn naar soort vuurwerk ingedeeld.
Lijst II Lichter professioneel vuurwerk en niet gedefinieerd vuurwerk
Lijst III Specifieke soorten professioneel vuurwerk en niet gedefinieerd vuurwerk dat levensgevaarlijk is
Lijst IV Geïmproviseerd vuurwerk (vuurwerk zonder categorie dat zelf is aangepast of vervaardigd)
1.3.2 Samenloop van Lijsten/soorten vuurwerk
De in de handhavingsmatrix gebruikte tabelindeling is gebaseerd op de genoemde Lijsten en soorten vuurwerk. In de praktijk wordt vrijwel nooit 1 soort vuurwerk of vuurwerk uit 1 Lijst aangetroffen.
Er kan dan een samenloop van vuurwerkfeiten zijn. Uitgangspunt voor de te treffen maatregelen is dat in principe de Lijst met het zwaarste vuurwerk (en daarbij behorende dwangsomhoogten en sluitingstermijnen) wordt toegepast, tenzij aangetroffen feiten en omstandigheden concreet rechtvaardigen dat een lichtere Lijst wordt toegepast.
Als er bijvoorbeeld 26 kg vuurwerk van Lijst I wordt aangetroffen en een beperkt of kleinere hoeveelheden of aantallen van Lijst III, dan is Lijst I het uitgangspunt, tenzij de totale aantallen/hoeveelheden van alle soorten vuurwerk gezamenlijk toepassing van Lijst III rechtvaardigen.
Hetzelfde voorbeeld maar dan met een beperkt aantal individuele stuks vuurwerk van Lijst IV. (zelf geïmproviseerd vuurwerk). In dat geval gaat er een zodanige gevaarzetting van die zelf geproduceerde explosieven uit, dat dan juist wel de zwaarste Lijst (IV) dient te gelden.
Welke lijst wordt toegepast, is dus afhankelijk van de specifiek aangetroffen feiten en omstandigheden en de daarbij passende belangenafweging. De uiteindelijke keuze wordt in de feitelijke besluitvorming altijd nader gemotiveerd.
1.4 Achtergrond. Risico’s en gevaarzetting
De hiervoor genoemde Lijsten lopen op in mate van gevaarzetting. Hoe hoger de Lijst, hoe groter de potentiële gevaarzetting voor de leefbaarheid, gezondheid en veiligheid van betrokken en de directe leefomgeving. De gevaarzetting door illegaal vuurwerk is bijna in alle gevallen terug te leiden tot de hoeveelheid en de aard van aangetroffen vuurwerk. Dit heeft met name te maken met de aard van de toegepaste springstof.
Toegestaan consumentenvuurwerk gebruikt bijvoorbeeld alleen minder zwaar zwart buskruit en bovendien lagere hoeveelheden (tot maximaal 2,5 gram).
Niet toegestaan vuurwerk bevat vaak 5 tot 50 gram aan flitspoeder. Flitspoeder heeft de nare eigenschap om massa-explosief te zijn. Dit betekent dat als 1 stuk ontbrandt, overige aanwezige stukken ongewild gelijk ook (kunnen) ontbranden, waardoor een massa-explosie kan ontstaan.
Deze zwaardere hoeveelheden en andere soorten springstof komen vooral vanaf Lijst II en verder voor. De mate van gevaarzetting loopt dus op per Lijst, waarbij Lijst I (consumentenvuurwerk) de minste gevaarzetting kent en Lijst IV (geïmproviseerd vuurwerk) het meest onvoorspelbaar en gevaarlijk is.
Toegepast op deze beleidsregel, betekent dit dat de aard van de toegepaste sanctiemaatregelen op voorhand is afgestemd op de ernst en de aard van de overtreding. Een overtreding van de lichtere Lijst I krijgt in principe ook een lichtere maatregel opgelegd, dan een overtreding van de zwaardere Lijst IV en omgekeerd.
Opgemerkt wordt tot slot dat ook grote hoeveelheden van Lijst I (consumentenvuurwerk) bij elkaar een ernstige gevaarzetting kunnen opleveren. Immers, hoewel een individueel stuk vuurwerk uit deze categorie bij normaal gebruik weinig gevaar oplevert, is dit anders als grote hoeveelheden van dit vuurwerk ondeskundig of zonder de juiste voorzieningen en veiligheidsafstanden worden opgeslagen op een locatie.
1.5 Achtergrond. Waarom een beleidsregel?
Vuurwerkovertredingen werden met name aan het eind van het jaar ontdekt en waren beperkt in aantal. De reden is dat de politie dan vaak controleert. De vraag is of het opstellen van een beleidsregel dan noodzakelijk is? Het antwoord is ja.
Steeds meer vuurwerk, zoals (zwaar) knalvuurwerk is/wordt landelijk verboden. De verwachting is dat hierdoor juist steeds meer illegaal vuurwerk uit andere landen (België, Oost-Europa) wordt gehaald en opgeslagen, dat niet aan de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde eisen voldoet. Dat vuurwerk voldoet dan vaak niet aan de eisen die Nederland aan vuurwerk stelt en is onberekenbaar. Het zorgt er verder voor dat de periode van opslag niet meer beperkt is tot het eind van het jaar (voorheen de verkoopperiode). Immers, in feite kan men het hele jaar door vuurwerk via internet etc. in huis halen. Naar verwachting zal dus het aantal locaties, waar illegaal vuurwerk wordt opgeslagen, blijven stijgen.
Aanpak van de opslag voorkomt ook de uiteindelijke overlast. Ook het aantal overlastmeldingen door vuurwerk stijgt. Als vuurwerk eerder en meer in beslag wordt genomen en aanvullend ook bestuurlijke aanpak volgt om herhaling te voorkomen, dan heeft dat automatisch een effect op het afsteken van vuurwerk zelf.
Voor een goede en integrale bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak is het noodzakelijk dat wanneer de gemeente actie onderneemt tegen illegaal vuurwerk, deze aanpak juridisch de toets der kritiek kan doorstaan. Een beleidsregel geeft per soort situatie en bevoegdheid maatwerk en een afgewogen maatregel. Gelijke gevallen worden hierdoor ook daadwerkelijk gelijk behandeld. Het slagingspercentage van een succesvolle juridische procedure neemt hierdoor ook toe.
2. Mogelijke bestuursrechtelijke maatregelen
Deze beleidsregel kent afhankelijk van de gevaarzetting meerdere mogelijkheden voor het bestuur om bepaalde maatregelen te treffen bij geconstateerd illegaal vuurwerk. Het kan daarbij gaan om de volgende maatregelen, die toegepast kunnen worden:
Een sluiting van een pand op grond van artikel 17 Woningwet door het college, bij feitelijk herhaalde overtreding van de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving of omgevingsplannen;
2.1 Maatregel: De waarschuwing door het college
De waarschuwing door het college is de lichtste maatregel volgens de in deze beleidsregel gehanteerde handhavingsmatrix. Deze maatregel is vooral bedoeld om aan te geven richting de overtreder. Het heeft geen direct gevolg voor de overtreder. Een waarschuwing is vooral bedoeld voor overtreding bij Lijst I vuurwerk en heeft primair als doel om bewustwording bij de overtreder te scheppen en hem te informeren over de onmogelijkheden van de geconstateerde situatie. Niet iedereen weet bijvoorbeeld dat je als consument maar maximaal 25 kg voorhanden mag hebben/af mag steken. Enige coulance is dus in sommige gevallen op zijn plaats.
Een waarschuwing wordt alleen bij de eerste keer gegeven. Bij een volgende overtreding volgt wel een zwaardere maatregel, afhankelijk van de zwaarte van die herhaalde overtreding.
2.2. Maatregel: Last onder dwangsom door het college
Een iets zwaardere maatregel dan de waarschuwing, is de zogenaamde last onder dwangsom door het college. Dit houdt in dat de overtreder iets moet doen of nalaten binnen een bepaalde termijn. Doet hij dat niet of niet volledig, dan moet hij een geldbedrag betalen aan, in dit geval, de gemeente. Het opgelegde geldbedrag is afhankelijk van de aard, omvang en ernst en gevaarzetting van de overtreding.
Artikel 1A.1.3 en 1.2.2 Vuurwerkbesluit:
Artikel 1.2.2 stelt een verbod op het binnen Nederland brengen, opslaan, vervaardigen, voorhanden hebben, of verstrekken van professioneel vuurwerk, indien bestemd voor particulieren. Dit artikel richt zich op het beperken van particulier gebruik van professioneel vuurwerk en bevordert zo de veiligheid van de fysieke leefomgeving door te voorkomen dat ongetrainde individuen toegang hebben tot gevaarlijke vuurwerkcategorieën.
Artikel 4.3 en 4.21 Omgevingswet:
Artikel 6.3 en 6.4 Besluit bouwwerken leefomgeving:
Artikel 17 biedt de mogelijkheid om woningen of panden te sluiten wanneer herhaaldelijke overtredingen plaatsvinden die de omgeving of bewoners in gevaar brengen. Dit is relevant bij het aanpakken van illegaal vuurwerk in woningen, zoals bij opslag van grote hoeveelheden of het bezit van zwaar, professioneel vuurwerk dat aanzienlijke risico’s met zich meebrengt.
In dit kader wordt artikel 17 ingezet om panden waar overtredingen met vuurwerk de leefomgeving bedreigen, te sluiten. Denk hierbij aan situaties waarbij vuurwerk niet volgens de veiligheidseisen wordt opgeslagen, of wanneer er sprake is van gevaar voor brand of ontploffing. Een sluiting kan worden toegepast als minder ingrijpende maatregelen, zoals waarschuwingen of dwangsommen, onvoldoende blijken om de veiligheid en leefbaarheid te herstellen. Deze toepassing helpt zo bij het waarborgen van een veilige leefomgeving door proactief op te treden tegen vuurwerk gerelateerde risico’s.
Deze bepalingen vormen samen een juridisch kader dat zich richt op het minimaliseren van risico's bij het opslaan en gebruiken van vuurwerk en andere brandgevaarlijke materialen in de fysieke leefomgeving.
Daarnaast kunnen bepaalde vormen van opslag, zeker als er sprake is van illegale handel in vuurwerk, ook in strijd zijn met de gebruiksvoorschriften zelf van een bestemmingsplan/omgevingsplan. Ook dat kan dus als (aanvullende) grondslag voor een maatregel gelden.
2.2.2 Doel last onder dwangsom: Voorkomen van herhaling
In geval van illegaal vuurwerk is ongewenste directe gevaarzetting per definitie aanwezig. Opslag van vuurwerk moet bijvoorbeeld aan bepaalde afstandseisen voldoen of er moeten brandbestrijdingsvoorzieningen etc. aanwezig zijn. Bij particuliere opslag zijn deze voorzieningen/afstanden etc. er niet.
Het aangetroffen illegaal vuurwerk wordt altijd door de politie in beslag genomen. De directe gevaarzetting is daarmee in de meeste gevallen weggenomen. Een eventuele lastgeving onder dwangsom kan dus in de meeste gevallen niet gericht zijn op het wegnemen van de directe gevaarzetting.
Echter, de kans op herhaling van overtreding is door inbeslagname niet weggenomen. Vuurwerk heeft voor bepaalde personen een verslavend effect. Zij kopen jaar in jaar uit (Illegaal) vuurwerk en bij sommige personen is zelfs sprake van een feitelijke stoornis (met name bij de personen die zelf vuurwerk improviseren of vernielingen aanrichten). Een landelijk vuurwerkverbod heeft voor dit soort personen dus geen enkele remmende werking.
Bij vuurwerkovertredingen wordt de lastgeving daarom primair gericht op het voorkomen van herhaling van een nieuwe overtreding.
Of er kans is op herhaling, kan vooral blijken uit de door de politie aan te leveren informatie (bijvoorbeeld uit antecedenten (al dan niet vuurwerk gerelateerd), aangerichte vernielingen, maar ook uit de aard, ernst en hoeveelheid vuurwerk.
Voor dit laatste geldt voor toepassing van deze beleidsregel het algemene uitgangspunt dat hoe meer en hoe zwaarder het vuurwerk er wordt aangetroffen, hoe groter de kans dat herhaling van overtreding aannemelijk is. Immers, vaak is er bij zwaarder vuurwerk eerder sprake van een verslavingselement/gewoonte. In die laatste gevallen wordt dus een dwangsom ter voorkoming van herhaling opgelegd.
2.2.3 Vorm van dwangsom: ineens
Lasten onder dwangsom kunnen meerdere vormen (modaliteiten) hebben, bijvoorbeeld ineens, per overtreding of per tijdseenheid. In deze beleidsregel is gekozen voor de last onder dwangsom ineens om herhaling te voorkomen:
Een last onder dwangsom in het algemeen minder ingrijpend dan bijvoorbeeld de aanvullende mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding op grond van het (aangepaste) artikel 17 Woningwet een pand te sluiten. Door dus aan de voorkant minder ingrijpende en langer werkende last onder dwangsom op te leggen, die voor meerdere toekomstige overtredingen kan gelden, gaat hierdoor in de meeste gevallen voldoende dreiging uit om juist te voorkomen dat in een later stadium de vaak ingrijpendere stap van sluiting van een pand noodzakelijk wordt;
Aansluitend op het vorige punt: als in bepaalde specifiek gevallen een nog niet uitgewerkte dwangsom toch niet de gewenste bescherming tegen herhaling blijkt te bieden, dan kan deze (resterende) dwangsom altijd worden ingetrokken en alsnog de zwaardere sluiting worden opgelegd. Maatwerk blijft dus altijd mogelijk.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in de handhavingsmatrix genoemde aantallen overtredingen niet gelinkt zijn aan de jaarlijkse vuurwerk afsteekmomenten. Immers, zeker in de tijd van bestellingen via internet en landelijke vuurwerkverboden, is de aanwezigheid van vuurwerk buiten vaste verkooptijden/-perioden niet uitgesloten.
Daarnaast wordt een niet afgestoken deel van het vuurwerk vaak bewaard om bijvoorbeeld op speciale momenten (bijvoorbeeld verjaardag of huwelijk etc.) alsnog gedurende het jaar af te steken.
2.2.4 Op wie is een dwangsom van toepassing?
Een lastgeving onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan een overtreder. Wie overtreder is, bepaalt het te handhaven voorschrift. Dit betekent dat de oorspronkelijke overtreder niet opnieuw dezelfde overtreding mag veroorzaken. Anders verbeurt hij de opgelegde dwangsom. Bij de aanwezigheid van illegaal vuurwerk is in principe elke betrokken gebruiker/bewoner/huurder/eigenaar hoofdelijk aanspreekbaar en als overtreder aan te merken. Zorgplichten gelden bijvoorbeeld namelijk bijna altijd voor “een ieder”.
Bijvoorbeeld ook de ouders van de minderjarige overtreder, die nagelaten hebben de vuurwerkovertreding van hun minderjarige kind te voorkomen, kunnen worden aangesproken op overtreding van een zorgplicht. Zij zijn ook aan te merken als overtreder. Een last onder dwangsom wordt dan opgelegd aan alle gezinsleden gezamenlijk en individueel.
2.2.5 Geen verschil hoogte dwangsom tussen woning en niet-woningen (lokalen)
Voor de hoogte van de dwangsom maakt het niet uit of er sprake is van een woning of niet-woning. Anders dan bijvoorbeeld een sluiting, waarbij direct een gerechtvaardigde inbreuk op het woonrecht van betrokkenen, is de dwangsom objectneutraal.
Immers, relevante wet- en regelgeving maakt ook dit onderscheid niet. Het gebruikt bijvoorbeeld niet de indeling (woning-lokaal) maar spreekt van de algemene term bouwwerk.
Daarnaast worden zowel een woning, als een niet-woning gebruikt voor de illegale opslag van vuurwerk.
De hoogte van de in deze beleidsregel voorgeschreven dwangsommen is dus gelijk voor elk soort pand/erf en is omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid afgestemd op de doorgaans minder hoge dwangsom voor woningen.
2.3 Maatregel: Sluiting van een pand op grond van artikel 17 Woningwet door het college
Voorgaande maatregelen waren vooral bedoeld om lichte vormen van herhaling van de gevolgen van vuurwerkovertreding te voorkomen. Het college heeft de mogelijkheid om bij daadwerkelijke herhaling nog een stap verder te gaan. Het college kan namelijk op grond van artikel 17 Woningwet besluiten bij herhaalde overtreding van de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving, een pand en/of erf /terrein te sluiten als er naar haar oordeel sprake is van bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid.
Gelet op de gevaarzetting, die van illegaal vuurwerk uitgaat, is de bedreiging voor de leefbaarheid of gevaar voor de gezondheid of veiligheid vrijwel altijd aantoonbaar. Desondanks moet het college dit altijd per geval aantonen.
Afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de herhaalde vuurwerkovertreding, kan het college bij herhaalde overtreding, dan besluiten om over te gaan tot tijdelijke sluiting, waar bij de aard, ernst en omvang van die overtreding gekoppeld worden aan lengte van de sluitingstermijn door middel van de gekozen handhavingsmatrix (zie tabellen).
2.3.1 Tijdelijke schorsing na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet
Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet door het college gesloten vanwege herhaling, dan bestaat de mogelijkheid voor elke betrokkene om ná de eerste sluiting het college schriftelijk te verzoeken om de sluiting tijdelijk te schorsen. Dit kan onder de volgende voorwaarden.
Indien het college in kan stemmen met het verzoek, dan verbreken de gemeentelijke Boa’s de verzegeling en kan gedurende de akkoord bevonden periode het gesloten pand betreden worden om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Na deze periode wordt het pand opnieuw verzegeld tot het einde van de sluitingstermijn.
2.3.2 Opheffing sluiting na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet
Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet gesloten, dan bestaat de mogelijkheid voor niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder om het college schriftelijk te verzoeken om ná de feitelijke sluiting de sluitingsperiode permanent op te heffen onder de volgende voorwaarden:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-549987.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.