Gemeenteblad van Scherpenzeel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2024, 549763 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Scherpenzeel | Gemeenteblad 2024, 549763 | beleidsregel |
Beleidsregels Bijzondere bijstand en minimaregelingen 2025
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
referteperiode inkomen en vermogen: de periode van één kalendermaand voorafgaand aan de peildatum genoemd onder o bij wisselende inkomsten of inkomen uit zelfstandige arbeid bedraagt de referteperiode drie kalendermaanden voorafgaand aan de onder o genoemde peildatum. In deze situatie wordt voor de bepaling van het inkomen uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de referteperiode.
Bij een wijziging van het netto-inkomen van 20% of meer kan de draagkracht in de eerder vastgestelde draagkrachtperiode tussentijds worden aangepast. Op verzoek van belanghebbende kan bij verlaging van het inkomen een draagkracht altijd tussentijds worden beoordeeld en indien nodig worden aangepast.
Indien een aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend nadat de drie maanden als genoemd in het derde lid van dit artikel zijn verstreken, kan bijzondere bijstand toch worden toegekend onder voorwaarde dat de aanvraag is ingediend binnen uiterlijk 12 maanden nadat de kosten zijn opgekomen en de volgende situatie van toepassing is:
Artikel 6. Vorm van de bijstand
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de PW en indien de bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de PW, tenzij maatwerk wordt toegepast.
Artikel 8. Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen en eigen bijdrage rechtsbijstand
In het geval het college gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 55 Participatiewet belanghebbende te verplichten om een procedure te voeren en er geen toevoeging op grond van de Wrb is verleend, kan bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand worden verstrekt.
Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor de proceskosten van de tegenpartij in het geval dat de aanvrager wordt veroordeeld om deze kosten te betalen.
Artikel 9. Bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud van een uitwonende jongere
Bij verblijf in een inrichting van een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar die geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van levensonderhoud voor zover de inrichting daar niet in voorziet.
Voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van een zelfstandig wonende jongere van 18, 19 of 20 jaar uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij geen beroep kan doen op zijn ouders om redenen zoals genoemd in artikel 12 van de Participatiewet, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van levensonderhoud.
Artikel 10. Woonkostentoeslag bij huurwoning
Woonkostentoeslag voor een huurwoning:
indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
indien belanghebbende een woning bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag wordt, mits er geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, een woonkostentoeslag verstrekt. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een woning zou wonen waarvan de huur gelijk is aan de maximale huurgrens als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag en belanghebbende wel huurtoeslag zou hebben ontvangen.
De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan personen (in huurwoning) met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking, als de hoofdbewoner die woning nodig heeft voor het uitoefenen van zijn/haar beroep, of voor een korte tijd beroep doet op de bijstand, tenzij er sprake is van bedrijfsbeëindiging.
Artikel 11. Woonkostentoeslag bij zelf bewoonde koopwoning
Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:
bij bepaling van de hoogte van de woonkostentoeslag wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een huurwoning met gelijke woonkosten zou wonen en huurtoeslag zou ontvangen.
indien belanghebbende een woning bewoont waarbij de woonkosten het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (de maximale huurgrens) overschrijden, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag vastgesteld op de woonkosten minus de huurlasten zoals deze zouden gelden als belanghebbende in een huurwoning zou wonen waarvan de huur gelijk is aan de maximale huurgrens en belanghebbende wel huurtoeslag zou hebben ontvangen.
De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan personen (woning in eigendom) met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking, als de hoofdbewoner die woning nodig heeft voor het uitoefenen van zijn/haar beroep, of voor een korte tijd beroep doet op de bijstand, tenzij er sprake is van bedrijfsbeëindiging.
Artikel 13. Kosten van verhuizing en stofferingskosten
In beginsel is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor de kosten van de eerste huur over de lopende maand en de daarmee verband houdende administratiekosten, transportkosten verband houdende met een verhuizing en de kosten voor het opknappen van de woning. Deze kosten behoren tot de algemene kosten van bestaan.
Bijzondere bijstand kan aan belanghebbende om niet verleend worden voor de kosten van de eerste huur over de lopende maand en de daarmee verband houdende administratiekosten, transportkosten verband houdende met een verhuizing en de kosten voor het opknappen van de woning wanneer deze redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten en er geen geldlening mogelijk is waarmee volledig in de kosten kan worden voorzien.
Artikel 15. Toeslag alleenstaande ouder (ALO-kop)
Alleenstaande ouders met ten laste komende kinderen (jonger dan 18 jaar) die geen aanspraak hebben op verhoging van het kindgebonden budget met de alleenstaande ouder-kop hebben recht op een inkomensaanvulling van 20% van de gehuwdennorm indien aan een van onderstaande voorwaarden wordt voldaan. Afstemming van de uitkering vindt plaats op basis van artikel 18 lid 1 Participatiewet.
Artikel 16. (Para)medische kosten
De Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zijn passende en toereikende voorliggende voorzieningen als bedoeld in artikel 15 van de PW. Kosten die onder deze regelingen vallen, maar waarvoor geen (volledige) vergoeding wordt gegeven, komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Personen die zich niet aanvullend kunnen verzekeren of waarvan de inning van de premie via het CAK loopt kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als vergoeding van noodzakelijke medische kosten niet vallen onder de basisverzekering. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de vergoedingen zoals deze worden gegeven bij deelname aan het Optimaal Aanvullend 2 pakket van de collectieve zorgverzekering.
Indien de nalatenschap van de overledene onvoldoende opbrengt en er geen sprake is van een voorliggende voorziening in de vorm van bijvoorbeeld een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering, kan in de kosten van de begrafenis of crematie aan de nabestaanden, ieder voor het eigen aandeel in deze kosten, bijzondere bijstand worden verleend.
Artikel 19. Kosten beschermingsbewind, curatele en mentorschap
In het geval bijzondere bijstand wordt gevraagd voor een hoger bedrag dan de bedragen overeenkomstig de Regeling Beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren dient om vaststelling en goedkeuring van de toezichthoudende kantonrechter te worden gevraagd, waaruit blijkt dat de rechter deze hogere beloning heeft vastgesteld.
Geen bijzondere bijstand is mogelijk voor bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering en het Besluit salaris bewindvoerder schuldsanering gelden bij de uitvoering van de WSNP als toereikende voorliggende voorzieningen.
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor reiskosten voor bezoek aan een gedetineerd gezinslid, een verpleegd of verzorgd gezinslid, een uit huis geplaatst kind, voor een psychische of (para)medische behandeling en/of voor kinderen in het voorgezet onderwijs en de Internationale schakelklas (ISK).
In afwijking van lid 3 wordt, indien de reis vanwege gezondheidsredenen van de aanvrager niet met het openbaar vervoer afgelegd kan worden, de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigen vervoer. Dit bedrag is gelijk aan de onbelaste reiskostenvergoeding van de Belastingdienst.
Reiskosten voor bezoek aan een gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien de gedetineerde behoort tot het gezin van de belanghebbende, in een gesloten inrichting verblijft en geen recht heeft op verlof. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal één keer per dag.
Reiskosten voor bezoek aan een verpleegde/verzorgde die tijdelijk is opgenomen komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien de verpleegde/verzorgde behoort tot het gezin van de belanghebbende. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie van maximaal 1 keer per dag tenzij bijzondere omstandigheden bijzondere bijstand op basis van een hogere frequentie noodzakelijk maken.
Reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind komen voor bijzondere bijstand in aanmerking indien het kind behoort tot het gezin van de belanghebbende. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op een bezoekfrequentie die aan de hand van de rechterlijke bezoekregeling is opgesteld. Indien er geen rechterlijke bezoekregeling is opgesteld wordt de bijzondere bijstand in beginsel vastgesteld op een bezoekfrequentie van 1 keer per 2 weken.
Reiskosten van kinderen van en naar het voorgezet onderwijs en de Internationale schakelklas komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als het volgen van onderwijs buiten de woonplaats noodzakelijk is en voor zover deze kosten niet bekostigd kunnen worden uit het inkomen en er geen (toereikende) voorliggende voorziening is. De afstand van huis naar school wordt vastgesteld met inachtneming van het gestelde in de verordening Leerlingenvervoer gemeente Scherpenzeel.
Artikel 22. Reiskosten statushouders
In afwijking van lid 5 wordt, indien de reis vanwege gezondheidsredenen van de aanvrager niet met het openbaar vervoer afgelegd kan worden, de vergoeding vastgesteld op basis van het aantal kilometers volgens de kortste route per eigen vervoer. Dit bedrag is gelijk aan de onbelaste reiskostenvergoeding van de Belastingdienst.
De statushouder die in aanmerking komt voor bijzondere bijstand voor reiskosten is zelf verantwoordelijk voor het bijhouden van de reiskosten en moet op verzoek een overzicht van deze kosten overleggen of een door de docent getekende presentielijst. De controle op de ingediende declaraties kan steekproefsgewijs geschieden.
Artikel 23. Kinderopvang sociaal-medische indicatie
Bij het beoordelen of sprake is van een sociaal medische indicatie zoals bedoeld in dit artikel, wordt voorafgaande aan een eventuele toekenning van enige tegemoetkoming indien nodig advies ingewonnen over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een onafhankelijke en voldoende professionele organisatie met voldoende adequate deskundigheid zoals de GGD of een gelijkwaardige instantie.
Artikel 24. Omvang en duur van de tegemoetkoming Kinderopvang SMI
Indien het college dit noodzakelijk acht vindt verlenging van de tegemoetkoming plaats. Verlenging vindt alleen plaats indien de ouder(s) heeft meegewerkt of in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen. De verlenging van de tegemoetkoming kan eenmalig worden verleend voor ten hoogste 6 maanden.
Artikel 25. Collectieve zorgverzekering
De bijdrage is voor inwoner(s) met een laag inkomen en weinig vermogen. Een belanghebbende heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de PW en een vermogen tot de grens genoemd in artikel 34, derde lid van de PW. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde inkomen gedurende de referteperiode gehanteerd.
De hoogte van de gemeentelijke bijdrage in de premie van de aanvullende verzekering is afhankelijk van het door de belanghebbende aangevraagde pakket. De tegemoetkoming bedraagt € 10,00 voor pakket 1, €15,00 voor pakket 2 en €25,00 voor pakket 3. De gemeente betaalt deze bijdrage rechtstreeks aan de zorgverzekeraar.
Artikel 26. Bijdrage maatschappelijke participatie
Het college kan aan belanghebbende een vergoeding verstrekken voor deelname aan culturele, educatieve, recreatieve, sociale of sportieve activiteiten. Hieronder vallen onder meer de kosten voor verenigingsactiviteiten, de kosten van het lidmaatschap van de Openbare Bibliotheek Scherpenzeel of de speel-o-theek, de kosten van een museumjaarkaart, de kosten voor een zwemabonnement voor het zwembaden Scherpenzeel, muziekles, zwemles, recreatief zwemmen of losbezoek zwembad, krantenabonnement en bijdrage in kosten dierenarts.
De bijdrage is voor inwoner(s) met een laag inkomen en weinig vermogen. Een belanghebbende heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de PW en een vermogen tot de grens genoemd in artikel 34, derde lid van de PW. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde inkomen gedurende de referteperiode gehanteerd.
De gemeente kan achteraf controleren of het geld besteed is aan de daarvoor bedoelde activiteiten. De bewijsstukken moeten bewaard worden tot drie maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar. Als de bijdrage niet doelmatig besteed is, dan kan de verstrekte bijdrage (deels) worden teruggevorderd.
Artikel 27. Tegemoetkoming Eigen Risico
De bijdrage is voor inwoner(s) met een laag inkomen en weinig vermogen. Een belanghebbende heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de PW en een vermogen tot de grens genoemd in artikel 34, derde lid van de PW. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde inkomen gedurende de referteperiode gehanteerd.
Artikel 28. Schoolkostenregeling
Het college kan aan belanghebbende een tegemoetkoming voor indirecte schoolkosten verstrekken voor ten laste komende schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Indirecte schoolkosten zijn kosten voor schrijfgerei en schriften, schooltas, vrijwillige ouderbijdrage, schoolreisje en excursie, materiaalkosten, huur kluisje, fiets of gymkleding.
De bijdrage is voor inwoner(s) met een laag inkomen en weinig vermogen. Een belanghebbende heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de PW en een vermogen tot de grens genoemd in artikel 34, derde lid van de PW. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde inkomen gedurende de referteperiode gehanteerd.
De gemeente kan achteraf controleren of het geld besteed is aan de daarvoor bedoelde activiteiten. De bewijsstukken moeten bewaard worden tot drie maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar. Als de bijdrage niet doelmatig besteed is, dan kan de verstrekte bijdrage (deels) worden teruggevorderd.
Artikel 29. Lening voor laptop
De lening is voor inwoner(s) met een laag inkomen en weinig vermogen. Een belanghebbende heeft een laag inkomen als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantiegeld zoals bepaald in artikel 21, lid b en artikel 22, lid b van de PW en een vermogen tot de grens genoemd in artikel 34, derde lid van de PW. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde inkomen gedurende de referteperiode gehanteerd.
Het college kan op grond van artikel 4:84 van de Awb in zeer bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien de toepassing daarvan onevenredig is in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 3 december 2024.
R. ‘t Hoen
secretaris
M.C. Teunissen-Willemsen
burgemeester
Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 Participatiewet. Voor de verstrekking van bijzondere bijstand is het niet noodzakelijk dat de belanghebbende algemene bijstand ontvangt. Ook als belanghebbende beschikt over een ander inkomen, dat niet toereikend is om bepaalde uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan te voldoen, kan een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand. De draagkracht is dan van belang. Draagkracht kan zitten in het inkomen, maar ook in het vermogen.
De bijstandsnorm is in principe voldoende voor de algemene noodzakelijke bestaanskosten.
Als een belanghebbende in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor hij (incidenteel) hogere kosten heeft dan waarin de algemene bijstand voorziet, kunnen burgemeester en wethouders bijzondere bijstand verstrekken, rekening houdend met de draagkracht.
Geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
De beleidsregel geeft een aantal algemene kaders aan, zoals de draagkrachtsystematiek en de aanvraagtermijn. Daarnaast worden enkele veel voorkomende vormen van bijzondere bijstand behandeld. Ook wordt (niet limitatief) aangegeven in welke gevallen bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt.
In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen. De bepalingen behoeven geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Bij het verstrekken van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van belanghebbende. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen welk deel van het vermogen en inkomen van de belanghebbende boven de bijstandsnorm bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen (artikel 35, eerste lid van de Participatiewet). Daarbij zijn de vrijlatingen zoals die gelden voor de algemene bijstand niet zonder meer van toepassing.
Bij het bepalen van de bijstandsnorm is er in deze beleidsregel voor gekozen geen rekening te houden met de kostendelersnorm. De reden hiervoor is dat berekening van de draagkracht van niet-bijstandsgerechtigden hiermee makkelijker wordt. Daarbij kan een belanghebbende bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, vaak niet delen.
Berekening van de norm is inclusief vakantietoeslag.
Het inkomensbegrip kan voor de uitvoering van de bijzondere bijstand als uitgangspunt gelijk zijn aan het inkomensbegrip voor de beoordeling van de algemene bijstand. In artikel 32 van de Participatiewet is omschreven wat inkomsten zijn. In artikel 31 van de Participatiewet wordt omschreven welke inkomsten voor de vaststelling van de algemene bijstand niet meetellen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde belastingkortingen, gemeentelijke premies voor arbeidsinschakeling en inkomsten van minderjarige kinderen. Het is consequent om in het geval van bijzondere bijstand in het algemeen dezelfde lijn te volgen.
Een opmerking moet echter worden gemaakt bij de inkomstenvrijlating uit deeltijdarbeid op grond van artikel 31, tweede lid onder n van de Participatiewet en de inkomensvrijlating uit deeltijdarbeid op grond van artikel 31, tweede lid onder y van de Participatiewet. Deze vrijlatingen zijn nadrukkelijk gekoppeld aan het ontvangen van algemene bijstand en de veronderstelling dat deze premie bijdraagt aan uitstroom uit de algemene bijstand dan wel stimulering om arbeid in loondienst te verrichten. Bij het verlenen van bijzondere bijstand aan een persoon die algemene bijstand (met deze vrijlating) ontvangt, kan deze vrijlating wel buiten beschouwing blijven.
In artikel 33, vijfde lid van de Participatiewet is bepaald, dat bij de algemene bijstand aan personen die pensioengerechtigd zijn een gering bedrag aan particuliere pensioenuitkering buiten beschouwing wordt gelaten. Bij de draagkrachtbepaling voor de bijzondere bijstand blijft dit bedrag eveneens buiten beschouwing.
Voor inwoners met een lopend schuldtraject geldt het inkomen zoals feitelijk beschikbaar is na aftrek van de reservering voor schuldeisers. Dit geldt eveneens voor die situaties waarin beslag gelegd is op het inkomen. Dit volgt uit een uitspraak van de CRvB inzake draagkracht en beslag.
Bij het vaststellen van de draagkracht blijft het inkomen van de minderjarige kinderen buiten beschouwing. Daarmee is artikel 31 lid 2h van de Participatiewet niet van toepassing.
Ook de Individuele Inkomenstoeslag blijft buiten beschouwing. Deze toeslag is bedoeld voor minima die al enkele jaren van een minimum inkomen moeten rondkomen. De ervaring leert dat de IIT hard nodig is om ‘gaten’ te vullen. De Studietoeslag wordt wel in aanmerking genomen. De reden daarvoor is dat dit een inkomensmaatregel is.
Voor een aantal kostensoorten geldt dat alle inkomen boven 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm tot de draagkracht wordt gerekend. Dit geldt voor kosten die in beginsel tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren.
Het begrip vermogen kan worden afgeleid uit artikel 34, eerste lid onder a van de Participatiewet en artikel 34, tweede lid onder a van de Participatiewet.
Voor het vaststellen van draagkracht in vermogen blijft een door belanghebbende bewoonde woning in eigendom buiten beschouwing.
De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld. Uit administratieve overweging wordt uitgegaan van de eerste dag van de maand. Hebben de kosten zich in een eerder kalenderjaar voorgedaan dan de aanvraag is gedaan, dan is dus het moment waarop de kosten zich voordeden relevant voor het bepalen van het draagkrachtjaar.
De draagkrachtperiode wordt voor de verschillende inkomenscategorieën anders vastgesteld. Voor bijstandsgerechtigden geldt dat de draagkrachtperiode geldt voor de duur dat diegene een bijstandsuitkering ontvangt. Voor deze groep is het inkomen en vermogen immers standaard lager dan de geldende grenzen. Voor AOW gerechtigden geldt dat zich vrijwel nooit wijzigingen in inkomen en vermogen voordoen. Daarom geldt voor deze groep dat de draagkracht wordt vastgesteld totdat zich eventueel een wijziging in het inkomen of vermogen voordoet. Voor alle overige situaties geldt een periode van 12 maanden.
In beginsel geldt de draagkracht voor de vastgestelde draagkrachtperiode. Dit geeft rechtszekerheid aan de belanghebbende. In een enkel geval komt het voor dat tijdens deze periode het inkomen en/of vermogen zodanig stijgt, dat dit rechtvaardigt dat de draagkracht tussentijds herzien wordt.
Het college zal bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand zich steeds de volgende vier vragen van artikel 35 van de wet moeten stellen, in onderstaande volgorde:
Artikel 44 eerste lid van de PW verbiedt bijstandsverlening tegen een eerdere datum dan de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Met het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht moet echter als het gaat om bijzondere bijstand niet te rigide omgegaan worden. In de aard van de bijzondere omstandigheden, waardoor het recht op bijzondere bijstand is ontstaan, kan immers besloten liggen dat een aanvraag indienen voordat de kosten opkomen niet (goed) mogelijk is. Voorkomen moet worden dat door het vasthouden aan het verbod op bijstandsverlening met terugwerkende kracht, de functie van de bijzondere bijstand wordt uitgehold. Daarom hanteren we de periode van drie maanden in dit artikel. Rekening houdend met de doelstellingen van de bijzondere bijstand is het redelijk om deze periode, waarbinnen een aanvraag toch nog gehonoreerd kan worden, te hanteren.
Artikel 6. Vorm van de bijstand
Leenbijstand is aan de orde als de belanghebbende op termijn over middelen gaat of kan beschikken waarmee in de kosten van de aanvraag voldaan kan worden. Die middelen kunnen bijvoorbeeld vastzitten in een onverdeelde boedel na een scheiding, in een onverdeelde nalatenschap of een bancair tegoed dat niet meteen beschikbaar is. Het begrip “op korte termijn” hoeft niet al te krap te worden geïnterpreteerd; de verdeling van een onverdeelde boedel kan immers wat tijd in beslag nemen.
Als de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de eigen voorziening in het bestaan, wordt bijstand als lening toegekend.
Omdat de belanghebbende een waarborgsom weer terug zal ontvangen, wordt bijstand hiervoor als lening verstrekt. Als belanghebbende huur vooruit moet betalen en hij daar zelf niet toe is staat is, kan bijstand worden verleend (als de noodzaak vaststaat). Deze bijstand heeft ook de vorm van een lening, omdat de belanghebbende nadien alsnog over inkomen gaat beschikken met betrekking tot de periode waarop ook de huur betrekking heeft.
De maandelijkse aflossingen en eventuele kwijtschelding van verleende leenbijstand word conform het debiteurenbeleid voor de Participatiewet c.s. van de gemeente vastgesteld.
Artikel 7. Betaling van de bijzondere bijstand
De periodieke bijzondere bijstand wordt (zo mogelijk) gelijk met de algemene bijstand maandelijks verstrekt. De eenmalige bijzondere bijstand kan met een tussentijdse betaling worden verstrekt. Als het zinvol is, kan de bijzondere bijstand ook rechtstreeks aan derden worden overgemaakt. Dit kan het geval zijn als de bijstand bedoeld is voor een concrete aanschaf bij die derde, of als het om enigerlei reden handiger is om de betaling niet via de belanghebbende te laten lopen. Ook kan hiermee worden voorkomen, dat de bijzondere bijstand uiteindelijk niet wordt besteed om de bijzondere kosten te voldoen waarvoor deze is aangevraagd en toegekend.
Artikel 8. Bijzondere bijstand bij inkomensafhankelijke regelingen en eigen bijdrage rechtsbijstand
Het komt voor dat voor specifieke regelingen ook een (relatief geringe) eigen bijdrage verschuldigd is bij een inkomen op bijstandsniveau. Te denken valt bijvoorbeeld aan gefinancierde rechtsbijstand of een eigen bijdrage Wmo of Wlz. Als de overheid die de regeling heeft ingesteld van mening is dat ook bij een minimum inkomen een eigen bijdrage moet worden voldaan, is het niet de bedoeling dat deze beleidskeuzes worden gerepareerd door bijzondere bijstand.
Het gaat dan om kosten die kunnen worden voldaan de algemene bijstandsnorm. Ook kan soms de redenering worden gevolgd, dat het gaat om (weliswaar incidenteel voorkomende) algemene kosten. Daarvoor hoeft geen bijzondere bijstand te worden verleend.
Uitzondering op bovenstaande zijn de kosten van eigen bijdrage voor rechtsbijstand door een advocaat, griffiekosten en overige bijkomende kosten. Uit vaste jurisprudentie volgt dat bij een toevoeging op grond van de Wet voor rechtsbijstand (Wrb) de noodzaak van deze kosten vaststaat en dat de kosten niet redelijkerwijs uit een inkomen op bijstandsniveau voldaan kunnen worden.
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.
Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):
Als de belanghebbende heeft nagelaten eerst gratis rechtshulp te vragen aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen en daardoor niet in aanmerking komt voor verlaging van de eigen bijdrage, wordt desalniettemin op de bijzondere bijstand een verlaging toegepast die gelijk is aan de korting die belanghebbende anders zou hebben ontvangen.
Artikel 9. Bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud van een zelfstandig wonende jongere
Jongeren van 18, 19 en 20 jaar die in een inrichting verblijven zijn volgens artikel 13 lid 2 Participatiewet uitgesloten van het recht op algemene bijstand. In principe moeten zij voor zak- en kleedgeld een beroep doen op de ouders. Als op de onderhoudsplicht van de ouders geen beroep kan worden gedaan om redenen zoals genoemd in artikel 12 Participatiewet is het mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de bijstandsnorm voor belanghebbenden beneden de 21 jaar, genoemd in artikel 20 Participatiewet. Alleen jongeren van wie de ouders niet in staat zijn om bij te dragen in het onderhoud van het kind of niet wensen bij te dragen vanwege bijvoorbeeld een verstoorde relatie kunnen in aanmerking komen voor deze vorm van bijzondere bijstand. Zo mogelijk wordt deze bijstand op de ouders verhaald (artikel 62 onder c Participatiewet). De eventuele draagkracht in het inkomen wordt volledig in aanmerking genomen (alles boven de bijstandsnorm).
De landelijke bijstandsnormen voor jongeren beneden de 21 jaar (artikel 20 Participatiewet) zijn gelijkgesteld aan de hoogte van de kinderbijslag. Dit betekent dat de jongere met een bijstandsuitkering in dezelfde mate een beroep op de onderhoudsplicht van de ouders moet doen als de jongere die geen recht op bijstand heeft en van wie de ouders voor hem kinderbijslag ontvangen. Als de jongere aantoonbare hogere kosten heeft (bijvoorbeeld kosten van zelfstandige huisvesting, als die noodzakelijk is) moet hij ook daarvoor een beroep doen op de onderhoudsplicht van de ouders. Als op de onderhoudsplicht van de ouders geen beroep kan worden gedaan om redenen zoals genoemd in artikel 12 Participatiewet is het mogelijk bijzondere bijstand te verlenen.
Bij de beoordeling van een aanvraag van aanvullende bijzondere bijstand door een jongere zal dus allereerst beoordeeld moeten worden of de meerkosten inderdaad noodzakelijk zijn en in hoeverre de ouders een bijdrage kunnen leveren. Als de jongere hogere bestaanskosten heeft die niet noodzakelijk zijn is er geen reden om aanvullende bijzondere bijstand te verstrekken. Niet iedere jongere die ervoor kiest om zelfstandig te gaan wonen kan een recht op (bijzondere) bijstand claimen. Een eigen keuze om (vroegtijdig) zonder voldoende middelen zelfstandig te gaan wonen, dient niet op de gemeente te worden afgewenteld.
Als de ouders financieel niet in staat zijn om bij te dragen in de noodzakelijke extra bestaanskosten van de jongere, bijvoorbeeld omdat zij zelf bijstandsafhankelijk zijn, is bijzondere bijstand mogelijk. Hetzelfde geldt als de ouders hun onderhoudsplicht weigeren na te komen en de relatie zodanig verstoord is dat de jongere redelijkerwijs de onderhoudsplicht niet kan effectueren. In dit geval kan de bijzondere bijstand eventueel (het moet geen gevaar opleveren voor het kind) wel op de ouders worden verhaald.
Bijzondere bijstand zal in zijn algemeenheid dus worden verstrekt wanneer jongeren wegens een verstoorde relatie met de ouders niet meer thuis kunnen wonen en daardoor hogere noodzakelijke bestaanskosten hebben dan andere jongeren.
Aangenomen moet worden dat de jongere in deze situatie dezelfde noodzakelijke bestaanskosten heeft als iemand van 21 jaar, die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeert.
De bijzondere bijstand wordt daarom bepaald op het verschil tussen de hoogte van de algemene bijstand die de jongere in zijn situatie zou hebben ontvangen als hij 21 jaar zou zijn geweest, en de bijstandsnorm voor een 18, 19 of 20-jarige. Deze aanvulling wordt verstrekt inclusief vakantietoeslag.
Het kan zijn, dat de jongere wel eigen inkomsten heeft hoger dan zijn jongerennorm voor de algemene bijstand. Deze eventuele draagkracht in het inkomen wordt volledig in aanmerking genomen (alles boven de bijstandsnorm). Als dit niet gebeurt, verkeert deze jongere immers in een voordeliger situatie dan een persoon van 21 of 22 jaar met algemene bijstand.
Artikel 10. Woonkosten bij huurwoning
Bijzondere bijstand voor de woonkosten van een huurwoning is soms mogelijk. Hiervoor bestaat immers wel een voorliggende voorziening van de huurtoeslag als de maximale huurgrens niet wordt overschreden en het verzamelinkomen niet te hoog is. Bij een huurwoning is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan de gemiste huurtoeslag.
De Wet op de huurtoeslag is in relatie tot bijzondere bijstand aan te merken als een voorliggende voorziening. Dit betekent dat wanneer bepaalde groepen, zoals belanghebbenden jonger dan 23 jaar, kamer- of etagehuurders uitgesloten zijn voor huurtoeslag, er ook geen recht bestaat op bijzondere bijstand. Er dient, nu er geen vaststaand toetsingsinkomen voor huurtoeslag geldt, altijd een proefberekening gemaakt te worden op de website van de belastingdienst om eventueel recht op huurtoeslag te berekenen.
In de situatie dat de woonlasten boven de maximale huurgrens liggen, is het mogelijk om tijdelijk bijzondere bijstand te verstrekken voor de huur tot de maximale huurgrens. Het meerdere aan huur komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Aan belanghebbenden met een hogere huur dan de maximale huurgrens wordt een verhuisverplichting opgelegd. Eventueel kan de bijzondere bijstand voor zes maanden worden verlengd, mits zij voldoende inspanning hebben geleverd om aan deze verplichting invulling te geven.
Voorwaarde is dat bij het betrekken van de dure woning de bijstandsafhankelijkheid redelijkerwijs niet voorzienbaar moet zijn geweest.
Artikel 11. Woonkosten bij koopwoning
Woonkostentoeslag voor de woonlasten van een eigen woning is soms mogelijk. Hiervoor bestaat immers de voorliggende voorziening van de huurtoeslag niet.
Alvorens overgegaan kan worden tot het toekennen van bijzondere bijstand, moet wel de noodzaak van de kosten vaststaan. Het is niet vanzelfsprekend, dat de gemeente via langdurige (extra) bijstand de gelegenheid geeft om een eigen woning aan te houden. Als de belanghebbende naar een huurwoning kan verhuizen, waarvan hij de huur kan betalen of waarvoor hij een huurtoeslag kan krijgen, is er immers geen noodzaak.
De woonkostentoeslag voor een eigen woning wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag. Het verschil met een huurwoning is de bepaling van de woonkosten.
De aflossing van de hypotheek en daarmee vergelijkbare betalingen worden niet als woonkosten meegenomen omdat de aflossing leidt tot vermogensvorming. Als voor de woning enige andere tegemoetkoming wordt ontvangen dan wordt deze van de woonkosten afgetrokken. Het totale bedrag aan subsidiabele woonkosten is dan uitgangspunt voor de bepaling van bijzondere bijstand.
De draagkracht in het inkomen boven de bijstandsnorm wordt voor 100% in aanmerking genomen.
Indien in de woning meer vermogen zit dan de vrijlating genoemd in artikel 34 lid 2 onder d Participatiewet wordt de bijzondere bijstand als lening verstrekt met toepassing van artikel 8, eerste lid.
Opgemerkt zij, dat de belanghebbende over de betaalde hypotheekrente en periodieke erfpachtcanon veelal een belastingteruggaaf ontvangt of kan ontvangen. Als de belanghebbende de teruggaaf maandelijks ontvangt, moet hier bij de vaststelling van de bijzondere bijstand al rekening worden gehouden. Wel moet aan de hand van de belastingaangifte en de belastingaanslag achteraf nog worden bepaald, of met het juiste bedrag rekening is gehouden. Zo nodig dient er correctie (en terugvordering) plaats te vinden. Als de belanghebbende de teruggaaf in zijn geheel pas achteraf regelt met zijn belastingaangifte, dient er eveneens correctie (en terugvordering) plaats te vinden.
Artikel 12. Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen
Volgens artikel 51 Participatiewet kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verstrekt in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van bijstand om niet. Onder bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand voor deze kosten worden verstrekt.
In beginsel bestaat voor de aankoop, vervanging of reparatie van duurzame gebruiksgoederen geen recht op bijzondere bijstand. De kosten van de aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen zijn algemene bestaanskosten. Tijdige reservering uit inkomen, individuele inkomenstoeslag en vakantiegeld is in overeenstemming met de gedachte dat de belanghebbende in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor de voorziening in de kosten van zijn bestaan. Daarnaast kunnen duurzame gebruiksgoederen op afbetaling worden aangekocht.
Onder bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in de vorm van een lening worden verstrekt.
Voor statushouders die zich uit het AZC voor het eerst vestigen in de gemeente op grond van de taakstelling geldt dat zij niet hebben kunnen reserveren.
Bij volledige woninginrichting wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op 40% van de kosten van een inventarispakket naar huishoudtype van de Nibud prijzengids. Uitgangspunt hierbij is dat bij een (volledige) inrichting een deel tweedehands kan worden aangeschaft via overname van derden of kringloopwinkel.
Artikel 13. Kosten van verhuizing en stofferingskosten
Dit artikel geeft de mogelijkheid om een tegemoetkoming te verlenen in de kosten van een noodzakelijke verhuizing. Deze situatie kan zich voordoen als gevolg van een opgelegde verhuisverplichting als woonkostentoeslag is verstrekt. Ook medische en sociale omstandigheden kunnen de oorzaak zijn van de noodzaak tot verhuizing. Het besluit maatschappelijke ondersteuning van de gemeente kent een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. De Wmo geldt als voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand. Bij een afwijzing van een aanvraag voor tegemoetkoming in de verhuiskosten door de WMO dienen de afwijzingsgronden meegewogen te worden bij de beoordeling van de bijzondere bijstand. Omdat de Wmo de gevallen van medische noodzaak geacht wordt af te dekken, zal bij bijstandsverlening de aandacht eerder gericht zijn op sociale redenen.
Bij verhuizing naar een eigen woning (koopwoning) wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Veelal zal de belanghebbende dan vanuit de verkoop van de te verlaten woning middelen beschikbaar hebben (gehad).
Onder stofferingskosten wordt verstaan de kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.
Uit jurisprudentie blijkt dat bijstand voor verhuiskosten en stofferingskosten niet als lening mag worden verstrekt.
Artikel 14. Overbruggingsuitkering
Doordat de bijstand voor levensonderhoud achteraf wordt betaald, kan een aanvrager in de periode tot de eerste reguliere uitbetaling van bijstand te maken krijgen met een financieel tekort. In principe staat de eigen verantwoordelijkheid in deze situatie voorop.
In bijzondere gevallen is een overbruggingsuitkering echter mogelijk, bijvoorbeeld bij de huisvesting vanuit een asielzoekerscentrum of huisvesting van een ex-gedetineerde zonder inkomsten of vermogen. De overbruggingsuitkering wordt alleen verstrekt als de aanvrager recht heeft op een uitkering en niet beschikt over inkomsten uit arbeid of andere uitkering.
De overbruggingsuitkering moet niet worden verward met een voorschot, zoals opgenomen in artikel 52 van de PW. Een voorschot wordt bij wijze van voorschot algemene bijstand in de vorm van een renteloze geldlening, zolang het recht op algemene bijstand nog niet is vastgesteld en wordt bij de eerste reguliere uitbetaling van de bijstand verrekend. Met een voorschot wordt het financieel probleem in de tijd vooruitgeschoven, maar niet opgelost.
De overbruggingsuitkering is bedoeld om de aanvrager te verzekeren van voldoende middelen tot aan de eerste reguliere uitbetaling van de bijstand. Als bijstand wordt verleend voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, dan is de overbruggingsuitkering algemene bijstand en hiermee geen bijzondere bijstand. De overbruggingsuitkering kan dan ‘om niet’ worden verstrekt, op grond van artikel 48 Participatiewet, lid 1.
Artikel 15. Toeslag alleenstaande ouder (ALO-kop)
Met de invoering van twee bijstandsnormen t.w. de norm gehuwden( 2 x 50%= 100%) en de norm alleenstaanden ( 70%) is de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders ( 90%) komen te vervallen. Ter compensatie ontvangen alleenstaande ouders in het algemeen een extra verhoging van het kindgebonden budget met de alleenstaande ouder-kop. Recht op de verhoging hebben ongehuwde alleenstaande ouders die zelfstandig een huishouden voeren met tenminste een ten laste komend kind.
De Belastingdienst die de verhoging toekent gaat uit van de situatie zoals die o.a. in het BRP staat vermeld. Is de betrokkenen gehuwd, en woont de partner elders, dan is er geen recht op de verhoging van het kindgebonden budget. Kortom niet de feitelijke situatie is bepalend, maar de burgerlijke staat, en of er al dan niet een toeslagpartner op hetzelfde adres staat ingeschreven.
In de voorwaarden zoals die in dit artikel worden omschreven is er geen recht op de verhoging van het kindgebonden budget terwijl men feitelijk een alleenstaande ouder is.
Verschenen jurisprudentie o.a. ECLI:NLCRVB:2019:1380, ECLI:NL:CRVB:2018:1618 en een brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 12 februari 2018 ( kenmerk 2018-0000010825) met als omschrijving ‘monitor alleenstaande ouders, ALO-kop en bijzondere bijstand’ verplichten de gemeenten min of meer de bijstand op grond van artikel 18 lid 1 Participatiewet af te stemmen.
De verhoging is 20% van de norm gehuwden inclusief vakantietoeslag. Omdat het een inkomensvoorziening betreft wordt de bijstand uitbetaald als algemene bijstand. Om te voorkomen dat de toeslag (negatieve) gevolgen heeft voor de overige toeslagen wordt de verhoging bij terugwerkende kracht uitbetaald als onbelaste bijzondere bijstand.
Artikel 16. (Para)medische kosten
De Zorgverzekeringswet (Zvw) met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering vormen in beginsel een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen. Al deze noodzakelijke zorg wordt opgenomen in de basisverzekering. De zorgverzekeraars die de Zorgverzekeringswet uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. De stelregel is dat alleen kosten die in de basisverzekering zijn opgenomen noodzakelijk zijn.
Naast de basisverzekering zijn er aanvullende verzekeringen. De aanvullende verzekering betreft een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Uitgangspunt is dat mensen hierin hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zorg kost geld. Daar moeten mensen zich van bewust zijn.
In het tweede lid wordt het wanbetalersregime zorgpremie genoemd. Bij een betalingsachterstand van de zorgverzekeringspremie van zes maanden komt de verzekerde in het wanbetalersregime. Het gaat hier om de bestuursrechtelijke premieheffing Zorgverzekeringswet (Bronheffing). De Bronheffing bestaat voor een deel uit vervangende premie voor de basisverzekering en voor een deel uit een boete.
De Bronheffing is bedoeld als drukmiddel om tot een schuldregeling te komen bij de zorgverzekeraar voor een (oude) premieachterstand. In de Bronheffing zelf zit geen aflossingscomponent. Gedurende de tijd dat de verzekerde in het wanbetalersregime zit, is het niet mogelijk een aanvullende zorgverzekering af te sluiten.
Artikel 17. Extra stookkosten, waskosten (bewassing) en kledingslijtage en chronisch zieken en gehandicapten medische kosten
De extra kosten voor verwarming (stookkosten) komen voor vergoeding in aanmerking als hiervoor een medische noodzaak bestaat. Sommige personen moeten hun woning door ziekte, handicap of ouderdom extra verwarmen. Daardoor hebben zij een hoger gasverbruik dan gemiddeld.
In de Nibud-prijzengids staat het gemiddelde gasverbruik van bepaalde woningen vermeld. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7% toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1 graad hoger wordt gezet. De gemiddelde kamertemperatuur ligt tussen de 18°C en 22°C. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand gaan we uit van een verhoging van de temperatuur met gemiddeld 2 graden. Dit komt dus neer op 14% van de gemiddelde stookkosten per jaar. Hierbij is het van belang na te gaan in wat voor type woning de aanvrager woont. De toegekende bijzondere bijstand moet gezien worden als een tegemoetkoming in de extra verwarmingskosten. Het heeft niet als doel om de meerkosten geheel te compenseren.
De hoogte van de bijzondere bijstand voor extra waskosten en kledingslijtage wordt bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids. De gemeente zal op basis van het medisch advies en eventuele aanvullende informatie van de klant moeten nagaan wat het totaal aan te verwachte kosten is per jaar.
De indicatie voor de extra stookkosten, was-kosten en kledingslijtage wordt gesteld door een medisch adviseur. Een medische noodzaak of indicatie dient te worden aangevraagd bij een organisatie zoals bijvoorbeeld JPH-consultants die op aanvraag onafhankelijk medisch advies afgeeft. In de rapportage van de adviseur zal de geldigheidsduur van het advies moeten worden opgenomen. Voor de bijzondere bijstand geldt een toekenningsperiode van een jaar. Daarnaast dient ook bewijsstukken te worden overlegd zoals jaarafrekeningen (water/elektra) of bonnen van was- en bewassingskosten van minstens 3 jaar terug. Hiermee kan aantoonbaar worden vastgelegd dat door de medische noodzaak sprake is van meerkosten.
De kosten van een uitvaart komen voor bijzondere bijstand in aanmerking voor zover deze kosten voor belanghebbende noodzakelijk zijn en niet kunnen worden betaalt uit het inkomen en vermogen (de draagkracht). Het erfrecht of (indien aanwezig) een testament bepaalt wie belanghebbende is en voor welk aandeel in de totale kosten. Om dit te bepalen is een verklaring van erfrecht vereist.
Artikel 19. Kosten beschermingsbewind, curatele en mentorschap
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.
Wanneer gespreide betaling achteraf en reservering uit het inkomen niet mogelijk zijn, kan éénmalig bijzondere bijstand voor een babyuitzet in de vorm van een lening worden verstrekt.
Voor de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij het basispakket babyuitzet (kleding en verzorging) van de Nibud-prijzengids en de inrichting van een babykamer. Dit bedrag mag naar eigen keuze worden besteed.
De reiskosten voor deelname aan het algemeen maatschappelijk verkeer zijn algemene kosten die uit een inkomen op bijstandsniveau voldaan kunnen worden. Als sprake is van noodzakelijke reiskosten die niet vallen onder het algemeen maatschappelijk verkeer, dan kunnen deze eventueel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
Kosten die verband houden met het verkrijgen of behouden van werk behoren te worden betaald uit het Participatiebudget en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Uitzondering op bovenstaande zijn reiskosten voor bezoek aan een gedetineerd gezinslid, een verpleegd of verzorgd gezinslid, aan een uit huis geplaatst kind, of voor een psychische of medische behandeling.
Een vereiste hierbij is dat de gedetineerde, verpleegde of het kind tot de familie in de eerste graad van de belanghebbende behoort.
Op grond van artikel 17 van de wet hebben belanghebbende de plicht om informatie te verschaffen aan het college. In combinatie met artikel 53a lid 6 mag een onderzoek ingesteld worden naar de gegevens die noodzakelijk zijn voor het verlenen van de bijstand. Dat geldt ook voor het vaststellen of een behandeling medisch noodzakelijk is. Hiervoor gebruiken we de minst ingrijpende manier zoals het opvragen van een afsprakenkaart.
Ook reiskosten voor het bezoeken van voortgezet onderwijs of de Internationale schakelklas kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt voor het bepalen van de kortste route de ANWB-routeplanner gebruikt.
Aangesloten wordt bij het geldende tarief van de onbelaste kilometervergoeding van de Belastingdienst.
Artikel 22. Reiskosten statushouders
Normaal gesproken wordt iedere burger geacht eventuele reiskosten zelf te bekostigen uit middelen voor levensonderhoud. Reiskosten worden zogezegd gezien als algemene kosten en niet als bijzondere kosten. Statushouders hebben meestal een inkomen op bijstandsniveau en in bijna alle situaties is een lening voor inrichtingskosten verstrekt. Door de aflossing op deze lening is er geen financiële ruimte in de middelen voor levensonderhoud om zelf de reiskosten te betalen die gepaard kunnen gaan met het volgen van een inburgeringscursus. Ook kan gesteld worden dat de hier bedoelde reiskosten bijzonder zijn, in die zin dat niet iedere burger vanwege een inburgeringsplicht te maken krijgt met deze (extra) kosten.
Om te voorkomen dat statushouders geen taalscholing c.q. een inburgeringscursus volgen omdat zij de reiskosten naar de onderwijsinstelling niet kunnen dragen, is in deze beleidsregels vastgelegd dat statushouders voor deze specifieke reiskosten individuele bijzondere bijstand kunnen aanvragen. Ook de kinderen van een statushouder die (naast regulier onderwijs) extra taallessen moeten volgen, komen in aanmerking voor deze vergoeding.
Artikel 23. Kinderopvang sociaal-medische indicatie (SMI)
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 24. Omvang en duur van de tegemoetkoming Kinderopvang SMI
Onder lid 3 van dit artikel is opgenomen dat verlenging van de tegemoetkoming alleen plaatsvindt als de ouder(s) in voldoende mate meewerkt (of meewerken) aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen. Elke situatie is anders en ook hier is maatwerk vereist. Naar aanleiding van de aanvraag moet, voordat de tegemoetkoming wordt verleend, vooraf afspraken met de ouders worden gemaakt. Op basis van deze afspraken kan worden gemonitord of die worden nagekomen en of een verlenging in voorkomende gevallen gewenst en/of nodig is.
Artikel 25. Collectieve zorgverzekering
De gemeente kan bijdragen in de premie van de aanvullende zorgverzekering door middel van een korting. Indien belanghebbende voor een andere aanvullende verzekering heeft gekozen of indien belanghebbende geen aanvullende verzekering heeft afgesloten, wordt, wanneer dit leidt tot een lagere dan wel geen vergoeding, het verschil met de vergoeding van de collectieve aanvullende verzekering niet middels bijzondere bijstand gecompenseerd.
Artikel 26. Bijdrage maatschappelijke participatie
Er wordt per jaar een budget beschikbaar gesteld, waarbinnen belanghebbenden zelf keuzes kunnen maken.
Artikel 27. Tegemoetkoming Eigen Risico
De gemeente wil personen met hoge zorgkosten en een laag inkomen tegemoetkomen in de zorgkosten en beidt de mogelijkheid om eenmaal per jaar een tegemoetkoming aan te vragen voor hun verbruikte wettelijk eigen risico. Indien het eigen risico volledig is aangewend, kan door de gemeente het maximale bedrag van € 210,00 worden toegekend. Concreet betekent dit dat altijd een bedrag van € 175,00 (per persoon) voor eigen rekening komt.
Artikel 28. Schoolkostenregeling
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 29. Lening voor laptop
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Het college kan op grond van artikel 4:84 van de Awb in zeer bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien de toepassing daarvan onevenredig is in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.
Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-549763.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.