Gemeenteblad van Berg en Dal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2024, 549343 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Berg en Dal | Gemeenteblad 2024, 549343 | beleidsregel |
Eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2018
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berg en Dal,
Gelezen het voorstel van 17 december 2024,
Gelet op bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2023,
Vast te stellen de eerste wijziging van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2018.
De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Berg en Dal 2018 worden als volgt gewijzigd:
De verwijzing ‘Gelet op:’ naar de Verordening en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2018 voor wat betreft de regels voor bijdrage in de kosten van opvang en beschermd wonen wordt aangepast naar de Verordening en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Nijmegen 2024 voor wat betreft de regels voor bijdrage in de kosten van opvang en beschermd wonen
Als al het voorgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van hulp bij het huishouden zodat weer een adequaat huishouden gevoerd kan worden. Adequaat een huishouden voeren is echter een zeer subjectief begrip waarop een ieder eigen normen en waarden hanteert. Om dit te objectiveren en zo beter de noodzaak voor een maatwerkvoorziening te kunnen vaststellen en met name ook het aantal uren/minuten dat nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden te bepalen, is het normenkader van adviesbureau HHM een passende richtlijn. In jurisprudentie over hulp bij het huishouden wordt het normenkader van adviesbureau HHM over de ontwikkelde normtijden en frequentie aanvaard. Hiervoor verwijzen wij naar bijlage 4. Richtlijn indicatiestelling huishoudelijke hulp gemeente Berg en Dal 2024.
Voor het normenkader opgenomen in de beleidsregels als bijlage 4. Richtlijn indicatiestelling huishoudelijke hulp gemeente Berg en Dal 2024 geldt een overgangstermijn.
Voor inwoners waarbij vanaf 1 januari 2025 een herindicatie nodig is op grond van verslechterde omstandigheden, wordt een overgangsperiode aangehouden van 3 maanden wanneer de omvang van de geïndiceerde zorg volgens het nieuwe normenkader tot en met 1,5 uur lager wordt vastgesteld en 6 maanden wanneer de omvang van de geïndiceerde zorg volgens het nieuwe normenkader meer dan 1,5 uur lager wordt vastgesteld.
In geval van een heroverweging op grond van artikel 2.3.9 Wmo 2015, wordt een overgangsperiode aangehouden van 3 maanden wanneer de omvang van de geïndiceerde zorg volgens het nieuwe normenkader tot en met 1,5 uur lager wordt vastgesteld en 6 maanden wanneer de omvang van de geïndiceerde zorg volgens het nieuwe normenkader meer dan 1,5 uur lager wordt vastgesteld.
Aldus besloten in vergadering van 17 december 2024,
De secretaris,
E.W.J. van der Velde
De burgemeester,
mr. M. Slinkman
Bijlage 4. Richtlijn indicatiestelling huishoudelijke hulp gemeente Berg en Dal 2024
In dit document wordt een richtlijn gegeven op basis waarvan huishoudelijke hulp geïndiceerd kan worden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een richtlijn, waarbij indien nodig alle basisactiviteiten geïndiceerd worden. Van de normen wordt afgeweken indien de situatie van de cliënt hier aanleiding toe geeft. Uitgangspunt is dat de hulpvraag van de cliënt centraal staat, rekening houdend met onder andere de gezondheids- en leefsituatie. Het gaat te allen tijde om het leveren van maatwerk, zodat een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid van de cliënt geleverd wordt zonder dat hierbij de verantwoordelijkheid voor het eigen huishouden van de cliënt wordt overgenomen.
Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden. In deze richtlijn verstaan we er een schoon en leefbaar huis onder. We maken een onderscheid tussen HH1 en HH2. HH1 voorziet in eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden. Naast die werkzaamheden is er bij HH2 sprake van ondersteuning in de vorm van regievoering over het huishouden. Van dit laatste is sprake als iemand geen of onvoldoende regie over het eigen huishouden kan voeren en er geen sociaal netwerk aanwezig is dat op adequate wijze regie kan voeren.
Een ieder kan wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen; men moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en de daartoe leidende gang/trap. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar geven.
Dit gaat om uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden voor de in gebruik zijnde ruimtes, waarbij de inwoner zelf, of met behulp van het sociaal netwerk, de regie voert. De inwoner kan zelf (of met behulp van het sociaal netwerk) aangeven wat er moet gebeuren. Taken die onder deze vorm van huishoudelijke hulp vallen zijn (voor zover nodig) afnemen nat en droog, stofzuigen en dweilen, gordijnen en binnenzijde ramen wassen, bed verschonen, keuken en sanitair schoonmaken, opruimen.
Dit is de tijd die de hulpen per bezoek besteden aan aankomst en vertrek, administratie bij de cliënt, sociale interactie met de cliënt en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, het gaat dus niet om reistijd of niet-cliëntgebonden tijd.
Het gaat om het klaarzetten van de broodmaaltijd(en) en het opwarmen van de warme maaltijd. Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van het bereiden van de warme maaltijd. Het aansporen tot het nuttigen van een maaltijd valt niet onder de huishoudelijke hulp, maar respectievelijk onder begeleiding (Wmo) en persoonlijke verzorging (Zorgverzekeringswet). In onderstaande figuur is schematisch weergegeven wanneer hulp bij de maaltijden onder welke wet valt.
Iedere inwoner dient te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en strijken. Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.
Dit heeft betrekking op boodschappen die nodig zijn voor de dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen.
Het gaat om verzorging van gezonde kinderen die tot het gezin behoren. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen. Zijn ouders hier niet volledig toe in staat, dan kan de gemeente tijdelijke ondersteuning (niet: volledige overname) bieden totdat een andere oplossing gevonden is. Het gaat om dagelijkse, gebruikelijke hulp voor gezonde kinderen in geval van ontwrichting of calamiteiten. Het betreft activiteiten als wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, een maaltijd voorbereiden en toezicht houden. Ook problemen op het gebied van mobiliteit, zoals het begeleiden van kinderen naar school vallen eronder.
Hierbij wordt altijd uitgegaan van het waar mogelijk combineren van activiteiten. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. maaltijd bereiden, kinderen naar bed of school brengen), het aantal minuten eenmaal telt en niet per persoon.
Dagelijkse organisatie huishouden (regievoering)
Dit gaat om de uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de inwoner niet (of onvoldoende) zelf de regie voert en er geen sociaal netwerk aanwezig is dat op adequate wijze regie kan voeren. Met adequaat wordt hier bedoeld dat de huishoudelijke hulp voldoende aangestuurd wordt om de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten. De inwoner is niet in staat om aan te geven wat er moet gebeuren door bijvoorbeeld psychische klachten, psychiatrische aandoening (waaronder psycho-geriatrisch, dementie) en/of psychosociale problematiek en/of een visuele handicap of een verstandelijke beperking. Er kan dan dagelijkse organisatie van het huishouden ingezet worden. Hierbij gaat het om de organisatie van huishoudelijke activiteiten (bepalen wat wanneer moet gebeuren) en het plannen en beheren van middelen (zorgen dat schoonmaakmiddelen op voorraad zijn).
Advies, instructie en voorlichting, gericht op het huishouden
Het gaat om het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden. Er valt onderscheid te maken tussen tijdelijk aanleren en structureel adviseren:
Meldt een inwoner (cliënt) zich met een vraag, dan voert het college een onderzoek uit. De procedure rondom melding is vastgesteld in de verordening Wmo en Jeugdwet. Tijdens het onderzoek wordt samen met de cliënt zijn/haar vraag en situatie verkend conform artikel 2.3.2 Wmo 2015. Hierbij komt aan de orde:
Wat zijn de mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht of middels gebruikelijke hulp de zorgvraag (gedeeltelijk) weg te nemen? Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheden van de cliënt om zich te bewegen, waaronder bukken en het opheffen van de armen. Dit bepaalt mede welke bijdrage de cliënt kan leveren aan het eigen huishouden. Denk bijvoorbeeld ook aan de mentale mogelijkheden van de cliënt: overziet hij wat er moet gebeuren en is hij in staat om in actie te komen? Daarnaast: hoe leerbaar is de cliënt?
Is de ondersteuningsvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan worden de mogelijkheden verkend om met een maatwerkvoorziening een oplossing voor de hulpvraag te vinden. De cliënt kan dan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn. Ook kan de cliënt kiezen of hij de ondersteuning in natura wil ontvangen of als een persoonsgebonden budget (pgb).
HOOFDSTUK 3. Gebruikelijke hulp
In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van de term ‘gebruikelijke hulp’, in het CIZ-protocol (2006) wordt uitgegaan van de term ‘gebruikelijke zorg’. In deze richtlijn spreken we van ‘gebruikelijke hulp’, waar we onder verstaan: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten, partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid gemeenschappelijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden.
Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die gemeenschappelijk een woning bewoont. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.
Gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van bijvoorbeeld sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling en de wijze van inkomensverwerving.
3.1 Uitzonderingen bij typen leefsituaties
Bij een aantal bijzondere typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het toepassen van gebruikelijke hulp:
Leef- en woongemeenschappen: de cliënt kan hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
3.2 Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Heeft een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen dat de betreffende taken niet door diegene uitgevoerd kunnen worden, dan vallen die taken voor de betreffende huisgenoot of partner niet onder gebruikelijke hulp.
Het college onderzoekt altijd of een leefeenheid door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.
Wanneer partner of huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd.
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding doet niets af aan het verplichtende karakter van gebruikelijke hulp.
Wanneer de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie worden gesteld op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het overlijden van de andere partner/ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Gaat het om een terminale situatie, dan is het belangrijk om in overleg met de huisgenoten te bepalen wat draagbaar is. In deze situaties wordt onderzocht in hoeverre ‘gebruikelijke hulp’ haalbaar is.
Voor de toepassing van gebruikelijke hulp geldt dat er altijd van afgeweken kan worden met het oog op het bieden van maatwerk.
Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Als uitgangspunt geldt dat indien de huisgenoot van een zorgvrager vanwege werk fysiek niet aanwezig is, hiermee rekening gehouden wordt wanneer het om aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; bijvoorbeeld offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland. Wanneer iemand aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen van huis is, is er in die periode feitelijk sprake van een eenpersoonshuishouden en kan er geen gebruikelijke hulp worden geleverd.
In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan wordt ervan uitgegaan dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
Kinderen tussen 5 en 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand doen. Bij een 5-jarige kan het er bijvoorbeeld om gaan dat hij zelf zijn kopje op het aanrecht zet.
Van een meerderjarige gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een eenpersoonshuishouden zijn:
Van de 18-23 jarigen wordt verwacht dat zij eventueel jongere gezinsleden opvangen, verzorgen en begeleiden als zij hiertoe in staat worden geacht.
Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke hulp. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd. Het gaat dan om een kortdurende indicatie, waarin de noodzakelijke huishoudelijke vaardigheden worden aangeleerd.
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte.
De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind:
Bij uitval van één van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.
De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
HOOFDSTUK 4. Uitgangspunten voor huishoudelijke hulp
4.1 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk
(Zie ook Hoofdstuk 3. Gebruikelijke hulp)
Onder een leefeenheid wordt verstaan: ‘alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren’. De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden, met inbegrip van het bevorderen en in stand houden van gezondheid, levensstijl en de wijze waarop de huishouding wordt gevoerd. De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden. Huishoudelijke hulp is er als aanvulling op de eigen mogelijkheden.
Wonen mensen zelfstandig samen op een adres en delen ze gemeenschappelijke ruimten (bv. woongroepen, kamerverhuur, meerdere generaties in een huis), dan veronderstellen we in principe dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van één van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. Eventuele huishoudelijke hulp wordt dan alleen verstrekt voor de eigen woonruimte van de zorgvrager.
4.2 Particuliere huishoudelijke hulp kan voorliggend zijn
Als cliënten al langere tijd particuliere hulp hebben, en zij na het ontstaan van beperkingen Hulp bij het huishouden aanvragen, kan sprake zijn van de volgende situaties:
Wanneer er in de financiële situatie van de aanvrager iets veranderd is (bijvoorbeeld verlies van baan ten gevolge van een beperking) waardoor de aanwezige particuliere huishoudelijke hulp niet gecontinueerd kan worden, kan aanspraak gemaakt worden op de voorziening hulp bij het huishouden. Is de situatie niet gewijzigd dan gaan we ervan uit dat de beperkingen in het voeren van de huishouding voldoende gecompenseerd zijn.
Indien een cliënt al een particuliere hulp heeft, maar meer hulp nodig is, dan dient de totale zorgbehoefte van de cliënt te worden bepaald conform de criteria zoals in deze richtlijn aangegeven. Hier wordt de particuliere hulp op in mindering gebracht die al in het huishouden aanwezig is. Voor het aantal overblijvende uren kan een positief advies voor hulp bij het huishouden worden afgegeven. Indien de particuliere hulp stopt om welke reden dan ook, en de hulpvraag blijft bestaan, kan er, indien de aanvrager niet zelf een particuliere huishoudelijke hulp kan vinden, alsnog een beroep gedaan worden op de Wmo.
We gaan uit van het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Dit betekent dat we daar waar mogelijk stimuleren dat de cliënt zelf huishoudelijke activiteiten uit blijft voeren.
Wanneer bepaalde aandoeningen die de oorzaak vormen voor de huishoudelijke beperkingen naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, wordt in de regel geen Hulp bij het huishouden toegekend. Huishoudelijke hulp kan in een dergelijke situatie immers anti-revaliderend werken. Wel kan huishoudelijke hulp naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is (met toestemming van de cliënt) afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie(advies) heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
4.4 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen
Er wordt geen huishoudelijke hulp toegekend als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen.
Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine, droger of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van hulp.
4.5 Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke hulp
Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke hulp als:
Voorwaarde is dat de cliënt en/of een meerderjarige huisgenoot zelf de regie heeft over het huishouden en deze regie kan uitvoeren. Is dit niet het geval dan kan het nodig zijn om ondersteuning te leveren in de dagelijkse organisatie van het huishouden.
4.6 Normen onderliggend aan toekenning
De volgende normen zijn onderliggend bij de toekenning van huishoudelijke hulp:
Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning leidt in principe niet tot de toekenning van extra ondersteuning. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. De cliënt wordt geacht zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten. De inrichting van de woning is namelijk een keuze waar de cliënt invloed op kan uitoefenen.
Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke hulp.1 Huishoudelijke hulp beperkt zich tot de binnenzijde van de wooneenheid.
Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke hulp.2 Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.
HOOFDSTUK 5. Toelichting op normenkader
In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd die toegekend kan worden. In hoofdstuk 6 wordt dit weergegeven voor de basisactiviteiten en in hoofdstuk 7 voor de aanvullende activiteiten.
Het gaat hierbij nadrukkelijk om een richtlijn, met als doel om uniformiteit na te streven. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en als die situatie erom vraagt dan wordt van onderstaande richtlijn afgeweken. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen. Dit kan alleen als gemotiveerd aangegeven wordt waarom de verhoging of verlaging noodzakelijk is. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt om hiervan af te wijken, dit voorgaat op de richtlijn.
Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Onder een gemiddelde situatie wordt verstaan:
Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding.
De fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.
Beperkingen en belemmeringen van de cliënt die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:
Het aantal personen en leeftijd van leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet persé extra inzet nodig. Dit is bijvoorbeeld wel het geval als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp).
De aanwezigheid van een kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.
Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door meer vervuiling extra inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente komen. Eventuele extra inzet omvat niet de verzorging van huisdieren.
Extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Zie hiervoor ook 4.7 ‘Inrichting woning’ over wat hierin van een cliënt verwacht wordt.
Een grote woning kan, maar hoeft niet per sé meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer vergt wel extra tijd.
HOOFDSTUK 6. Normenkader basisactiviteiten
6.2 Frequentie structurele basisactiviteiten
6.3 Frequentie incidentele basisactiviteiten
6.4 Normtijden (structurele en incidentele) basisactiviteiten
6.5 Meerfactoren basisactiviteiten
In principe kan 20-30 minuten max. 3 maal per week extra geïndiceerd worden als sprake is van de volgende factoren meerhulp:
HOOFDSTUK 7. Normenkader aanvullende activiteiten
7.4 Verzorgen van minderjarige kinderen
7.5 Dagelijkse organisatie van het huishouden
7.6 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
HOOFDSTUK 8. Verantwoording totstandkoming richtlijn
De gemeenten in de regio Nijmegen vinden het belangrijk om een goed onderbouwde richtlijn te hanteren voor de indicatiestelling van huishoudelijke hulp. Daarom hebben we bureau HHM gevraagd om een normenkader te leveren met als doel: komen tot een richtlijn die reëel, passend en objectief onderbouwd is. Bureau HHM heeft in 2019 een dergelijk normenkader ontwikkeld, dat in principe voor alle gemeenten toepasbaar kan zijn.
Op 10 december 20183 is een uitspraak door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gedaan inzake normtijden voor huishoudelijke hulp. Dit leidde tot een belangrijke conclusie, die in eigen woorden als volgt samen te vatten is:
Gemeenten die een richtlijn inzake huishoudelijke hulp willen overnemen, kunnen kiezen uit ofwel het indicatieprotocol dat het CIZ in 2006 heeft opgesteld, ofwel het normenkader dat KPMG en HHM ontwikkeld hebben voor de gemeente Utrecht. Beide richtlijnen zijn door de CRvB beoordeeld als onafhankelijk en deugdelijk: “Daarbij is door expertinbreng, metingen van de tijdsbesteding per schoonmaakactiviteit en interviews met cliënten over de schoonmaakwerkzaamheden geobjectiveerd onderzoek verricht naar welke concrete activiteiten voor het bereiken van basishygiëne verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden.”2
Kiest een gemeente voor één van beide richtlijnen, dan mag niet afgeweken worden van de normen zoals gehanteerd in deze richtlijnen. Wil een gemeente op onderdelen afwijken van de normtijden of onderliggend beleid, dan moet hier opnieuw een objectief en deugdelijk onderzoek aan ten grondslag liggen, uitgevoerd door een onafhankelijke derde. Wil een gemeente een geheel eigen richtlijn (met eigen beleid en normtijden) ontwikkelen, dan geldt daarvoor hetzelfde.
Op basis van deze uitspraak hebben we onderzoeksbureau HHM betrokken bij ons proces om tot een richtlijn te komen voor de lokale/regionale situatie. We hadden al een conceptrichtlijn4 ontwikkeld en HHM heeft vervolgens: 1) getoetst op welke punten deze richtlijn afwijkt van het onderzoek bij gemeente Utrecht, 2) het normenkader geleverd voor de activiteiten. HHM heeft als basis hiervoor het onderzoek van de gemeente Utrecht gebruikt evenals het onderzoek dat HHM uitgevoerd heeft voor de gemeente Amsterdam. Het onderzoek voor de gemeente Amsterdam is namelijk exact conform dezelfde methode uitgevoerd als bij gemeente Utrecht, waardoor de juridische status gelijk behoort te zijn (hierover is geen CRvB-uitspraak geweest).
We hebben HHM als opdracht meegegeven dat we geen juridische risico’s willen nemen en volledig willen sluiten bij de door de CRvB goedgekeurde normenkaders. HHM heeft hier een rapport voor gemaakt en op basis daarvan hebben we de richtlijn herzien. De onderdelen waar het normenkader van de gemeente Utrecht niet in kon voorzien en waar ook het normenkader van de gemeente Amsterdam geen oplossing bood, zijn overgenomen uit het CIZ-protocol van 2006. In onderstaande tabel staat per onderdeel vermeld wat de basis is.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-549343.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.