Gemeenteblad van Valkenburg aan de Geul
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Valkenburg aan de Geul | Gemeenteblad 2024, 547229 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Valkenburg aan de Geul | Gemeenteblad 2024, 547229 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
VERORDENING JEUGDHULP 2025 Valkenburg aan de Geul
De raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul;
gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 5 november 2024;
gezien de adviezen van de Adviesraden en cliëntraden van aanbieders;
gelet op de artikelen 2.9, 2.11 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende het gestelde in hoofdstuk 1:
besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp versie 2025 Valkenburg aan de Geul.
In de gemeente Valkenburg aan de Geul vinden we het belangrijk dat kinderen gezond en veilig opgroeien. Ouders en jeugdigen zorgen daar in de eerste plaats zelf voor. Ontstaan er problemen, dan kunnen zij deze meestal zelf oplossen. Lukt dat niet, dan denkt de gemeente mee in de richting van een oplossing en kan zij ouders en jeugdigen ondersteunen. Dit is geregeld in de Jeugdwet. Daarin staat in hoofdlijnen welke rol de gemeente én de ouders en jeugdigen hebben. Om dat wat concreter te maken heeft de gemeenteraad het Beleidskader Jeugdhulp Zuid-Limburg 2024-2028 vastgesteld en deze verordening geschreven. In het beleidskader en in deze verordening staan belangrijke uitgangspunten en regels die de gemeente helpen om ouders en jeugdigen goed te ondersteunen als dat nodig is.
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Burgemeester en wethouders kunnen zulke uitvoeringsregels maken. Die regels staan niet in deze verordening, maar in andere regelingen, zoals beleidsregels.
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. Dit heeft tot gevolg dat de regels:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de genoemde Jeugdwet. De gemeente zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij de bedoeling van die wet. De gemeente gaat daarbij uit van de volgende kernwaarden:
Deze kernwaarden geven richting aan de uitvoering van de verordening. Het zijn geen regels, maar principes en overtuigingen. Die vormen de basis van de regels. De kernwaarden sluiten aan bij strategische keuzes die de gemeente de afgelopen jaren heeft gemaakt over het uitvoeren van de taken in het sociaal domein.
De kernwaarden in deze paragraaf gelden voor alle hoofdstukken. Daarnaast kan elk hoofdstuk nog bijzondere kernwaarden hebben. Die kernwaarden gelden dan speciaal voor dat hoofdstuk.
Wat leest u in deze verordening? Na de inleiding komt eerst een uitleg van de belangrijke begrippen die in de verordening worden gebruikt. Daarna leest u in hoofdstuk 2 hoe en waar een ouder en/of jeugdige zijn vraag kan stellen aan de gemeente en hoe de gemeente die vraag oppakt. Daarna volgen de belangrijkste regels over de gemeentelijke taken. Die regels gaan bijvoorbeeld over hulp van de gemeente bij de opvoeding van kinderen (H. 3). In dit hoofdstuk leest u wanneer u hulp kunt krijgen, wat die hulp inhoudt en welke rechten en plichten u heeft. Daarna zijn er enkele hoofdstukken over de vorm die de hulp heeft, over wat ouders en jeugdigen en gemeente van elkaar kunnen verwachten en hoe de hulp georganiseerd is (H. 4-9). De verordening eindigt met een aantal slotbepalingen (H. 10). Een inhoudsopgave (per artikel) ziet u hierboven staan.
Elk hoofdstuk begint met een korte inleiding. Daarin staat waarover het hoofdstuk gaat en welke bijzondere kernwaarde(n) voor dat hoofdstuk geldt. Daarna volgen de regels. Ten slotte: waar in deze verordening wordt gesproken over ‘zijn’, ‘hem’ of ‘hij’, wordt ook bedoeld: ‘haar’, ’zij’, ‘hun’ of ‘hen’.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten (Jeugdwet, Awb) waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die hulp verleent aan de ouder(s) en/of jeugdige op grond van een besluit van de gemeente, een bepaling van de gecertificeerde instelling of een medische verwijzing.
Aanvraag: een verzoek van een inwoner om een besluit te nemen, bedoeld in artikel 1:3 Awb. Ook een verzoek om verlenging, op- en afschaling via het berichtenverkeer wordt gezien als aanvraag.
Andere voorziening: voorziening waarop de ouder(s) en/of jeugdige een beroep kunnen doen voor hulp die hij nodig heeft, anders dan een voorziening op grond van de Jeugdwet. Het gaat om voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.
Awb: Algemene wet bestuursrecht.
BIG: beroepen in de individuele gezondheidszorg
Bovengebruikelijke hulp: Alles wat de gebruikelijke hulp te boven gaat.
Budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet
Cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning. Doel daarvan is het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van de ouder(s) en/of jeugdige en het krijgen van dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, wat elkaar versterkt.
Draagkracht : de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) met behulp van hun sociale netwerk vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouder(s)/verzorger(s) moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden. Ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf.
Draaglast: wanneer de draaglast groter wordt dan de draagkracht, ontstaan problemen. De weegschaal slaat door naar één kant. Dit kan gebeuren doordat er bijvoorbeeld veel in korte tijd gebeurt of het heel druk is, waardoor de draaglast groter wordt (zwaarder). Maar het kan ook zijn dat iemand moe of ziek is, waardoor zijn draagkracht vermindert. Resultaat is dat de eisen die gesteld worden groter zijn dan wat de persoon aan kan of denkt aan te kunnen.
Eigen kracht: alles wat ouder(s) en/of jeugdige zelf kunnen doen om het probleem op te lossen, of wat zij kunnen doen met behulp van andere personen uit het sociale netwerk, van andere organisaties of met andere mogelijkheden, zoals een aanvullende zorgverzekering.
Familiegroepsplan: Plan van aanpak dat de ouder(s) kunnen opstellen samen met familie of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. Hierin kunnen zij aangeven hoe ze zelf kunnen bijdragen aan het verbeteren van de opvoed- en opgroeisituatie van de jeugdige.
Gecertificeerde instelling: zijn organisaties die conform de jeugdwet maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering uitvoeren.
Gebruikelijke hulp: de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders of andere verzorgers en opvoeders. Zie ook bijlage 2.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul.
Gezinsplan: een verslag waarin de adviezen, verwijzingen en afspraken staan die in overleg met de ouder(s) en/of jeugdige zijn gemaakt. Ook staan hierin de resultaten die bereikt moeten worden en de evaluatie daarvan.
Hulp: jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Hulp in natura: een voorziening die aan de ouder(s) en/of jeugdige wordt verstrekt in de vorm van hulp door een aanbieder waar de gemeente een contract mee heeft (ook wel ‘zorg in natura’ genoemd).
Hulpverlener: de persoon die feitelijk hulp verleent.
Hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet.
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 6 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen.
Instelling: een organisatie die bedrijfsmatig zorg of hulp verleent.
Individuele voorziening: een voorziening die op de jeugdige en/of zijn ouders is afgestemd die in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt.
Jeugdige: de jeugdige zoals bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet.
Niet-professionele hulp: hulp van iemand die niet valt onder de definitie van professionele hulp én hulp van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de jeugdige of zijn ouders.
Ouder: ouder, zoals omschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet (gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder).
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de ouder(s) en/of jeugdige die van belang zijn.
Pgb: persoonsgebonden budget dat aan de ouder(s) of jeugdige wordt verstrekt om de jeugdhulp bij derden in te kopen.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de ouder(s) en/of jeugdige opstellen over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan moet onder meer staan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professionele hulp: hulp van een professional die werkt voor een instelling of als ZZP’er.
SKJ: stichting kwaliteitsregister jeugd
sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige of ouder een sociale relatie hebben.
Veilig Thuis: het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een andere wet, zoals bedoeld in artikel 1.2 van de Jeugdwet, zoals de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg en Wet maatschappelijke ondersteuning.
Vrij toegankelijke voorziening: een (jeugdhulp)voorziening die een oplossing kan bieden voor de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders en die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.
Hoofdstuk 2: De aanvraagprocedure
Als ouders vragen over opvoeding niet zelf kunnen beantwoorden, kunnen ze de gemeente om hulp vragen. De gemeente wil actief luisteren naar wat de jeugdige nodig heeft om op te groeien tot een volwassene die zelfredzaam is en kan meedoen in de maatschappij. Het liefst willen we dat de jeugdige met behulp van zijn gezin zijn eigen perspectief in kaart brengt. Wanneer dit niet lukt, kan de gemeente hen helpen bij het vinden van een antwoord. In dit hoofdstuk staat hoe een ouder en/of jeugdige met de gemeente in contact kunnen komen en een vraag kan stellen. Ook staat in dit hoofdstuk hoe een ouder en/of jeugdige een aanvraag tot jeugdhulp kan indienen. Verder staat vermeld hoe de gemeente een aanvraag behandelt en welke rol de ouder(s) en/of jeugdige daarbij hebben. Soms is er hulp nodig in de vorm van een voorziening. Dat is hulp die speciaal op de ouder(s) en/of jeugdige is afgestemd. Wanneer de gemeente zo’n voorziening kan geven, staat hieronder.
Artikel 2.2.1 Gesprek en onderzoek
Artikel 2.3.1 Beoordelen aanvraag
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de ouder(s) en/of jeugdige is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast of en welke opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen de jeugdige heeft.
Stap 3: De gemeente brengt in kaart welke hulp gelet op deze problematiek nodig is voor de jeugdige om 1) gezond en veilig op te groeien, 2) te groeien naar zelfstandigheid, 3) voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de ouder(s) en/of jeugdige zelf kunnen doen om het probleem op te lossen, of met behulp van andere personen uit het sociale netwerk of van andere organisaties, of met andere mogelijkheden (eigen kracht).
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp de gemeente kan geven om het probleem op te lossen en het gewenste resultaat te bereiken.
Voor iedere stap geldt dat de gemeente de deskundigheid inzet die nodig is om die stap goed te kunnen afronden. Is er bijzondere (externe) deskundigheid nodig, dan zet de gemeente die in na overleg met ouders. De gemeente stelt de ouder(s) en/of jeugdige op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.
Artikel 2.4.2. Inhoud beschikking
De gemeente legt in een beschikking uit wat het besluit van de gemeente is en stuurt deze naar de ouder(s) en/of jeugdige. In het besluit staat of de gemeente wel of geen hulp geeft. Als de gemeente hulp toekent, staat in het besluit ook of de hulp in natura of in de vorm van een pgb wordt gegeven. Hulp in natura betekent dat de hulp gegeven wordt door een aanbieder waar de gemeente een contract mee heeft. Ook staat in de beschikking hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
Uitzonderingen aanvraagprocedure
Artikel 2.5.2 Jeugdhulp via de gecertificeerde instelling, de rechter, het openbaar ministerie en de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting
De gemeente zorgt ervoor dat een jeugdige de jeugdhulp ontvangt die de gecertificeerde instelling nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Ook zorgt de gemeente voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig vinden bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.
Hoofdstuk 3: Gezond en veilig opgroeien
Jeugdigen moeten zo gezond mogelijk en veilig kunnen opgroeien naar zelfstandigheid. Dat is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders, die daarin ondersteund kunnen worden door hun sociaal netwerk en maatschappelijke organisaties. Als ze daarbij meer hulp nodig hebben, kunnen ouders in gesprek gaan met de gemeente. Dit hoofdstuk beschrijft wanneer ouders en jeugdigen hulp kunnen krijgen via de gemeente en welke hulp dat kan zijn. Bij het geven van hulp staat de eigen kracht van ouders en de jeugdigen voorop. Die moet worden versterkt. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar, met eventueel een doorloop tot 23 jaar. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Het is belangrijk dat jeugdigen zo gezond mogelijk en veilig kunnen opgroeien naar zelfstandigheid. Bij opgroei- of opvoedproblemen kan de gemeente ouders en jeugdigen ondersteunen als zij er niet in slagen hun problemen op eigen kracht, met hun sociaal netwerk of met de hulp van maatschappelijke organisaties op te lossen. Als de gemeente ouder(s) en/of jeugdigen kan ondersteunen met hulp die vrij toegankelijk is, wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door het jongerenwerk. Als die hulp niet het gewenste resultaat heeft, kan een individuele voorziening worden ingezet, als aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
Bij het geven van hulp staat de eigen kracht van ouders en de jeugdigen voorop. In dit hoofdstuk staat hoe de gemeente vaststelt dat sprake is van eigen kracht. Daarbij wordt het onderscheid tussen gebruikelijke en bovengebruikelijke zorg gemaakt en er wordt gekeken naar de balans tussen draagkracht en draaglast.
Artikel 4.1 Gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp
Als de omvang of zwaarte van de noodzakelijke hulp de gebruikelijke hulp overstijgt is er sprake van bovengebruikelijke hulp. Van ouders wordt verwacht dat zij ook deze bovengebruikelijke hulp aan hun kind bieden, behalve als de draagkracht en draaglast niet in balans is (zie verder artikel 4.2). Als ouders beschikbaar en in staat zijn de bovengebruikelijke hulp te bieden, dit geen overbelasting oplevert en de ouder(s) de bovengebruikelijke hulp zonder vergoeding blijven bieden en hierdoor geen financiële problemen in het gezin ontstaan, zet de gemeente geen individuele voorziening tot jeugdhulp in.
Artikel 4.2 Draagkracht en draaglast
Een gezonde draagkracht betekent dat ouders eventueel met behulp van het sociale netwerk zorg kunnen dragen voor normale, dagelijkse hulp. Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent de gemeente geen individuele voorziening jeugdhulp toe.
Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt de gemeente in haar onderzoek (als bedoeld in artikel 2.3.1) de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het college bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast, op basis van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale omgeving behoren en beschikbare vrij toegankelijke voorzieningen.
In kortdurende situaties neemt de gemeente aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn en bieden ouder(s) eventueel met behulp van het sociale netwerk alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of het sociale netwerk mag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouder(s) eventueel met behulp van het sociale netwerk alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als de gemeente op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouder(s) of het sociale netwerk mag worden verwacht.
Hoofdstuk 5: De vorm van de hulp
Als de gemeente aan de ouder(s) en/of jeugdige hulp toekent, moet ook worden bepaald in welke vorm de hulp wordt gegeven. De gemeente bespreekt met de ouder(s) en/of jeugdige op welke manier de hulp ingezet wordt. Die hulp is in principe ‘hulp in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat hulp wordt ingekocht en ingezet. De hulp kan ook in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) worden ingezet als de aangeboden hulp niet passend is. Dit hoofdstuk regelt in welke vorm de hulp wordt ingezet en welke voorwaarden daarvoor gelden.
Artikel 5.1 Voorwaarden voor pgb
Artikel 5.2 Professionele of niet-professionele hulp
De ouder(s) en/of jeugdige kunnen het pgb besteden aan hulp door een niet-professionele hulpverlener, als die hulpverlener:
een Verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG - specifiek screeningsprofiel 45) kan overleggen. De verklaring mag niet ouder zijn dan 3 maanden voor de datum van de aanvraag. De verklaring is niet nodig als de hulpverlener een bloed-of aanverwant in de 1e graad is. Bij een eventuele verlenging van een PGB mag de VOG niet ouder zijn dan 3 jaar.
Artikel 5.3 De hoogte van het pgb
De gemeente stelt de hoogte van het pgb vast op ten hoogste de kostprijs voor de gemeente van de goedkoopste vorm van hulp in natura. Een overzicht van de toepasselijke tarieven en de totstandkoming daarvan is opgenomen in bijlage 1 van deze verordening. Als uit het door de ouder(s) en/of jeugdige opgesteld pgb-plan dat door de gemeente is goedgekeurd (zie artikel 5.1) blijkt dat passende hulp voor een lager tarief kan worden ingekocht, wordt het pgb op dit lagere tarief vastgesteld.
De maximale pgb tarieven voor formele hulp die in bijlage 1 van deze verordening staan, worden jaarlijks aangepast met ingang van 1 januari. Dat gebeurt met een indexering die gelijk is aan de indexering voor de tarieven voor gecontracteerde jeugdhulp. Deze indexering is gebaseerd 80% OVA-indexering (overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling) en 20% PPC-indexering (prijsindexcijfer particuliere consumptie). De tarieven voor informele hulp die in bijlage 1 van deze verordening staan, worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan het informele tarief van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het maximale tarief voor informele hulp in de vorm van kortdurend verblijf (logeren) wordt jaarlijks aangepast aan de gemiddelde pleegvergoeding die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld.
Als een eenmalig pgb vooraf wordt uitbetaald, controleert de gemeente de besteding hiervan achteraf. De budgethouder moet dan binnen 3 maanden na verstrekking van het pgb een originele nota kunnen overleggen. Het vastgestelde pgb is een maximumvergoeding. Als het bedrag op de ingediende nota lager is dan het toegekende pgb, wordt het pgb gelijkgesteld aan dat bedrag.
Hoofdstuk 6: Afspraken tussen ouder(s)/jeugdigen en gemeenten
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de ouders en jeugdigen met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de ouders en jeugdige wordt verwacht. Als de ouders en jeugdigen rechten hebben, dan staan daar plichten tegenover. Houden de ouders of jeugdigen daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de hulp in bepaalde gevallen wijzigen, beëindigen en/of terugvorderen. Hieronder staan de hoofdregels die daarvoor gelden.
Artikel 6.1 De rol van de gemeente
De gemeente zoekt samen met de ouder(s) en/of jeugdigen naar een oplossing voor zijn probleem. Gemeente en de ouder(s) en/of jeugdigen gaan daarbij op een respectvolle manier met elkaar om. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente respecteert zoveel mogelijk de privacy van de ouder(s) en/of jeugdigen. De gemeente maakt binnen de wettelijke mogelijkheden gebruik van gegevens die al binnen de gemeente aanwezig zijn. De gemeente vraagt alleen gegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de aanvraag van de ouder(s) en/of jeugdigen en waarover de ouders redelijkerwijs kunnen beschikken; en
De gemeente reageert op een professionele manier op ontoelaatbaar gedrag van de ouder(s) en/of jeugdigen. De gemeente zorgt voor het volgende:
De gemeente stuurt de ouder(s) en/of jeugdigen een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de ouder(s) en/of jeugdigen en wat zij daartegen kunnen doen. De gemeente maakt de ouder(s) en/of jeugdigen ook duidelijk op welke manier zij het gedrag kunnen aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente eventueel de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
Artikel 6.2 De rol van de ouder(s) en jeugdigen
De termijn van 1 jaar ligt niet vast. Afhankelijk van de situatie van de ouder(s) en/of jeugdige en de aard en de vorm van de hulp kan de gemeente ook besluiten eerder of later dan 1 jaar een heronderzoek te doen.
Artikel 6.5 Terugvordering hulp
De gemeente kan de geldwaarde van de hulp in natura die onterecht is ingezet of een pgb dat ten onrechte is verstrekt, terugvorderen. Dit kan als de gemeente de beslissing tot het verstrekken van een voorziening heeft ingetrokken of herzien, omdat de ouder(s) en/of jeugdige onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt (artikel 6.4 sub d).
Hoofdstuk 7: Inspraak en participatie
In de jeugdzorg werken we niet voor, maar samen met jeugd en ouders. Hierbij is het van groot belang dat alle belanghebbenden input kunnen leveren. Cliënt- en jongerenparticipatie betekent dat ouders en hun kinderen centraal staan in beleid en ondersteuning; zij hebben daarin een duidelijke stem. Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is immers bedoeld voor ouders en jeugdigen die vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Met de ervaringen van de ouders en jeugdigen kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. Op regionaal niveau worden er jaarplannen cliëntparticipatie voor de regio opgesteld, met kleinschalige activiteiten en uiteenlopende werkvormen. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe jeugdigen en hun ouders invloed kunnen uitoefenen op verordeningen en beleid met bijbehorende jaarplannen.
Hoofdstuk 8: Kritiek op de uitvoering
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat ouders en/of jeugdigen het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. Wanneer een ouder en/of jeugdigen niet tevreden zijn, vindt de gemeente dit een belangrijk signaal. De gemeente zet zich er dan voor in om de kritiek met de ouder of jeugdigen te bespreken en na te gaan of er een passende oplossing is. Als dat niet lukt, bestaat de mogelijkheid om een klacht in te dienen of bezwaar te maken. In dit hoofdstuk staan regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Bij problemen met jeugdhulp kunnen de ouder(s) en/of jeugdigen een vertrouwenspersoon spreken. Dit hoofdstuk sluit aan bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
Hoofdstuk 9: Kwaliteit en toezicht (inkoop en aanbesteding)
De diensten die de gemeente en aanbieders leveren, horen van goede kwaliteit te zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoeften van de ouder(s) en/of jeugdigen. Voor de gemeente geldt een aantal regels bij de inkoop van diensten. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten.
Artikel 9.1 Kwaliteitseisen jeugdhulp
Artikel 9.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Hoofdstuk 10: Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. In dit hoofdstuk staat ook hoe deze verordening wordt geëvalueerd. Ook staat hier dat de gemeente uitvoeringsregels kan vaststellen, en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit nodig is.
Artikel 10.1 Uitvoeringsregels
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een nadere regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een nadere regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
Artikel 10.2 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening. Dit kan als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de ouder(s) en/of jeugdige of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is.
Artikel 10.3 Intrekken oude Verordening
De Verordening jeugdhulp versie 2019 Valkenburg aan de Geul wordt ingetrokken per de datum dat deze verordening ingaat.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 16 december 2024,
mr. J.W.L. Pluijmen D.M.M.T. Prevoo,
griffier voorzitter
Bijlage 1: tarieven persoonsgebonden budget per 1-1-2025
In de tabel hieronder staan de tarieven op grond waarvan een pgb wordt berekend. Hierbij geldt dat het PGB niet hoger wordt vastgesteld dan de kostprijs van de voorziening in natura. Als de werkelijke kosten van de voorziening lager zijn dan dit tarief, kent de gemeente een pgb toe ter hoogte van de werkelijke kosten.
De ouder(s) en/of jeugdigen mogen hulp inkopen die duurder is dan onderstaande tarieven. In dat geval moeten de ouder(s) en/of jeugdigen zelf het verschil tussen het ingekochte tarief en het maximumtarief bijbetalen aan de SVB.
* Informele hulp voor groepsbegeleiding is niet mogelijk, omdat het een hulpverlener uit het sociale netwerk betreft. Dit is altijd individuele begeleiding.
** informele hulp voor behandeling is niet mogelijk. Behandeling dient altijd te geschieden door een professionele hulpverlener met opleiding, ervaring en een SKJ of BIG-registratie. Zie ook artikel 5.1 lid 4d.
De instellingstarieven zijn vastgesteld op basis van de geldende tarieven voor hulp in natura Jeugdhulp 2025 Zuid-Limburg. Het tarief voor formele hulp door een ZZP’er of een instelling met minder dan 5 personen is bepaald op 85% van het instellingstarief vanwege een korting van 15% voor lagere overheadkosten. De onderbouwing van de tarieven:
Persoonlijke verzorging = uurtarief persoonlijke verzorging Zorgverzekeringswet (Zvw), terug te vinden in het reglement Persoonsgebonden budget verpleging en verzorging (Zvw) op de site van IZA, VGZ, IZZ of Univé. Het informele tarief is gelijk aan het informele tarief van de Wet langdurige zorg (Wlz) 1-1-2025.
Kortdurend verblijf = tarief 2025 voor gezinshuizen. Logeren bij iemand uit het sociale netwerk is gangbaar; het tarief hiervoor is gebaseerd op de landelijk vastgestelde pleegvergoeding die pleegouders ontvangen voor 16 t/m 17 jarigen (rijksoverheid.nl). De bedragen zijn inclusief begeleiding, verzorging en maaltijden.
Bijlage 2: schematisch overzicht gebruikelijke hulp
In de wet staat dat ouders met gezag moeten zorgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van hun kind. En dat zij het moeten helpen om zijn of haar persoonlijkheid te ontwikkelen. Ouders met gezag moeten ook betalen voor de verzorging en opvoeding van kinderen. Dit heet de ouderlijke verzorgings- en opvoedingsplicht.
De ontwikkeling die kinderen doormaken vraagt steeds om aanpassing van het opvoedingsgedrag van ouders. In elke ontwikkelingsfase moeten ouders dat gedrag afstemmen op wat hun kind kan of nog moet leren.
In deze bijlage geven we een beschrijving van de algemene opvoedingsopgaven waar ouders in verschillende periodes voor staan en de (normale) problemen die zich in de verschillende leeftijdsgroepen van jeugdigen kunnen voordoen.
Onderstaand overzicht is niet uitputtend maar geeft voorbeelden van ontwikkelingstaken en opvoedingsopgaven die kenmerkend zijn voor de verschillende leeftijdsgroepen. Vaak begint de ontwikkeling al in een eerdere fase, maar staat het in het schema in de fase waarin dit het meeste speelt. Deze beschrijving is conform de notitie ‘Opgroeien en Opvoeden, normale uitdagingen voor kinderen, jongeren en hun ouders’ van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-547229.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.