Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen

Zaaknummer: Z24-093803

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2024;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

besluit:

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amstelveen wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1.1 onder zesde bullet, wordt als volgt gewijzigd:

  • gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet

 

B.

Artikel 2.10 lid 2, lid 10 en 11 worden als volgt gewijzigd:

Lid 2 wordt

2.Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang van 1,50 m wordt gelaten op voetpaden en van 3,50 m op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

Lid 10 wordt:

10. Het verbod in het eerste lid is tevens niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.

Lid 11 wordt:

11. Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

C.

Artikel 2:24 lid 1 sub f wordt als volgt gewijzigd:

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening.

Toegevoegd via amendement raad.

Artikel 2:47a Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats wordt als volgt gewijzigd:

1. Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

a. tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden.

b. in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

- sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

- er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

- het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

 

D.

Artikel 2.71 wordt als volgt gewijzigd:

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1. van het vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

E.

Artikel 2.76 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebied De burgemeester kan, overeenkomstig artikel 151a van de Gemeentewet, bij verstoringen van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

 

F.

Artikel 2.77 lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

3. Na een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid brengt de burgemeester dit ter kennis aan de leden van de gemeenteraad.

 

G.

Artikel 2.78 wordt als volgt gewijzigd:

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid en zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 48 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 8 weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

4. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gedaan als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

H.

Artikel 3:1 wordt als volgt gewijzigd:

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • b.

    sekswerker: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

  • c.

    seksinrichting: devoor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutie- c.q. seksbedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

  • d.

    escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig aan een sekswerker gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling door te bemiddelen tussen de sekswerker en de derde met het oog op prostitutie die plaats vindt op een ander adres dan de woning van de sekswerker of een seksinrichting;

  • e.

    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • f.

    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

  • h.

    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

    1. de exploitant;

    2. de beheerder;

    3. de sekswerker;

    4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

    5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 van deze verordening; 6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • i.

    Sekswerk: het tegen betaling verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander;

  • j.

    Prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het aan een sekswerker gelegenheid geven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

  • k.

    Seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot:

    a. Het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, of;

    b. Het verrichten van seksuele handelingen voor een derde tegen betaling.

     

I.

Artikel 3.4, lid 3 komt te vervallen en er wordt een nieuw lid 5 toegevoegd, het artikel wordt dan als volgt:

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant;

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder; en

    • c.

      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

  • 3.

    Er wordt voor in totaal ten hoogste twee seksinrichtingen vergunning verleend.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 5.

    Vergunningplichtige seksinrichtingen en escortbedrijven zijn verplicht een bedrijfsplan, conform de gemeentelijke Leidraad, te hanteren én aan te leveren bij de gemeente.

 

J.

Artikel 3.13 , lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

2. Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, als:

  • a.

    er sprake is van nadelige beïnvloeding van de openbare orde,

  • b.

    er sprake is van nadelige beïnvloeding van de woon- en leefomgeving,

  • c.

    als er nadelige beïnvloeding is van de veiligheid of gezondheid van de sekswerker of klanten door de aanwezigheid van een seksbedrijf, of,

  • d.

    het bedrijfsplan niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een dergelijk plan.

 

K.

Na artikel 3.13 wordt het volgende artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.13a: Intrekkingsgronden

De vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 1:6, ingetrokken indien:

  • a.

    zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees rechtvaardigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de veiligheid en/of de gezondheid van de sekswerkers of klanten,

  • b.

    de exploitant of beheerder het toezicht op de naleving belemmert of bemoeilijkt, of

  • c.

    er gedurende een termijn van drie maanden geen feitelijk gebruik wordt gemaakt van de vergunning.

 

L.

Artikel 4:15 wordt als volgt gewijzigd:

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ontsierende en/of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

 

M.

Artikel 5:6 lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

N.

Artikel 5.18 lid 2 wordt toegevoegd en lid 3 wordt lid 4 en lid 4 wordt lid 5, het oude lid 3 sub b wordt het woord ‘verachten’ gewijzigd in verwachten, het artikel wordt dan als volgt:

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben;

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen voor het verlenen van een standplaatsvergunning.

  • 3.

    Het College weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan;

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2024.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven