VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2025

De raad van de gemeente Oosterhout;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2024 ,

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet,

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN TOERISTENBELASTING 2025

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen;

  • c.

    kampeerterrein: terrein of terreingedeelte, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele onderkomens, stacaravans of vakantieonderkomens;

  • d.

    arrangement: periodes in het belastingjaar zoals weergegeven in artikel 6, lid 2 en lid 3;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen.

  • f.

    maatschappelijke groepsaccommodatie: een accommodatie met ten minste 20 slaapplaatsen, die wordt beheerd door een maatschappelijke organisatie zonder winstoogmerk en logies aan personen in groepsverband (geen gezinsverband zijnde) versterkt met een eenvoudige slaapgelegenheid, waarbij sprake is van gemeenschappelijk gebruik van sanitaire voorzieningen, keuken, verblijfsruimten en (slaap)zalen die mogelijk met ‘vreemden’ moet worden gedeeld.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

  • 2.

    Onder het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt mede begrepen het houden van verblijf door die personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen, zonder vergoeding in welke vorm dan ook voor het verblijf.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    door degene die de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt en de belasting wordt geheven naar het aantal werkelijke overnachtingen.

  • 4.

    van groepen met ten minste 10 minderjarigen en waarbij het aantal meerderjarigen niet het aantal minderjarigen overschrijdt in maatschappelijke groepsaccommodaties.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten dat zij verblijf houden.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6, leden 2,3 en 4, de belasting geheven naar een vast bedrag per arrangement.

  • 3.

    Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan voor de belasting voor het houden van verblijf op een kampeerterrein, in mobiele kampeeronderkomens, stacaravans of vakantieonderkomens, die gedurende de gehele arrangementsperiode geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt door dezelfde persoon of personen, bij de aangifte gebruik worden gemaakt van de in lid 3 opgenomen tarieven per arrangement. Het tarief bedraagt, per arrangement:

    • a.

      Voor één maand: € 50,00;

    • b.

      Voor drie maanden: € 120,00;

    • c.

      Voor zes maanden: € 160,00;

    • d.

      Voor negen maanden € 200,00;

    • e.

      Voor twaalf maanden: € 260,00;

  • 3.

    Bovenstaande arrangementen kunnen per verblijf door dezelfde persoon of personen gecombineerd worden indien er verblijf gehouden wordt voor een afwijkende verblijfsperiode dan benoemd in lid 3.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10. Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 11. Aangifte

  • 1.

    Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

    • a.

      het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

    • b.

      het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

  • 2.

    Het doen van aangifte geschiedt door:

    • a.

      het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

    • b.

      het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op het aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    Betaling via automatische incasso is voor alle aanslagen mogelijk. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer dan € 100,00 doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13. Aanmeldplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het College van burgemeester en wethouders aangewezen gemeente ambtenaren, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de aangifte-/ belastingplichtige die met betrekking tot het belastingjaar voorafgaand aan het betrokken belastingjaar zich heeft aangemeld.

Artikel 14. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, te verzoeken tot een uitnodiging tot het doen van aangifte.

  • 2.

    De aangewezen ambtenaar behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en middels ambtshalve aanslag op te leggen.

Artikel 15. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 5 blijkt.

  • 2.

    De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande lid geldt niet voor zover de aangifte-/ belastingplichtige gebruik maakt van de regeling als bedoeld in artikel 6, leden 2, 3 en 4, met dien verstande dat wel een controleerbare administratie dient te worden gevoerd ten aanzien van de arrangementen.

Artikel 16. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening toeristenbelasting Oosterhout 2024’, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van het de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt inwerking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening Toeristenbelasting Oosterhout 2025".

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2024.

De voorzitter,

De griffier,

Naar boven