WIJZIGINGEN ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING 2019 (APV)

Kenmerk Z106587/D446280

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE BRUMMEN,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 05 november 2024 met kenmerk D446274;

Gehoord het behandeladvies van forum van 04 december 2024;

HEEFT BESLOTEN:

1. Bijgaande wijzigingen in de “Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Brummen 2019” (2025) vast te stellen.

 

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Brummen 2019 wordt als volgt gewijzigd.

 

A. Artikel 1:1 komt te luiden:

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

- bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

- beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

- bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

- college: het college van burgemeester en wethouders;

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

- handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

- motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

- openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

- parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

- rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

- voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens en rolstoelen;

- weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

B. Artikel 2:10 komt te luiden:

Artikel 2:10 Voorwerpen op, boven of aan een openbare plaats

1. Het is verboden een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

a. schade toebrengt of kan toebrengen aan de openbare plaats, de bruikbaarheid van de openbare plaats belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de openbare plaats;

e. niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. schade toebrengt of kan toebrengen aan (gemeentelijke) eigendommen;

c. de verkeersveiligheid in gevaar brengt

2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van openbare plaats is in ieder geval sprake wanneer:

a. op voetpaden niet tenminste een vrije doorgang van 1,5 strekkende meter wordt gelaten.

b. op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer niet tenminste een vrije doorgang van 3,5 strekkende meter.

d. er geen vrije doorganghoogte van 4,2 m op de rijbaan aanwezig is.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van het plaatsen van voorwerpen op, boven of aan een openbare plaats voor zover deze regels niet zien op een activiteit die de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.

4. Het bevoegd gezag kan een ontheffing verlenen van het verbod;

5. De ontheffing wordt verleend als een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 4.4 van de Omgevingswet;

6. Het verbod is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:15 of het omgevingsplan;

c. driehoeks-reclameborden/ sandwichborden; mits deze niet langer dan 10 dagen ter plaatse blijven en hiervan minimaal 10 werkdagen vóór plaatsing melding is gedaan aan het college, middels een door het college vastgesteld formulier en uiterlijk op de 10de werkdag na de melding geen tegenbericht is ontvangen dat de melding niet akkoord is.

d. overige voorwerpen;

mits deze niet langer dan 30 dagen ter plaatse blijven en hiervan minimaal 10 werkdagen voor plaatsing melding is gedaan aan het college, middels een door het college vastgesteld formulier en uiterlijk op de 10de werkdag na de melding geen tegenbericht is ontvangen dat de melding niet akkoord is.

e. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend;

g. is door het gebruik, bedoeld in het eerste lid, de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.

7. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

 

 

C. Artikel 2:25a komt te luiden:

Artikel 2:25a Uitzondering vergunningplicht voor eendaagse evenementen

1. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

a. Het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

b. Het evenement tussen 09:00 en 24:00 uur plaats vindt;

c. Geen muziek ten gehore wordt gebracht na 23:00 uur;

d. Het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad/voetpad of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

e. Er slechts kleine objecten (bijvoorbeeld partytenten) geplaatst worden met een totaaloppervlakte van minder dan 50 m2;

f. Het evenement niet plaatsvindt op de zondag vóór 13:00 uur, tenzij ontheffing wordt verleend op grond van de Zondagswet;

g. Er geen doorgaande wegen hoeven te worden afgesloten c.q. verkeersmaatregelen getroffen hoeven te worden;

h. Er een organisator is;

i. Geen sprake is van verkoop/schenken van alcohol.

2. Voor zover een evenement voldoet aan alle in lid 1 van dit artikel genoemde voorwaarden - met uitzondering van de voorwaarde, zoals gesteld in lid 1, onder g - dient de evenementenorganisator het evenement uiterlijk 21 dagen, voorafgaande aan het evenement te melden aan de burgemeester.

3. De burgemeester kan binnen 10 dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in lid 2 te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

4. Het is verboden een evenement te houden of hieraan deel te nemen als:

a. geen kennisgeving is gedaan overeenkomstig het tweede lid;

b. wordt afgeweken van de bij de kennisgeving verstrekte gegevens;

c. in strijd wordt gehandeld met de door de burgemeester gegeven voorschriften zoals bedoeld in artikel 2:25c;

d. de burgemeester het evenement heeft verboden.

5. Dit artikel is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid aanhef en onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of gala’s.

 

D. Artikel 2:54 komt te luiden:

Artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

1. Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

a. tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden

b. in andere gevallen dan onder a voor zover:

1. sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

2. er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

3. het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod geldt niet:

a. voor woonwagens met een woonbestemming;

b. op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

c. op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:33 zijn aangewezen.

 

E. Artikel 2.58 komt te luiden:

Artikel 2.58 Verontreiniging door honden

1. De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

1. binnen de bebouwde kom op alle voor het openbaarverkeer openstaande wegen en paden met inbegrip van de bermen of zijkanten;

2. buiten de bebouwde kom op alle voor het openbaarverkeer openstaande wegen en paden;

3. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide, plantsoen, sportveld of begraafplaats;

4. op een andere door het college aangewezen plaats.

2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt.

3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

4. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, is een ieder die zich met een hond op een openbare plaats bevindt, verplicht een schepje of andere doeltreffend hulpmiddel ter onmiddellijke verwijdering van eventuele hondenuitwerpselen bij zich te hebben.

 

F. Artikel 2:78 komt te luiden:

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht] een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 48 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

4. Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

5. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

G. Artikel 4:12 komt te luiden:

Artikel 4:12 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. Het is verboden zonder omgevings-vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden binnen de bebouwde kom en houtopstanden op erven of in tuinen buiten de bebouwde kom, wanneer het betreft:

a. de loofhoutsoorten:

‒ berk (Betula),

‒ esdoorn (Acer),

‒ kers (Prunus),

‒ lijsterbesachtigen (Sorbus),

‒ gouden regen (Laburnum),

‒ goudiep (Ulmus carpinifolia ‘Wredei’),

‒ hulst (Ilex),

‒ Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’),

‒ Appel (Malus),

‒ Peer (Pyrus)

‒ Krenteboompje (Amelanchier),

‒ fluweelboom (Rhus);

b. de naaldbomen, met uitzondering van Taxus (Taxus soorten) en Ginkgo.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor houtopstanden voor zover artikel 4.2 van de Wet natuurbescherming van toepassing is en voor houtopstanden wanneer het betreft de uitzonderingen, zoals genoemd in artikel 4.1, sub c t/m h van de Wet natuurbescherming.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt tenslotte niet voor:

a. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantgezondheidswet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:18 van deze paragraaf;

b. het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

c. het periodiek knotten of terugzetten als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

d. hagen of heggen staande in de onmiddellijke nabijheid van woonbebouwing binnen de bebouwde kom, waarbij sprake is van een zekere ruimtelijke relatie met deze woonbebouwing.

e. het periodiek dunnen van houtopstanden ter uitvoering van regulier onderhoud.

5. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen (noodkap).

6. Het tweede lid is niet van toepassing, voor zover het betreft:

a. Houtopstanden:

‒ in een tuin behorende bij een historisch pand;

‒ in de gebieden zoals weergegeven in bijlage 2;

‒ zijnde geregistreerde monumentale bomen bij ‘De Bomenstichting’ te Arnhem;

‒ op door het college nader aan te wijzen plaatsen.

b. Houtopstanden, zoals genoemd het tweede en derde lid, voor zover het gaat om het dunnen van houtopstanden in de gebieden/parken zoals weergegeven in bijlage 2.

 

H. Artikel 5:14a komt te luiden:

Artikel 5:14a Ventverbod

1. Het is verboden te venten als daardoor de openbare, openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

2. Het is verboden te venten:

a. op zondagen en feestdagen;

b. op maandag tot en met zaterdag tussen 20:00 en 9:00 uur.

c. op door het college aangewezen openbare plaatsen;

3. Het verbod is niet van toepassing op:

a. situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

b. het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

 

 

 

 

 

 

Dit besluit is genomen tijdens de openbare raadsvergadering van 19 december 2024.

De raad van de gemeente Brummen,

De griffier, M.E.A. Knook

De voorzitter G.J.M. van Rumund

Naar boven