Financiële verordening gemeente Nunspeet 2025.

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Nunspeet 2025:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • complex: een administratieve eenheid binnen het grondbedrijf om functioneel specifieke kosten en/of opbrengsten te registreren;

  • netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving

  • EMU-saldo: Het EMU-saldo is het verschil van inkomsten en uitgaven van de overheid. Het saldo geeft weer of dat land een overschot of een tekort heeft bij zijn overheidsuitgaven. Als de uitgaven in een bepaald jaar groter zijn dan de inkomsten, is er in dat jaar sprake van een tekort en groeit de staatsschuld. Het begrotingssaldo geeft dus een indicatie van de staat waarin het huishoudboekje van de overheid in een bepaald jaar verkeert.

  • Het EMU-saldo is het saldo van de totale overheid. Dit betekent dat niet alleen de financiën van de rijksoverheid meetellen voor het EMU-saldo, maar ook die van de decentrale overheden (zoals gemeenten, provincies en waterschappen) en premiegefinancierde sectoren als de sociale zekerheid en de zorg. Om te voorkomen dat de overheidsfinanciën van EMU-landen ontsporen, is een aantal jaren geleden in het zogenaamde Stabiliteits- en Groeipact i afgesproken dat het EMU-tekort maximaal 3% van het BBP mag bedragen.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken wordt het overzicht van de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten afzonderlijk gespecificeerd

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een voorstel aan voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De vaststelling door de raad vindt uiterlijk jaarlijks in april plaats.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorziene uitgaven (incidenteel en structureel) opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 6.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de (herziene) grondexploitaties de geraamde kosten en opbrengsten per complex. Het college is gerechtigd om binnen het totaalbedrag van de diverse in grondexploitatie opgenomen budgetten verschuivingen door te voeren in de fasering van jaarschijven.

Artikel 6. Kwartaalrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van kwartaalrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar.

  • 2.

    De kwartaalrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de kwartaalrapportages moeten in ieder geval afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000,- toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 10.000 zonder beschikbaar krediet of budget;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen als deze niet inhoudelijk en budgettair binnen de begroting vallen.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens zoals jaarlijks wordt bepaald bij de vaststelling van het normenkader.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 50.000,- nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal geautoriseerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd indien deze niet tijdig aan de raad zijn gemeld. Onder ‘tijdig melden’ wordt verstaan bij de kwartaalrapportages of andere tussentijdse rapportages of bij de jaarstukken. Lasten- en kredietoverschrijdingen zijn altijd onrechtmatig. Afwijkingen worden als acceptabel/passend binnen het bestaand beleid aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Budgetoverschrijdingen van lasten die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerd opbrengsten, bijvoorbeeld via subsidies of kostendekkende omzet.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      Er is sprake van een overschrijding van lasten welk past binnen het bestaande beleid maar wordt veroorzaakt door een feit/gebeurtenis dat zich voordoet op een moment dat er geen begrotingswijziging meer door de raad kan worden vastgesteld.

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en leg de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen vast.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • de vorming en besteding van reserves;

    • de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • het specifieke doel van de reserve;

    • de voeding van de reserve;

    • de maximale hoogte van de reserve; en

    • de maximale looptijd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de dekking van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende en achtste lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. Voor de rentetoerekening aan grondexploitaties wordt de omslagrente toegepast of de specifieke rente van projectfinanciering indien daar sprake van is. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks via de belastingverordeningen voorstellen voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen, leges en de rechten tenzij het college gebruik maakt van de door de raad aan haar gedelegeerde bevoegdheden op grond van artikel 156 Gemeentewet.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • c.

      financiële derivaten uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Derivaten worden afgesloten met een instelling die voldoet aan artikel 2 Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. in uitzonderlijke gevallen waarin zekerheden niet mogelijk zijn en het toch wenselijk is leningen, garanties of risicodragend kapitaal te verstrekken, moet de raad hierover een besluit nemen.

  • 3.

    Het college stelt regels op voor de uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in het besluit financieringsstatuut. Het college stuurt het besluit financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 21. Lokale heffingen

  • 1.

    Bij de begroting neemt het college om de paragraaf lokale heffingen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op;

    • a.

      de geraamde inkomsten;

    • b.

      het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

    • c.

      een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de berekening van de tarieven van heffingen is, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe de uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

    • d.

      een aanduiding van de lokale lastendruk;

    • e.

      een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2.

    Bij de begroting neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval de kostentoerekening van de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht op.

  • 3.

    Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota 'Lokale heffingen' aan.(aan wie) Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • b.

      de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

    • c.

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • d.

      het kwijtscheidingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 4.

    De nota bevat verder een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. De raad stelt de nota vast.

Artikel 22. Financiering

De paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken bevat in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, zoals:

  • a.

    beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille;

  • b.

    inzicht in de rentelasten

  • c.

    inzicht in het renteresultaat;

  • d.

    de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend; en

  • e.

    de financieringsbehoefte.

Artikel 23. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de inkomsten.

  • 2.

    Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota 'Weerstandsvermogen en risicomanagement' aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico's voor verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of op een andere wijze. In de nota wordt ook de gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast.

Artikel 24 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten per kapitaalgoed (wegen, riolering, water, groen en gebouwen) op:

    • a.

      Het beleidskader;

    • b.

      De uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de tien jaar een afvalwaterketenplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken geeft het college inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering wordt in ieder geval aandacht geschonken aan de volgende onderdelen:

    • a.

      personeels- en organisatiebeleid;

    • b.

      planning en control;

    • c.

      administratieve organisatie en interne controle;

    • d.

      informatiebeleid;

    • e.

      subsidies.

    • f.

      een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10, overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

    • g.

      een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

Artikel 26. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • 1.

    de visie op verbonden partijen in relatie tot de gemeentelijke doelstellingen;

  • 2.

    de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

  • 3.

    de verbonden partijen met:

    • a.

      naam en vestigingsplaats;

    • b.

      het openbaar belang dat behartigd wordt;

    • c.

      het belang dat de gemeente Nunspeet in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan de eind van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • e.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

    • a.

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

    • b.

      een uitleg van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • c.

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de grondexploitaties;

    • d.

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • e.

      de beleidsuitgangspunten voor de reserve grondexploitaties in relatie tot de risico's van de grondzaken.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de organisatie, financieel beheer en risicobeheersing.

  • 3.

    Het college stelt ten minste eens in de vier jaar een Uitvoeringsnota grondprijzenbeleid vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      De wijze waarop de uitgifteprijzen van bouwrijpe grond en grond met andere functies dan bebouwing door de gemeente worden bepaald;

    • b.

      de te hanteren uitgifteprijzen per categorie.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 30. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Nunspeet 2023 wordt ingetrokken

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2023 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Nunspeet 2017 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van de verordening 2023.

 

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025 en is voor artikel 5 en 12 ook van toepassing met terugwerkende kracht op de jaarstukken 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Nunspeet 2025

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2024.

De voorzitter, de griffier,

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14.

Afschrijvingsbeleid immateriële activa

Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

a. max vijf jaar: agio of disagio

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,- hoeven niet te worden geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

a. 30 jaar: rioleringen;

b. 40 jaar: nieuwbouw gebouwen;

c. 25 jaar: nieuwbouw tijdelijke gebouwen;

d. 20 jaar: uitbreiding gebouwen;

e. 15 jaar: renovatie, restauratie en groot onderhoud gebouwen;

f. 15 jaar: technische installaties in gebouwen;

g. 40 jaar: aanleg begraafplaatsen

h. 10 jaar: voorzieningen begraafplaatsen

i. 5 jaar: automatiseringsapparatuur;

j. 4 jaar: software;

k. 10 jaar: kantoormeubilair;

l. 10 jaar: zware transportmiddelen;

m. 7 jaar: aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

n. 20 jaar: windmolens, zonnepanelen en zonnepark

I. 10 jaar: op omvormers als deze apart benoemd zijn;

II. 10 jaar: bij andere duurzaamheidsmaatregelen waarvan de economische levensduur maximaal 12 jaar is;

o. Maximaal de te verwachten economische levensduur voor nog niet eerder benoemde materiële vaste activa met economisch nut

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

a. 20 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

b. 20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

c. 20 jaar: tunnels, viaducten, bruggen en geluidswallen;

d. 20 jaar: openbare verlichting;

e. 15 jaar: straatmeubilair;

f. 15 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

g. 15 jaar: pompen en gemalen;

h. Maximaal de te verwachten economische levensduur voor nog niet eerder benoemde materiële vaste activa met maatschappelijk nut.

 

 

Naar boven