Gemeenteblad van Deurne
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deurne | Gemeenteblad 2024, 541399 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Deurne | Gemeenteblad 2024, 541399 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Financiële verordening Deurne 2025
De raad van de gemeente Deurne;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV);
gezien het advies van de rekeningcommissie van 28 november 2024;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Kaders en uitgangspunten begroting
De uitgangspunten voor de begroting (t) zijn:
Aantallen woningen: conform het woningbouwprogramma waarbij rekening wordt gehouden met de bouwtijd van een woning (verschil start bouw en oplevering woning) en met het gegeven dat niet alle “geraamde woningen” in een jaar ook daadwerkelijk worden afgezet (omdat bijvoorbeeld de marktsituatie dat niet toelaat)
In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen, die in het eerste jaar van de raadsperiode wordt bepaald op basis van € 2,50 per inwoner. In volgende jaren van de raadsperiode wordt de post onvoorzien geïndexeerd op basis van de index “prijs overheidsconsumptie netto materiaal (imoc)” zoals genoemd onder d van dit artikel.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten tot een bedrag van € 25.000 te dekken uit het budget voor onvoorzien. Bedragen van meer dan € 25.000 die uit het budget voor onvoorzien worden gedekt, behoeven instemming van de raad.
Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten met meer dan € 50.000 dreigen te overschrijden. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad hierover. Als daarop een aanpassing van de begroting nodig is, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 10. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diversen wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Artikel 11. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa
Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven. Materiele vaste activa waarvan de kapitaallasten onderdeel zijn van een extern in rekening te brengen tarief, worden annuïtair afgeschreven. Afwijking van de in de vorige zin beschreven afschrijvingsmethodieken is mogelijk, als de gewenste afschrijvingsmethodiek de werkelijke waardevermindering van een actief gedurende de levensduur beter benadert.
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
Het beleid over reserves en voorzieningen wordt vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.
Artikel 16. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Directe kosten: onder de directe kosten vallen ook de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Overhead: voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt de volgende berekening gebruikt:
De directe personeelskosten van een bepaalde activiteit worden met dit overheadpercentage verhoogd.
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Als hiervan vanwege een publiek belang wordt afgeweken, gebeurt dat op basis van een gemotiveerd raadsbesluit.
Hoofdstuk 5. Paragrafen in de begroting en jaarstukken
Artikel 20. Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het beleid over het weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt vastgelegd in de nota reserves en voorzieningen. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.
Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, als bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. De waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren worden jaarlijks gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Deze verordening treedt in werking de dag nadat het is vastgesteld in de openbare raadsvergadering met dien verstande dat dezezijnde van toepassing is op de accountantscontrole van de jaarrekening en deelverantwoordingen van het verslagjaar 2024 en later.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 december 2024,
De griffier,
R. Rutten
De voorzitter,
G. Buter
Bijlage 1 afschrijvingstabel behorend bij artikel 9 financiële verordening Deurne 2025
Onderstaande afschrijvingstermijnen gelden voor nieuwe investeringen.
De financiële verordening is een verplichte verordening op basis van artikel 212 van de Gemeentewet.
In verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, worden geheven, worden de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.
Onder de in het eerste lid bedoelde lasten worden mede verstaan:
de omzetbelasting die ingevolge de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit het fonds
Artikel 1. Algemene bepalingen
Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.
Dit artikel bevat bepalingen over de indeling van de begrotingen de jaarstukken.
Overigens wil dit artikel niet zeggen dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Lid 6 van dit artikel geeft de raad de mogelijkheid om – naast de wettelijk voorgeschreven paragrafen – aanvullende onderwerpen te benoemen waarover aanvullend gerapporteerd wordt binnen de producten van de P&C cyclus.
Artikel 3. Kaders en uitgangspunten begroting
Dit artikel beschrijft in het eerste lid de beleidsuitgangspunten voor de planning- en controlcyclus.
In het tweede lid worden de technische uitgangspunten toegelicht die van belang zijn bij het opstellen van de begroting.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting en de jaarstukken.
Daarnaast bevat het artikel bepalingen over de rapportagegrens voor het melden van afwijkingen op de beschikbare gestelde budgetten en de beschikbaar gestelde investeringskredieten.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het eerste lid bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de thema’s.
Het tweede lid gaat in op de autorisatie van de uitgaven voor investeringen. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het derde lid bevat regels om hoe om wordt gegaan met de post “onvoorzien”. Het college is bevoegd om voor bedragen lager dan € 25.000 een beroep te doen op deze post. Voor bedragen hoger dan € 25.000 ligt de bevoegdheid bij de raad.
In het vierde lid staat dat het college verwachte overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en verwachte onderschrijdingen van geautoriseerde baten aan de raad dient te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Hiervoor geldt een minimumgrens van € 50.000.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de besteding van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.
De gemeente Deurne maakt gebruik van continu sturing. Dat houdt in dat bij elke raadsvergadering middels een raadsoverzicht afwijkingen van de begroting ter vaststelling aan de raad worden voorgelegd. Daarbij kan ervoor worden gekozen één of meer keer per jaar een uitgebreidere rapportage op te stellen. Dit is afhankelijk van de keuzes die in het doorontwikkeltraject van de continu sturing worden gemaakt. Het derde lid bepaalt dat afwijkingen van € 50.000 of meer moeten worden toegelicht in de tussentijdse rapportages. Daarbij worden de diverse mutaties van € 50.000 of meer per taakveld van de begroting afzonderlijk gepresenteerd (en dus niet met elkaar gesaldeerd).
Het eerste lid van dit artikel 7 geeft een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente. In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uitgezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken. Lid 2 bevat de mogelijkheid voor het college om in geval van calamiteiten dan wel bij spoedeisende gevallen hiervan af te wijken. De raad wordt hiervan dan vervolgens zo snel mogelijk geïnformeerd (via raadsinformatiebrief, via raadsvoorstel of een tussentijdse rapportage).
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Het kan echter ook zijn dat de overschrijding niet relevant is. Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
Artikel 9. Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwooding
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college leggen verantwoording af over deze criteria in de jaarrekening. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringscriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
In het eerste lid is de relatie tot de invoering van de rechtmatigheid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden.
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad. Deze grens moet tussen 0% en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief dotaties aan de reserves.
Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht, m.a.w. de rapportagegrens.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde normenkader. Het tweede lid geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.
Artikel 11. Begrotingscriterium
Artikel 11 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd. In het tweede lid is geregeld dat de baten en lasten moeten bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een onrechtmatigheid binnen de begroting.
Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa wordt in de verordening verwezen naar een bijlage. In de bijlage zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën vaste activa opgenomen. Optioneel is het stellen van een maximale afschrijvingstermijn. Van een maximale afschrijvingstermijn kan naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een korte afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.
Het staat de gemeente vrij om (relatief geringe) bedragen in één keer ten laste van het resultaat te brengen. In de praktijk kan het voorkomen dat de levensduur van een actief niet één op één overeenkomt met de termijnen zoals genoemd in de bijlage van de afschrijvingstermijnen. In dat geval dient de raad hierover separaat een besluit te nemen.
Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen (Dubieuze Debiteuren)
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening.
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
In het BBV staat de regelgeving omtrent reserves en voorzieningen. Specifieke gemeentelijke richtlijnen en afspraken worden in de nota Reserves en voorzieningen vastgelegd.
Artikel 16. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de financiële verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de opbouw van de kostprijs van de goederen en diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In artikel 12 van de verordening staan de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de gemeentelijke diensten die worden geleverd aan derden.
Directe kosten zijn kosten zoals voor materiaal, grondstoffen en uren van direct personeel die vrij eenvoudig (direct) zijn toe te wijzen aan een product, dienst of project. De overige kosten (onder andere overhead) vallen onder de indirecte kosten.
Kaders voor de kostprijzen staan voor heffingen, rechten en leges in artikel 229b Gemeentewet en voor prijzen in de artikelen 25i, 25j en 25m van de Mededingingswet.
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Een aantal uitzonderingen op het verplichte raadsbesluit is in lid 4 opgenomen.
Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
Artikel 19. Financieringsfunctie
Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft hieraan invulling door te verwijzen naar het Treasurystatuut waarin dit wordt geregeld.
Artikelen 20 tot en met 22 Paragrafen in de begroting en jaarstukken
Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft in titel 2.3 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan in de begroting en jaarstukken. In hoofdstuk 4 van deze verordening wordt daar nadere invulling aan gegeven voor zover er aanvullende richtlijnen zijn ten opzichte van de BBV-richtlijnen voor deze onderdelen.
Artikel 23. Financiële administratie
Onder dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 24. Financiële organisatie
Artikel 20 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Dit artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen.
Functiescheiding, taken en verantwoordelijkheden van de budgethouder en budgetbewakers zijn vastgelegd in de Budgethoudersregeling.
Het verlenen van mandaten en volmachten is vastgelegd in de Mandaatregeling (inclusief het daarbij behorende Mandaatregister).
De regels en taken van de financieringsfunctie (onderdeel d) zijn opgenomen in het Treasurystatuut.
Het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding zijn vastgelegd in het inkoopbeleid.
Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening en gemeentelijke subsidieregelingen waarborgen. In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het om bijvoorbeeld het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt dat jaarlijks wordt gecontroleerd of de administratie van waardepapieren e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-541399.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.