Besluit van de raad van de gemeente Groningen tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

 

gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders van Groningen van 5 novermber 2024,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

 

BESLUIT:

 

de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021 als volgt te wijzigen:

Artikel I Wijzigingen APVG 2021

 

Onderdeel A

 

Oud

Nieuw

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. ……

b. ……

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. ……

h. gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

i. ……

j. ……

k. bevoegd gezag: het college, tenzij op grond van de Omgevingswet anders is bepaald.

l. beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. ……

b. ……

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. ……

h. gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

i. ……

j. ……

k. bevoegd gezag: het college, tenzij op grond van de Omgevingswet anders is bepaald;

l. beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.

 

Onderdeel B

 

Oud

Nieuw

Artikel 1:11 Lex silencio positivo

1. ……

2. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is gelet op artikel 28 Dienstenwet niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

1. ……

2. ……

3. artikel 2:26 Exploitatie horecabedrijf en artikel 2:27 terrasvergunning;

4. ……

5. ……

6. ……

7. ……

8. ……

9. ……

Artikel 1:11 Lex silencio positivo

1. ……

2. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is gelet op artikel 28 Dienstenwet niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

1. ……

2. ……

3. artikel 2:26 Exploitatie horecabedrijf;

4. ……

5. ……

6. ……

7. ……

8. ……

9. ……

 

Onderdeel C

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:2 Verblijfsontzeggingen

1. Het is degene aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde is bekendgemaakt, verboden zich te bevinden op of aan de in de bekendmaking aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarin genoemd (verblijfsontzegging).

2. Een ieder aan wie een verblijfsontzegging is opgelegd, is verplicht, op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie, zich te verwijderen van de gebieden als vermeld in de verblijfsontzegging.

3. De burgemeester beperkt de in het eerste lid genoemde verbod, indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

4. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.

5. Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing op personen, die op de aangewezen plaatsen:

a. zich bevinden in een middel van openbaar vervoer;

b. aldaar werkzaam zijn dan wel aldaar staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling;

c. volgens de bevolkingsadministratie aldaar woonachtig zijn.

Artikel 2:2 Verblijfsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 12 uur in een of meer bepaalde gebieden op een openbare plaats aanwezig te zijn.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste tweemaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 14 dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

4. Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

5. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

6. Het in het eerste lid gestelde is niet van toepassing op personen, die op de aangewezen plaatsen:

a. zich bevinden in een middel van openbaar vervoer;

b. aldaar werkzaam zijn dan wel aldaar staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling;

c. volgens de bevolkingsadministratie aldaar woonachtig zijn.

 

 

Onderdeel D

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:7 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg

1. ……

2. Het verbod van het vorige lid geldt niet voor:

a. ……

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:27 APVG;

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. ……

h. ……

3. ……

4. ……

5. ……

7. ……

Artikel 2:7 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op, aan of boven de weg in strijd met de publieke functie van de weg

1. ……

2. Het verbod van het vorige lid geldt niet voor:

a. ……

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:26 APVG;

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. ……

h. ……

3. ……

4. ……

5. ……

7. ……

 

Onderdeel E

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:8 Aanleggen, beschadigingen en veranderen van een weg

1. ……

2. ……

3. ……

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

5. ……

Artikel 2:8 Aanleggen, beschadigingen en veranderen van een weg

1. ……

2. ……

3. ……

4. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht, het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuur Groningen 2021.

5. ……

 

Onderdeel F

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:19 Uitzondering vergunningplicht voor kleine evenementen

1. Het verbod als genoemd in artikel 2:16 eerste lid, geldt niet voor eendaagse evenementen, mits

a. het aantal aanwezigen op enig moment niet meer bedraagt dan 200 personen;

b. het evenement wordt gehouden tussen 9.00 en 24.00 uur, of als de activiteiten op een zondag plaatsvinden tussen 13.00 uur en 24.00 uur;

c. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

d. slechts enkele gecertificeerde objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 15 m² per object;

e. het evenement niet plaatsvindt binnen de Diepenring en Westerhavengebied van de stad Groningen;

f. sprake is van een aanwijsbare organisator, die de leeftijd van ten minste achttien jaren heeft bereikt;

g. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur, of in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 85 dB(C) op de meest belaste gevel van een geluidsgevoelige bestemming niet wordt overschreden;

h. het evenement plaatsvindt op één locatie (geen route) en niet op het water;

i. er geen reclame wordt gemaakt om belangstellenden buiten de directe doelgroep aan te trekken;

j. er bij het evenement geen dieren worden gebruikt los van de dieren die onderdeel uitmaken van de dagelijkse bedrijfsvoering.

2. ……

3. ……

4. ……

5. ……

Artikel 2:19 Uitzondering vergunningplicht voor kleine evenementen

1. Het verbod als genoemd in artikel 2:16 eerste lid, geldt niet voor eendaagse evenementen, mits

a. het aantal aanwezigen op enig moment niet meer bedraagt dan 300 personen buiten de Diepenring en/of het Westerhavengebied van de stad Groningen of niet meer dan 100 personen binnen dat gebied;

b. het evenement wordt gehouden tussen 9.00 en 24.00 uur, of als de activiteiten op een zondag plaatsvinden tussen 13.00 uur en 24.00 uur;

c. er geen wegafsluiting noodzakelijk is binnen de Diepenring en/of het Westerhavengebied van de stad Groningen;

d. slechts enkele gecertificeerde objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 15 m² per object;

e. sprake is van een aanwijsbare organisator, die de leeftijd van ten minste achttien jaren heeft bereikt;

f. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur, of in dit tijdsbestek het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 70 dB(A) en 85 dB(C) op de meest belaste gevel van een geluidsgevoelige bestemming niet wordt overschreden;

g. het evenement plaatsvindt op één locatie (geen route) en niet op het water;

h. er geen reclame wordt gemaakt om belangstellenden buiten de directe doelgroep aan te trekken;

i. er bij het evenement geen dieren worden gebruikt los van de dieren die onderdeel uitmaken van de dagelijkse bedrijfsvoering.

2. ……

3. ……

4. ……

5. ……

 

 

Onderdeel G

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:25 Begripsomschrijvingen

1.In de volgende Afdelingen wordt verstaan onder:

a. ……

b. ……

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. vergunninghouder: degene of de rechtspersoon aan wie de vergunning als bedoeld in artikel 2:27 is verleend;

h. ……

i. ……

j. winkel: zoals bedoeld in artikel 1 Winkeltijdenwet;

2. ……

3. ……

4. ……

5. ……

Artikel 2:25 Begripsomschrijvingen

1.In de volgende Afdelingen wordt verstaan onder:

a. ……

b. ……

c. ……

d. ……

e. ……

f. ……

g. vergunninghouder: degene of de rechtspersoon aan wie de vergunning als bedoeld in artikel 2:26 is verleend;

h. ……

i. ……

j. winkel: zoals bedoeld in artikel 1 Winkeltijdenwet.

2. ……

3. ……

4. ……

5. ……

 

 

Onderdeel H

Oud

Nieuw

Artikel 2:26 Exploitatie horecabedrijf

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning, indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan.

3. De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf;

b. de inrichting niet voldoet aan de eisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

4. Bij toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond onder a houdt de burgemeester voor inrichtingen buiten de diepenring rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

5. De burgemeester houdt de beslissing op een aanvraag voor een vergunning aan indien voor het horecabedrijf een veiligheidsplan ingevolge artikel 2:30 is vereist en een dergelijk plan nog niet is goedgekeurd.

6. In een vergunning worden vermeld:

a. straat en huisnummer van het horecabedrijf;

b. de personalia van de vergunninghouder;

c. indien de inrichting zich bevindt binnen de diepenring, de horecazone waarbinnen de inrichting gelegen is.

7. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan:

a. horecabedrijven, niet zijnde horecabedrijven waar de verkoop van softdrugs gedoogd wordt (coffeeshops), indien zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling in of bij de inrichting geen incidenten hebben voorgedaan gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en – handel;

b. horecabedrijven die zich nieuw in de gemeente vestigen en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:10 of het tweede en derde lid van dit artikel.

8. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager, respectievelijk de natuurlijke persoon die optreedt als uitvoerend directeur van de rechtspersoon, niet voldoet aan de eisen van zedelijk gedrag als bedoeld in het Alcoholbesluit of in enig opzicht van slecht levensgedrag is

9. De vergunninghouder is te allen tijde verantwoordelijk voor de exploitatie van het bedrijf.

10. Exploitatie van een semihoreca(bedrijf) is toegestaan indien wordt voldaan aan door het college op te stellen nadere regels.

 

Artikel 2:26 Exploitatie horecabedrijf

1.Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Het is verboden een horecabedrijf in bedrijf te hebben en te houden zonder dat de houder van het horecabedrijf beschikt over een door de burgemeester goedgekeurd veiligheidsplan als dat horecabedrijf:

a. binnen de diepenring ligt en een capaciteit heeft van meer dan 200 bezoekers;

b. buiten de diepenring ligt en een capaciteit heeft van meer dan 500 bezoekers;

c. afzonderlijk door de burgemeester is aangewezen indien hij dat noodzakelijk acht om de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en/of de gezondheid te waarborgen.

3. De vergunning bestaat uit de onderdelen reguliere exploitatie, horecaterras en/of een veiligheidsplan zoals bedoeld in het tweede lid.

4. Het verbod uit het eerste lid voor het onderdeel reguliere exploitatie geldt niet voor de volgende categorieën horecabedrijven:

a. semihoreca, zoals bedoeld in artikel 2:25, eerste lid onder i, indien wordt voldaan aan de door het college op te stellen nadere regels;

b. horeca in prostitutiebedrijven indien zij beschikken over een vergunning zoals bedoeld in artikel 3:3;

c. ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en andere zorginstellingen indien de dranken en etenswaren uitsluitend worden verstrekt aan degenen die verblijven in deze instellingen en hun bezoekers;

d. additionele horeca bij gemeentelijke buurtcentra, kinderboerderijen, indoorspeeltuinen, congrescentra en musea;

e. het bieden van toeristisch-recreatief nachtverblijf en ontbijt in een woning in maximaal twee kamers en dat ondergeschikt is aan het hoofdgebruik van de woning (bed en breakfast);

f. paracommerciële inrichtingen zoals bedoeld in de Alcoholwet.

5. De burgemeester kan voor de uitgezonderde horecabedrijven zoals bedoeld in het vierde lid alsnog een exploitatievergunning voor het onderdeel reguliere exploitatie eisen indien hij dat noodzakelijk acht om de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en/of de gezondheid te waarborgen.

6. De burgemeester kan van het verbod uit het tweede lid geheel of ten dele ontheffing verlenen.

7. Voor de opzet van een veiligheidsplan kan de burgemeester een model vaststellen.

 

 

 

Onderdeel I

 

Oud

Nieuw

 

Artikel 2:26a Weigerings- en intrekkingsgronden

1. De burgemeester weigert of trekt de vergunning in als:

a. de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan;

b. de aanvrager, respectievelijk de natuurlijke persoon die optreedt als uitvoerend directeur van de rechtspersoon, niet voldoet aan de eisen van zedelijk gedrag als bedoeld in het Alcoholbesluit of in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

c. de aanvrager, respectievelijk de natuurlijke persoon die optreedt als uitvoerend directeur van de rechtspersoon, onder bewind of curatele staat.

d. de houder van de inrichting als bedoeld in artikel 2:26, tweede lid, niet beschikt over een goedgekeurd veiligheidsplan, tenzij daarvoor ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 2:26, zesde lid.

2. Naast het bepaalde in de artikelen 1:7 en 1:10 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, als:

a. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf;

b. de ondernemer of de leidinggevende het bij of krachtens de bepalingen in deze paragraaf geregelde overtreedt;

c. de ondernemer of de leidinggevende betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de horeca-inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in of vanuit zijn horeca-inrichting activiteiten plaatsvinden, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed en/of de openbare veiligheid, zedelijkheid of gezondheid in het geding zijn;

d. de ondernemer of de leidinggevende zich schuldig maakt aan discriminatie;

e. er sprake is van een gewijzigde exploitatie of een wijziging in de ondernemer, waarvoor geen nieuwe exploitatievergunning is aangevraagd;

f. zich in of vanuit de horeca-inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de horeca-inrichting gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de horeca-inrichting;

g. er aanwijzingen zijn dat in de horeca-inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of de Arbeidstijdenwet bepaalde.

3. Bij toepassing van de in het vorige lid onder a genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

 

 

Onderdeel J

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:27 Terrasvergunning

1. Het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecaterras te exploiteren.

2. In afwijking van artikel 2:7 beslist de burgemeester tevens over het in gebruik geven van gemeentelijke eigendomen en over het in gebruik nemen van de weg.

3. De burgemeester kan onder voorwaarden bepalen dat terrassen zonder vergunning kunnen worden uitgezet.

4. De burgemeester kan de terrassen weigeren, intrekken of in bijzondere omstandigheden de toestemming uit het derde lid beperken:

a. indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met het geldende bestemmingsplan;

b. ter bescherming van het woon- en leefklimaat en openbare orde in de nabije omgeving van het terras;

c. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

d. Indien dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

e. het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan en van de omgeving;

f. er meerdere belanghebbenden conflicterende aanspraak maken op de openbare ruimte ten behoeve van een redelijke verdeling;

g. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

5. De burgemeester kan altijd bevelen een terras te verplaatsen of tijdelijk te ontruimen ten behoeve van evenementen.

6. Het bepaalde in dit artikel geldt niet, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement.

 

Artikel 2:27 Horecaterrassen

1. Als de vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer horecaterrassen beslist de burgemeester in afwijking van artikel 2:7 over het in gebruik geven van gemeentelijke eigendommen en over het in gebruik nemen van de weg ten behoeve van het terras.

2. De burgemeester kan onder voorwaarden bepalen dat terrassen zonder vergunning kunnen worden uitgezet.

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:26a kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren of intrekken als:

a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

b. het gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

c. het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan en van de omgeving;

d. er meerdere belanghebbenden conflicterende aanspraak maken op de openbare ruimte ten behoeve van een redelijke verdeling;

e. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

4. De burgemeester kan bevelen een terras te verplaatsen of tijdelijk te ontruimen ten behoeve van evenementen.

 

 

 

Onderdeel K

 

Oud

Nieuw

Artikel 2.30 Veiligheidsplan

1. Het is verboden een inrichting, die valt onder de door het college aangewezen categorie van inrichtingen, in bedrijf te hebben en te houden zonder dat de houder van de inrichting beschikt over een door burgemeester goedgekeurd veiligheidsplan.

2. Voor de opzet van een veiligheidsplan kan de burgemeester een model vaststellen.

3. De burgemeester kan van het bepaalde in het eerste lid geheel of ten dele ontheffing verlenen.

 

 

 

Onderdeel L

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:33 Intrekkingsgronden

De burgemeester kan de vergunning bedoeld in artikel 2:26 van deze verordening en de vergunning bedoeld in artikel 2:27 en/of de vrijstelling als bedoeld in artikel 2:26, zevende lid van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

a. het horecabedrijf niet (meer) voldoet aan de eisen die gesteld zijn in het Besluit bouwwerken leefomgeving;

b. er bij herhaling incidenten in of vanuit het horecabedrijf hebben plaatsgevonden waarbij de openbare orde, veiligheid, zedelijkheids- of gezondheid in het geding zijn;

c. de vergunninghouder respectievelijk de natuurlijke persoon die optreedt als uitvoerend directeur van de rechtspersoon, niet (meer) voldoet aan de eisen van zedelijk gedrag als bedoeld in het Alcoholbesluit of in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

 

 

 

Onderdeel M

 

Oud

Nieuw

Artikel 2:45 Plakken en kladden

1. ……

2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

b. met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

3. ……

4. ……

5. ……

6. ……

7. ……

Artikel 2:45 Plakken en kladden

1. ……

2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

b. met kalk, teer of een kleur- of verfstof of reverse graffiti een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

3. ……

4. ……

5. ……

6. ……

7. ……

 

Onderdeel N

Oud

Nieuw

 

Artikel 2:56a Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

1. Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

a. tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden;

b. in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

1. sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

2. er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

3. het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod geldt niet:

a. voor vaartuigen en woonboten die een ligplaats innemen waar dit op grond van de Verordening openbaar vaarwater 2020 of het omgevingsplan is toegestaan;

b. voor woonwagens met een woonbestemming;

c. op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

d. op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:23 zijn aangewezen.

 

Onderdeel O

Oud

Nieuw

 

Artikel 2:64d Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

In dit artikel wordt verstaan onder:

a. bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:26 of 3:3;

b. beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

c. exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

a. voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

b. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

c. het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

d. het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

e. voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

f. voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

g. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

h. een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:10 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

a. als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

b. als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

c. als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

d. als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

e. als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

f. als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

a. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

b. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

c. er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

d. er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

e. de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

f. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:64c, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

 

 

Onderdeel P

 

Oud

Nieuw

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

1. ……

2. Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig of chassis dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

3. ……

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

1. ……

2. Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig of chassis dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud of in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.

3. ……

 

Onderdeel Q

 

Oud

Nieuw

Afdeling 9: Verhuur onzelfstandige woonruimte en kleine appartementen

 

Afdeling 9a: Verhuurdersvergunning

 

Artikel 5:34 Begripsbepalingen

……

 

Artikel 5:35 Exploitatie kamerverhuurbedrijf

……

 

Artikel 5:36 Aanvraag

……

 

Artikel 5:37 Intrekkingsgronden

……

 

Artikel 5:38 Nadere regels

……

 

Artikel 5:39 Overgangsbepalingen

……

 

Afdeling 9b: Kamerbemiddelingsbedrijf

 

Artikel 5:40 Begripsbepalingen

……

 

Artikel 5:41 Exploitatie kamerbemiddelingsbedrijf

……

 

Artikel 5:42 Aanvraag

……

 

Artikel 5:43 Intrekkingsgronden

……

 

Artikel 5:44 Nadere regels

……

 

Artikel 5:45 Overgangsbepalingen

……

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2024

De voorzitter,

de griffier,

Naar boven