Wijziging van de Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023

Het college van Heerde;

 

Gelet op de artikelen 5 en 24 van de “Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020”;

 

besluit:

 

De wijziging van de “Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023” vast te stellen.

Artikel I  

De beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023 worden gewijzigd als volgt:

 

A

Artikel 1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 1 Begrippenlijst

  • Algemene voorziening schoon en leefbaar huis (AVSLH): algemene voorziening met een aanbod van activiteiten gericht op het ondersteunen in het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis. 

  • Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning: een aanbod van activiteiten gericht op het realiseren van het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis met daarbij passende in te zetten professionals.

  • Gebruikelijke (voorliggende) voorziening: bij gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen gaat het om producten of diensten die de inwoner kunnen helpen bij zelfredzaamheid en participatie en die algemeen verkrijgbaar zijn, of toegankelijk zijn met een lichte toegangstoets. Het gaat hier om voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruikspatroon van de aanvrager behoren.

  • Gebruikelijke hulp/zorg: Gebruikelijke hulp/zorg is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt dus bepaald door wat op dat moment normaal is en kan in de loop van de tijd veranderen. In onze samenleving is het normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid (zie bijlage 2).

  • Inwoner: in de verordening wordt gesproken over “cliënten”, waar we in de beleidsregels spreken over “inwoners”.

  • Leefeenheid: een persoon of een groep mensen bestaande uit mannen en vrouwen, meerderjarigen en minderjarigen die op hetzelfde adres wonen.

  • Onafhankelijke cliëntondersteuner: een vertrouwenspersoon die inwoners op hun verzoek ondersteunt in het contact met de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en/of Veilig Thuis.

  • Prikkelarme ruimte: onder een prikkelarme ruimte wordt verstaan een kamer (verblijfsruimte) waarin een inwoner met psychische problemen die gedragsproblemen heeft, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

  • STIP (Steun en informatiepunt) Heerde: een welzijns- en ondersteuningsorganisatie waar inwoners met alle vragen op sociaal gebied terecht kunnen, met een laagdrempelig inloopcentrum in kern Heerde en kern Wapenveld.

  • Wettelijk voorliggende voorziening: een wettelijk voorliggende voorziening is een voorziening die op grond van een andere wet dan de Jeugdwet of de Wmo kan worden verstrekt.

  • Woning: een woning kan zowel een eigen woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van een woning.

B

Artikel 3.1 onder b wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

3.1 Algemene voorziening schoon en leefbaar huis

  • b.

    Binnen 6 weken na aanvang van de huishoudelijke schoonmaakondersteuning en voor het einde van de inzet van de algemene voorziening schoon en leefbaar huis, vindt er door de aanbieder samen met de inwoner een evaluatie plaats over het afgesproken resultaat en de toegangscriteria. Indien tijdens het evaluatiemoment blijkt dat de inwoner en zijn leefeenheid niet meer voldoen aan de toegangscriteria wordt de algemene voorziening gestopt. Indien voortgang van de algemene voorziening of inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk wordt geacht wordt dit gemeld bij de gemeente.

C

Artikel 3.2, onder a, lid 3 onder c en d worden gewijzigd en een onder e wordt toegevoegd, waardoor artikel 3.2, onder a, lid 3 als volgt komt te luiden:

 

3.2 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

  • a.

    De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning heeft als toegangscriteria:

    • 3.

      De inzet van huishoudelijke werkzaamheden valt buiten de basale werkzaamheden die uitgevoerd kunnen worden vanuit de Algemene voorziening schoon en leefbaar huis namelijk:

      • a.

        Het tijdelijk bieden van opvang voor kinderen in crisissituaties;

      • b.

        Het overnemen van zorgtaken voor kinderen (wassen, kleden, maaltijden);

      • c.

        Indien er medisch gezien een hoger niveau van hygiëne wordt vereist zonder dat er sprake is van WLZ zorg hiervoor;

      • d.

        De situatie waarin er een combinatie noodzakelijk is van huishoudelijke ondersteuning met regie op het huishouden;

      • e.

        Het volledig overnemen van lichte huishoudelijke werkzaamheden of wasverzorging.

D

Artikel 8 lid 11 wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 8 Persoonsgebonden Budget (PGB)

 

  • 11.

    Beleidsregels voor het Toekennen van een Persoonsgebonden Budget rondom Beschermd Thuis

    Wanneer er bij een maatwerkvoorziening Beschermd Thuis een PGB aanvraag komt, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Zelfstandig Ondernemers en Juridische Constructies

      Zelfstandige ondernemers, dan wel andere juridische constructies die geacht kunnen worden niet of nauwelijks overheadkosten te maken, kunnen in beginsel niet in aanmerking komen voor het uitvoeren van integrale hersteltrajecten via een pgb, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Hierbij moet worden gegarandeerd dat zij de vereiste complexe zorgbehoeften, veiligheid, continuïteit en samenwerking kunnen waarborgen.

    • b.

      Complexe Zorgbehoefte

      Integrale hersteltrajecten zijn gericht op inwoners met zeer intensieve ondersteuningsbehoeften op diverse leefgebieden, waaronder medisch, sociaal en persoonlijk herstel. Deze trajecten vereisen een breed scala aan professionele ondersteuning en zorg, waaronder medische zorg, daginvulling, financiële stabilisatie en sociale integratie. Zelfstandige ondernemers hebben doorgaans niet de middelen en expertise om de vereiste diverse ondersteuning te bieden. Daarom komen integrale hersteltrajecten in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door zelfstandig ondernemers, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste complexe zorgbehoefte kunnen begeleiden (zie art. 14.1.b).

    • c.

      Veiligheid en Continuïteit

      Kenmerkend voor beschermd thuis is de 24 uurs bereikbaarheid/beschikbaarheid. De aanbieder biedt een snelle interventie bij incidenten en calamiteiten en de cliënt kan 24 uur per dag terugvallen op deskundig en bekwame medewerkers. De gemeenten eisen dat de 24-uurs bereikbaarheid en beschikbaarheid is georganiseerd en geborgd. Voor de doelgroep is dus een veilige omgeving met 24/7 urgente hulp essentieel. Alleen als deze veiligheid gegarandeerd kan worden, komt ondersteuning in aanmerking voor pgb.

      Dit vereist een gestructureerde omgeving en toegang tot crisisopvang indien nodig. De gecontracteerde partijen zijn georganiseerd om deze veiligheid en continuïteit te waarborgen, inclusief nachtelijke ondersteuning en crisisinterventie. Zelfstandig ondernemers kunnen deze veiligheid en continuïteit niet op dezelfde schaal en intensiteit bieden. Daarom komen deze vormen van ondersteuning niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zelfstandig ondernemer, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste veiligheid en continuïteit kunnen bieden.

    • d.

      Samenwerking en Systeemgerichte Aanpak

      Integrale hersteltrajecten vereisen samenwerking tussen verschillende zorg- en ondersteuningsinstanties, waaronder lokale overheden, gezondheidszorgaanbieders en sociale diensten.

      Deze samenwerking is cruciaal om de complexe behoeften van de inwoner integraal aan te pakken.

      Zelfstandig ondernemers missen doorgaans de benodigde infrastructuur en samenwerkingsverbanden om deze brede ondersteuning te coördineren en te leveren. Daarom komen deze vormen van ondersteuning in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zelfstandig ondernemer, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de vereiste samenwerkingsstructuren en integrale aanpak.

    • e.

      Voorwaarden voor Instellingen

      Instellingen kunnen in aanmerking komen voor het leveren van ondersteuning via pgb wanneer zij voldoen aan de geldende kwaliteitseisen voor gecontracteerde partijen. De gemeente beoordeelt vooraf of de instelling aan deze kwaliteitseisen voldoet via een aangewezen commissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van toezicht, kwaliteit en contractbeheer.

E

Artikel 11 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 11 Aanvullend afwegingskader individuele voorziening jeugd

In bijlage 1 en 2 zijn aanvullende afwegingskaders opgenomen met daarin richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is. Hier wordt aangegeven wat gebruikelijke hulp omvat en wat de uitzonderingen zijn. Ook wordt beschreven hoe de beoordeling van de situatie in samenhang dient te gebeuren waarbij er rekening wordt gehouden met de omstandigheden.

 

F

Artikel 14 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

Artikel 14 Afbakening maatwerkvoorzieningen Beschermd Thuis

De criteria zoals die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2024 zijn opgenomen, zijn van toepassing op alle producten uit het domein Wmo (dus ook MO/BW), waarvoor het college een inwoner in aanmerking kan laten komen wanneer deze voldoet aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de verordening artikel 15.

 

Het college van de gemeente Heerde heeft in 2017 de volgende convenanten ondertekend:

Daarnaast hebben de colleges van de samenwerkende regiogemeenten Noord Oost Veluwe (Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Voorst) besloten om de in deze handreikingen vastgelegde beleidsregels ongewijzigd over te nemen als de geldende beleidsregels voor de desbetreffende gemeenten.

 

  • 1.

    Maatwerkvoorzieningen

    • a.

      Als het college heeft bepaald dat een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, dan zijn er verschillende producten te kiezen. De productkeuze voor een maatwerkvoorziening Beschermd Thuis wordt door het college bepaald op basis van cliëntprofielen uit het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV.

      Voor deze en andere productbeschrijvingen wordt verwezen naar het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV https://www.zorgregiomijov.nl/aanbieders/104-documenten-en-downloads

    • b.

      Bij Begeleiding crisis, begeleiding intensief, begeleiding perspectief en de Integrale Hersteltrajecten is, gezien de vereiste professionaliteit de inzet van informele hulp niet mogelijk zoals geformuleerd in de productbeschrijvingen op Zorgregio MIJOV. Hierbij is sprake van acute en hoge intensiteit van zorg of begeleiding gericht op ontwikkeling, waarvoor formele hulp in natura ingezet moet worden.

G

Vanwege de aanpassing aan artikel 1 wordt er bijlage 2 Richtlijn gebruikelijke hulp toegevoegd aan de beleidsregels die als volgt luidt:

 

Bijlage 2 Richtlijn gebruikelijke hulp

 

Gebruikelijke hulp in de Wmo 2015

 

Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt dus bepaald door wat op dat moment normaal is en kan in de loop van de tijd veranderen. Volgens de regering is het op dit moment in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.

 

Van wie wordt gebruikelijke hulp verwacht?

De leefeenheid van de cliënt die een beroep doet op ondersteuning is primair verantwoordelijk voor het functioneren van de leefeenheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid. De huisgenoten moeten meewerken aan het onderzoek dat noodzakelijk is om te bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp. Daarbij moeten de huisgenoten alles aangeven wat van belang kan zijn voor het onderzoek. Doen zij dit niet, dan kan dat inhouden dat de gemeente de noodzaak tot of de omvang van de maatwerkvoorziening niet kan vaststellen. Dit kan dus betekenen dat er geen maatwerkvoorziening kan worden verstrekt.

 

Leefeenheid

De leefeenheid waartoe cliënt behoort, bestaat, gelet op artikel 1.1.1 Wmo 2015, uit de:

  • echtgenoot

  • ouders

  • inwonende kinderen, of

  • andere huisgenoten waarmee cliënt een gezamenlijke huishouding voert.

Gelet op de definitie van gebruikelijke hulp in de Wmo 2015, en Memorie van Toelichting, kunnen meer dan twee volwassen personen tot de leefeenheid behoren. Het begrip gezamenlijke huishouding heeft betekenis in relatie tot ‘andere huisgenoten’. Hiermee is bedoeld om bijvoorbeeld kamerhuurders uit te sluiten of personen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.

 

Als de cliënt deel uitmaakt van een leefeenheid bestaande uit meerdere personen (meerpersoonshuishouden) moet de medewerker van de toegang vaststellen wat, gezien de samenstelling van die leefeenheid, in dat geval verstaan wordt onder gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar.

 

Hoofdverblijf in dezelfde woning

Het gaat erom dat men feitelijk zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. De enkele inschrijving in de Brp is onvoldoende om de vraag te beantwoorden waar iemand zijn woonadres heeft. Die vraag moet beantwoord worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat een persoon in het Brp is ingeschreven op het adres van de cliënt is onvoldoende om te spreken van hoofdverblijf in dezelfde woning.

 

Soms kan er twijfel bestaan of het gaat om huisgenoten of dat men feitelijk in twee verschillende woningen verblijft. Denk hierbij aan de situatie waarbij iemand woont in een apart bijgebouw. In die situatie kunnen de volgende factoren onderzocht worden om te bepalen of het gaat om één leefeenheid:

  • zijn de woningen kadastraal gesplitst?

  • hebben ze een eigen huisnummer?

  • is er sprake van een huurovereenkomst?

  • Is het mogelijk om huurtoeslag aan te vragen voor de woning?

  • Beschikt de woning over algemeen gebruikelijke voorzieningen?

  • Heeft de woning een eigen toegangsdeur?

Echtgenoot

Met een echtgenoot wordt gelijkgesteld (artikel 1.1.2 Wmo 2015):

  • de geregistreerde partner

  • de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

Gezamenlijke huishouding

Van een gezamenlijke huishouding is sprake wanneer twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

De algemene wettelijke definitie bevat drie eisen waaraan moet zijn voldaan (artikel 1.1.2 lid 3 Wmo):

  • 1.

    het moet gaan om twee personen;

  • 2.

    men moet het hoofdverblijf hebben in dezelfde woning;

  • 3.

    men moet blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

Twee personen

Het is uitdrukkelijk niet mogelijk dat meer dan twee personen met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren. Het is wel mogelijk dat als meer dan twee personen in een woning wonen, twee daarvan een gezamenlijke huishouding voeren. Voorwaarde is dan wel dat die twee personen ten opzichte van elkaar blijk geven van een mate van zorg, die niet aanwezig is ten opzichte van de andere persoon of personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

 

Behoren er meer dan twee personen tot de leefeenheid, en voeren twee daarvan een gezamenlijke huishouding, dan kan niettemin ten aanzien van de andere huisgenoten ook sprake zijn van gebruikelijke hulp. Echter, zal dan vastgesteld moeten worden wat gebruikelijke hulp is voor deze huisgenoten t.o.v. de cliënt.

 

Zorg dragen voor elkaar

Een ander belangrijk criterium voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding wordt ook wel het verzorgingscriterium genoemd en is in de praktijk het lastigste om aan te tonen. De betrokkenen moeten voor elkaar zorgdragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. De aanwezigheid van een contract of van bewijsstukken dat huur of kostgeld wordt betaald, betekent niet dat de betrokkenen geen gezamenlijke huishouding kunnen voeren.

 

Het is niet vereist dat de geboden verzorging van weerszijden dezelfde omvang en intensiteit heeft.

Wanneer er echter enkel door één van beide personen zorg wordt geboden, is aan het verzorgingscriterium niet voldaan.

 

Bij (onder)huurders en kostgangers is sprake van een zuiver zakelijke relatie. Daarvan is geen sprake als er een mate van financiële verstrengeling aanwezig is, die verder reikt dan de betaling van de huur of het kostgeld en een wederzijdse verzorging die niet beperkt blijft tot het onderhoud van de gehuurde kamer of de levering van de overeengekomen diensten, zoals de maaltijden of de bewassing. Zoals dat ook het geval is in andere situaties waarin de betrokkenen beweren niet elkaars partners te zijn, kan het college een onderzoek instellen naar de feitelijke omstandigheden van de betrokkenen.

 

Gebruikelijke hulp door kinderen

Wanneer er gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind (voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk). Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties.

 

Verschil met mantelzorg

Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Bovendien hoeven mantelzorgers niet per se een gezamenlijke huishouding te voeren met de zorgvrager. Een huisgenoot kan wel naast gebruikelijke hulp ook mantelzorg verlenen, omdat de zorg die hij verleent boven de gebruikelijke hulp uitstijgt. Deze bovengebruikelijke hulp (mantelzorg) kan, in tegenstelling tot gebruikelijke hulp, echter niet verplicht worden.

 

Wanneer kan geen gebruikelijke hulp worden verwacht?

 

Geobjectiveerde beperkingen / ontbreken kennis & vaardigheden

Wanneer partner, ouders, kind en/of elke andere huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist, hoeven zij geen gebruikelijke hulp te bieden. Tenzij de betreffende huisgenoot nog leerbaar is. In dat geval kan er alleen kortdurend ondersteuning toegekend worden, zodat de huisgenoot zich de vaardigheden eigen kan maken.

 

Niet-inwonende kinderen

Niet-inwonende kinderen hoeven geen gebruikelijke hulp te bieden, want zij behoren niet tot de leefeenheid. De medewerker van de toegang kan wel met de cliënt bespreken of niet-inwonende kinderen (op vrijwillige basis) een helpende hand kunnen bieden.

 

Dreigende overbelasting

Bij gebruikelijke hulp moet onderzocht worden of diegene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, ook in staat is om deze gebruikelijke hulp te bieden of dat er sprake is van (dreigende) overbelasting.

 

Bij dat onderzoek moet het college aandacht besteden aan draaglast en draagkracht. Bekeken moet worden of de echtgenoot of huisgenoot, naast zijn/ haar werk en de door hem te verlenen zorg aan zijn echtgenoot of huisgenoot, fysiek en psychisch nog in staat is gebruikelijke hulp aan cliënt te verlenen. Als dat niet het geval is en er is dus sprake van (dreigende) overbelasting, zal het college (tijdelijk) een indicatie moeten verstrekken.

 

In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

 

Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp met andere activiteiten, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp. Dit kan alleen anders zijn als de vrijetijdsbesteding noodzakelijk is om niet overbelast te raken. Dit moet altijd in het individuele geval onderzocht worden.

 

Korte levensverwachting

In geval de zorgvrager een korte levensverwachting heeft, kan ter fysieke en psychische ontlasting van de leefeenheid van de zorgvrager besloten worden om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp.

 

Respijtzorg

Respijtzorg doet zich voor in situaties waarin de huisgenoot, partner of ouder die feitelijk gebruikelijke hulp op zich moet nemen daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting, die niet op een andere manier door hem is op te lossen. Het college moet de cliënt met beperkingen dan ondersteunen. Het college beoordeelt de situatie dan alsof de cliënt zonder gebruikelijke hulpverlener woont.

 

Er is een variëteit aan respijtvoorzieningen waarmee vervangende zorg vorm zou kunnen krijgen.

Hierbij kan. naast de inzet van vrijwilligers, gedacht worden aan begeleiding thuis, informele zorg, dagopvang, een logeerhuis en nachtzorg. Ook kan het maatwerk bestaan uit het bieden van diensten, hulpmiddelen of andere maatregelen die van belang zijn bij het ondersteunen van een cliënt door een mantelzorger.

 

Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp

Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.

 

Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.

Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang.

Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.

 

Culturele diversiteit

Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een pluriforme samenleving waarin iedereen gelijke aanspraken op zorg kan maken.

 

Opvang en verzorging van kinderen

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, in het kader van de opvoeding. Dit houdt in het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid, en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van een kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.

 

Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon, zoals de leeftijd en ontwikkeling van het kind vereisen. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende mogelijkheden van zorgverlof. Indien dit niet mogelijk is dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening zoals crèche, buitenschoolse opvang, gastouderbureau e.d. Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden wordt redelijk geacht, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurende overbrugging nodig, dan kan hulp worden ingezet.

 

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, en de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput, dan is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind hulp mogelijk tot 40 uur per week voor oppas, opvang, begeleiding en verzorging van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), met de bedoeling binnen deze termijn een eigen oplossing te realiseren.

 

Huishoudelijke verzorging

 

Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij huishoudelijke verzorging?

 

Volwassene

Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze alle huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.

 

Uit een uitspraak van de CRvB volgt dat wanneer de echtgenoot, huisgenoot of inwonende zoon of dochter wel in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen maar weigert om huishoudelijke taken te verrichten, de gemeente geen hulp bij het huishouden hoeft te verstrekken met toepassing van de hardheidsclausule (ECLI:NL:CRVB:2016:3665).

 

Taken van een 18-23 jarige

Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:

  • schoonhouden van wc en badkamer,

  • schoonhouden van keuken, leefruimte en één slaapkamer,

  • wasverzorging,

  • boodschappen doen,

  • maaltijd verzorgen,

  • afwassen en opruimen.

Dit betekent dat er wel huishoudelijke verzorging kan worden toegekend voor het schoonhouden van overige slaapkamer(s) inclusief het verschonen van bedden, het schoonmaken van de hal/bijkeuken en het zemen van ramen aan de binnenzijde. Daarnaast kunnen 18-23 jarigeneventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

 

Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval de leefeenheid van cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat de medewerker van de toegang ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

  • Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.

  • Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Het aanleren van huishoudelijke activiteiten

Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Als hiervoor motivatie aanwezig is, kan er een indicatie worden gesteld voor 6 weken zorg voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

 

Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) kan, indien nodig, huishoudelijke verzorging voor die zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke hulp zouden worden gerekend.

 

Belasting door werk, studie, maatschappelijke participatie of zorgtaken

Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan ondersteuning te bieden. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren.

 

Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een normale baan of het volgen van een opleiding per definitie het leveren van gebruikelijke hulp niet in de weg. Gebruikelijke hulp gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.

 

Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding zijn niet te vragen het huishoudelijke werk aan te leren.

 

Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, zal daar geen rekening mee worden gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Het gaat te ver, om chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken.

 

In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie voor hulp bij het huishouden worden gesteld op onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal getracht worden die indicatie van korte duur te laten zijn, om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het (plotseling) overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.

 

Persoonlijke Verzorging

 

Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij persoonlijke verzorging?

Van belang is onderscheid te maken tussen:

  • gebruikelijke persoonlijke verzorging van partners voor elkaar,

  • gebruikelijke persoonlijke verzorging van volwassen huisgenoten voor elkaar, w.o. inwonende volwassen kinderen (> 18 jaar) voor hun ouders.

Onder partner wordt verstaan: De volwassene met wie de zorgvrager een intieme, emotionele relatie heeft èn een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert.

 

Partners onderling

 

Kortdurende situaties

Van partners wordt verwacht dat zij elkaar persoonlijke verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt dat persoonlijke verzorging daarna niet langer is aangewezen.

 

De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichamelijke zorg inclusief assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Een voorbeeld hiervan is de zorg voor een huisgenoot of partner tijdens een kortdurend gezondheidsprobleem als herstel na een operatie, griep, gekneusde ledematen e.d. Deze vorm van zorg is in principe (afhankelijk van de aard, omvang en duur) gebruikelijk.

 

Alleen als er gemotiveerd kan worden, in geval van een kortdurende zorgsituatie, dat een partner niet de persoonlijke verzorging kan bieden aan diens zorgbehoevende partner kan er alsnog een indicatie voor persoonlijke verzorging worden gegeven.

 

Langdurige situaties

Bij een zorgvraag die naar verwachting langer dan 3 maanden zal gaan duren, is persoonlijke verzorging ook tussen partners geen gebruikelijke hulp. Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens zorg kan worden ingezet.

 

Wanneer de partner voor het deel dat de gebruikelijke hulp overstijgt, een aanvraag indient voor ondersteuning, dient dat te worden opgevat als een signaal dat geen mantelzorg wordt verleend.

 

Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling

Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.

 

Begeleiding

Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij begeleiding?

 

Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten Onderling

 

Kortdurende situaties

Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

 

Langdurige situaties

Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding normaal gesproken door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:

  • Het begeleiden van cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.

  • Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.

Aanleren aan derden

Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op 1-1-2025

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van Heerde, d.d. 17-12-2024

het college van burgemeester en wethouders van Heerde,

de secretaris,

de burgemeester,

Naar boven