Wijziging Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 4 december 2024:

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 oktober 2024

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a en 174 van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25d en 25e van de Alcoholwet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de :

 

WIJZIGING ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING

Artikel 1  

De Algemene Plaatselijke Verordening, vastgesteld op 16 december 2021, laatst gewijzigd op 14 december 2023, wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1:1 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 1:1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder e van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die ‑ al dan niet met enige beperking ‑ voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn.

  • -

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994.

B

 

Artikel 2:1, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats

    • a.

      aanwezig is bij een voorval, waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op een bevel van een opsporingsambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

C

 

Aan artikel 2:18, lid 3 komt als volgt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.

D

 

Artikel 2:24 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en artikel 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden op maandag t/m donderdag tussen 09.00 en 24.00 uur, op vrijdag en zaterdag en de dagen waarop een officiële feestdag volgt tussen 09.00 en 01.00 uur en op zondag tussen 13.00 en 24.00 uur;

    • c.

      geen versterkt geluid ten gehore wordt gebracht waarvan de geluidsbelasting meer dan 70dB(A) en 83 dB(C) bedraagt, gemeten op de gevels van omringende woningen. Versterkt geluid wordt vanaf 23.00 uur tot achtergrondniveau teruggebracht, hetgeen betekent een geluidsbelasting van maximaal 50dB(A) gemeten op de gevels van omringende woningen;

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 vierkante meter per object.

E

 

Artikel 2:25 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, als de organisatie ten minste drie weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 4.

    De burgemeester kan binnen 14 dagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden als er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 6.

    Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24 tweede lid, aanhef en onder h, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

F

 

Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Leden 2 en 3 vervallen en de nummer 1 bij het eerste lid vervalt.

G

 

Artikel 2:26a vervalt

 

H

 

Artikel 2:27 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    openbare inrichting: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;

  • b.

    leidinggevende:

    • i.

      de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

    • ii.

      de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin de openbare inrichting wordt geëxploiteerd;

    • iii.

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijk leiding geeft aan de exploitatie van een openbare inrichting.

  • c.

    bezoeker: eenieder die zich in de inrichting bevindt, met uitzondering van leidinggevenden, personen die dienstdoen in de inrichting, en personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

  • d.

    terras: een buiten de besloten ruimte van een openbare inrichting liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

I

 

Artikel 2:28 derde en achtste lid komen als volgt te luiden:

  • 3.

    De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid eveneens weigeren indien de exploitant of leidinggevende(n) in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

J

 

In artikel 2:28a wordt in lid 1 onder c en onder d, in lid 2 onder c en in lid 5 het woord “horeca-inrichting” vervangen door “openbare inrichting”.

 

K

 

In artikel 2:28b onder a, wordt “het horecabedrijf” vervangen door “de openbare inrichting”.

 

L

 

Artikel 2:30 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer openbare inrichtingen, tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

M

 

Artikel 2:31 wordt als volgt gewijzigd:

 

In artikel 2:31, lid 1 onder b wordt het woord “eerst” vervangen door “eerste”.

In artikel 2:31 lid 2 wordt het woord “politieambtenaar” vervangen door “opsporingsambtenaar”.

 

N

 

Artikel 2:33a wordt als volgt gewijzigd:

 

In lid 1 vervalt de zinsnede “bij openbare kennisgeving”.

In lid 2 wordt “een ieder” vervangen door “eenieder” en “lid 1” vervangen door “het eerste lid”.

 

O

 

Artikel 2:34b, komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:34b Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend zwak-alcoholhoudende drank ten behoeve van activiteiten, op:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag na 17.00 uur en tot 23.00 uur;

    • b.

      zaterdag na 12.00 uur en tot 21.00 uur; en

    • c.

      zondag na 12.00 uur en tot 21.00 uur.

  • 2.

    Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen na afloop van de in dat lid genoemde schenktijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden genoemd in het eerste lid, zwak-alcoholhoudende drank te verstrekken tot anderhalf uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan 24.00 uur. Dit lid is niet van toepassing indien er sprake is van wedstrijden waaraan hoofdzakelijk jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaar deelnemen.

  • 3.

    Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend zwak-alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met twee uur voor aanvang en eindigende met twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet voor 12.00 uur of later dan 01.00 uur.

P

 

Artikel 2:34c komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Paracommerciële rechtspersonen die zich voornamelijk richten op activiteiten van sociaal-culturele aard kunnen zwak-alcoholhoudende drank verstrekken tijdens ten hoogste zes bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 2.

    Paracommerciële rechtspersonen bedoeld in het eerste lid doen uiterlijk twee weken voor een bijeenkomst als bedoeld in het eerste lid hiervan melding aan de burgemeester.

  • 3.

    Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Q

 

Onder artikel 2:34d wordt een nieuw artikel 2:34 e toegevoegd dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:34e Proeverijen in slijtlokaliteiten

  • 1.

    Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

  • 2.

    De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

R

 

Artikel 2:40d komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:40d Gedragseisen

De exploitant en de beheerder:

  • a.

    staan niet onder curatele;

  • b.

    zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

  • c.

    hebben de leeftijd van 21 jaar bereikt.

S

Artikel 2:40 e komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:40e Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:

  • a.

    de exploitant of beheerder niet voldoet aan de in artikel 2:40d gestelde eisen;

  • b.

    de exploitant of beheerder binnen drie jaar voor de aanvraag een inrichting heeft geëxploiteerd die op grond van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gesloten is geweest;

  • c.

    de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan;

  • d.

    de vestiging of exploitatie strijd oplevert met de nadere regels als bedoeld in artikel 2:40b, tweede lid;

  • e.

    naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de inrichting;

  • f.

    de inrichting binnen een straal van 350 meter van gevoelige objecten zoals scholen buurthuizen of jongerencentra gevestigd is.

T

 

Afdeling 7b en artikel 2:40j worden verwijderd.

 

U

 

Artikel 2:48a vervalt.

 

V

 

Artikel 2:50a komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:50a Messen en andere voorwerpen als steekwapen

  • 1.

    Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.

W

 

Artikel 2:52 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:52 Overlast van fiets, bromfiets of voertuig op markt- en kermisterrein e.d.

Het is verboden zich op door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

 

X

 

Artikel 2:54 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

  • 1.

    Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

    • a.

      tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden:

    • b.

      in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

      • sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

      • er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

      • het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het verbod geldt niet:

    • a.

      voor vaartuigen en woonboten die een ligplaats innemen waar dit op grond van artikel 5:25 of het omgevingsplan is toegestaan;

    • b.

      voor woonwagens met een woonbestemming;

    • c.

      op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

    • d.

      op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen.

Y

 

Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:

 

In het eerste lid wordt “opheffing” vervangen door “beëindiging”.

 

Z

 

Artikel 2:64b wordt als volgt gewijzigd:

 

In de titel van het artikel wordt “hinder” vervangen door “Hinder”.

In het tweede lid wordt “lid 1” vervangen door “eerste lid”.

 

AA

Artikel 2:65 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

 

AB

 

Artikel 2:71 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

AC

 

Artikel 2:75 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bij de opsomming van de artikelen wordt de punt vervangen door een dubbele punt.

De verwijzing naar het artikel “2.26a” wordt vervangen door “2:26”.

 

AD

 

Artikel 2:78 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:78 Gebiedsontzegging

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid, aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 14 dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 5.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

AE

 

Artikel 2:80 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 2:80 Sluiting voor publiek toegankelijke gebouw en/of erven

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • 3.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

  • 4.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

  • 6.

    De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

AF

 

Na artikel 2:80 wordt een nieuw artikel 2:81 toegevoegd dat als volgt luidt:

 

Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:3;

    • b.

      beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

    • c.

      exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

    • c.

      het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • d.

      het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

    • e.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

    • f.

      voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • b.

      als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

    • e.

      als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • f.

      als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7.

    Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8.

    De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

    • a.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin te verblijven.

  • 14.

    De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

AG

 

In artikel 3:1 wordt de verwijzing naar artikel “1:8” gewijzigd in “1:7”.

 

AH

 

In artikel 3:13 lid 2 wordt “a” gewijzigd in “1”.

 

AI

 

Artikel 4:1 komt als volgt te luiden:

 

Artikel 4:1 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    Activiteitenbesluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • -

    inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

  • -

    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

  • -

    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

  • -

    geluidgevoelige ruimte: geluidgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

  • -

    gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder;

  • -

    gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • -

    onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;

  • -

    langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT en LCr,LT) het gemiddelde van de afwisselende A- en C-gewogen niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (internet uitgave 2004: www.rijksoverheid.nl), inclusief erratalijst (errata digitale versie HMRI 2004: www.infomil.nl). De A- en C-gewogen geluidniveaus dienen bepaald te worden met behulp van de filters/wegingen zoals voorgeschreven in IEC 651;

  • -

    maximaal geluidsniveau: (LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand [F] of [fast], als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 (internet uitgave 2004: www.rijksoverheid.nl), inclusief erratalijst (errata digitale versie HMRI 2004: www.infomil.nl).

AJ

 

Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:

 

In lid 1 wordt:

  • -

    “dan wel” vervangen door “en”;

  • -

    wordt “festiviteitendagen” vervangen door “festiviteiten”;

  • -

    wordt “20 dB(A)” vervangen door “20 dB”;

  • -

    wordt na “…meer dan 33 dB boven het boven” vervangen door “…meer dan 33 dB boven”.

In lid 6 wordt “artikel” vervangen door “artikelen” en “dan wel” door “en”.

In lid 8 wordt “ontheffing” vervangen door “festiviteiten” en “geldt” door “gelden” en “horecabedrijven” door “inrichtingen”.

 

AK

 

Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:

 

In lid 1 wordt “dan wel” vervangen door “en” en wordt “20 dB(A)” vervangen door “20 dB”.

In lid 2 wordt “twaalf” vervangen door “zes” en “lid 1” door “eerste lid”.

In lid 6 wordt “artikel” vervangen door “artikelen” en “dan wel” door “en”.

In lid 8 wordt “ontheffing” vervangen door “festiviteiten” en “geldt” door “gelden” en “horecabedrijven” door “inrichtingen”.

 

AL

 

Artikel 4:5 lid 1 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

    • d.

      Voor zover het andere geluidgevoelige gebouwen betreft gelden de waarden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

    • e.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

AM

 

In artikel 4:13 lid 1 wordt “opheffing” vervangen door “beëindiging” en worden bij de opsomming a t/m d de eerste grote letters vervangen door kleine letters.

 

AN

 

In artikel 4:18 lid 4 wordt na “natuur en landschap” toegevoegd “; of”.

 

AO

 

In artikel 5:2 tweede lid wordt “het eerste lid” vervangen door “dit artikel”.

 

AP

 

Artikel 5:6a wordt verwijderd.

 

AQ

 

Artikel 5:7 lid 1 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden een voertuig primair gericht op het aanduiden van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

AR

 

Artikel 5:10a komt te vervallen.

 

AS

 

Artikel 5:12 komt als volgt te luiden:

Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op door het college aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

  • 3.

    Het is verboden fietsen of bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg, of op een door het college aangewezen plaats, te laten staan.

AT

 

Artikel 6:2 lid 1 onder a komt als volgt te luiden:

 

  • a.

    de ambtenaren van de afdeling Vergunning, veiligheid, toezicht en handhaving en van afdeling openbare ruimte, ieder voor zover het betreft zaken, die aan hun toezicht zijn toevertrouwd;

Artikel 2  

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 4 december 2024.

De griffier,

H.M. Vonk-Schenkel,

De voorzitter,

A.J. Moerkerke

Naar boven