Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing gemeente Beesel 2025

De raad van de gemeente Beesel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2024;

gelet op het bepaalde in artikel 228a van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

  • 1.

    vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing gemeente Beesel 2025;

  • 2.

    in te trekken per 1 januari 2025 de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing gemeente Beesel 2024 (Verordening rioolheffing gemeente Beesel 2024), vastgesteld bij besluit van de raad van 18 december 2023, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk rioolstelsel : een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van water, die eigendom, in beheer of in onderhoud is bij de gemeente; een en ander met inbegrip van het gemeentelijk grondwater en oppervlaktewater.

     

    Toelichting begrip gemeentelijk rioolstelsel:

    Het begrip gemeentelijke rioolstelsel is veel ruimer dan alleen de riolering op zich. Het gaat om alle voorzieningen die worden getroffen om te voldoen aan de wettelijke zorgplichten. Daaronder vallen onder andere rioleringspijpen en kolken, maar ook bijvoorbeeld voorzieningen tegen grondwateroverlast en individuele behandelingssystemen (iba’s).

  • b.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

     

    Toelichting begrip water:

    Onder het begrip water vallen alle verschillende soorten water. In de zorgplichten van artikel 228a van de Gemeentewet worden meerdere waterbegrippen gebruikt die gebaseerd zijn op de herkomst van het water. De definities van de specifieke waterbegrippen zijn opgenomen in de Omgevingswet en behoeven in de verordening rioolheffing geen nadere toelichting.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

  • 2.

    Voor de belasting wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de Basisregistratie Kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1.

    Geen belasting wordt geheven van:

    • a.

      percelen, niet zijnde roerende zaken, waarvan de waarde in het economisch verkeer € 20.000 of minder bedraagt;

    • b.

      onbebouwde percelen.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, geldt dat:

    • a.

      ingeval het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 9 bedoelde kalenderjaar geldt;

    • b.

      ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de waarde van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van artikel 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief rioolheffing bedraagt € 179,50 per perceel.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Minimumaanslag

  • 1.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De ‘Verordening rioolheffing gemeente Beesel 2024’, vastgesteld bij besluit van de raad van 18 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing gemeente Beesel 2025.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Beesel in de openbare vergadering van 16 december 2024.

griffier,

N.H.P. Vintcent MA

voorzitter,

C.N.A. Nijkerken-de Haan

Naar boven