Verordening afvalstoffenheffing Vlieland 2025

De raad van de gemeente Vlieland

 

gezien: het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2024

 

gelet op: artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

 

 

besluit vast te stellen de volgende:

 

 

VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING VLIELAND 2025

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer

  • b.

    perceel: een roerende zaak, een onroerende zaak en gedeelten van roerende en onroerende zaken;

  • c.

    recreatiewoning : een perceel dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ’afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Als perceel wordt mede aangemerkt:

    • a.

      een gedeelte van een roerende of onroerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • b.

      een samenstel van twee of meer in roerende of onroerende zaken of in onderdeel a bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel;’

    • b.

      in geval een gedeelte van een perceel, anders dan het gedeelte bedoeld in lid 2, onderdeel a, ten gebruike ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan;

    • c.

      in geval er sprake is van het ter beschikking stellen van een perceel voor kortstondig volgtijdig gebruik, wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar voor:

  • 1.

    een éénpersoonshuishouden € 280;

  • 2.

    een meerpersoonshuishouden € 374;

  • 3.

    een recreatiewoning € 374.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Voor de toepassing van artikel 4 is beslissend de gebruikssituatie op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht.

  • 6.

    Voor de vaststelling van de gebruikssituatie is beslissend hetgeen terzake in de basisregistratie personen is geregistreerd, tenzij blijkt dat de gebruikssituatie anders is.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen dertig dagen na dagtekening van de aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand van de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 10 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening Afvalstoffenheffing 2024" van 18 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing Vlieland 2025".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Vlieland in zijn openbare vergadering van 16 december 2025

de griffier,

M. Brinksma-Brandenburg

de voorzitter,

M.Schrier

Naar boven