De derde wijziging Algemene plaatselijke verordening Eemsdelta 2022

De raad van de gemeente Eemsdelta,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2024,

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen: de derde wijziging van de algemene plaatselijke verordening Eemsdelta 2022.

Artikel I

de 3e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Eemsdelta 2022 als volgt vast te stellen:

A.

Artikel 2:2 vervalt;

B.

Artikel 2:28 komt te luiden:

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

    • a.

      de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum; of

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant.

  • 5.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:

    • a.

      zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of

    • b.

      de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 6.

    De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid, onder a.

  • 7.

    In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 9.

    Dit artikel treedt in werking op een door de burgemeester te bepalen datum.

C.

Artikel 2:29, eerste lid komt te luiden:

  • 1.

    Het is de exploitant van de hieronder genoemde openbare inrichtingen verboden de openbare inrichting geopend te hebben, of bezoekers in de openbare inrichting te laten verblijven tussen:

  • Dagzaken:

    • Zondag t/m woensdag 22:00 – 07:00 uur.

    • Donderdag t/m zaterdag 23:00 – 07:00 uur.

  • Sportkantines/buurt- en clubhuizen:

    • Alle dagen 00:00 – 07:00 uur.

  • Hotel/restaurants/cafetaria's:

    • Maandag t/m donderdag 01:00 – 07:00 uur.

    • Vrijdag t/m zondag 03:00 – 07:00 uur.

  • Eetcafe's/discotheken (geen dagzaken):

    • Maandag t/m donderdag 01:00 – 07:00 uur.

    • Vrijdag t/m zondag 03:00 – 07:00 uur.

D.

Aan de bestaande tekst van artikel 2:40f, eerste lid, wordt de een nieuw sub lid toegevoegd, luidende:

g. de exploitant of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

E.

Aan de bestaande tekst van artikel 2:40h wordt de een nieuw sub lid toegevoegd, luidende:

b. indien de exploitant of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

F.

Artikel 2:47a vervalt;

G.

Artikel 2.54 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:54 Verbod gebruik openbare plaats als slaapplaats

1. Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken of op een openbare plaats een voertuig, vaartuig, woonwagen, tent of een andere vorm van beschutting als slaapplaats te gebruiken, daarin te overnachten of daartoe gelegenheid te bieden:

a. tussen zonsondergang en zonsopgang in door het college aan te wijzen gebieden;

b. in andere gevallen dan bedoeld onder a voor zover:

1. sprake is van overlast of hinder voor de omgeving;

2. er gevaar is of dreigt voor de omgeving; of

3. het woon- of leefklimaat wordt aangetast.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

3. Het verbod geldt niet:

a. voor vaartuigen en woonboten die een ligplaats innemen waar dit op grond van artikel 5:25 is toegestaan;

b. voor woonwagens met een woonbestemming;

c. op een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd;

d. op kampeerplaatsen die op grond van artikel 4:19 zijn aangewezen.

H.

Artikel 2:71 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:71 Definitie

• In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

• Carbidschieten: het in een (melk)bus op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.

I.

Artikel 2:78 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 24 uur in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

3. De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

4. Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

5. Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

J.

Artikel 2:80 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:80 Sluiting voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

3. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

4. Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

5. Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

6. De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

K.

Artikel 2:81 komt als volgt te luiden:

Artikel 2:81 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

1. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:3;

b. beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

c. exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

2. De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

4. De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

a. voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

b. de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

c. het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

d. het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

e. voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

f. voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

g. een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

h. een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

5. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

a. als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

b. als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

c. als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

d. als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

e. als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

f. als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

6. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

7. Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

8. De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

9. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

a. de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

b. de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

c. er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

d. er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

e. de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

f. redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

10. Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

11. De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

12. Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

13. Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

14. De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

15. In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

16. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

L.

Artikel 4:11c, derde lid, komt te luiden:

 

3. In afwijking van artikel 1:8 kan de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 4:11a worden geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van duurzaam behoud van de houtopstand. Het college toetst hierbij aan de Beleidsregels voor houtopstanden gemeente Eemsdelta.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

Aldus besloten in de openbare vergadering van

De raad van de gemeente Eemsdelta

B. Visser

Voorzitter

T.G.C. Kramer-Klein

Griffier

Naar boven