Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 in verband met het instellen van een ingebruiknameverbod geldautomaten na plofkraken, aanscherping verblijfsverbod en, en enkele technische wijzigingen naar aanleiding van het lachgasverbod en toepassing van de bevoegdheid panden, gebieden of branches als vergunningplichtig aan te wijzen

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2024, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; Artikel 3 Opiumwet en het Omgevingsplan Amsterdam Basisregeling;

 

besluit:

 

Artikel I

De Algemene Plaatselijke Verordening 2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Artikel 1.7 komt te luiden:

 

Artikel 1.7 Algemene gronden voor wijziging of intrekking

Het bevoegde bestuursorgaan kan een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken als:

  • a.

    ter verkrijging van de vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    dit noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist of

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    de houder geen gebruik maakt van de vergunning of ontheffing binnen de daarin genoemde termijn of bij ontbreken daarvan binnen een redelijke termijn;

  • e.

    de houder of diens rechtsopvolger hierom vraagt of;

  • f.

    de vergunning of ontheffing is gegeven in strijd met een wettelijk voorschrift.

B

 

Artikel 2.7 komt te luiden:

 

Artikel 2.7 Openlijk gebruik en handel

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen harddrugs openlijk voorhanden te hebben, deze te gebruiken of voor dat gebruik één of meer voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben.

  • 2.

    Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden.

  • 3.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen lachgas te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 4.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen gelegen in het gebied dat is aangewezen in bijlage 1 bij deze verordening middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken.

  • 5.

    Van het verbod in lid 4 zijn uitgezonderd horecabedrijven die tevens beschikken over een gedoogverklaring van de burgemeester voor de verkoop van softdrugs.

C

 

Artikel 2.7A komt te vervallen

 

D

 

Artikel 2.7B komt te vervallen

 

E

 

Artikel 2.8 komt te luiden:

2.8 Aanwijzing algemene- en dealeroverlastgebieden

  • 1.

    De burgemeester kan een overlastgebied aanwijzen als daar naar zijn oordeel sprake is van ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde.

  • 2.

    De burgemeester stelt bij het aanwijzen van een overlastgebied vast of sprake is van;

    • a.

      een algemeen overlastgebied;

    • b.

      een dealeroverlastgebied.

  • 3.

    De burgemeester trekt de aanwijzing in zodra de openbare orde in het overlastgebied naar zijn oordeel voldoende is hersteld.

F

 

Artikel 2.9 komt te luiden:

Artikel 2.9 Verblijfsverbod algemeen overlastgebied

  • 1.

    De burgemeester kan een tijdelijk verbod opleggen om gedurende 24 uur in een algemeen overlastgebied aanwezig te zijn aan degene die een van de volgende artikelen overtreedt of feiten of handelingen begaat;

    • a.

      artikel 2.2, eerste lid;

    • b.

      artikel 2.5, eerste lid;

    • c.

      artikel 2.7, eerste of tweede lid;

    • d.

      artikel 2.12, eerste lid;

    • e.

      artikel 2.17, eerste of tweede lid;

    • f.

      artikel 2.18, eerste of tweede lid;

    • g.

      artikel 2.21;

    • h.

      artikel 2.22, eerste lid;

    • i.

      artikel 131 Wetboek van Strafrecht;

    • j.

      artikel 350 Wetboek van Strafrecht;

    • k.

      artikel 426 Wetboek van Strafrecht;

    • l.

      zakkenrollerij;

    • m.

      geweldsdelicten pleegt;

    • n.

      diefstallen uit auto’s op of aan de weg pleegt, of

    • o.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft.

  • 2.

    Als in het afgelopen jaar een verblijfsverbod voor 24 uur als bedoeld in het eerste lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 24 uur een verblijfsverbod voor een maand opleggen.

  • 3.

    Als in het afgelopen jaar eerder een verblijfsverbod voor een maand als bedoeld in het tweede lid of een verblijfsverbod voor drie maanden aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 24 uur een verblijfsverbod voor drie maanden opleggen.

G.

 

Artikel 2.9A komt te luiden:

 

Artikel 2.9A Verblijfsverbod dealeroverlastgebied

  • 1.

    De burgemeester kan degene die in een dealeroverlastgebied artikel 2.7 tweede lid overtreedt een tijdelijk verbod opleggen om gedurende 48 uur in het aangewezen overlastgebied aanwezig te zijn.

  • 2.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor 48 uur als bedoeld in het eerste lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding een verblijfsverbod voor een maand opleggen.

  • 3.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor een maand als bedoeld in het tweede lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 48 uur een verblijfsverbod voor drie maanden opleggen.

  • 4.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor drie maanden als bedoeld in het derde lid of een verblijfsverbod voor zes maanden aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 48 uur een verblijfsverbod voor zes maanden opleggen.

  • 5.

    Degene die een verblijfsverbod is opgelegd is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

H.

 

Na artikel 2.10 wordt een nieuw artikel 2.10A ingevoegd dat komt te luiden:

 

2.10A Geldautomaten

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde een gebruiks- of herplaatsingsverbod van een geldautomaat bevelen als daarop een plofkraak of poging tot plofkraak heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    De burgemeester trekt het verbod in als door de rechthebbende van de geldautomaat:

    • a.

      een veiligheidsonderzoek is uitgevoerd waarin de risico’s van de geldautomaat zijn onderzocht en

    • b.

      maatregelen naar aanleiding van het veiligheidsonderzoek zijn getroffen die naar het oordeel van de burgemeester voldoende zijn om het risico op een nieuwe plofkraak tegen te gaan.

  • 3.

    In het veiligheidsonderzoek wordt in ieder geval meegenomen:

    • a.

      of er alternatieve locaties in de buurt zijn waar geen sprake is van boven- en naaste bewoning en

    • b.

      welke aanvullende veiligheidsmaatregelen mogelijk zijn tegen plofkraken.

Lid 4. De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot het verbod tot gebruik/herplaatsing op de geldautomaat, of in de directe nabijheid daarvan.

Lid 5. De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het bevel wordt aangebracht op de geldautomaat.

 

I.

 

Artikel 2.16a komt te luiden

 

2.16a Aanwijzing van een gebied of gebouw als vergunningplichtig voor bepaalde bedrijfsmatige activiteiten

 

  • 1.

    De burgemeester kan een gebied of gebouw aanwijzen waarin het is verboden om zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.64 bepaalde categorieën bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die naar zijn oordeel de openbare orde of veiligheid verstoren, ondermijning veroorzaken of de spanning waaraan de leefbaarheid ter plaatse reeds bloot staat op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloeden.

  • 2.

    De burgemeester kan op grond van de belangen genoemd in het eerste lid gebouwen aanwijzen waar het verbod van artikel 3.64 van toepassing is als in de afgelopen vijf jaar vergunningen op basis van dat artikel aan een betrokkene bij de exploitatie van die gebouwen zijn geweigerd of buiten behandeling zijn gesteld.

  • 3.

    De burgemeester kan in het aanwijzingsbesluit als bedoeld in het eerste en tweede lid bepalen dat er gedurende de openingstijden van de bedrijfsmatige activiteit een leidinggevende aanwezig is.

J.

 

Artikel 3.64 komt te luiden

 

Artikel 3.64 Exploitatie van aangewezen bedrijfsactiviteit

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem op grond van artikel 2.16a aangewezen gebouw of gebied.

 

K.

 

Artikel 3.65 komt te luiden

 

Art 3.65 Eisen aan de vergunningsaanvraag

  • 1.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 2.

    Naast het aanvraagformulier wordt bij een aanvraag ook een bedrijfsplan overlegd, waarin in ieder geval staat beschreven welke bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd en op welke wijze wordt voorkomen dat de ontoelaatbare extra druk op de leefbaarheid wordt veroorzaakt, openbare orde en veiligheid worden verstoord of ondermijnende activiteiten worden gefaciliteerd.

  • 3.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden en op te nemen in het bedrijfsplan. De burgemeester verleend als aan de verplichtingen voor de exploitatie wordt voldaan een gewijzigde vergunning.

L.

 

Artikel 3.67 komt te luiden

 

3.67 Bijzondere weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 3.64 weigeren als

  • a.

    de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan de eisen van artikel 3.66;

  • b.

    een eerdere vergunning voor de exploitatie van het bedrijf is ingetrokken of het bedrijf met toepassing van artikel 2.10 of van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

  • c.

    er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zullen zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • d.

    het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het Omgevingsplan of de Wet Milieubeheer;

  • e.

    het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.65 naar zijn oordeel onvoldoende garanties geeft dat bedrijfsmatige activiteit de openbare orde of de veiligheid niet nadelig beïnvloedt, ontoelaatbare druk op de leefbaarheid oplevert of ondermijning faciliteert.

  • f.

    de aanvraag is gericht op het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteit in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking is verleend als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet;

M.

 

Artikel 3.68 komt te luiden

 

3.68. Bijzondere gronden voor intrekking

De burgemeester kan de vergunning intrekken als

  • a.

    het aannemelijk is dat inbedrijf strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de veiligheid of de openbare orde in of om het bedrijf, de openbare orde en veiligheid op andere wijze in gedrang komen door de exploitatie van het bedrijf of aannemelijk is dat er sprake is van ondermijning als gevolg van de exploitatie van het bedrijf;

  • b.

    in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    in strijd wordt gehandeld met wat de exploitant in het bedrijfsplan heeft opgenomen;

  • d.

    van wijzigingen in de exploitatie of het bedrijfsplan geen voorafgaande mededeling is gedaan aan de burgemeester of als na mededeling de exploitatie of het bedrijfsplan niet meer voldoen aan de eisen gesteld in artikel 3.65;

  • e.

    de exploitant of leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen van artikel 3.66;

  • f.

    de exploitant of leidinggevende het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

  • g.

    in strijd wordt gehandeld met de verplichting opgelegd op grond van artikel 2.16 a lid 3 als dit lid is toegepast.

N.

 

Artikel 4.3 lid 3 komt te luiden

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en geldt niet voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Omgevingswet of de Telecommunicatiewet of de verordening Wior

O.

 

Artikel 4.7 komt te luiden:

 

Artikel 4.7 Plakken en kladden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of zaak die vanaf die plaats zichtbaar is zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende daarop:

    • b.

      een geschrift, afbeelding of aanduiding aan te brengen of projecteren of;

    • c.

      met kalk, krijt, teer, een kleur- of verfstof of op andere wijze een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen.

  • 2.

    Het verbod geldt niet als gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 3.

    De houder van de schriftelijke toestemming moet deze op eerste vordering van een toezichthouder of opsporingsambtenaar tonen.

  • 4.

    Het college wijst aanplakobjecten aan voor het aanbrengen van meningsuitingen die geen reclame zijn.

  • 5.

    Het college kan voor het gebruik van de aangewezen aanplakobjecten nadere regels stellen die geen betrekking hebben op de inhoud van de meningsuiting.

P.

 

Artikel 4.8 komt te vervallen

 

Q.

 

Artikel 4.9 komt te luiden:

 

Artikel 4.9 Aanplakgereedschap

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof, verfgereedschap, projector of beamer te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 4:7.

R.

 

In artikel 6.1 wordt ‘2.7A, 2.7B eerste lid’ vervangen voor ‘2.7 derde lid, 2.7 vierde lid’.

Artikel II  

De Algemene Plaatselijke Verordening 2008 als volgt te wijzigen:

 

Artikel 5.6 komt te vervallen

Artikel III  

Artikel I van deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

 

Artikel II van deze verordening treedt in werking bij een daartoe genomen collegebesluit.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 12 december 2024

De plaatsvervangend voorzitter

Kune Burgers

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting  

Algemeen deel

 

Deze wijzigingsverordening is een verzameling van wijzigingen en kleine verbeteringen. Hoofdpunten in de wijziging zijn het aanscherpen van de duur van gebiedsverboden opgelegd aan dealers in het stadscentrum, wijzigingen die verduidelijken hoe de toepassing van de mogelijkheid tot het aanwijzen van gebieden, panden of branches als vergunningplichtig plaatsvindt, het invoeren van het ingebruiknameverbod van geldautomaten wanneer daar een plofkraak of ander incident plaats heeft gevonden, wijzingen met betrekking tot gebruik en handel in softdrugs als gevolg van de plaatsing van lachgas op de Opiumlijst in de Opiumwet.

 

De wijzigingen zijn in het volgende schema weergegeven.

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 1.7 Algemene gronden voor wijziging of intrekking 

 

Het bevoegde bestuursorgaan kan een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken als: 

  • a.

    ter verkrijging van de vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;  

  • b.

    dit vanwege veranderde wetgeving of gewijzigde omstandigheden of inzichten noodzakelijk is in het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist;  

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen;  

  • d.

    de houder geen gebruik maakt van de vergunning of ontheffing binnen de daarin genoemde termijn of bij ontbreken daarvan binnen een redelijke termijn;  

  • e.

    de houder of diens rechtsopvolger hierom vraagt;  

  • f.

    dit noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist of  

  • g.

    de vergunning of ontheffing is gegeven in strijd met een wettelijk voorschrift.  

Artikel 1.7 Algemene gronden voor wijziging of intrekking 

 

Het bevoegde bestuursorgaan kan een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk wijzigen of intrekken als: 

  • a.

    ter verkrijging van de vergunning of ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;  

  • b.

    dit noodzakelijk is ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is vereist of 

  • c.

    de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen niet worden nagekomen;  

  • d.

    de houder geen gebruik maakt van de vergunning of ontheffing binnen de daarin genoemde termijn of bij ontbreken daarvan binnen een redelijke termijn;  

  • e.

    de houder of diens rechtsopvolger hierom vraagt of;  

  • f.

    de vergunning of ontheffing is gegeven in strijd met een wettelijk voorschrift.  

 

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 2.7 Openlijk gebruik en handel 

 

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig harddrugs openlijk voorhanden te hebben, deze te gebruiken of voor dat gebruik één of meer voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben. 

  • 2.

    Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden. 

  • 3.

    De verboden gelden niet voor middelen of activiteiten die van overheidswege worden bevorderd of zijn goedgekeurd in het belang van de volksgezondheid, in het bijzonder de preventie of de bestrijding van drugsverslaving, of de hulpverlening aan verslaafden. 

Artikel 2.7A Verbod lachgas 

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken. 

Artikel 2.7B Openlijk gebruik softdrugs

 

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen gelegen in het gebied dat is aangewezen in bijlage 1 bij deze verordening middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken. 

    (…) 

  • 3.

    Van het verbod in lid 1 zijn uitgezonderd de terrassen van horecabedrijven als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 sub f APV die tevens beschikken over een gedoogverklaring van de burgemeester voor de verkoop van softdrugs, mits het terras tevens is opgenomen in de exploitatievergunning als bedoeld in artikel 3.8 lid 1 APV. 

Artikel 2.7 Openlijk gebruik en handel

 

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen harddrugs openlijk voorhanden te hebben, deze te gebruiken of voor dat gebruik één of meer voorwerpen of stoffen openlijk voorhanden te hebben. 

  • 2.

    Het is verboden zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, dan wel slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar, te kopen of te koop aan te bieden. 

  • 3.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen lachgas te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben. 

  • 4.

    Het is verboden op of aan de weg of op andere voor publiek toegankelijke plaatsen gelegen in het gebied dat is aangewezen in bijlage 1 bij deze verordening middelen als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken. 

  • 5.

    Van het verbod in lid 4 zijn uitgezonderd horecabedrijven die tevens beschikken over een gedoogverklaring van de burgemeester voor de verkoop van softdrugs. 

 

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 2.8 Aanwijzing overlastgebied

 

  • 1.

    De burgemeester kan een overlastgebied aanwijzen als naar zijn oordeel sprake is van een ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde. Hij bepaalt daarbij of artikel 2.9 of artikel 2.9A van toepassing is.

  • 2.

    Het is verboden zich in een overlastgebied op te houden in een groep van meer dan vier personen als dit leidt tot verstoring van de openbare orde.

  • 3.

    De burgemeester trekt de aanwijzing in zodra de openbare orde in het overlastgebied naar zijn oordeel voldoende is hersteld.

2.8 Aanwijzing algemene- en dealeroverlastgebieden

 

  • 1.

    De burgemeester kan een overlastgebied aanwijzen als daar naar zijn oordeel sprake is van ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde.

  • 2.

    De burgemeester stelt bij het aanwijzen van een overlastgebied vast of sprake is van;

    • a.

      een algemeen overlastgebied;

    • b.

      een dealeroverlastgebied.

  • 3.

    De burgemeester trekt de aanwijzing in zodra de openbare orde in het overlastgebied naar zijn oordeel voldoende is hersteld.

Artikel 2.9 Verblijfsverbod

 

  • 1.

    De burgemeester kan degene die in een op grond van artikel 2.8, eerste lid aangewezen overlastgebied een van de volgende artikelen overtreedt of feiten of handelingen begaat, bevelen om zich daar voor de duur van 24 uur niet meer te bevinden:

     

    • a.

      artikel 2.2, eerste lid;

    • b.

      artikel 2.5, eerste lid;

    • c.

      artikel 2.7, eerste of tweede lid;

    • d.

      artikel 2.8, tweede lid;

    • e.

      artikel 2.12, eerste lid;

    • f.

      artikel 2.17, eerste of tweede lid;

    • g.

      artikel 2.18, eerste of tweede lid;

    • h.

      artikel 2.21;

    • i.

      artikel 2.22, eerste lid;

    • j.

      artikel 131 Wetboek van Strafrecht;

    • k.

      artikel 350 Wetboek van Strafrecht;

    • l.

      artikel 426 Wetboek van Strafrecht;

    • m.

      zakkenrollerij;

    • n.

      geweldsdelicten pleegt;

    • o.

      diefstallen uit auto’s op of aan de weg pleegt, of

    • p.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft.

  • 2.

    De burgemeester kan degene die in een overlastgebied een van de in het eerste lid genoemde overtredingen pleegt, bevelen om zich uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar niet meer te bevinden:

    • a.

      voor de duur van één maand als hem binnen een periode van één jaar tweemaal een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven;

    • b.

      voor de duur van drie maanden als binnen een jaar, nadat hem een bevel als bedoeld onder a. is gegeven, hij opnieuw één van de in het eerste lid genoemde overtredingen pleegt;

    • c.

      voor de duur van drie maanden als binnen een jaar, nadat hem een bevel als bedoeld onder b. of c. is gegeven, hij opnieuw één van de in het eerste lid genoemde overtredingen pleegt.

Artikel 2.9 Verblijfsverbod algemeen overlastgebied

 

  • 1.

    De burgemeester kan een tijdelijk verbod opleggen om gedurende 24 uur in een algemeen overlastgebied aanwezig te zijn aan degene die een van de volgende artikelen overtreedt of feiten of handelingen begaat;

     

    • a.

      artikel 2.2, eerste lid;

    • b.

      artikel 2.5, eerste lid;

    • c.

      artikel 2.7, eerste of tweede lid;

    • d.

      artikel 2.12, eerste lid;

    • e.

      artikel 2.17, eerste of tweede lid;

    • f.

      artikel 2.18, eerste of tweede lid;

    • g.

      artikel 2.21;

    • h.

      artikel 2.22, eerste lid;

    • i.

      artikel 131 Wetboek van Strafrecht;

    • j.

      artikel 350 Wetboek van Strafrecht;

    • k.

      artikel 426 Wetboek van Strafrecht;

    • l.

      zakkenrollerij;

    • m.

      geweldsdelicten pleegt;

    • n.

      diefstallen uit auto’s op of aan de weg pleegt, of

    • o.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft.

  • 2.

    Als in het afgelopen jaar een verblijfsverbod voor 24 uur als bedoeld in het eerste lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 24 uur een verblijfsverbod voor een maand opleggen.

  • 3.

    Als in de afgelopen twee jaar eerder een verblijfsverbod voor een maand als bedoeld in het tweede lid of een verblijfsverbod voor drie maanden aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 24 uur een verblijfsverbod voor drie maanden opleggen.

Artikel 2.9A Verblijfsverbod dealers

 

  • 1.

    De burgemeester kan degene die in een op grond van artikel 2.8, eerste lid, aangewezen overlastgebied zich op of aan de weg ophoudt waarbij aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen, als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, te verkopen of te koop aan te bieden en die antecedenten heeft op het gebied van het verkopen of te koop aanbieden van drugs of daarop gelijkende waar, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar voor de duur van drie maanden niet meer te bevinden.

  • 2.

    De burgemeester kan aan degene, aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven en die binnen een periode van een jaar opnieuw de in dat lid genoemde bepalingen overtreedt, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende een periode van maximaal zes maanden niet meer te bevinden.

  • 3.

    Degene die een bevel heeft gekregen als bedoeld in het eerste of tweede lid is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

Artikel 2.9A Verblijfsverbod dealeroverlastgebied

 

  • 1.

    De burgemeester kan degene die in een dealeroverlastgebied artikel 2.7 tweede lid overtreedt een tijdelijk verbod opleggen om gedurende 48 uur in het aangewezen overlastgebied aanwezig te zijn.

  • 2.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor 48 uur als bedoeld in het eerste lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding een verblijfsverbod voor een maand opleggen.

  • 3.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor een maand als bedoeld in het tweede lid aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 48 uur een verblijfsverbod voor drie maanden opleggen.

  • 4.

    Als in de afgelopen twee jaar al eerder een verblijfsverbod voor 3 maanden als bedoeld in het derde lid of een verblijfsverbod voor zes maanden aan de overtreder is opgelegd, kan de burgemeester hem bij herhaalde overtreding naast een verblijfsverbod voor 48 uur een verblijfsverbod voor zes maanden opleggen.

  • 5.

    Degene die een verblijfsverbod is opgelegd is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

2.10A Geldautomaten 

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde een gebruiks- of herplaatsingsverbod van een geldautomaat bevelen als daarop een plofkraak of poging tot plofkraak heeft plaatsgevonden. 

  • 2.

    De burgemeester trekt het verbod in als door de rechthebbende van de geldautomaat:

    • a.

      een veiligheidsonderzoek is uitgevoerd waarin de risico’s van de geldautomaat zijn onderzocht en 

    • b.

      maatregelen naar aanleiding van het veiligheidsonderzoek zijn getroffen die naar het oordeel van de burgemeester voldoende zijn om het risico op een nieuwe plofkraak tegen te gaan.

  • 3.

    In het veiligheidsonderzoek wordt in ieder geval meegenomen 

    • a.

      of er alternatieve locaties in de buurt zijn waar geen sprake is van boven- en naaste bewoning en 

    • b.

      welke aanvullende veiligheidsmaatregelen mogelijk zijn tegen plofkraken.

  • 4.

    De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot het verbod tot gebruik/herplaatsing op de geldautomaat, of in de directe nabijheid daarvan.  

  • 5.

    De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het bevel wordt aangebracht op de geldautomaat.

 

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

 2.16a Aanwijzing als gebied, straat of gebouw waar vergunningplicht geldt voor bepaalde bedrijvigheid

 

  • 1.

    De burgemeester kan een gebied, straat of gebouw aanwijzen waarin het is verboden om zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.64 bepaalde categorieën bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die naar zijn oordeel de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of ondermijning veroorzaken.

  • 2.

    Hij wijst in het besluit de activiteiten aan waarvoor de vergunningplicht geldt en geeft desgewenst aan welke specifieke voorwaarden aan de vergunningplicht worden verbonden.

  • 3.

    De burgemeester kan de aanwijzing intrekken zodra deze bedrijfsmatige activiteiten naar zijn oordeel niet langer de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins ondermijning veroorzaken.

2.16A Aanwijzen gebied of gebouw waar vergunningplicht geldt voor bepaalde bedrijvigheid.

 

  • 1.

    De burgemeester kan een gebied of gebouw aanwijzen waarin het is verboden om zonder vergunning als bedoeld in artikel 3.64 bepaalde categorieën bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die naar zijn oordeel de openbare orde of veiligheid verstoren, ondermijning veroorzaken of de spanning waaraan de leefbaarheid ter plaatse reeds bloot staat op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloeden.

  • 2.

    De burgemeester kan op grond van de belangen genoemd in het eerste lid gebouwen aanwijzen waar het verbod van artikel 3.64 van toepassing is als in de afgelopen vijf jaar vergunningen op basis van dat artikel aan een betrokkene bij de exploitatie van die gebouwen zijn geweigerd of buiten behandeling gesteld.

  • 3.

    De burgemeester kan in het aanwijzingsbesluit als bedoeld in het eerste en tweede lid bepalen dat er gedurende de openingstijden van de bedrijfsmatige activiteit een leidinggevende aanwezig is.

 

Artikel 3.64. Exploitatie van een bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw

 

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester de bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen die op grond van artikel 2.16A door de burgemeester zijn aangewezen.

Artikel 3.64. Exploitatie van aangewezen bedrijfsactiviteit

 

Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem op grond van artikel 2.16a aangewezen gebouw of gebied.

Artikel 3.65 Aanvraag vergunning bedrijf in een aangewezen gebied, straat of gebouw

 

  • 1.

    Bij een aanvraag om een vergunning wordt naast het aanvraagformulier ook een bedrijfsplan overgelegd, waarin in ieder geval staat beschreven welke bedrijfsmatige activiteiten worden ontplooid, op welke wijze de bedrijfsactiviteiten worden gefinancierd en op welke wijze wordt voorkomen dat de openbare orde wordt verstoord, het woon- en leefklimaat wordt aangetast of er anderszins ondermijning wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de exploitant het bedrijfsplan wil wijzigen, doet hij van de wijziging vooraf mededeling aan de burgemeester; deze mededeling wordt als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt.

Art 3.65 Eisen aan de vergunningsaanvraag

 

  • 1.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 2.

    Naast het aanvraagformulier wordt bij een aanvraag ook een bedrijfsplan overlegd, waarin in ieder geval staat beschreven welke bedrijfsmatige activiteiten worden uitgevoerd en op welke wijze wordt voorkomen dat de ontoelaatbare extra druk op de leefbaarheid wordt veroorzaakt, openbare orde en veiligheid worden verstoord of ondermijnende activiteiten worden gefaciliteerd.

  • 3.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden en op te nemen in het bedrijfsplan. De burgemeester verleend als aan de verplichtingen voor de exploitatie wordt voldaan een gewijzigde vergunning.

Artikel 3.67 Bijzondere weigeringsgronden

 

  • 1.

    De burgemeester weigert een vergunning als:

    • a.

      het bedrijf wordt gevestigd in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking is verleend als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet terwijl die wel vereist is;

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende niet voldoet aan de in artikel 3.66 gestelde eisen.

  • 2.

    De burgemeester kan een vergunning weigeren als:

    • a.

      naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed of er om andere redenen sprake is van ondermijning door het bedrijf;

    • b.

      een eerdere vergunning voor de exploitatie van het bedrijf is ingetrokken of het bedrijf met toepassing van artikel 2.10 of van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

    • c.

      de wijze van bedrijfsvoering daartoe aanleiding geeft;

    • d.

      in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen;

    • e.

      naar zijn oordeel het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.65 onvoldoende garanties geeft dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het bedrijf of de openbare orde of de veiligheid niet nadelig wordt beïnvloed of onvoldoende garanties geeft dat er om andere redenen geen sprake is van ondermijning door het bedrijf;

    • f.

      er niet wordt voldaan aan de specifieke voorwaarden die in het aanwijzingsbesluit zijn opgenomen.

3.67 Bijzondere weigeringsgronden

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in artikel 3.64 weigeren als

  • a.

    de exploitant of leidinggevende niet voldoet aan de eisen van artikel 3.66;

  • b.

    een eerdere vergunning voor de exploitatie van het bedrijf is ingetrokken of het bedrijf met toepassing van artikel 2.10 of van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

  • c.

    er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zullen zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

  • d.

    het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het Omgevingsplan of de Wet Milieubeheer;

  • e.

    het bedrijfsplan als bedoeld in artikel 3.65 naar zijn oordeel onvoldoende garanties geeft dat bedrijfsmatige activiteit de openbare orde of de veiligheid niet nadelig beïnvloedt, ontoelaatbare druk op de leefbaarheid oplevert of ondermijning faciliteert.

  • f.

    de aanvraag is gericht op het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteit in een woonruimte waarvoor geen vergunning tot woningonttrekking is verleend als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet;

1 Artikel 3.68 Bijzondere gronden voor intrekking

 

De burgemeester kan de vergunning intrekken als:

  • a.

    in het bedrijf strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de veiligheid of de openbare orde in of om het bedrijf;

  • b.

    in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen;

  • c.

    in strijd wordt gehandeld met hetgeen de exploitant in het bedrijfsplan heeft opgenomen;

  • d.

    het bedrijfsplan is gewijzigd zonder dat van de wijziging vooraf mededeling aan de burgemeester is gedaan of het bedrijfsplan na de wijziging niet meer voldoet aan de in artikel 3.65, eerste lid genoemde eisen;

  • e.

    de exploitant of leidinggevende niet langer voldoet aan de in artikel 3.66 gestelde eisen;

  • f.

    de exploitant of leidinggevende het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt.

3.68. Bijzondere gronden voor intrekking

 

De burgemeester kan de vergunning intrekken als

  • a.

    het aannemelijk is dat inbedrijf strafbare feiten plaatsvinden die een bedreiging vormen voor de veiligheid of de openbare orde in of om het bedrijf, de openbare orde en veiligheid op andere wijze in gedrang komen door de exploitatie van het bedrijf of aannemelijk is dat er sprake is van ondermijning als gevolg van de exploitatie van het bedrijf;

  • b.

    in strijd wordt gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000;

  • c.

    in strijd wordt gehandeld met wat de exploitant in het bedrijfsplan heeft opgenomen

  • d.

    van wijzigingen in de exploitatie of het bedrijfsplan geen voorafgaande mededeling is gedaan aan de burgemeester of als na mededeling de exploitatie of het bedrijfsplan niet meer voldoen aan de eisen gesteld in artikel 3.65.

  • e.

    de exploitant of leidinggevende niet langer voldoet aan de eisen van artikel 3.66;

  • f.

    de exploitant of leidinggevende het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt.

  • g.

    in strijd wordt gehandeld met de verplichting opgelegd op grond van artikel 2.16 a lid 3, indien van toepassing.

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 4.3 Voorwerpen en stoffen op, aan, in of boven de weg  

 

[...] 

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en geldt niet voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Omgevingswet of de Telecommunicatiewet. 

 

Artikel 4.3 Voorwerpen en stoffen op, aan, in of boven de weg  

 

[...] 

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en geldt niet voor zover in het onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Omgevingswet of de Telecommunicatiewet of de Verordening werken in de openbare ruimte Amsterdam 2021  

 Artikel 4.7 Plakken en kladden 

 

  • 1.

    Het is verboden op de weg of op een zaak: 

    • a.

      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding op welke wijze dan ook aan te brengen of aan te laten brengen of 

    • b.

      met kalk, krijt, teer, een kleur- of verfstof of op andere wijze een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of aan te laten brengen. 

  • 2.

    Het verbod geldt niet als: 

    • a.

      gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift; 

    • b.

      gehandeld wordt door of met schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of de zaak mits die toestemming vooraf is verleend en op eerste vordering kan worden getoond aan een toezichthouder of een opsporingsambtenaar of 

    • c.

      het aanbrengen of laten aanbrengen geschiedt op een plaats die vanaf de weg niet zichtbaar is. 

Artikel 4.7 Plakken en kladden 

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats of zaak die vanaf die plaats zichtbaar is zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende daarop: 

    • a.

      een geschrift, afbeelding of aanduiding aan te brengen of projecteren of;

    • b.

      met kalk, krijt, teer, een kleur- of verfstof of op andere wijze een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen. 

  • 2.

    Het verbod geldt niet als gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 3.

    De houder van de schriftelijke toestemming moet deze op eerste vordering van een toezichthouder of opsporingsambtenaar tonen. 

  • 4.

    Het college wijst aanplakobjecten aan voor het aanbrengen van meningsuitingen die geen reclame zijn.

  • 5.

    Het college kan voor het gebruik van de aangewezen aanplakobjecten nadere regels stellen die geen betrekking hebben op de inhoud van de meningsuiting. 

Artikel 4.8 Aanplakobjecten 

 

  • 1.

    Het college kan aanplakobjecten aanwijzen die uitsluitend bestemd zijn voor het aanbrengen van meningsuitingen die geen reclame zijn. 

  • 2.

    Het verbod van artikel 4.7, eerste lid geldt niet wanneer gebruik wordt gemaakt van een aangewezen aanplakobject. 

  • 3.

    Het college wijst in het belang van de vrijheid van meningsuiting een minimumaantal aanplakobjecten aan. Als het college geen minimumaantal heeft aangewezen dan wel als er minder aanplakobjecten aanwezig zijn dan het college heeft aangewezen is het verbod van artikel 4.7, eerste lid niet van toepassing in het betreffende gebied ten aanzien van meningsuitingen die geen reclame zijn. 

  • 4.

    Het college kan voor het gebruik van de aangewezen aanplakobjecten nadere regels stellen mits deze geen betrekking hebben op de inhoud van de meningsuiting. 

Artikel 4.8 Aanplakobjecten 

 

[vervallen] 

Artikel 4.9 Aanplakgereedschap 

 

  • 1.

    Het is verboden: 

    • a.

      met een aanplakbiljet, plakmiddel of plakgereedschap op de weg te zijn of

    • b.

       tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg te zijn met teer, krijt, kalk of een kleur- of verfstof. 

  • c.

    Het verbod geldt niet als aannemelijk is dat deze voorwerpen of stoffen niet gebruikt of bestemd zijn voor handelingen die op grond van artikel 4.7 verboden zijn. 

Artikel 4.9 Aanplakgereedschap 

 

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof, verfgereedschap, projector of beamer te vervoeren of bij zich te hebben.  

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 4:7.  

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 5.6 Buiten toepassing laten van geluid- en lichthindervoorschriften 

 

[…] 

Artikel 5.6  

 

[Vervallen] 

 

Bestaande tekst APV 

Nieuwe tekst APV 

Artikel 6.1 Strafbepaling 

 

Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.6 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van de tweede categorie: 

 

1.8, 1.9, 2.2 eerste lid, 2.2 tweede lid, 2.2 derde lid, 2.2a, 2.3, 2.4, 2.5 eerste lid, 2.7 eerste lid, 2.7 tweede lid, 2,7A, 2.7B eerste lid, 2.8 tweede lid (…) 

Artikel 6.1 Strafbepaling 

 

Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1.6 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of met een geldboete van de tweede categorie: 

 

1.8, 1.9, 2.2 eerste lid, 2.2 tweede lid, 2.2 derde lid, 2.2a, 2.3, 2.4, 2.5 eerste lid, 2.7 eerste lid, 2.7 tweede lid, 2.7 derde lid, 2.7 vierde lid, 2.8 tweede lid (…) 

 

Artikelsgewijze toelichting van de wijziging

 

Artikel 2.7

Handel, openlijk voorhanden hebben en overlastgevend gebruik van drugs, nepdrugs en hulpmiddelen komen in één artikel aan de orde, waarbij harddrugs en lachgas in de hele stad verboden zijn, terwijl voor softdrugs gebieden kunnen worden aangewezen waar een verbod geldt.

 

Artikel 2.8

In artikel 2.8 vervalt lid 2, omdat algemene overlast (individueel of in groepen) al in art. 2.2A is geregeld. Verder definieert het artikel straks het type overlastgebied, in plaats van dit in artikelnummers te noemen. Dit maakt de artikelen duidelijker leesbaar.

 

Artikel 2.9 en 2.9A

Artikel 2.9 en 2.9A krijgen een consistente manier van beschrijven van de op te leggen verblijfsverbod en, waarin verwerkt is dat er vanwege toenemende overlast in het centrumgebied strenger gaat worden opgetreden tegen straatdealers. Dat uit zich door het eerste verbod voor 48 uur op te leggen waar dit voorheen 24 uur was, en de periode waarin wordt teruggekeken naar een voorgaand verbod wordt verlengd van één naar twee jaar.

 

Art 2.16

In het nieuwe lid 2 wordt uitgewerkt dat bij weigering of buiten behandeling stellen van het ene pand van betrokkene, afhankelijk van de signalen ook andere panden vergunningplichtig kunnen worden gemaakt. Dit kon al, maar is door deze uitwerking in een afzonderlijk lid beter voorzienbaar. Ook is nu in lid 3 opgenomen dat in een aanwijzingsbesluit kan worden opgenomen dat een leidinggevende tijdens openingstijden aanwezig moet zijn in de betreffende panden. Voor sommige type bedrijfsactiviteit zal dit wel wenselijk zijn, voor andere is dit niet nodig.

 

Het voormalig lid 2 en 3 zijn overbodig. Dat sprake is van een vergunningsverleningsstelsel betekent al dat de burgemeester aan de vergunningvoorschriften kan verbinden in verband met het doel van die vergunning, en dat de vergunningplicht eenmaal opgelegd ook weer ingetrokken kan worden.

 

Art 3.65

In lid 1 is expliciet gemaakt dat van een vastgesteld formulier gebruik moet worden gemaakt. In lid 3 is verduidelijkt dat bij wijzigingen van het bedrijfsplan een gewijzigde vergunning wordt verleend.

 

Art 3.67

Het onderscheid tussen de gebonden bevoegdheid in discretionaire bevoegdheid voor verschillende weigeringsgronden vervalt. Overtreden van de Vreemdelingenwet en Omgevingswet zijn toegevoegd. Voormalig lid a en f zijn verwijderd. Lid a was geen bijzondere weigeringsgrond maar de algemene weigeringsgrond, lid f komt niet meer voor omdat er geen algemeen verbindende voorschriften in aanwijzingsbesluiten worden opgenomen.

 

Art 3.68

Lid g is toegevoegd, dit ziet toe op de mogelijk ingestelde verplichting een leidinggevende aanwezig te hebben.

 

Art 4.3

De Wior is toegevoegd.

 

Art 4.7 en 4.8

Projecteren is toegevoegd, artikel 4.8 is redactioneel vereenvoudigd en binnen artikel 4.7 opgenomen.

 

Art 4.9

Redactioneel verduidelijkt en de specifieke tijden waarop het verbod geldt verwijderd.

Naar boven