Wijziging van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022

De raad van de gemeente IJsselstein;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

besluit de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022 als volgt te wijzigen:

Artikel I  

  • -

    Artikel 1 onder h wordt als volgt gewijzigd:

    “h. Eigen kracht: de eigen mogelijkheid en het probleemoplossend vermogen van de inwoner, jeugdige, ouder(s)/verzorger(s) en diens omgeving om zelf in een oplossing voor zijn ondersteuningsvraag te voorzien.”

Artikel II  

  • -

    Artikel 3, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    “1. De toegang tot jeugdhulp zoals bedoeld in de Jeugdwet is zowel belegd bij de gemeente als bij andere verwijzers (de huisarts, medisch specialist, jeugdarts en gecertificeerde instelling (GI)). De andere verwijzers zijn in beginsel verplicht om te verwijzen naar een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder op grond van de Jeugdwet. Indien de verwijzing plaatsvindt naar niet-gecontracteerde aanbieder dan heeft de gemeente de mogelijkheid om het verzoek om toewijzing jeugdhulp af te wijzen.”

     

  • -

    Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd dat luidt:

    “3. In het geval andere wetgeving op grond van artikel 1.2 lid 1 van de Jeugdwet kan voorzien in de ondersteuningsvraag dan is deze altijd voorliggend op de Jeugdwet. Op grond van de Jeugdwet hoeft de gemeente dan geen individuele jeugdhulpvoorziening te verstrekken.”

Artikel III  

Artikel 11, zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

“6. Als een gevraagde specifieke individuele jeugdhulpvoorziening niet bewezen effectief is (evidence based) kan het college besluiten om deze voorziening niet toe te kennen en een bewezen effectieve alternatieve individuele jeugdhulpvoorziening te verstrekken. Er is sprake van bewezen effectieve voorzieningen indien en voor zover de effectiviteit is vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek en de interventie(s) zijn opgenomen als zijnde ‘erkend’ in de (NJI) Databank Effectieve Jeugdinterventies (DEI), de databank van de GGZ (GGZ Standaarden) of de databank voor interventies gericht op jeugdigen met een beperking (databank interventies gehandicaptenzorg).”

Artikel IV  

  • -

    De aanhef van artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    “Er wordt geen maatwerkvoorziening toegekend, als het college van oordeel is dat:”

     

  • -

    Aan artikel 12 wordt een sub h. toegevoegd dat luidt:

    “h. De inwoner of het netwerk rondom de inwoner op basis van eigen kracht of – voor zover het betreft de Wmo - inzet van gebruikelijke zorg in de ondersteuningsvraag kan voorzien.”

Artikel V  

Er wordt een artikel 12a toegevoegd dat luidt:

“Artikel 12a. Draagkracht en draaglast

  • 1.

    Een gezonde draagkracht betekent dat ouders of andere huisgenoten onderling zorg kunnen dragen voor normale dagelijkse hulp. Ouder(s) zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als er sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouder hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent het college geen individuele voorziening jeugdhulp toe.

  • 2.

    Bij het beoordelen of de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 3.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande (rechts)personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de belanghebbende:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken en waar nodig, bij het verlenen van jeugdhulp, ingeschreven staan, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet (SKJ register) of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel en ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken en waar nodig , bij het verlenen van jeugdhulp, ingeschreven staan, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet (SKJ register).

  • 4.

    Van informele hulp is sprake wanneer de hulp wordt verleend door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, bij hulpverlening door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad, is altijd sprake van informele hulp. Er wordt onderscheid gemaakt tussen informeel Pgb vanuit de Wmo 2015 en een Pgb vanuit de Jeugdwet:

    • a.

      Op grond van de Wmo 2015 en de onderhavige verordening is het mogelijk een informeel pgb te besteden aan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen door een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, indien deze hulp gemotiveerd leidt tot een vergelijkbaar of beter resultaat dan de inzet van professionele hulpverlener'.

    • b.

      Een informeel Pgb voor jeugdhulp kan alleen betrokken worden bij een persoon die behoort tot het sociale netwerk in het geval door deze persoon handelingen worden overgenomen van een professionele hulpverlener. In overige gevallen wordt geen pgb verstrekt voor het betrekken van jeugdhulp bij een persoon die behoort tot het sociale netwerk.

  • 5.

    In aanvulling op het gestelde in lid 3a en 3b gelden de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      Ondersteuning door een (jeugdhulp)aanbieder middels pgb kan worden geleverd door een instelling of zzp'er.

    • b.

      De instelling of zzp'er zorgt voor waarborging van de kwaliteit van de ondersteuning/jeugdhulp en houdt een deugdelijke administratie bij met een registratie van de geleverde ondersteuning.

    • c.

      De instelling of zzp'er voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet en hoofdstuk 3 van de Wmo 2015 en onderliggende regelgeving.

    • d.

      Een pgb voor het laten leveren van formele hulp wordt alleen verstrekt indien de hulpverlening wordt geleverd door een (rechts)persoon:

      • i.

        die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en beschikt over een AGB-code en relevante SBI-code;

      • ii.

        die beschikt over een actuele verklaring omtrent gedrag;

      • iii.

        die beschikt over een adequaat diploma met onderwijsrichting zorg- en welzijn;

      • iv.

        die, voor zover dit voor de aard van de dienstverlening is vereist, beschikt over een voor de beroepsgroep relevante registratie;

      • v.

        die meewerkt aan een cliëntervaringsonderzoek en/of de daarvoor benodigde informatie verstrekt;

      • vi.

        die de Nederlandse taal spreekt en schrijft;

      • vii.

        die volledige medewerking verleent aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door de gemeente (of daartoe aangewezen derden) op inhoudelijke kwaliteit en op rechtmatigheid van geleverde hulpverlening;

      • viii.

        de aanvrager kan alleen voor een pgb in aanmerking komen, indien hij een volledig ingevuld persoonlijk budgetplan heeft overgelegd.

    • e.

      Het college kan op grond van artikel 8.1.1, tweede lid, van de Jeugdwet en artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 nadere regels stellen aan de kwaliteitseisen die gelden voor het verkrijgen van een persoonsgebonden budget en waarmee wordt gewaarborgd dat de in te kopen ondersteuning/jeugdhulp van kwaliteit is.

  • 6.

    In het geval wordt voldaan aan het gestelde in lid 3 van dit artikel gelden de volgende kwaliteitseisen:

    • a.

      Een hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk verleent de ondersteuning op basis van het persoonlijk plan. Dit plan is door de aanvrager opgesteld. Het geeft planmatig aan welke activiteiten worden ingezet om de doelen te realiseren. Het moet aannemelijk zijn dat deze activiteiten uitgevoerd zullen worden en dat deze activiteiten adequaat zijn om de doelen te realiseren.

    • b.

      De hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag die niet ouder is dan drie maanden en gedurende de hulpverlening niet ouder is dan drie jaar. Ouders worden uitgesloten voor het bezit van de Verklaring Omtrent Gedrag.

    • c.

      De hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk houdt een deugdelijke administratie bij met een registratie van de geleverde ondersteuning.

    • d.

      De hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk respecteert de privacy van de cliënt en gaat vertrouwelijk om met informatie van cliënt en diens persoonlijke situatie.

    • e.

      De informele hulp leidt niet tot (dreigende) overbelasting van degene die de hulp biedt, zoals aangegeven door deze persoon zelf ofwel naar het oordeel van een deskundige. Het college kan een deskundige derde hierover om advies vragen.

    • f.

      De hulpverlener die behoort tot het sociaal netwerk dient volledige medewerking te verlenen aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door de gemeente (of daartoe aangewezen derden) op inhoudelijke kwaliteit en op rechtmatigheid.

  • 7.

    De hulpverlener uit het sociale netwerk kan van hulpverlening worden uitgesloten vanwege het leveren van onverantwoorde zorg, het handelen in strijd met wetgeving – waaronder de onderhavige verordening of beleidsregels - misleiding en/of vermoedens van fraude en/of constateringen die raken aan de volgende domeinen:

    • a.

      Deelneming aan een criminele organisatie;

    • b.

      Activiteiten die in strijd zijn met de openbare orde;

    • c.

      Vermoedens van fraude in de zin van de Regeling Jeugdwet;

    • d.

      Verstrekken van onjuiste gegevens of het ten onrechte niet verstrekken van gegevens;

    • e.

      Overige redenen van zwaarwegende aard.

Artikel VI  

Artikel 20, derde lid wordt als volgt gewijzigd:

“3. Als een aanbieder als hoofdaannemer gebruik maakt van een onderaannemer, is hij ervoor verantwoordelijk dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet evenals de aanvullende kwaliteitseisen die de raad aan de ondersteuning stelt.”

Artikel VII  

Artikel 29a vervalt.

Artikel VIII  

Artikel 30 vervalt.

Artikel IX  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgende op de bekendmaking daarvan.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024.

De raad van IJsselstein,

De voorzitter, mr. P.J.M. van Domburg

De griffier, A.J.O. van Kooij MMC

Toelichting Artikel V

Onderscheid formele en informele hulp

 

Tweede lid

Voor de bepaling van het Pgb-tarief wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp. Voor formele hulp geldt het hogere Pgb-tarief en voor informele hulp geldt het lagere tarief op basis van het wettelijk minimumloon. Dit sluit aan bij de systematiek die binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt gehanteerd.

 

Derde lid

Van formele hulp is, kortweg, sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een hulpverlener die werkzaam is bij een organisatie of door een zelfstandige jeugdhulpverlener (ZZP-er). Hierop geldt één (belangrijke) uitzondering en dat is wanneer de hulpverlener een bloed- of aanverwant is in de 1e of 2e graad van de budgethouder.

 

Vierde lid

Uit artikel 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet en artikel 2.3.6. van de Wmo volgt dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een budget wordt verstrekt, de hulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Door de regering is hierover het volgende opgemerkt: "hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk waardevol vindt, acht de regering het wenselijk dat beloning daarbij met een pgb beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is". Het is aan de gemeenteraad om hier invulling aan te geven.

 

Met het huidige artikel wordt door de gemeenteraad invulling gegeven aan deze bevoegdheid. Bij hulpverlening door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad, is altijd sprake van informele hulp. Ook al gaat het om een hulpverlener die bijvoorbeeld BIG-geregistreerd is en voldoet aan de criteria genoemd in het tweede lid van deze bepaling; dan nog geldt dat in het kader van deze verordening als informele hulp. De achtergrond daarvan is dat ook familieleden met een zorg-gerelateerd beroep of opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder. Dat is dan ook doorslaggevend voor het bijbehorende Pgb-tarief.

 

Informele hulp is derhalve alle hulp die geboden wordt door bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad, of door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verlenen. In de praktijk gaat het dan eigenlijk altijd om personen uit het sociaal netwerk.

 

Vierde lid – sub b:

De gemeenteraad is van oordeel dat in beginsel geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de inkoop van jeugdhulp bij het sociale netwerk. Het uitgangspunt is dat het sociale netwerk deze vorm van jeugdhulp kosteloos levert (eigen kracht). Wel kan een pgb worden verstrekt voor de inkoop van jeugdhulp bij het sociaal netwerk, indien en voor zover door het netwerk handelingen worden overgenomen van een professional. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat een jeugdige in de nacht persoonlijke verzorging ontvangt van een zorgprofessional. Deze handelingen kunnen door de professional worden aangeleerd aan het sociaal netwerk. Uitsluitend in de situatie waarin het netwerk deze handelingen van de professional vervolgens overneemt wordt in dat geval een informeel pgb verstrekt.

 

Naar boven