Gemeenteblad van Midden-Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Drenthe | Gemeenteblad 2024, 533546 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Drenthe | Gemeenteblad 2024, 533546 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels subsidiëring kosten kinderopvang sociaal-medische indicatie gemeente Midden-Drenthe 2025
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Drenthe;
het ondersteunen van ouders met een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang vanwege sociale dan wel medische omstandigheden weliswaar geregeld wordt in de Wet kinderopvang, maar dat deze regeling niet in werking is getreden en het verlenen van ondersteuning in die gevallen wel gewenst is;
de volgende regeling vast te stellen:
Nadere regels subsidiëring kosten kinderopvang sociaal-medische indicatie gemeente Midden-Drenthe 2025
In deze nadere regels en daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:
het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Midden-Drenthe;
de wet: de Wet kinderopvang (hierna Wko);
Awir: Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;
Sociaal-medische indicatie: een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking bij de ouder of het kind, die kinderopvang noodzakelijk maakt;
Ouder: de ouder zoals bedoeld in artikel 1.1 Wko;
Kind: het kind zoals omschreven in artikel 4 Awir;
Vreemdeling: hetgeen daar onder wordt verstaan in de Vreemdelingewet 2000;
Kinderopvang: kinderopvang zoals bedoeld in artikel 1.1 Wko;
Kindercentrum: kindercentrum zoals bedoeld in artikel 1.1 Wko;
Gastouderopvang: gastouderopvang zoals bedoeld in artikel 1.1 Wko;
Toetsingsinkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 8, lid 1 Awir;
Berekeningsjaar: het jaar zoals omschreven in artikel 2, lid 1 sub b Awir.
In aanmerking voor een subsidie voor kosten kinderopvang komen ouders waarvoor een noodzaak tot kinderopvang of naschoolse opvang is vastgesteld als gevolg van de sociale of medische omstandigheden van ouder en/of kind en deze ouders op grond van de wet kinderopvang (Wko) geen recht hebben op een kinderopvangtoeslag.
Artikel 5. Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal de vastgestelde kostprijs per uur en het maximaal aantal uren opvang per maand zoals opgenomen in artikel 4, artikel 8 en artikel 8a van het Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij geldt dat de subsidie slechts kan worden berekend over de uren die op niet meer dan vier dagdelen per week worden afgenomen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 november 2024
M. Hacking J. Zwiers
secretaris burgemeester
Deze nadere regels bieden ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken. Het gaat om ouders die vanwege ernstige lichamelijke, psychische of sociale problemen, of vanwege zwaarwegende omstandigheden binnen het gezin, tijdelijk zelf niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen en begeleiding of hulp nodig hebben. Doel is om te voorkomen dat de ontwikkeling van het kind vanwege de thuissituatie een achterstand dreigt op te lopen. Kinderopvang kan in die situaties kinderen een veilig tweede milieu bieden en subsidie aan een positieve ontwikkeling van het kind. Bij structurele problemen is er een andere vorm van begeleiding en hulp noodzakelijk.
De begripsbepalingen in de artikelen 1 en 2 van de Wko zijn ook van toepassing op deze nadere regels. Verder spreken de definities in dit artikel voor zich.
In dit artikel wordt geregeld dat het gaat om een subsidie in de zin van de Algemene subsidieverordening Midden-Drenthe. Het college is daardoor bevoegd nadere regels ten aanzien van de subsidiëring van kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen.
Ouders en verzorgers waarvoor vastgesteld is dat er kinderopvang nodig is als gevolg van sociale en/of medische problemen, komen in aanmerking voor de vergoeding van de kosten kinderopvang. Er wordt expliciet bekeken in hoeverre men zelf kinderopvang kan regelen op andere wijze en/of er van een voorliggende voorziening sprake is. De indicatie kan worden afgegeven op basis van sociaal-medische situatie van aanvrager en/of van het kind. Ter onderbouwing kan een extern medisch advies gevraagd worden.
Artikel 4 . Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
De subsidie van de gemeente wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb). Omdat een subsidie voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Een wijziging van de subsidie in verband met de verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang zal ook aangevraagd moeten worden.
Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een subsidie pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de subsidie vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK).
Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens, omdat de gemeente al over die gegevens beschikt. Denk hierbij aan personen, die al bekend zijn bij de gemeente vanwege een lopende uitkering. Personen die nog niet bekend zijn bij de gemeente zullen relevante gegevens moeten aandragen. Denk hierbij aan een bewijs van inkomen of gegevens van een behandelend arts.
In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in deze nadere regels opgenomen.
Artikel 5 . Hoogte van de subsidie
Bij de verlening van de subsidie wordt uitgegaan van het jaarinkomen voor het betreffende subsidiejaar. Het jaarinkomen wordt bij de aanvraag, met de rekenhulp toetsingsinkomen van de belastingdienst, berekend met door de ouder aangeleverde bewijsstukken van het inkomen en eventuele aanvullende informatie (verwachte loonsverhoging, eindejaarsuitkering of 13e maand, bonus).
De hoogte van de subsidie voor kinderopvang is op de tabel kinderopvangtoeslag gebaseerd (zoals opgenomen in het Besluit Kinderopvangtoeslag). De bedragen uit de tabel worden jaarlijks geïndexeerd en er wordt rekening gehouden met de maximale kostprijs per uur.
De tabel kinderopvangtoeslag bepaalt ook de hoogte van de eigen bijdrage van ouders voor de kinderopvang. Ouders die recht hebben op een bijstandsuitkering of gebruikmaken van een schuldregeling betalen geen eigen bijdrage. In die gevallen wordt de subsidie verhoogd, zodat de gemeente ook de eigen bijdrage vergoed. De totale subsidie kan niet hoger worden dan de maximale kostprijs per uur en het maximale aantal dagdelen.
Na afloop van het berekeningsjaar wordt het inkomen vastgesteld aan de hand van een inkomensverklaring (IB60-formulier) dat de ouder bij de belastingdienst kan opvragen.
Artikel 6 . Duur en omvang van verlening van de subsidie
Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:
De ingangsdatum en betaling vindt met maximaal 3 maanden terugwerkende kracht plaats. De uitbetaling van de subsidie vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de subsidie is genomen.
Bij een subsidie op grond van een sociaal-medische indicatie wordt deze in principe verleend met ingang van datum aanvraag. Als uit de onderbouwing blijkt dat de noodzaak met terugwerkende kracht is vast te stellen, dan kan met maximaal drie maanden terugwerkende kracht de aanvraag worden toegekend en betaald.
De subsidie wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend, het berekeningsjaar. Hier wordt aansluiting gezocht met het berekeningsjaar van de belastingdienst. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de subsidie wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent in theorie dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een subsidie bij de gemeente zal moeten indienen.
Het college kan de subsidie voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de subsidie, bijvoorbeeld op basis van de afgegeven indicatie. Door de periode van verstrekking van de subsidie te koppelen aan de duur van de indicatie, hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de subsidie stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.
Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om individueel te beoordelen hoeveel kinderopvang nodig is met een maximum van vier dagdelen per week.
Indien aantoonbaar niet kan worden volstaan met vier dagdelen dan is op basis van artikel 17 van deze nadere regels een uitzondering op de regel van maximaal vier dagdelen mogelijk.
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een subsidie geldt voor alle aanvragen voor een subsidie. Dus niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die een voortzetting van een subsidie betreffen en voor aanvragen voor een hogere subsidie in verband met verhoging van de uurprijs van kinderopvang of uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In deze nadere regels is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste acht weken die eventueel met vier weken kan worden verlengd.
De beslistermijn van acht weken heeft ook gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor een voortgezette subsidie moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat de subsidie na 1 januari kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal acht weken vóór 1 januari bij de gemeente moeten indienen. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een subsidie, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal ernaar streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.
Naast de weigeringsgronden in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd als een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Artikel 9 . Inhoud van de beschikking
In dit artikel wordt bepaald wat in de beschikking moet staan. Daarin moet in elk geval worden aangegeven hoe het bedrag van de subsidie wordt vastgesteld. In de beschikking moet ook de wijze van uitbetaling en de verplichtingen worden vermeld.
Artikel 10 . De bevoorschotting van de subsidie
De subsidieverstrekking vindt plaats op voorschotbasis. Dit betekent dat de subsidie waarop de aanvrager recht heeft, maandelijks vooraf wordt betaald.
De gemeente betaalt de subsidie uit aan de kinderopvangorganisatie.
Artikel 11 . Het besluit tot vaststelling van de subsidie
Om de subsidie te kunnen vaststellen, moet de ouder de jaaropgave(n) van de kinderopvang aanleveren. Ook moet de ouder een inkomensverklaring (IB60-formulier) over de periode van toekenning inleveren. Indien de ouder aangifte van inkomstenbelasting moet doen, dan kan pas na vaststelling een inkomensverklaring worden opgevraagd. Dit betekent dat in voorkomende gevallen de vaststelling pas halverwege het jaar na het jaar van toekenning kan plaatsvinden.
Het college heeft na ontvangst van alle benodigde informatie acht weken de tijd om de subsidie vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de subsidie door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindercentrum of gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de subsidie heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de subsidie geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de subsidie. Dit houdt in dat gekeken wordt naar het aantal uren kinderopvang en of de vooraf ingeschatte hoogte van het inkomen klopt. De vergoeding kan niet hoger worden vastgesteld. Wel kan het college de subsidie lager vaststellen als de aanvrager de gegevens niet verstrekt.
Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld als:
de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
Artikel 12 . Terugvordering, verrekening en invordering
Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de subsidie
De subsidie kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden:
Ad a. de bijdrage is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de bijdrage (artikel 4:48 Abw )
Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de subsidie intrekken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie wijzigen, indien:
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het college hoeft niet te wachten met het opschorten van de bevoorschotting totdat het besluit tot verlening van de subsidie is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de subsidie op te schorten. Het college kan de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de subsidie in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de bijdrage is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Abw )
Ook als de subsidie is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de subsidie in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de subsidie te wijzigen.
Het gaat om de volgende gevallen:
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Artikel 13 . Inlichtingenplicht
Er kunnen verschillende vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden, bijvoorbeeld:
Wanneer het college daarom vraagt, moet de ouder alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner verstrekken, die van belang zijn voor de aanspraak op en de hoogte van de subsidie van de gemeente. Het college moet een redelijke termijn stellen waarbinnen de gegevens moeten worden verstrekt.
Daarnaast heeft de ouder de specifieke inlichtingenplicht om het college inlichtingen en gegevens te verstrekken die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere subsidie van de gemeente. Deze inlichtingen en gegevens moeten -onmiddellijk nadat deze bekend zijn- door de ouder worden verstrekt. De ouder moet deze inlichtingen en gegevens schriftelijk verstrekken.
Artikel 14 . Onjuiste gegevens of onvoldoende medewerking
Voor het overgaan tot maatregelen doet het college onderzoek naar de schending van de inlichtingenplicht en wordt de ouder in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen.
Zo bepaalt artikel 4:56 Awb dat de verplichting tot betaling van een tegemoetkoming of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de ouder schriftelijk heeft laten weten dat het ernstige vermoeden bestaat dat de tegemoetkoming kan worden gewijzigd of ingetrokken op grond van artikel 4:48 Awb of artikel 4:49 Awb. De opschorting is geldig tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstige vermoeden 13 weken zijn verstreken (artikel 4:56 Awb). Als de ouder er niet in slaagt het verzuim te herstellen kan het recht op de subsidie worden ingetrokken vanaf het moment van opschorting.
Met het oog op de mogelijkheid van de gemeente om ook na de vaststelling van de subsidie te controleren of de subsidie rechtmatig is verstrekt, is in dit artikel een bewaarplicht opgenomen.
Artikel 16 . Beëindiging nadere regels
Dit artikel regelt dat de nadere regels vervallen op het moment dat de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden alsnog aan de doelgroepen in de wet Wko wordt toegevoegd.
Artikel 17 . Onvoorziene omstandigheden
Anders dan de hardheidsclausule geeft dit artikel ruimte om in onvoorziene omstandigheden adequaat te kunnen handelen. Deze ruimte is nodig omdat op voorhand niet te overzien is welke situaties zich zullen aandienen.
In dit artikel is geregeld op welk moment de nadere regels in werking treden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-533546.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.