Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2025

De Raad van de gemeente Maashorst;

 

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 12 november 2024;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de

 

 

Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten 2025

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaats : de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel in Uden of de Bossestraat in Schaijk

  • b.

    graf : een zandgraf of keldergraf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken en/of het doen verstrooien van as;

  • c.

    grafkelder : een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    particulier graf : een graf, waarvoor aan een natuurlijke of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen:

    • -

      begraven en begraven houden van het lijken;

    • -

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      verstrooien van as;

  • e.

    algemeen graf : een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • f.

    particulier urnengraf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; het doen verstrooien van as;

  • g.

    algemeen urnengraf : een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    particuliere urnennis : een nis, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    particuliere gedenkplaats : een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledene te gedenken;

  • j.

    gedenkzuil : een zuil waarop gedenkplaatjes kunnen worden bevestigd;

  • k.

    gedenkplaatje : een door de gemeente beschikbaar gesteld rechthoekig plaatje welke bevestigd kan worden op een de gedenkzuil;

  • l.

    asbus : een bus bestemd voor het bergen van as van een overledene;

  • m.

    urn : een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • n.

    particulier kindergraf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon voor bepaalde tijd het recht is verleend tot het doen:

    • -

      begraven en begraven houden van lijken van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;

    • -

      bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen van personen beneden de leeftijd van 12 jaar;

    • -

      verstrooien van as van overledenen beneden de leeftijd van 12 jaar;

  • o.

    rechthebbende : natuurlijk of rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, een particulier urnengraf, een particulier urnennis, een particuliere gedenkplaats of een particulier kindergraf.

Artikel 2. Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden, onder de naam van begrafenisrechten, rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4. Vrijstellingen

Algemene graven worden, onverminderd het bepaalde in de artikelen van de tarieventabel, kosteloos ter beschikking gesteld.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel;

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6. Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor het recht wordt verleend.

  • 3.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 4.2 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

  • 4.

    Het tijdvak van de rechten genoemd in hoofdstuk 1 van de tarieventabel lopen gelijk met de rechten genoemd in hoofdstuk 4 van de tarieventabel.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1.

    De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending (elektronische toezending daaronder begrepen) of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 4.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de rechten worden voldaan binnen één maand na dagtekening van de kennisgeving of de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de rechten genoemd onder hoofdstuk 1 en hoofdstuk 4.2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het College van burgemeester en wethouders

Het College van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De ‘Verordening begrafenisrechten Maashorst 2024’ van 14 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening begrafenisrechten Maashorst 2025'.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024

De Raad voornoemd

de griffier

mr. N.E. Gradisen

de voorzitter

J.A. van der Pas

TARIEVENTABEL Behorende bij de Verordening begrafenisrechten Maashorst 2025

 

Hoofdstuk 1. Verlenen van rechten

1.1

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier graf of een particuliere gedenkplaats wordt geheven voor een periode van 20 jaar

€ 1.084,00

1.2

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1. met een periode van

10 jaar wordt geheven

€ 484,00

1.3

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1. met een periode van

5 jaar wordt geheven

€ 303,00

1.4

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.1. met een periode van

1 jaar wordt geheven

€ 153,00

1.5

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier urnengraf of een

particuliere urnennis wordt geheven voor een periode van 20 jaar

€ 635,00

1.6

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier urnengraf of een

particuliere urnennis wordt geheven voor een periode van 10 jaar

€ 433,00

1.7

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.5. met een periode van

10 jaar wordt geheven

€ 301,00

1.8

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.5. met een periode van

5 jaar wordt geheven

€ 194,00

1.9

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.5. met een periode van

1 jaar wordt geheven

€ 153,00

1.10

Voor het verlenen van het uitsluitend recht op een particulier kindergraf wordt geheven

voor een periode van 20 jaar

€ 540,00

1.11

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.9. met een periode van

10 jaar wordt geheven

€ 247,00

1.12

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.9. met een periode van

5 jaar wordt geheven

€ 144,00

1.13

Voor het verlengen van het uitsluitend recht als bedoeld in 1.9. met een periode van

1 jaar wordt geheven

€ 77,00

 

 

 

Hoofdstuk 2. Begraven / asbestemming

2.1.

Voor het begraven van een lijk van een persoon van 12 jaar of ouder wordt geheven

€ 1.054,00

2.2.

Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden één jaar wordt geheven

€ 251,00

2.3.

Voor het begraven van een lijk van een persoon beneden 12 jaar wordt geheven

€ 527,00

2.4.

Voor het begraven van een lijk van een persoon zoals opgenomen in 2.1., 2.2. of 2.3.

in een graf op drie diep zal een toeslag worden geheven van

€ 94,00

2.5.1

Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een overledene van één jaar

of ouder in een urnengraf of columbarium wordt geheven

€ 184,00

2.5.2

Voor het bijzetten van een urn of verstrooien van de as van een overledene van één

jaar of ouder in of op een bestaand graf wordt geheven

€ 264,00

2.6.1

Voor het bijzetten van een asbus of urn met de as van een overledene beneden één

jaar urnengraf of columbarium wordt geheven

€ 123,00

2.6.2

Voor het bijzetten van een urn of verstrooien van de as van een overledene beneden

één jaar in of op een bestaand graf wordt geheven

€ 174,00

2.7

Voor de verstrooiing van de as van een overledene op het strooiveld van de

begraafplaats in aanwezigheid van nabestaanden wordt geheven

€ 204,00

2.8.

Voor de verstrooiing van de as van een overledene op het strooiveld van de

begraafplaats zonder aanwezigheid van nabestaanden wordt geheven

€ 162,00

2.9.

Indien het begraven van een lijk, het bijzetten van een asbus of urn of het

verstrooien van as plaatsvindt buiten de ingevolge de Begraafplaatsverordening

vastgestelde uren, worden de in 2.1 t/m 2.8. genoemde rechten met 50% verhoogd.

2.10.

Voor het gelijktijdig begraven van lijken van twee overledenen of bijzetten van

twee asbussen of urnen is het recht genoemd in 2.1 t/m 2.6. slechts éénmaal

verschuldigd indien dit begraven of bijzetten in hetzelfde graf, urnengraf of

urnennis geschiedt.

 

 

 

Hoofdstuk 3. Gedenkteken

3.1.

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een

vergunning zoals bedoeld in de Begraafplaatsverordening is een recht verschuldigd van

€ 166,00

3.2.

Voor het recht tot het aanleggen van een gemetseld graf of een grafkelder is

een recht verschuldigd van:

3.2.1.

in een particulier graf

€ 166,00

3.2.2.

in een particulier kindergraf

€ 166,00

3.3.

Voor het leveren en aanbrengen van een gedenkplaat

exclusief belettering voor het columbarium wordt geheven

€ 394,00

 

 

 

Hoofdstuk 4. Onderhoud

4.1.

Voor het door of vanwege de gemeente schoonhouden en verzorgen van graven,

gedenkplaatsen, urnengraven, urnennissen, gemetselde graven en grafkelders,

gedenktekens en overige op de begraafplaats aanwezige zaken zoals de entree met

overdekte afscheidsplaats, bomen en paden wordt geheven per grafruimte per jaar:

4.1.1.

voor een particulier graf, algemeen graf, particuliere gedenkplaats

€ 70,00

4.1.2.

voor een particulier kindergraf, kindergraf

€ 45,00

4.1.3.

voor een particulier urnengraf, algemeen urnengraf

€ 59,00

4.1.4.

voor een urnennis

€ 45,00

4.2.

De rechten als bedoeld in 4.1. kunnen worden afgekocht door het storten van een

bedrag ineens voor:

4.2.1.

een particulier graf, met een looptijd van:

5 jaar

€ 310,00

10 jaar

€ 571,00

20 jaar

€ 954,00

een particulier kindergraf met een looptijd van:

5 jaar

€ 197,00

10 jaar

€ 360,00

20 jaar

€ 601,00

een urnengraf met een looptijd van:

5 jaar

€ 263,00

10 jaar

€ 480,00

20 jaar

€ 803,00

een urnennis met een looptijd van:

5 jaar

€ 197,00

10 jaar

€ 360,00

20 jaar

€ 601,00

een algemeen graf, met een looptijd van 10 jaar

€ 571,00

een kindergraf, met een looptijd van 10 jaar

€ 360,00

4.3

Het recht genoemd in 4.1.1. tot en met 4.1.4. kan worden afgekocht over de nog niet verstreken jaren tegen betaling van de naar boven op hele euro’s afgeronde contante waarde der nog jaarlijks verschuldigde rechten, berekend naar een rente van 4%.

 

 

 

Hoofdstuk 5. Opgraven

5.1.1

Voor het opgraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk wordt geheven

€ 746,00

5.1.2

Voor het opgraven van twee lijken of de overblijfselen van twee lijken uit hetzelfde graf

wordt geheven

€ 746,00

5.2

Voor het opgraven en weer begraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk in

hetzelfde graf (3 diep) gelijktijdig met het begraven van een lijk of de overblijfselen

van een lijk (2 diep) wordt geheven naast het tarief voor begraven

€ 230,00

5.3

Voor het na opgraven weer begraven van een lijk of de overblijfselen van een lijk

in een ander graf wordt geheven

€ 624,00

Het recht onder 5.1., 5.2. en 5.3. is niet van toepassing indien dit door openbaar

gezag bevolen wordt.

5.4.1

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn uit een urnengraf

€ 224,00

5.4.2

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn uit een columbarium

€ 140,00

5.4.3

Voor het opgraven of verwijderen van een asbus of urn uit een zandgraf

€ 435,00

 

Behoort bij besluit van de Raad van 12 december 2024

 

De griffier van de gemeente Maashorst

 

mr. N.E. Gradisen

Naar boven