Verordening reclamebelasting Asten-centrum 2025

De raad van de gemeente Asten;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2024;

 

gehoord het advies van de Commissie Samenleving en Bestuur van 28 november 2024;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

 

gelet op amendement A2;

 

overwegende dat op verzoek van de Stichting Centrummanagement Asten reclamebelasting is ingesteld ter uitvoering van het Ondernemersfonds;

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening reclamebelasting Asten-centrum 2025.

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, symbolen of kleuren, of een voorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • d.

    vestiging:

    • a.

      de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ;

    • b.

      twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Asten, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

Het gebied waarop de verordening van toepassing is, wordt begrensd door de straten als volgt (met de klok mee) aangeduid:

  • Lindestraat, even nummers 2 tot en met 8b achterlangs en vervolgens

  • Prins Bernhardstraat nummers 23, 25 en 34 achterlangs doorlopend in

  • Lochtenstraat nummers 3 tot en met 41 achterlangs en vervolgens naar Floraplein nummers 2, 3, 5, 11, 13 en 15

  • vanuit Floraplein naar Margrietstraat achterlangs naar Tuinstraat nummers 18 tot en met 2 achterlangs

  • links af Emmastraat nummers 17 tot en met 27 achterlangs, vervolgens de weg over en

  • Emmastraat 38 en 36 achterlangs en aansluitend de hoek om naar

  • Julianastraat nummers 62 tot en met 38, achterlangs, vervolgens

  • 1e St Jozefstraat 1 achterlangs, vervolgens

  • Julianastraat 34 tot en met 24 achterlangs, vervolgens

  • Deken Meijerstraat nummer 1 achterlangs, vervolgens

  • Kerkstraat nummers 20 tot en met 2 achterlangs, vervolgens langs de kerk en de weg over

  • Wilhelminastraat nummers 4 en 6 achterlangs en aansluitend

  • Koningsplein nummers 24 tot en met 18 achterlangs, vervolgens de weg over

  • Koningsplein 12 tot en met 2 achterlangs, vervolgens de hoek om

  • Burgemeester Wijnenstraat nummers 1 tot en met 35 achterlangs en vervolgens de weg over rechts de Langstraat nummers 24 tot en met 14 achterlangs en vervolgens de weg over

  • Frits de Bruynstraat nummers 1 tot en met 15 achterlangs

Binnen dit gebied is de verordening van toepassing.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam 'reclamebelasting' wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging verhoogd met een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 2.

    Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag verhoogd met een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 3.

    Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag verhoogd met een bedrag dat afhankelijk is van de som van de waarden die aan de vestigingen zijn toegerekend.

  • 4.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 400,00 per vestiging

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 139.000,00, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,34 per € 1.000,00 waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 700,00 per vestiging.

  • 4.

    Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsbelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt de aanslag op verzoek van de belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Wijze van heffen

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 10 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven van openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, getoond of vertoond maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebrachte en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een culturele, maatschappelijke of charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, zorginstellingen en ziekenhuizen en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.

  • k.

    aangebracht op onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bedrijfsmatig worden geëxploiteerd.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 5.000,00.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het Dagelijks bestuur

Het Dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 14 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening reclamebelasting Asten-centrum 2024” van 12 december 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening reclamebelasting Asten-centrum 2025'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten

van 10 december 2024.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk

Bijlage 1 gebiedsafbakening Verordening reclamebelasting Asten-Centrum 2025

 

 

Naar boven