Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2025

De raad van de gemeente Veere;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet:

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2025

 

 

 

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Mobiele kampeeronderkomens: tent, tentwagen, kampeerauto, (toer)caravan dan wel enig ander onderkomen of een soortgelijk onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan,; voor zover er geen sprake is van een chalet of stacaravan

  • b.

    Kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele kampeeronderkomens, chalets of stacaravans geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van al dan niet recreatief nachtverblijf.

  • c.

    Vaste kampeerplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van hetzelfde mobiel kampeeronderkomen, chalet of stacaravan. Dat door één gezin gedurende een seizoen of een jaar gebruikt wordt en doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • d.

    Kampeerplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor plaatsing van verschillende mobiele kampeeronderkomens die telkens c.q. achtereenvolgens ten hoogste drie maanden per belastingjaar geplaatst worden;

  • e.

    Jaar: een kalenderjaar

  • f.

    Seizoen: de periode van 1 maart tot en met 15 november;

  • g.

    Voorseizoen: de periode van 1 maart tot en met 31 mei

  • h.

    Naseizoen: de periode van 1 september tot met 15 november

  • i.

    voorseizoenplaats: kampeerplaats die ten hoogste drie maanden in het voorseizoen, door hetzelfde mobiel kampeeronderkomen door één gezin wordt gebruikt;

  • j.

    Naseizoenplaats: kampeerplaats die ten hoogste twee maanden in het naseizoen, door hetzelfde mobiel kampeeronderkomen door één gezin wordt gebruikt;

  • k.

    Arrangement: een reservering op een kampeerplaats voor een gezin, echtpaar of samen reizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode voor een vast huurbedrag wordt overeengekomen;

  • l.

    Maandarrangement laagseizoen: een arrangement met een looptijd van meer dan 14 aaneengesloten overnachtingen maar minder dan 35 gedurende de periode 1 maart t/m 15 juni en 1 september t/m 15 november;

  • m.

    Gezin: ouder(s)/partners en hun eventuele thuiswonende kinderen;

  • n.

    Particulier eigenaar: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep eigenaar is van een mobiel kampeeronderkomen, chalet of stacaravan;

  • o.

    Strandslaaphuisjes: mobiel verblijfsmiddel gevestigd op het strand bedoeld voor recreatief nachtverblijf.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

 

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, en h van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

  • 4.

    voor degene die verblijft in een strandslaaphuisje en reeds voor zich en zijn gezin een forfaitair bedrag toeristenbelasting voor vaste jaar of seizoenplaats afdraagt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting kan worden geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per mobiel kampeeronderkomen, chalet of stacaravan, als opgenomen in artikel 6, leden 3 en 4, voor mobiele kampeeronderkomens, chalets of stacaravans op vaste standplaatsen, seizoenplaatsen, voorseizoenplaatsen en/of naseizoenplaatsen die in bezit zijn van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag per mobiel kampeeronderkomen, als opgenomen in artikel 6, lid 5, voor mobiele kampeeronderkomens, op standplaatsen waar sprake is van een arrangement te weten een maandarrangement laagseizoen die in bezit zijn van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan de belasting worden geheven naar een vast bedrag, als opgenomen in artikel 6, lid 6, voor strandslaaphuisjes op het strand in bezit van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld zijn voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar en zijn gezin.

  • 5.

    Onverminderd hetgeen in de leden 2, 3 en 4 is opgenomen is lid 1 van toepassing op het verblijf in de in de leden 2, 3, en 4 bedoelde mobiele kampeeronderkomens, chalets/stacaravans of strandslaaphuisjes door anderen dan de particuliere eigenaar en zijn gezin.

 

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,10.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het tarief voor verblijf in een mobiel kampeeronderkomen die in bezit is van particuliere eigenaren en die uitsluitend bedoeld is voor eigen gebruik van de particuliere eigenaar op een kampeerterrein per persoon, per overnachting, € 1,40.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, tweede lid, per belastingjaar, per chalet of stacaravan op:

  • 1.

    een vaste standplaats € 386,40.

  • 2.

    4. In afwijking van het eerste lid en tweede lid bedraagt bij toepassing van artikel 5, tweede lid per belastingjaar, per mobiele kampeeronderkomen:

    a. op vaste jaarplaatsen of op vaste seizoenplaatsen, € 257,60

    b. op vaste standplaatsen, vaste seizoenplaatsen of op seizoenplaatsen,

    1. Indien er sprake is van een voorseizoenarrangement, € 114,80

    2. Indien er sprake is van een naseizoenarrangement, € 88,20

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, derde lid, het tarief per belastingjaar, per mobiele kampeermiddel op een kampeerplaats:

    a. waarvoor een maandarrangement laagseizoen is afgesloten € 50,40

  • 5.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting bij toepassing van artikel 5, vierde lid, per strandslaaphuisje op het strand, per belastingjaar € 193,20

 

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8. Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

 

Artikel 9. Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10 worden niet opgelegd.

 

Artikel 10. Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9 eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten:

  • 1.

    In de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen, als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31 december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

 

Artikel 11. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

 

Artikel 12. Registratieplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijf houdende te registreren.

 

Artikel 13. Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, tot een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2.

    De gemeente behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3.

    Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar, tenzij gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken.

 

Artikel 14. Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 15. Overgangsrecht

De "Verordening toeristenbelasting 2024", vastgesteld bij besluit van 14 december 2023, wordt tezamen met alle wijzigingsverordeningen die hierop van toepassing zijn, ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

 

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening toeristenbelasting 2025” gemeente Veere.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Veere op 12 december 2024

de griffier, de voorzitter,

drs. M. Rossen drs. F.J. Schouwenaar

Naar boven