24e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014

De raad van de gemeente Apeldoorn;

 

gelezen het raadsvoorstel d.d. 22 november 2024, nummer 156-2024 , in verband met de 24e wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014;

 

gelet op artikel 108 en 149 van de Gemeentewet, artikel 10.23 van de Wet milieubeheer en artikel 3.5 van de Wet Dieren;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014

Artikel I Wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2014

 

A. Artikel 1:1, onderdeel 6, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 6.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • 6.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

 

B. Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      als de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      de houder dit verzoekt.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

 

C. Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

  • 3.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als:

    • a.

      de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is;

    • b.

      het aantal aanvragen groter is dan het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen.

  • 3.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen voor de verdeling van de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde vergunningen en ontheffingen.

 

D. Hoofdstuk 2, afdeling 3, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder klein evenement verstaan een eendaags evenement waarbij:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

    • b.

      de activiteiten plaatsvinden tussen 09.00 en 23.00 uur of als de activiteiten tijdens de jaarwisseling plaatsvinden tussen 31 december 09.00 uur en 1 januari 01.00 uur van het daaropvolgende jaar;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;

    • d.

      de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 vierkante meter per object; en

    • f.

      er een organisator is.

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden binnen de reguliere competitie of binnen de eigen vereniging die plaatsvinden op sportterreinen, in sporthallen of sportzalen, niet zijnde full contact vechtsportevenementen of -gala’s;

    • h.

      voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2:26A.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een full contact vechtsportwedstrijd of -gala.

  • 3.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      A-evenement: een regulier evenement, waarbij sprake is van een beperkte impact op de directe omgeving of gevolgen voor het verkeer;

    • b.

      B-evenement: een aandacht-evenement, waarbij sprake is van grote impact op de directe omgeving of gevolgen voor het verkeer;

    • c.

      C-evenement: een risico-evenement, waarbij sprake is van een grote impact voor de stad of het dorp of regionale gevolgen voor het verkeer.

    • d.

      vergunningvrij evenement : een eendaags evenement waarbij: eendaags evenement waarbij:

      • 1.

        het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

      • 2.

        de activiteiten plaatsvinden tussen 09.00 en 23.00 uur of als de activiteiten tijdens de jaarwisseling plaatsvinden tussen 31 december 09.00 uur en 1 januari 01.00 uur van het daaropvolgende jaar;

      • 3.

        geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur;

      • 4.

        de activiteiten niet plaatsvinden op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten; en

      • 5.

        slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 15 vierkante meter per object;

      • 6.

        er een organisator is;

      • 7.

        het geen full contact vechtsportevenement of -gala is.

Artikel 2:25 Evenement

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 3.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd wegens strijd met het het omgevingsplan.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd opof aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerwet 1994.

  • 6.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van de vergunning van de burgemeester een A-, B- of C-evenement te organiseren.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een vergunningvrij evenement.

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerwet 1994.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 2:25a Indienen vergunningaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een evenementenvergunning vindt plaats via een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 2.

    De burgemeester kan bepalen dat de aanvraag vergezeld wordt van een door de organisator opgesteld veiligheidsplan.

  • 3.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

 

Artikel 2:25b Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning geheel of gedeeltelijke worden geweigerd:

    • a.

      wegens strijd met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan;

    • b.

      indien de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement;

    • c.

      indien het evenement gepaard gaat met een onevenredig beroep op de beschikbare inzet van politie of andere hulpverleningsdiensten;

    • d.

      indien de aanvangsdatum van een evenement op het moment van de indiening van de aanvraag meer dan 9 maanden in de toekomst is gelegen

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en artikel 1:8 kan de vergunning voor een full contact vechtsportwedstrijd of -gala worden geweigerd als de organisator of aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8, tweede lid, kan een vergunning worden geweigerd indien de aanvraag niet is ingediend:

    • a.

      minimaal 8 weken voor aanvang van een A-evenement;

    • b.

      minimaal 12 weken voor aanvang van een B-evenement;

    • c.

      minimaal 26 weken voor aanvang van een C-evenement;

  • en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

 

E. Artikel 2:39D wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:39D Weigeringsgronden

(lid 2 wijkt af van de huidige APV)

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning indien:

    • a.

      de vestiging of exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan;

    • b.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 2:39C gestelde eisen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren indien naar zijn oordeel:

    • a.

      moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de speelgelegenheid;

    • b.

      een eerdere vergunning voor de exploitatie van de speelgelegenheid is ingetrokken of de speelgelegenheid met toepassing van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

    • c.

      de in te dienen bescheiden als bedoeld in artikel 2:39B, tweede lid, onvoldoende garanties geven dat het in de Wet op de kansspelen bepaalde niet zal worden overtreden.

Artikel 2:39D Weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning indien:

    • a.

      de vestiging of exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan;

    • b.

      de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 2:39C gestelde eisen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren indien naar zijn oordeel:

    • a.

      moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de speelgelegenheid;

    • b.

      een eerdere vergunning voor de exploitatie van de speelgelegenheid is ingetrokken of de speelgelegenheid met toepassing van deze verordening dan wel van artikel 13b van de Opiumwet is gesloten;

    • c.

      de in te dienen bescheiden als bedoeld in artikel 2:39B, tweede lid, onvoldoende garanties geven dat het in de Wet op de kansspelen bepaalde niet zal worden overtreden.

 

F. Het opschrift van artikel 2:40E wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:40E Weigerings- en intrekkingsgronden

(dit artikel wijkt af van de huidige APV)

Artikel 2:40E Weigerings- en intrekkingsgronden

 

G. Het opschrift van artikel 2:47 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag en straatintimidatie op openbare plaatsen

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

 

H. Artikel 2:78 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 7 dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 7 dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 5.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

 

I. Artikel 2:81, tiende lid, wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

 

J. Na artikel 4:6A vervalt het opschrift van artikel 4.1.5:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

[Artikel 4.1.5 huidige APV: (Geluid)hinder door bromfietsen is geschrapt] (wijkt af van huidige APV)

 

 

K. Artikel 4:18 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4:18 Nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van nachtverblijf een kampeermiddel of een voertuig te plaatsen of te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      kampeermiddelen en voertuigen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein bij een woning;

    • b.

      vrachtauto’s als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990.

Artikel 4:18 Nachtverblijf buiten kampeerterreinen

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van nachtverblijf een kampeermiddel of een voertuig te plaatsen of te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      kampeermiddelen en voertuigen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein bij een woning;

    • b.

      vrachtauto’s als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, indien het tijdelijk kamperen plaatsvindt:

    • a.

      ten behoeve van een evenement; of

    • b.

      als een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een sport- of verenigingskamp.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:

    • a.

      natuur en landschap; of

    • b.

      een stadsgezicht.

 

L. Na artikel 4:42 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Paragraaf 4a Kadavers van gezelschapsdieren

 

Artikel 4:42a Kadavers van gezelschapsdieren

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gezelschapsdier verstaan: een dier dat de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, niet zijnde een hobby- of landbouwhuisdier.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen:

    • a.

      een ondernemer aanwijzen die belast is of tevens belast is met de inzameling van kadavers van gezelschapsdieren;

    • b.

      een of meer verzamelplaatsen aanwijzen waar kaders van gezelschapsdieren worden ingezameld.

  • 3.

    Van ingezamelde kadavers wordt aangifte gedaan bij Rendac Son B.V. De kadavers worden bewaard en overgedragen aan Rendac Son B.V. in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 3.1 van de Wet dieren.

  • 4.

    Uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, geeft de houder van het kadaver dit af aan de ondernemer of de verzamelplaats, bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Tot het tijdstip van afgifte bewaart de houder het kadaver zodanig dat er geen vermenging is met ander materiaal.

  • 6.

    Het vierde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.]

 

M. Het opschrift van artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen (wijkt af van de huidige APV)

Artikel 5:32 Crossterreinen

 

N. Hoofdstuk 5, afdeling 11, vervalt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Afdeling 11 Kamerverhuurpanden

 

Artikel 5.45 Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van woonruimte of een gebouw. Onder ‘eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek’ wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;

  • b.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren;

  • c.

    woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet samen met een of meer andere ruimten bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;

  • d.

    zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • e.

    kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met of geschikt te maken voor drie of meer kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw of logiesverblijf als bedoeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving, welke kamers als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in het verband van een huishouden levende personen. Begeleid wonen wordt niet beschouwd als kamerverhuurpand;

  • f.

    onzelfstandige woonruimte: een verblijfsruimte die door de aard van de inrichting en gebruik het privé-domein is van een bewoner die daarbij is aangewezen op het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen. Begeleid wonen valt niet onder deze definitie;

  • g.

    gemeenschappelijke voorzieningen: ruimten, opstelplaatsen, aansluitingen, installaties, apparatuur en dergelijke die gebruikt kunnen worden door de bewoners van drie of meer onzelfstandige woonruimtes;

  • h.

    omzetting: het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte;

  • i.

    bewoning: met bestemming tot bewoning wordt bedoeld dat men daar permanent woont en daar zijn hoofdverblijf heeft, zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen;

  • j.

    omzettingsvergunning: de vergunning vereist voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in een onzelfstandige woonruimte;

  • k.

    buurtindeling: de indeling volgens de CBS wijk- en buurtindeling van de gemeente Apeldoorn;

  • l.

    gebruiksoppervlaktemaat: de maat van de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580;

  • m.

    bijzonder woningcomplex: samengesteld geheel van tenminste drie zelfstandige of onzelfstandige woonruimtes;

  • n.

    buurt: deel van een wijk volgens de wijk- en buurtindeling van de gemeente Apeldoorn, laatstelijk vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 november 2001;

  • o.

    begeleid wonen: een woonvorm waarbij de begeleiding van de bewoners door daartoe deskundige hulpverleners plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft.

Afdeling 11 Kamerverhuurpanden

 

Artikel 5.45 Definities

[vervallen]

 

Artikel 5.46 Werkingsgebied

[vervallen]

Artikel 5.46 Werkingsgebied

[vervallen]

Artikel 5.47 Vergunningvereiste

Het is verboden om een zelfstandige woonruimte zonder vergunning van het college om te zetten in drie of meer onzelfstandige woonruimtes dan wel zelfstandige woonruimte als kamerverhuurpand te exploiteren of te doen exploiteren.

Artikel 5.47 Vergunningvereiste

[vervallen]

Artikel 5.48 Aanvragen voor een omzettingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag voor een omzettingsvergunning wordt door de eigenaar in drievoud ingediend bij het college op een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      bewijs van eigendom van de woonruimte en, voor zover van toepassing, bewijs dat de aanvrager gerechtigd is tot de gevraagde omzetting;

    • b.

      een plattegrond van de bestaande situatie voorzien van gebruiksoppervlaktematen;

    • c.

      een plattegrond van de gewijzigde situatie voorzien van gebruiksoppervlaktematen waarbij is aangegeven welke ruimten als afzonderlijke woonruimte zullen worden gebruikt.

  • 3.

    Het college is bevoegd om in het belang van het nemen van een beslissing op de aanvraag voor een omzettingsvergunning aanvullende gegevens en bescheiden te vragen.

  • 4.

    Aan de aanvrager wordt binnen een week na de datum van ontvangst van de aanvraag een ontvangstbevestiging gestuurd waarin de datum van ontvangst is vermeld.

  • 5.

    Van de in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen, kan slechts gebruik worden gemaakt, indien de aanvrager binnen vier weken na de ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen. De door het college ingevolge dat artikel te stellen termijn bedraagt vier weken .

  • 6.

    De beschikking wordt genomen binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

  • 7.

    Het college verleent de gevraagde omzettingsvergunning voor een in de beschikking aan te geven maximale termijn die niet langer kan zijn dan vijf jaar en na verloop van een periode van vijf jaar met inachtneming van artikel 5.49 van deze verordening op aanvraag telkens met een nieuwe periode van maximaal vijf jaar kan worden verlengd.

  • 8.

    Bij het verlopen van de in het vorige lid genoemde periode vervalt de omzettingsvergunning van rechtswege.

  • 9.

    In de omzettingsvergunning vermeldt het college de volgende informatie:

    • a.

      het adres van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • b.

      de eigenaar van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • d.

      het aantal onzelfstandige woonruimten dat gecreëerd mag worden

  • 10.

    Aan een omzettingsvergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en de Omgevingswet mogen er geen ingrijpende verbouwingen worden uitgevoerd die de geschiktheid om als woonruimte te kunnen dienen aantasten;

    • b.

      de vergunninghouder stelt het college in kennis van de feitelijke beëindiging van het gebruik waarvoor de omzettingsvergunning is verleend;

    • c.

      de verhuurder verhuurt de onzelfstandige woonruimte slechts aan degene die uiterlijk vijf dagen nadat hij de onzelfstandige woonruimte heeft betrokken, hiervan aangifte doet bij de gemeente Apeldoorn conform de Wet Basisregistratie Personen.

  • 11.

    De voorschriften genoemd in het tiende lid, onder c, gelden niet voor:

    • a.

      aanvragen om een vergunning die het college heeft ontvangen voor de datum waarop de gemeenteraad de 16e wijziging van deze verordening heeft vastgesteld;

    • b.

      aanvragen om verlenging van de vergunning als bedoeld in het zevende lid, mits de vergunning waarvan verlenging wordt gevraagd, is verstrekt voor de datum waarop de gemeenteraad de 16e wijziging van deze verordening heeft vastgesteld.

  • 12.

    Een omzettingsvergunning is gebonden aan de woonruimte waarvoor die vergunning is verleend en kan op verzoek van de eigenaar of een rechtverkrijgende worden overgeschreven op naam van een ander dan degene op wiens naam de vergunning is gesteld .

Artikel 5.48 Aanvragen voor een omzettingsvergunning

[vervallen]

 

Artikel 5.49 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning

  • 1.

    In afwijking van artikel 1:8 weigert het college een vergunning, indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in het gebouw en in de omgeving van het gebouw. Hiervan is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      meer dan 5% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de buurten ‘Binnenstad’ en ‘De Haven’ en tenminste 1% van de tot bewoning bestemde gebouwen in de overige buurten volgens de CBS wijk- en buurtindeling van de gemeente Apeldoorn wordt gebruikt voor huisvesting als bedoeld in artikel 5.47, of

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op een pand dat, rondom dat pand gemeten vanaf de dichtstbijzijnde gevelwanden, is gelegen op minder dan vijftig meter van een geregistreerd kamerverhuurpand, rondom gemeten van gevel tot gevel, dan wel van een pand waarvoor een aanvraag tot registratie of omzettingsvergunning is ingediend;

    • c.

      de gebruiksoppervlakte in de woning per persoon kleiner is dan 25 m2, gemeten conform de NEN 2580.

  • 2.

    Het afstandscriterium zoals genoemd in het eerste lid, onder b, van dit artikel wordt niet toegepast in de buurten ‘Binnenstad’ en ‘De Haven’.

  • 3.

    Het college weigert een vergunning tevens, indien het beoogde gebruik in strijd is met het bepaalde in artikel 5.1 van de Omgevingswet.

  • 4.

    De weigeringsgrond genoemd in het eerste lid, onder c, geldt niet voor:

    • a.

      aanvragen om een vergunning die het college heeft ontvangen voor de datum waarop de gemeenteraad de 16e wijziging van deze verordening heeft vastgesteld;

    • b.

      aanvragen om verlenging van de vergunning als bedoeld in het zevende lid, mits de vergunning waarvan verlenging wordt gevraagd, is verstrekt voor de datum waarop de gemeenteraad de 16e wijziging van deze verordening heeft vastgesteld.

Artikel 5.49 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning

[vervallen]

Artikel 5.50 Bijzonder woningcomplex

Het college kan in afwijking van artikel 5.49 een omzettingsvergunning verlenen:

  • a.

    wanneer de aanvraag een bijzonder woningcomplex betreft, en

  • b.

    de aanvraag alle ruimten van het bijzondere woningcomplex betreft.

Artikel 5.50 Bijzonder woningcomplex

[vervallen]

Artikel 5.51 Intrekken van de omzettingsvergunning

  • 1.

    In afwijking van artikel 1:6 kan het college de omzettingsvergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

    • b.

      de aan de vergunning verbonden voorwaarden en voorschriften niet worden nagekomen;

    • c.

      de vergunninghouder één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning daarvan nog geen gebruik heeft gemaakt of de woonruimte waarvoor de vergunning is verleend langer dan één jaar niet meer in gebruik is;

    • d.

      vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat handhaving van de vergunning zou leiden tot een verstoring van de openbare orde, veiligheid of gezondheid, dan wel een verstoring van een geordend woon- en leefmilieu van het gebouw waarop de vergunning betrekking heeft;

    • e.

      het aantal onzelfstandige woonruimten afwijkt van het in de aanvraag vermelde aantal.

  • 2.

    Het college gaat niet tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen bij aangetekende brief in kennis is gesteld dat het voornemens is, dat het de vergunning zal intrekken, indien voor een nader te bepalen datum niet zodanige maatregelen of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij/zij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.

Artikel 5.51 Intrekken van de omzettingsvergunning

[vervallen]

Artikel 5.52 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van de verordening.

Artikel 5.52 Hardheidsclausule

[vervallen]

Artikel 5.53 Voortzetting gebruik als kamerverhuurpand

  • 1.

    Wanneer in een gebied door inwerkingtreding van een omgevingsplan een specifieke regeling voor kamerverhuurpanden vervalt, mag het gebruik als kamerverhuurpand worden voortgezet indien:

    • a.

      dit gebruik aantoonbaar bestond op het moment van inwerkingtreding van dit omgevingsplan;

    • b.

      dit gebruik in overeenstemming was met het omgevingsplan, waarin een specifieke regeling voor kamerverhuurpanden was opgenomen en

    • c.

      binnen drie maanden na inwerkingtreding van dit omgevingsplan een vergunning wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 5.47 van deze verordening.

  • 2.

    Aan de eigenaar van een kamerverhuurpand als bedoeld in het eerste lid wordt geacht een tijdelijke vergunning te zijn verleend vanaf het moment van inwerkingtreding van het omgevingsplan totdat op de aanvraag is beslist.

  • 3.

    Op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid is het bepaalde in artikel 5.49 eerste lid, onder a en b, niet van toepassing.

  • 4.

    Het bepaalde in artikel 5.49, eerste lid, onder a en b, is evenmin van toepassing op een aanvraag om verlenging van een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 5.48, zevende lid, voor zover de aanvraag betrekking heeft op

    • a.

      een kamerverhuurpand als bedoeld in het eerste lid.

    • b.

      een kamerverhuurpand dat op 1 januari 2008 aantoonbaar als zodanig in gebruik was en waarvoor uiterlijk op 21 augustus 2009 een omzettingsvergunning is verleend conform artikel 4.1, eerste lid van de op 1 juli 2015 vervallen Verordening voor kamerverhuurpanden.

Artikel 5.53 Voortzetting gebruik als kamerverhuurpand

[vervallen]

 

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 28 november 2024.

De raad voornoemd,

S.M. Stam

raadsgriffier

A.J.M. Heerts

voorzitter

Naar boven