Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Geldrop-centrum 2025

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

 

 

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo d.d. 29-10-2024;

 

overwegende, dat de bevoegdheid tot het invoeren, wijzigen en afschaffen van een gemeentelijke belasting aan de gemeenteraad is;

 

gelet op de artikelen 219 en 227 van de Gemeentewet;

 

besluit :

 

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting Geldrop-centrum 2025

(Verordening reclamebelasting Geldrop-centrum 2025).

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, logo’s, symbolen of kleuren, of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • b.

    openbare weg: weg zoals omschreven in artikel 1 van de Wegenwet die openbaar is in de zin van artikel 4 van die Wet.

  • c.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • d.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • e.

    vestiging:

    • 1.

      de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

    • 2.

      twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • f.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • g.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Geldrop-Mierlo, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

 

Het gebied waarop de verordening van toepassing is wordt begrensd door de straten als volgt aangeduid:

Achter de Kerk, tot aan de woningen aan de Jan van Geldropstraat, achterlangs naar de Heuvel tot Heuvel 90;

Heuvel, achterlangs Heuvel 90, en Heuvel 1, Hofstraat kruisend tot aan parkeerterrein de Meent achterlangs de panden Heuvel 5, 6, en 6a de Wielstraat kruisend, achterlangs de panden aan de Heuvel tot en met nummer 16;

Molenstraat, achterlangs de oneven nummers tot en met 17, de Molenstraat kruisend achter Molenstraat 2 en 4 via het parkeerterrein de Dommeldalseweg kruisend;

De Burght, achter parkeerterrein Het Machinaal overgaand in Burghtstraat;

Bogardeind,

Oneven huisnummers: achter de nummer 33 tot en met 71A tot aan de kruising met Gijzenrooiseweg / Laan der vier Heemskinderen;

Even huisnummer achter 58 tot aan de Laarstraat, naast Laarstraat 2A over het parkeerterrein van het ziekenhuis naar Heggestraat 47.

Heggestraat, Oneven huisnummers (aflopend) vanaf 47A tot aan het even huisnummer 10;

Stationsstraat,

Oneven nummers tot en met huisnummer 11D, de Stationsstraat kruisend;

Even nummer tot en met 12.

Nieuwendijk,

Oneven nummers tot en met nummer 37A, de Nieuwendijk kruisend;

Even nummers aflopend vanaf 44A achterlangs tot en met nummer 14;

Daarna over de rotonde Mierloseweg aansluitend op Achter de Kerk.

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van:

  • 1.

    de gebruiker van de vestiging, waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst;

  • 2.

    degene die de vestiging, waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst ter beschikking heeft gesteld, ingeval de vestiging voor volgtijdig en of meervoudig gebruik ter beschikking is gesteld.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Heffingsmaatstaf

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 2.

    Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 3.

    Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

  • 4.

    Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 5.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 370,92 per vestiging.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 140.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 2,64 per € 1.000,- waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 744,36 per vestiging.

  • 4.

    Indien de waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht of worden getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • e.

    aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

  • f.

    aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • g.

    die door politieke partijen zijn aangebracht;

  • h.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

  • i.

    bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • j.

    aangebracht op scholen, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw.

  • k.

    waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1 vierkante meter bedraagt;

  • l.

    die uitsluitend zijn aangebracht met het doel de negatieve uitstraling van leegstand te vermijden, en zijn aangebracht in vestigingen die leegstaan en in afwachting van een huurder of koper uitsluitend worden gebruikt als etalage of niet te betreden expositieruimte.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

    Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de eerste vervaldag.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening reclamebelasting Geldrop-centrum 2024’van 11 december 2023, of zoals laatstelijk gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening reclamebelasting Geldrop-centrum 2025".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 9-12-2024.

De raad voornoemd,

W.H.F. Geboers

griffier

J.C.J. van Bree

voorzitter

Bijlage 1 bij de Verordening reclamebelasting Geldrop-centrum 2025

 

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2025, geldt het op onderstaande kaart afgebakende gebied binnen de rode lijn.

 

Naar boven