Gemeenteblad van Oosterhout
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oosterhout | Gemeenteblad 2024, 527030 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oosterhout | Gemeenteblad 2024, 527030 | beleidsregel |
Besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 8 oktober 2024 tot vaststelling van het Treasurystatuut 2025 Gemeente Oosterhout
De gemeente Oosterhout onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. De gemeente streeft er daarom naar om haar activiteiten op het gebied van treasury zo transparant en beheersbaar mogelijk in te richten.
Onder treasury wordt verstaan het sturen, beheersen van, het verantwoorden van en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s. Het treasurystatuut kan beschouwd worden als een nadere uitwerking van de geldende externe en interne regelgeving.
Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kaders zoals opgenomen in de Gemeentewet, de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO), de Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, het Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV), de Wet Markt & Overheid en de Verordening 212. Een overzicht van de relevante wet- en regelgeving en de link hiernaartoe is opgenomen in bijlage 1.
In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.
Het treasurystatuut kan gesplitst worden in twee delen. Deel 1 (hoofdstukken 2 t/m 5) heeft betrekking op het beleidskader waarin als eerste het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente zijn geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: kasbeheer, gemeentefinanciering en risicobeheer. De Raad stelt dit deel vast als onderdeel van haar kaderstellende rol.
Deel 2 (Hoofdstuk 6) heeft betrekking op het beheersdeel van de treasuryfunctie, waarin de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde komen. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. Deel 2 is veel meer het domein van het College van B&W en is ter informatie voor de gemeenteraad.
In dit treasurystatuut is ervoor gekozen om de toelichting op de artikelen niet in een aparte memorie van toelichting op te nemen, maar onder de relevante artikelen zelf. Dit om de leesbaarheid en begrijpelijkheid van deze materie te vergroten.
Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.
In dit statuut wordt verstaan onder:
3 DOELSTELLING EN UITGANGSPUNTEN
3.1 ALGEMENE DOELSTELLINGEN VAN DE TREASURYFUNCTIE
Het treasurybeleid is onderdeel van het algemene financiële beleid van de gemeente Oosterhout. Het treasurybeleid van de gemeente kent een risicomijdende, duurzame en maatschappelijk verantwoorde strategie welke past binnen de kaders van de hogere regelgeving. Bij de uitvoering van de treasuryfunctie worden de volgende algemene doelstellingen in acht genomen:
Duurzaam toegang tot financiële markten
In de eerste plaats dient de treasurer ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasurer dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de rekening-courant bij het Rijk (schatkistbankieren) of bij decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.
Ten tweede is het de taak van de treasurer om risico’s tegen acceptabele condities te beperken. De financiële risico’s die de gemeente loopt zijn renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.
De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasurer het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Tot slot streeft de treasurer er naar om de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat gestreefd wordt naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijke rentekosten. Dit zonder daarbij meer dan normale risico’s te lopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers geen profit center.
Waarborgen van taken en verantwoordelijkheden
De aanzienlijke risico’s binnen de treasuryfunctie vragen om een gedegen beheersing van de geldstromen. Het is daarom van belang om taken en verantwoordelijkheden van Raad, College en ambtelijke organisatie eenduidig te regelen.
De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. Ten aanzien van het treasurybeleid gaat het om vaststelling van de financiële verordening ex art. 212 Gemeentewet en het vaststellen van de uitgangspunten van het treasurybeleid, zoals vastgelegd in dit treasurystatuut. Daarbij dient het bestuur zich voldoende bewust te zijn van de (kritische) vragen die zij ten aanzien van treasury kan of moet stellen om het toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid goed te kunnen uitvoeren.
Het college is verantwoordelijk voor de dagelijkse treasurypraktijk. Daarbij heeft zij een initiërende rol en zorgt zij voor de beleidsmatige inkadering van de treasuryfunctie binnen de vigerende kaders van landelijke- en gemeentelijke wetgeving. Onderdeel daarvan is het vaststellen van nadere uitvoeringsregels zoals uitvoeringsregels voor het geldstromenbeheer, leningsvoorwaarden e.d. Ook bepaalt het College welke risico’s met betrekking tot treasury acceptabel zijn en welke afgedekt dienen te worden. Dit in relatie tot de door de wet en gemeenteraad geschetste risicokaders.
3.2 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN BIJ DE TREASURYFUNCTIE
De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten voor treasury. Dit betreft enerzijds de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen en anderzijds het prudente karakter van (overige) uitzettingen. Er is dus een specifiek onderscheid tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’.
Het beleid van de gemeente Oosterhout is om geen geldleningen te verstrekken aan derden. Hierbij is het niet van belang of het wel of niet past binnen het gemeentelijke beleid uit hoofde van de publieke functie. Ons beleid is om onder bepaalde voorwaarden garanties te verstrekken aan instellingen.
De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Oosterhout kan – gemotiveerd en transparant – in principe zelf bepalen wat onder de publieke taak moet worden verstaan. Een publieke taak is een taak die in het algemeen belang wordt uitgevoerd. Hoewel de definitie zeer simpel is, is het vaak onduidelijk wat het begrip in de praktijk betekent; dit kent een spanningsveld. Van een verstrekking is sprake indien:
De Wet Fido geeft (in artikel 2, lid 2) aan dat bij het uitzetten van (tijdelijk) overtollige liquiditeiten en bij het gebruik van financiële derivaten sprake dient te zijn van prudent beheer. Omdat overtollige middelen alleen maar in ’s Rijks schatkist mogen worden aangehouden en het gebruik van derivaten niet is toegestaan is er te allen tijde sprake van prudent beheer.
Bij het verstrekken van garantstellingen gelden de volgende richtlijnen:
De garantstelling wordt alleen verstrekt indien de aanvrager onvoldoende zekerheden heeft om via een commerciële bank een geldlening aan te trekken zonder gemeentegarantie. Dit dient te worden aangetoond middels tenminste 2 offertes of bankverklaringen met daarin opgenomen de redenen waarom geen lening (tegen aanvaardbare voorwaarden) kan verstrekken zonder gemeentegarantie;
Er vindt onderzoek plaats welk financieel risico het verlenen van de garantstelling met zich meebrengt en hoe deze zich verhouden tot de stand van de gemeentelijke financiën, dit ook in relatie tot het gemeentelijk weerstandsvermogen. De uitkomst van deze toets weegt zwaar mee bij het besluit over de aanvraag;
De geldnemer is bij garantstelling een éénmalige vergoeding verschuldigd, bestaande uit 1% van het bedrag van de lening waarvoor de garantstelling wordt verleend, plus een vaste vergoeding van € 500 voor de behandelingskosten. Indien de regelgeving voor staatssteun op de garantieverlening van toepassing is, wordt een jaarlijkse rente in rekening gebracht;
Kasbeheer omvat alle activiteiten die verband houden met de optimalisatie van financiële stromen tussen de gemeente, de bank en derden. We onderscheiden daarbij geldstromenbeheer, saldobeheer en liquiditeitenbeheer.
Geldstromenbeheer omvat alle activiteiten die nodig zijn om gelden (liquiditeiten) over te boeken zowel binnen de gemeente als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer). Een actief beheer van geldstromen en posities op bankrekeningen kan besparingen opleveren.
Voor een efficiënt betalingsverkeer stemt de treasurer van de gemeente Oosterhout de geldstormen op elkaar af door de betalingsdata en de uitgaande geldstromen af te stemmen op de verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente rentekosten moet maken door het tijdelijk aantrekken van gelden, of een renteverlies door het tijdelijk onttrekken van middelen in de uitzettingsportefeuille om betalingen te kunnen financieren.
Beperken kosten betalingsverkeer
Om de externe verwerkingskosten van geldstormen te beperken laat de gemeente Oosterhout haar betalingsverkeer zoveel als mogelijk uitvoeren door één bank. De kosten van het overboeken van gelden tussen verschillende banken wordt hiermee beperkt.
Omdat de rentecondities op de rekening courant onvoldoende aantrekkelijk zijn is het van belang om geen hoge saldi op deze bankrekeningen aan te houden. Het zo optimaal sturen op dagelijkse kasoverschotten en -tekorten, met als uitgangspunt het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten is dé doelstelling van saldobeheer.
Om het saldobeheer zo efficiënt mogelijk te organiseren wordt het aantal banken en bankrekeningen zoveel mogelijk beperkt. De verschillende bankrekeningen die worden aangehouden bij een bepaalde bank worden zoveel mogelijk ondergebracht in een zogenaamd rentecompensatiecircuit. In die situatie worden de aangehouden posities op de verschillende bankrekeningen gesaldeerd weergegeven op de concernrekening. Hierdoor zal het beheer van de diverse bankrekeningen beperkt blijven tot de hoofdrekening.
Het liquiditeitenbeheer tracht door middel van het opstellen van een prognose van de verwachte in- en uitgaande geldstromen (de liquiditeitsplanning) de financieringsbehoefte tot de periode van 1 jaar inzichtelijk te maken. Dit gebeurt om de minimale liquiditeitspositie te kunnen vaststellen teneinde op elk willekeurig tijdstip aan de behoefte aan geldmiddelen te kunnen voldoen en tevens het renteresultaat te kunnen optimaliseren. Met deze renteoptimalisatie wordt bedoeld dat tijdelijke tekorten (korter dan één jaar) worden opgevangen door geld aan te trekken tegen minimale kosten en dat tijdelijke overschotten tegen maximale opbrengsten en met minimale risico’s worden uitgezet.
We kennen de volgende korte termijn financieringsinstrumenten:
Met betrekking tot het proces van het aangaan van korte termijn financiering geldt het volgende:
Het voornemen om over te gaan tot het aantrekken van een geldlening korter dan 1 jaar wordt beargumenteerd door de treasurer (digitaal) voorgelegd aan de concerncontroller. De concerncontroller geeft hierop een goedkeuring om offertes op te vragen. In geval van spoed kan dit ook achteraf plaatsvinden.
De financiering van de gemeente is een van de primaire taken van de treasuryfunctie. Doelstellingen zijn het bepalen van de lange termijn financieringsbehoefte en het optimaliseren van het renteresultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsposities. De treasurer zal zich een beeld moeten vormen van de positie op de vermogensmarkt en hierop inspelen. Dit kan door het ontwikkelen van een financiële strategie waardoor de financierbaarheid van de gemeente wordt geoptimaliseerd.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van de wet Fido: het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is nadrukkelijk niet toegestaan.
Onderhandse geldleningen zijn leningen waarvan de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.
De richtlijn om minimaal 3 offertes aan te vragen beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-)clausules bij vervroegde aflossing. Via het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat er een objectief beeld is van de gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten op het moment van afsluiten van overeenkomsten van geldlening.
Schatkistbankieren is gebaseerd op het principe van zero-balancing. Dit houdt in dat dagelijks aan het einde van de dag de overtollige middelen worden afgeroomd naar of aangevuld uit de schatkist. De gemeente heeft hiervoor een speciale rekening geopend bij de BNG, de werkrekening schatkistbankieren (SKB).
De gemeente is gerechtigd om een bepaald bedrag aan middelen buiten ’s Rijks schatkist aan te houden. Gerekend over een kwartaal mag het op dagbasis buiten ’s Rijks schatkist aangehouden bedrag gemiddeld niet hoger zijn dan het drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt bepaald op basis van de begrotingsomvang van de gemeente. Voor de gemeente Oosterhout is het drempelbedrag gelijk aan 2,00% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1.000.000 bedraagt, dit conform de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.
Schatkistbankieren kent ook een bepaling over onderling lenen. Dit betreft het uitlenen van overtollige middelen tussen decentrale overheden als alternatief voor het aanhouden van die overtollige middelen in de schatkist. Het gaat daarbij expliciet over leningen die verstrekt worden in het kader van de publieke taak en indien er tussen de desbetreffende decentrale overheden geen sprake is van een toezichtrelatie
Een langdurig overschot levert minder op dan het rendement op uitzettingen. Bij het uitzetten van middelen dient aan de hand van de liquiditeitsprognose de horizon van de overliquiditeit te worden bepaald. Een periode van langdurige overliquiditeit is de komende jaren in onze gemeente niet te verwachten.
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten: Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vijf jaar beoordeeld; Financiële instellingen dienen in landen met minimaal een AA-rating gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer; Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen. |
Tussenpersonen zijn intermediair bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder het begrip ‘tegenpartijen’. De vereisten onder lid c gelden daarom niet voor tussenpersonen. Om dit te ondervangen is de eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben.
Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van de gemeente.
Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de wet de zogenaamde kasgeldlimiet opgenomen. Het renterisico kan met name voor korte financiering aanzienlijk zijn, omdat rentefluctuaties bij zo’n financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet is een percentage (8,5%) van het totaal van de primaire begroting. Concreet betekent dit dat als voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet wordt overschreden de toezichthouder (= de provincie) daarvan op de hoogte wordt gesteld. Daarbij moet dan aan de provincie een plan worden voorgelegd om binnen de kasgeldlimiet te blijven. Dit kan betekenen dat de korte termijn leningen omgezet moeten worden naar langere termijn financiering.
De doelstelling achter de renterisiconorm is dat de gemeente haar leningportefeuille zo moet spreiden dat de risico’s bij herfinanciering over de jaren gespreid worden. De norm is een vastgesteld percentage (20%) van het begrotingstotaal. Dat houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen (herfinancieringen) en renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20 % van het begrotingstotaal.
Een rentevisie is een verwachting over de renteontwikkeling; op basis daarvan wordt een financiering- en beleggingsbeleid gevoerd. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van onze huisbankier (Bank Nederlandse Gemeenten). Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld dat met het aantrekken van lange termijn financiering wordt gewacht indien men een rentedaling verwacht.
Het intern liquiditeitsrisicobeheer is het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjareninvesteringsplanning waardoor als gevolg daarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen.
Interne liquiditeitsrisico’s doen zich o.a. voor wanneer middelen voor een bepaalde periode zijn uitgezet en gedurende de looptijd daarvan blijkt dat (een deel van) die middelen (onverwacht) nodig (is) zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat tijdelijk een lening moet worden afgesloten (de uitzettingen kunnen vast staan in een deposito) of dat tussentijds een uitzetting moet worden verkocht (een obligatie). Dit kan in beide gevallen negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.
Ter beperking van dit risico baseert de gemeente financiële transacties mede op een liquiditeitsprognose. Daarin zijn de toekomstige inkomsten en uitgaven met een planningshorizon van één jaar opgenomen. Ten aanzien van het meerjarig investeringsplan wordt een globale planning opgesteld met een prognose over een periode van vier jaar. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitsprognose niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die zijn verbonden aan de gemeentelijke activiteiten/ projecten en met mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van belang dat de treasuryfunctie goed op de hoogte is van de financiële ontwikkelingen in de totale organisatie.
Artikel 12. Valutarisicobeheer Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s. |
Valutarisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van vreemde valutasoorten, uitgedrukt in euro’s, afwijkt van wat verwacht werd op het beslismoment. Omdat het Besluit Leningvoorwaarden Decentrale Overheden (BLDO) bepaalt dat decentrale overheden slechts in Euro’s mogen lenen, uitzetten en garanderen kan de gemeente geen valutarisico lopen.
Het land waar een financiële instelling is gevestigd hoeft zelf de Euro overigens niet als nationale munteenheid te hebben. Ook in EER-landen waar dat niet het geval is, zijn uitzettingen toegestaan, mits deze in Euro’s wordt gedaan.
Koersrisicobeheer omvat het risico dat de koers van een effect (uitzetting) een onverwachte (en vaak ongewilde) beweging maakt. Omdat hiervan bij het rijk geen sprake is kan koersrisico’s van gelden die in ’s Rijks schatkist worden aangehouden op nihil worden gesteld. Ditzelfde geldt voor andere decentrale overheden.
Het kredietrisico heeft betrekking op de mogelijkheid dat een tegenpartij, waarbij uitzettingen uitstaan, failliet gaat waardoor de hoofdsom verloren gaat. Omdat hiervan bij het Rijk geen sprake is kan het kredietrisico van gelden die in ’s Rijks schatkist worden aangehouden op nihil worden gesteld. Ditzelfde geldt voor uitgezette leningen aan andere decentrale overheden. Deze leningen zijn gegarandeerd door het Rijk.
7 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE
Bij de treasuryfunctie zijn meerdere functionarissen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet de delegatie en mandatering vast, over welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de verschillende betrokkenen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.
De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.
De bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn conform de vastlegging in de mandaatregeling. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie geven de situatie ten tijde van de vaststelling van dit statuut aan.
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasury activiteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie. |
||
Bevoegd functionaris2 |
||
Saldo-, liquiditeiten- en geldstroombeheer (looptijd tot 1 jaar) |
||
Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak tot € 100.000. |
||
Het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak groter dan € 100.000. |
Bij onderlinge vervanging wordt altijd het vier-ogen-principe toegepast.
De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasury-beheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2) en verantwoordingsinformatie (punt 3, 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Teams dienen “incidenteel” informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).
BIJLAGE 1 – WET- EN REGELGEVING
Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO),
https://wetten.overheid.nl/BWBR0011987/2013-12-15
Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (RUDDO),
https://wetten.overheid.nl/BWBR0012076/2014-12-30
Regeling schatkistbankieren decentrale overheden,
https://wetten.overheid.nl/BWBR0034336/2023-10-05
Besluit Begroten en Verantwoorden (BBV),
https://wetten.overheid.nl/BWBR0014606/2019-07-01
https://wetten.overheid.nl/BWBR0031654/2012-07-01
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2023-560436.html
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-527030.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.