Toetsingskader Wind op (Koggen)land 2024

 

1. Inleiding

1.1. Koggenland Energieneutraal in 2050

Het klimaat veranderd door de uitstoot van schadelijke broeikasgassen zoals CO2. De productie en gebruik van energie uit fossiele bronnen (olie, kolen en aardgas) gaat gepaard met de uitstoot van die broeikasgassen, wat gevolgen heeft voor het klimaat. Koggenland heeft daarom de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn.

 

Energie wordt, in de vorm van bijvoorbeeld aardgas, brandstof of elektriciteit, gebruikt voor vervoer, productieprocessen en om onze huizen te verlichten en te verwarmen. Inmiddels is duidelijk dat onze huidige energievoorziening daarmee bijdraagt aan klimaatverandering wereldwijd. Daar komt bij dat de bronnen van deze brandstoffen niet onuitputtelijk zijn. Door steeds meer hernieuwbare en duurzame energiebronnen te gebruiken, en daarnaast ons energiegebruik te verminderen, dragen we als gemeente bij aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen.

 

De elektriciteitsvraag van onze gemeente zal de komende decennia blijven groeien. Dit komt doordat er steeds meer elektrische apparaten gebruikt worden en doordat energie vaker in de vorm van elektriciteit nodig is (zoals bij de overstap van diesel of benzine naar een elektrische auto, of van aardgas naar elektrische verwarming). Daarom is de opwek van elektriciteit uit duurzame en hernieuwbare bronnen onmisbaar voor Koggenland om in 2050 energieneutraal te zijn.

 

Een knelpunt bij het opwekken van elektriciteit is de capaciteit van het elektriciteitsnet. Het aansluiten van vele (decentrale) zonnepanelen kan tot overbelasting van het net leiden. Een goede balans op het net vraagt om een diversiteit van bronnen, mede omdat de directe beschikbaarheid van wind of zonne- energie deels afhankelijk is van omstandigheden (zoals het weer of het tijdstip op een dag).

 

Koggenland staat dus voor een eigen energie-opgave. We zetten in op besparen van energie (zie onder andere de Transitievisie Warmte en het nog op te stellen warmteprogramma medio 2025), de opwek van zonne-energie op dak, en hebben kaders gesteld voor zonneparken (Toetsingskader zonne-energie Koggenland 2024).

1.2. Ontwikkelingen op het gebied van wind op land

De provincie Noord- Holland heeft sinds enkele jaren de mogelijkheid geboden om erfturbines met een ashoogte van 15 meter toe te staan. Diverse (agrarische) ondernemers binnen Koggenland hebben dergelijke turbines al gerealiseerd. Dit komt mede door de gunstige omstandigheden in onze gemeente. Er staat relatief vaak en relatief veel wind ten opzichte van andere delen van Nederland. Dat maakt het aantrekkelijk om te investeren in een windturbine.

 

Ook zijn er diverse ontwikkelingen gaande voor microturbines. Dit zijn kleine, gebouwgebonden turbines. De ontwikkelingen hiervan gaan snel en ook hiervoor geldt dat er diverse vragen en concrete verzoeken zijn voor dergelijke turbines.

 

Tot slot is het provinciale beleid ten aanzien van grootschalige windenergie gewijzigd. De vastgestelde Regionale Energiestrategieën zijn hiervoor leidend geworden. De 600-meter norm, de afstand tussen nieuwe windturbines en woningen, is in het nieuwe provinciale beleid komen te vervallen. Bij het vaststellen van de RES NHN heeft de gemeenteraad vastgesteld, middels een aangenomen motie, de 600 meter eis wel als norm te willen blijven hanteren.

 

Voorliggend toetsingskader is een actualisatie van het toetsingskader uit 2021. Aanpassingen waren nodig vanwege veranderde wet- en regelgeving en verwijzingen in het stuk die niet meer actueel zijn. Daarnaast krijgt het belang van participatie een sterkere rol. Dit vinden wij belangrijk omdat participatie de uitvoering van dit beleid beter maakt. Wensen, ideeën en bezwaren kunnen zo vroegtijdig meegenomen worden. Dit maakt de besluitvorming beter.

1.3. Windenergie en een duurzame energiemix

Met maximale energiebesparing en een 100 procent benutting van het potentiële dakoppervlak met zonnepanelen halen we nog steeds de (duurzame) energievraag van de gemeente niet. Windenergie kan daarom een belangrijk onderdeel van de toekomstige energiemix zijn.

 

Landelijk zijn in 2023 zijn nieuwe beleidskaders opgesteld voor zon-pv (‘voorkeursvolgorde zon’) en voor windenergie op land zijn nieuwe nationale milieunormen tot stand gekomen. De nieuwe beleidskaders zijn er op gericht om ontwikkelingen van hernieuwbare-elektriciteitsproductie op land in goede banen te leiden en bijvoorbeeld overlast te voorkomen of bepaalde landschappen te behouden. Deze kaders leggen nieuwe beperkingen op aan de grootschalige projecten voor zon-pv en windenergie op land; projecten die de afgelopen jaren juist de drijvende kracht vormden voor de toename van de hernieuwbare-elektriciteitsproductie. Ook de opgelopen kosten voor financiering en de transport schaarste op het elektriciteitsnet kunnen op de korte termijn de ontwikkeling van de productie remmen. Of deze beperkingen op langere termijn een rol blijven spelen is nu niet te zeggen1.

 

Het is van belang dat er uiteindelijk een gebalanceerde energiemix komt, een goede verdeling van duurzame elektriciteit over het jaar en over de dag. Wind- en zonne-energie vullen elkaar daarbij aan. Met een betere verhouding tussen de technieken zon (op dak en op land) en wind benutten we het elektriciteitsnet optimaler. Dit komt doordat de opwek door zon en de elektriciteitsvraag niet gelijk oplopen. Overdag wekken de panelen elektriciteit op en er is opslag nodig om dat op te slaan voor het gebruik ’s avonds en ’s nachts. Bij opslag, waarvoor kostbare apparatuur moet worden geïnstalleerd, gaat een aanzienlijk deel van de energie verloren. Daarnaast gaat het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving veel duurzame warmte en duurzame stroom vragen. Zonne-energie levert relatief weinig op in de winter, wanneer er juist veel warmtevraag is. Het is daarom voor inwoners en (agrarische) ondernemers interessant om toch te investeren / participeren in windturbines.

 

De kleinschalige turbines, voor bij een bedrijf of boerenerf kan ervoor zorgen dat een goede stap gezet wordt richting energieneutraal. Bijkomend voordeel is een verminderde afhankelijkheid van het elektriciteitsnet. Dit omdat de afname van (duurzame) energie plaatsvindt waar de energie ook opgewekt wordt.

2. Afbakening

In Koggenland staan 17 grote windturbines binnen onze gemeentegrens: 4 nabij Obdam, 7 langs de Jaagweg in Berkhout en 6 tussen de A7 en de N247 in Oudendijk. Windenergie behelst iedere vorm van energie opgewekt met de wind als energiebron. Voor dit beleidskader maken we onderscheid in de volgende soorten windturbines, die in Nederland gebruikelijk zijn.

2.1. Microturbines

Behalve op de grond, kunnen windturbines ook op het dak van een huis of op een mast bevestigd worden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in Verticale As Turbines (VATs) en Horizontale As Turbines (HATs). Een standaard windturbine is een HAT. Deze zijn vooral in open gebied geschikt. Een VAT is vooral geschikt voor bebouwd gebied. Door de vorm zijn HATs namelijk ook geschikt bij variabele wind.

2.2. Erfturbines

Erfturbines zijn turbines met een ashoogte van maximaal 15 meter. De ashoogte van een windturbine wordt gemeten vanaf het peil tot aan de as. Erfturbines zijn losstaande turbines die slechts één of enkele huishoudens van energie kunnen voorzien. Ondanks dat het rendement beperkt is, worden erfturbines vooral in Noord-Nederland al veelvuldig gerealiseerd. Vooral op agrarische erven worden deze turbines toegepast. Dit omdat de energievraag van agrariërs vooral is op momenten dat zonnepanelen niet, of minder efficiënt zijn. Denk aan de ochtend- en avondperiode, maar ook in de winter. Dit maakt het voor agrariërs interessant om, eventueel naast zonnepanelen, ook kleinschalige windturbines te gebruiken, om een gedeelte van het eigen energieverbruik op te wekken.

2.3. Middelgrote windturbines

Middelgrote windturbines hebben een ashoogte tussen de 15 en 75 meter. Vanaf een ashoogte van 75 meter spreken we niet meer van middelgrote windturbines, maar van grootschalige windturbines. Dergelijke turbines worden veelal in een cluster gerealiseerd. De landschappelijke impact van middelgrote windturbines is groter dan erfturbines, die vaak niet of beperkt boven bebouwing en beplanting uitkomen.

2.4. Grootschalige windturbines

Grootschalige windturbines zijn turbines met een ashoogte vanaf 75 meter. Dit zijn de vormen van windenergie die veel maatschappelijke discussie opbrengt. Enerzijds vanwege de landschappelijke impact en mogelijke geluidsoverlast. Daarbij speelt vooral laagfrequent geluid een rol in de discussie rond de wenselijkheid van grote turbines. Anderzijds omdat juist deze windturbines meer energie opwekken en dus ook financieel meer rendement hebben. Een grotere turbine vangt meer wind en levert dus meer energie op.

3. Beleid voor wind op land

Het rijk wil dat in 2030 70% van alle gebruikte energie in Nederland uit duurzame bronnen komt.

Voor de opwek van windenergie op land zijn verschillende wettelijke kaders van toepassing. Het Rijk stelt bijvoorbeeld wettelijke eisen aan geluid en slagschaduw. Maar ook de provincie Noord-Holland heeft regels gesteld in de provinciale omgevingsverordening. De volgende beleidskaders en wetten zijn van toepassing:

  • Omgevingswet;

  • Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl)

  • Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal)

  • Omgevingsverordening PNH 2022

  • Herijking RES 2024 NHN

  • Het Pact Westfriesland

Windturbines moeten:

  • voldoen aan alle geldende regelgeving, onder andere op het gebied van geluid en veiligheid;

  • zo min mogelijk overlast veroorzaken;

  • zo goed mogelijk passen in het landschap;

  • rekening houden met natuuraspecten;

  • tot stand komen met een participatieproces.

3.1. Landelijke regelgeving (Omgevingswet, Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

Regelgeving met betrekking tot windturbines, bijvoorbeeld over de maximale hoeveelheid geluid op de gevel van een woning of over slagschaduw van de rotorbladen zijn opgenomen in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving, vallend onder de omgevingswet die per 1 januari 2024 is ingegaan. Het Bkl richt zich op de te stellen regels vanuit het bevoegd gezag. Om de omgeving te beschermen is er het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit besluit bevat normen om risico’s te minimaliseren.

3.2. Provinciale Omgevingsverordening 2022

In de Omgevingsverordening NH2022 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. In de verordening zijn gebieden benoemd waar uitgebreid omschreven staat welke activiteiten mogelijk zijn en onder welke voorwaarden. De Omgevingsverordening NH2022 is in werking getreden op 1 januari 2024, tegelijk met de Omgevingswet. Zie https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR703568/. In de Omgevingsverordening worden jaarlijks wijzigingen doorgevoerd en de huidige versie geldt vanaf 1 juli 2024.

In essentie worden de afspraken over regels en locaties voor het toepassen van windenergie overgelaten aan de afspraken die gemaakt worden in het kader van de Regionale Energie Strategie (RES). De verordening schrijft voor dat gemeenten in hun omgevingsplannen opnemen dat in de RES-zoekgebieden windenergie mogelijk is indien deze keuze is opgenomen in het zoekgebied. Voorwaarde is dat windturbines zorgvuldig in het landschap worden ingepast en de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) om advies wordt gevraagd.

 

Daarnaast is een “Ruimtelijke handreiking wind op land” gemaakt om de in de verordening gevraagde zorgvuldige ruimtelijke inpassing van windturbines op het aspect ruimtelijke kwaliteit te duiden. Deze handreiking dient te worden betrokken bij het opstellen van ruimtelijke besluiten.

De RES zoekgebieden in Koggenland staan geen windturbines toe. Buiten de RES-zoekgebieden zijn kleine windturbines (tot 15 meter) op agrarische bouwpercelen wel toegestaan. Ook bestaat de mogelijkheid om bestaande windparken te vervangen of te vernieuwen.

 

Vervanging van bestaande windturbines

Een omgevingsplan, ook buiten de zoekgebieden zoals opgenomen in de Regionale energiestrategieën Noord-Holland Noord, kan vervanging van een of meer met vergunning gebouwde windturbines mogelijk maken mits sprake is van eenzelfde aantal of minder windturbines met eenzelfde, vergelijkbare of geringere ashoogte, rotordiameter en verschijningsvorm.

 

Erfturbines

De omgevingsverordening Noord-Holland 2022 staat toe dat kleine turbines (ashoogte minder dan 15m) kunnen worden gerealiseerd op agrarische percelen. Dit onder de volgende voorwaarden:

Er kan een middels een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied landelijk gebied worden voorzien in de bouw van één windturbine, mits:

  • a.

    de windturbine wordt gebouwd op een agrarisch bouwperceel of op een bouwperceel van ten minste 1 hectare waar een stedelijke functie is toegestaan;

  • b.

    de ashoogte niet meer bedraagt dan 15 meter vanaf het maaiveld;

  • c.

    de windturbine in landschappelijk opzicht aansluit op de bijbehorende bebouwing;

  • d.

    de windturbine zorgvuldig ruimtelijk wordt ingepast.

3.3. De Regionale Energie Strategie (RES)

Voorliggend beleid is opgesteld met inachtneming van landelijke en provinciale kaders. Ook de Regionale Energie Strategie (RES) is van belang. Voor de maatschappelijke opgave voor duurzame energie stellen 30 regio’s in Nederland een RES op. Koggenland valt binnen de regio RES NHN. De zoekgebieden binnen de RES NHN op het grondgebied van Koggenland bieden geen mogelijkheid voor het plaatsen van extra grootschalige windturbines. Dit kan in de toekomst mogelijk veranderen afhankelijk van keuzes van onze gemeente. Zie ook: https://energieregionh.nl/herijking-res-2024-noord-holland-noord. Het is dus nu niet mogelijk om nieuwe, grootschalige windturbines te realiseren.

3.4. Het Pact van West Friesland 7.1

Tot slot is binnen West-Friesland het Pact 7.1 vastgesteld inclusief een aantal uitvoeringsprogramma’s. Voor wat betreft de energietransitie is hierin aangegeven dat er plek is voor een mix van duurzame energiebronnen, waarbij behoud van landschappelijke waarden aandacht verdient. Betreffende grootschalige energie wordt er verder verwezen naar de RES. Voor erfturbines is er beperkt ruimte op agrarische percelen. Nieuwe initiatieven buiten de zoekgebieden worden niet uitgesloten. Deze zullen ook op haalbaarheid en wenselijkheid onderzocht worden.

3.5. Ambitie van Koggenland

Voor wat betreft beleidskaders gelden in Koggenland dus landelijke regels en de omgevingsverordening Noord-Holland 2022. De RES is het aangewezen kader als onderdeel van het beleid voor wind op land. Hierin is voor West-Friesland opgenomen dat de 600 meter gehandhaafd blijft zoals die was opgenomen in de oorspronkelijke omgevingsverordening Noord-Holland 2020. Verder zijn er geen zoekgebieden aangewezen voor wind binnen Koggenland waardoor grootschalige wind niet nieuw gerealiseerd kan worden. Voor nieuwe initiatieven buiten de zoekgebieden is slechts opgenomen dat deze op haalbaarheid en wenselijkheid zullen worden getoetst.

4. Beleidsregels voor Koggenland

4.1. Introductie

Zoals eerder aangegeven, maken we onderscheid in verschillende soorten van windenergie op land. Per soort wordt beschreven wat de toetsingskaders zijn, zoals die binnen de gemeente Koggenland gehanteerd worden.

4.2. Microturbines

Microturbines zijn turbines die op een gebouw geplaatst worden, of op een mast. De turbines kennen veel verschillende verschijningsvormen. Een bekendere vorm is de zogenaamde ‘windwokkel’: een HAT in de vorm van een wokkel. Ook zijn er turbines, die horizontaal bovenop de nok geplaatst worden. Vanwege de zeer diverse verschijningsvorm, is de invloed op de ruimtelijke kwaliteit en de bijbehorende milieueisen moeilijk aan te geven. Een eenduidig beleidskader voor dergelijke turbines is niet te geven. Als er aanvragen binnenkomen voor dergelijke turbines, dan zal hier maatwerk voor geleverd moeten worden. Daarbij geldt het uitgangspunt dat microturbines niet op voorhand uitgesloten zijn, maar dat een zorgvuldige afweging, inclusief afstemming met direct omwonenden, belangrijk is.

4.3. Middelgrote turbines

Middelgrote turbines hebben een grote landschappelijke impact, terwijl de opwek ten opzichte van grootschalige windturbines minder is. Nieuwe middelgrote turbines zijn binnen de gemeente uitgesloten.

4.4. Grootschalige turbines

In het proces richting de vaststelling van de RES 1.0 heeft de gemeenteraad meerdere malen duidelijk gemaakt dat er minimaal 600 meter afstand gehanteerd dient te worden tussen woningen en nieuwe windturbines. In de wensen en bedenkingen van de gemeenteraad op de concept-RES (aangenomen op 7 september 2020) staat:

“4. De 600 meter grens voor windmolens en -turbines als minimale afstand tot woningen te handhaven;”

 

Ook in de aangenomen motie bij het vaststellen van de RES 1.0 (aangenomen op 7 juni 2021), is de 600-meter grens als minimale eis tussen woningen en nieuwe windturbines gehanteerd. Deze grens blijft gehandhaafd.

4.5. Erfturbines

Vanuit lokale ondernemers wordt gevraagd naar de mogelijkheden voor kleine turbines (tot 15 meter) om (boeren) bedrijven te verduurzamen. Voorliggend beleid biedt duidelijkheid aan ondernemers, agrariërs en de omwonenden van initiatiefnemers. Dat doen we door de lokale voorwaarden rond participatie, landschap en ruimtelijke kwaliteit te bepalen. Erfturbines worden onder voorwaarden toegestaan. Uitgangspunt is het beleid van de provincie, zoals die geldt in de Omgevingsverordening, waarbij voor de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteit de volgende regels gelden:

 

Algemene eisen

  • Erfturbines mogen geplaatst worden op een agrarisch bouwvlak of een bouwperceel van ten minste 1 hectare waar een stedelijke functie is toegestaan.

  • As-hoogte van de erfturbine is maximaal 15 meter.

  • Evenwichtige verhouding masthoogte tot rotordiameter. Richtlijn 1:1.

  • Overwegend rank silhouet om zo de zichtbaarheid van de erfturbine te beperken.

  • Bijbehorende elementen (transformator en dergelijke) moeten sterk ondergeschikt in maat en kleurstelling zijn.

  • Bijbehorende elementen, zoals hekwerk en infrastructuur, bepalen mede de uitstraling van de turbine. Deze moeten zoveel mogelijk beperkt worden.

  • De kleur van de turbine is onopvallend en mat.

  • Belettering en/of reclame zijn onopvallend.

Eisen aan inpassing erfturbine binnen het erfensemble

 

 

  • Maximaal 1 turbine.

  • Turbines plaatsen binnen het erfensemble (geheel van bebouwing en beplanting).

  • Turbines plaatsen op maximaal 30 meter van de bebouwing die binnen het bouwvlak aanwezig is.

Eisen ten aanzien van erfbegrenzing en waardevolle landschappelijke elementen

 

 

  • Turbines plaatsen binnen de erfbegrenzing, niet als onderdeel van de groene begrenzing en niet ten koste van groen/bomen.

  • Turbines plaatsen op voldoende afstand van beschermde cultuurhistorisch of landschappelijk waardevolle elementen en structuren zoals dijken of karakteristieke waterlopen, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Natura 2000, Natuurnetwerk Nederland of natuurverbinding, zodat daar geen onevenredig afbreuk aan wordt gedaan. Zie voor ruimtelijke inpassingsprincipes de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie Provincie Noord-Holland en de Ruimtelijke handreiking wind op land OV NH2020'

  • Er moet rekening worden gehouden met in het Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) benoemde kernkwaliteiten.

Mogelijkheid tot afwijken buiten erfensemble

 

 

  • Maximaal 1 turbine per bouwblok.

  • De ashoogte van de turbine is maximaal 15 meter.

  • Mogelijkheid tot afwijken buiten erfensemble, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld van het erf.

4.6. Te volgen procedure

Microturbines en erfturbines zijn onder voorwaarden toegestaan. Deze passen niet binnen de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente. Met toepassing van de zogenaamde buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) kunnen dergelijke aanvragen mogelijk gemaakt worden. Dit houdt in dat deze turbines met een reguliere omgevingsvergunning gerealiseerd mogen worden. In de toekomstige Omgevingsvisie en Omgevingsplan kan dit beleid vervolgens verwerkt worden.

5. Participatie

Het participatieproces bij zonneparken en windturbines is veelomvattender dan bij erfturbines. Voor zon op land worden de voorwaarden die aan de participatie worden gesteld beschreven in het toetsingskader zonne-energie op land (2024). Hierbij verlangd de gemeente een goed onderbouwd participatieplan. Dit plan dient in te gaan op zowel procesparticipatie als financiële participatie. Bij procesparticipatie gaat het om de mogelijkheid voor de omgeving om betrokken te zijn bij de totstandkoming van een initiatief. Bij financiële participatie gaat het om de mogelijkheid voor de omgeving om financieel deel te nemen aan een initiatief.

Omdat windparken of grote turbines niet worden toegestaan in Koggenland wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de participatie bij erfturbines.

5.1. Participatie bij initiatieven voor erfturbines

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer naast een ruimtelijke onderbouwing ook een participatieplan- of paragraaf in te dienen. In dit participatieplan staat beschreven hoe de initiatiefnemer omwonenden betrekt in het plan voor de plaatsing van een erfturbine.

Betrekken houdt in dat de initiatiefnemer de omwonenden informeert over het voorgenomen initiatief en eventuele vragen beantwoord. Ook kan hij ze meenemen naar een locatie waar een microturbine al staat opgesteld. Verder geeft hij aan op welke punten zij desgewenst kunnen meepraten. Te denken valt bijvoorbeeld aan de locatie op het bouwvlak en de uiterlijke vorm van de erfturbine.

 

Initiatiefnemer dient ook aan te tonen dat direct omwonenden actief geïnformeerd zijn. Het kan bijvoorbeeld in de vorm van huisbezoeken of een kleine bijeenkomst met direct omwonenden. Als richtlijn voor omwonenden wordt aangehouden: de inwoners die binnen een cirkel van 10 x de tiphoogte van de molen wonen of werken. De tiphoogte is de hoogte van de mast plus de wieklengte. Om te kunnen aantonen dat de initiatiefnemer de omwonenden heeft betrokken, overhandigt hij of zij aan de gemeente een lijst van omwonenden met wie gesproken is, met een beschrijving van wat deze van het initiatief vinden.

Dit betekent echter niet dat andere inwoners geen bezwaar kunnen maken tegen het initiatief of vergunningsaanvraag.

 

Het betrekken van de omwonenden dient in een vroeg stadium gedaan te worden, dat wil zeggen tijdens de voorbereiding van de vergunningaanvraag.

Overigens, niet elk plan leent zich altijd voor participatie. In sommige gevallen is de afstand tot het naburig bedrijf of woning erg groot. Als men van mening is dat het initiatief zich niet leent voor participatie, dient men aan te geven waarom van het hierboven gestelde wordt afgeweken. De gemeente kan in haar beoordeling instemmen met deze mening of deze afkeuren en alsnog inspanningen vragen.

 

In het Nederlandse Klimaatakkoord is afgesproken dat we ernaar streven dat windmolens en zonnepanelen voor 50% in eigendom komen van de lokale omgeving. Zo kunnen projectontwikkelaars, inwoners en bedrijven gelijkwaardig samenwerken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie ervan. De richtlijn van 50% lokaal eigendom in het Klimaatakkoord is specifiek bedoeld voor grootschalige wind- en of zonneprojecten op land en geldt niet voor erfturbines. Deze zijn juist bedoeld om te voorzien in de eigen energievoorziening van het (agrarische) bedrijf.

Bijlage 1: Provinciale regels omtrent windturbines

 

OMGEVINGSVERORDENING NH 2022

Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Paragraaf 6.2.3 Duurzame energie en energie-infrastructuur

 

Subparagraaf 6.2.3.1 Windenergie

 

Artikel 6.35 Toepassingsbereik

Deze subparagraaf gaat over het bouwen, opschalen en vervangen van windturbines.

 

Artikel 6.36 Windturbines in RES zoekgebieden

  • 1.

    Een omgevingsplan mag uitsluitend ter plaatse van het werkingsgebied Zoekgebieden wind en wind en zon RES voorzien in het bouwen, vervangen of opschalen van een of meer windturbine met een rotordiameter van meer dan 5 meter of een ashoogte van meer dan 7 meter als;

    • a.

      de windturbine zorgvuldig ruimtelijk worden ingepast;

    • b.

      aan de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling om advies wordt gevraagd over de locatieafweging en de ruimtelijke inpassing van de windturbine; en

    • c.

      is geborgd dat mitigerende maatregelen worden getroffen om faunaslachtoffers zoveel mogelijk te voorkomen en dat hiervoor een monitoringsprotocol wordt vastgesteld.

  • 2.

    In het Delegatiebesluit Omgevingsverordening NH2022 is bepaald dat Gedeputeerde Staten regels kunnen stellen over de zorgvuldige ruimtelijke inpassing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.37 Kleine windturbines in landelijk gebied

  • 1.

    Voor zover een omgevingsplan van toepassing is op het werkingsgebied Landelijk gebied kan het, in afwijking van Artikel 6.35, ook buiten de zoekgebieden zoals opgenomen in de Regionale energiestrategieën Noord-Holland Noord 1.0 en Noord-Holland Zuid 1.0 (RES 1.0) voorzien in de bouw van één windturbine, als:

    de windturbine wordt gebouwd op een agrarisch bouwperceel of op een bouwperceel van ten minste 1 hectare waar een stedelijke activiteit is toegestaan; de ashoogte niet meer bedraagt dan 15 meter vanaf het maaiveld; de windturbine in landschappelijk opzicht aansluit op de bijbehorende bebouwing; en de windturbine zorgvuldig ruimtelijk wordt ingepast.

  • 2.

    In het Delegatiebesluit Omgevingsverordening NH2022 is bepaald dat Gedeputeerde Staten regels kunnen stellen over de zorgvuldige ruimtelijke inpassing als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6.38 Vervanging windturbines

In afwijking van Artikel 6.35 kan een omgevingsplan ook buiten de zoekgebieden zoals opgenomen in de Regionale energiestrategieën Noord-Holland Noord 1.0 en Noord-Holland Zuid 1.0 vervanging van een of meer met vergunning gebouwde windturbine mogelijk maken mits sprake is van eenzelfde aantal of minder windturbine met eenzelfde, vergelijkbare of geringere ashoogte, rotordiameter en verschijningsvorm.

Naar boven