Financiële verordening gemeente Waalre 2024

De raad van de gemeente Waalre;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024, nr. 2024-85;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Waalre 2024:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

    b. administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    c. inkomsten: totaal van de baten vermeerderd met ontvangen gelden uit aangetrokken geldleningen, voor onttrekkingen aan reserves;

  • d. uitgaven: totaal van de lasten verminderd met de afschrijvingslasten en vermeerderd met de aflossing van geldleningen, voor storting aan reserves;

    e. Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

 

 

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode middels de eerstvolgende begroting een programma-indeling en de taakvelden per programma vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 3.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 4.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 20.000 afzonderlijk vermeld.

 

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    De raad stelt op voorstel van het college vóór 30 juli de kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming vast.

  • 2.

    In de primitieve begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 50.000 incidenteel en €50.000 structureel opgenomen.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad een taakveld welke onderdeel is van een programma als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4.

    Geautoriseerde investeringskredieten die langer dan één jaar uitlopen, vallen vrij. Wat betekent dat het krediet na twee jaar vrijvalt. Indien het krediet toch nog langer nodig is, dient het college dit aan de raad middels een voorstel begrotingswijziging voor te leggen.

  • 5.

    Het college informeert de raad door middel van de tussenrapportages als bedoeld in artikel 6, lid 1, als ze verwacht, dat:

  • a. de lasten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden of onderschrijden;

  • b. de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of onderschrijden;

  • c. de baten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen overschrijden of onderschrijden.

  • 6.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde meerjarige investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 7.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor aan de raad om het investeringskrediet vast te stellen.

  • 8.

    Het college is bevoegd kleine kredieten/budgetten met een incidenteel karakter te accorderen tot een maximum van in totaal € 25.000 per rapportageperiode uit de P&C cyclus en met een structureel karakter tot een maximum van totaal € 10.000 per rapportageperiode uit de P&C cyclus. Over uitgaven en inkomsten op basis van dit artikel wordt in de eerstvolgende tussentijdse rapportage / jaarstukken / (en zo nodig) raadsinformatiebrief verantwoording afgelegd.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad minimaal twee maal per jaar door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    Indien van toepassing bevatten de tussenrapportages een uiteenzetting van de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

  •  

    a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    e. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d; en

    f. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3.

    In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 20.000 in ieder geval toegelicht.

 

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Het college heeft de bevoegdheid om, via de reserve overlopende posten, budgetten tot € 20.000 over te boeken naar een volgend boekjaar. Dit geldt enkel voor incidenteel beschikbaar gestelde budgetten. Voor incidentele budgetten groter dan € 20.000 dient deze overboeking via de laatste tussentijdse rapportage van het boekjaar te geschieden.

 

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit niet:

  • a. over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, uitgezonderd garantstellingen aan Waalrese stichtingen ten behoeve van woningbouw; en

  • b. over het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

voordat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

 

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

 

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college streeft ernaar de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het volgend jaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan te bieden. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

 

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen. Waarbij de algemene dekkingsmiddelen niet meegenomen worden in de rechtsmatigheidscontrole en verantwoording.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat enkel overschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van baten als onrechtmatig worden beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Alle afwijkingen < €100.000 op programmaniveau, zoals bepaald in art 12 lid 2 en art 5 in relatie tot de verantwoordingsgrens in art 10 lid 3.

    • b.

      Er is sprake van een over- of onderschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten of uitgaven de overschrijding compenseren.

    • c.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • d.

      Er sprake is van rapportage in de Planning & Control documenten (begroting, tussentijdse rapportages en jaarstukken).

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

 

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

 

 

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2.

    Het college biedt jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

 

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

  • a. de vorming en besteding van reserves;

  • b. de vorming en besteding van voorzieningen;

  • c. Bij welke specifiek benoemde taken (afval en riolering) het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve of voorziening.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

  • a. het specifieke doel van de reserve;

  • b. het bestedingsplan van de reserve;

  • c. de voeding van de reserve;

  • d. de maximale hoogte van de reserve; en

  • e. de maximale looptijd;.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene bufferreserve toegevoegd. Als deze algemene bufferreserve voldoende gevoed is, wordt de vrijval aan de reserve vrij besteedbaar toegevoegd.

 

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten van straatreinigen betrokken, rekening houdend met de huidige wet- en regelgeving.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten wordt een omslagpercentage gehanteerd op de directe salariskosten. Dit omslagpercentage wordt berekend op basis van de overheadkosten en de directe salariskosten zoals vastgesteld in de begroting.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente, bedoeld in het 3e lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de portefeuille leningen.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 6.

    In afwijking van het vierde lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten, grondexploitaties en projectfinanciering alleen de werkelijke rentekosten toegerekend.

 

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen door de gemeente aan derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

 

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet jaarlijks een voorstel aan de gemeenteraad voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

  • 2.

    De geraamde en werkelijk gerealiseerde baten als gevolg van producten en/of diensten waarvoor prijzen door middel van een besluit worden vastgesteld en gewijzigd, worden jaarlijks in de begroting en jaarrekening ter kennisneming aan de raad aangeboden.

 

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en indien mogelijk het behalen van een rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders in acht zoals door de Raad vastgesteld in het Treasurystatuut.

 

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

 

 

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en voor zover mogelijk de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e. de te maken afspraken met de teams en verbonden partijen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g. de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h. de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i. de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 22. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van afwijkingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van afwijkingen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

 

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Waalre 2023 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag van bekendmaking, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Waalre 2024.

 

 

 

 

 

 

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14

 

1. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 20.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

 

2. Op activa die verworven of gereedgekomen is, wordt voor het eerst afgeschreven per 1 januari van het volgende begrotingsjaar.

 

3. Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in maximaal:

5 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling.

 

4. Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

50 jaar: rioleringen;

40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen;

50 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen;

25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, schoolgebouwen, kantoren en bedrijfsgebouwen;

10 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken, nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen, telefooninstallaties, kantoormeubilair en schoolmeubilair;

automatiseringsapparatuur: 4 jaar hardware en 5 jaar computerapplicaties en software;

8 jaar: motorvaartuigen, zware transportmiddelen, aanhangwagens, personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

niet: gronden en terreinen.

 

5. Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden, onder aftrek van bijdragen van derden, lineair afgeschreven in maximaal:

15 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

30 jaar: wegen, pleinen en rotondes, tunnels, viaducten en bruggen;

25 jaar: openbare verlichting;

15 jaar: straatmeubilair.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 10 december 2024.

De raad van de gemeente Waalre,

de griffier, de voorzitter,

Naar boven