Subsidieregeling vrijwilligersorganisaties gemeente Maashorst 2024

Het college van burgemeester en wethouders;

 

overwegende dat het gewenst is sociaal-maatschappelijke activiteiten van vrijwilligersorganisaties te stimuleren en waarderen;

 

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Maashorst 2022;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen de volgende

 

Subsidieregeling vrijwilligersorganisaties gemeente Maashorst 2024

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Maashorst 2022;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst;

  • c.

    vrijwilligersorganisatie: stichting, vereniging of informele organisatie waarvan de activiteiten hoofdzakelijk door vrijwilligers worden uitgevoerd en gericht zijn op de inwoners van de gemeente Maashorst;

  • d.

    activiteit: doorlopende of jaarlijks terugkerende activiteit van een vrijwilligersorganisatie, die

    • uitvoering geeft aan het gemeentelijk beleid én

    • bijdraagt aan gewenste sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen én

    • het collectief belang dient én

    • deelname aan de samenleving vergroot;

  • e.

    jaarlijkse subsidie: subsidie per kalenderjaar bedoeld voor activiteiten als bedoeld onder d;

  • f.

    subsidieperiode: periode van 4 kalenderjaren, waarbij als eerste jaar geldt het jaar waarvoor een organisatie voor het eerst subsidie krijgt;

  • g.

    startsubsidie: eenmalige subsidie voor kosten als bedoeld onder h en een subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2;

  • h.

    oprichtingskosten: eenmalige kosten van de notaris en/of de Kamer van Koophandel die een vrijwilligersorganisatie moet maken om tot een rechtspersoon te worden.

  • i.

    Doorgroeisubsidie: eenmalige subsidie ter ondersteuning van verenigingen en stichtingen die willen fuseren tot één nieuwe organisatie;

  • j.

    lid: betalend lid van een vereniging op peildatum 1 januari voorafgaand aan het subsidiejaar;

  • k.

    volwassen lid: betalend lid van een vereniging van 18 jaar of ouder op peildatum 1 januari voorafgaand aan het subsidiejaar;

  • l.

    jeugdlid: betalend lid van een vereniging tot en met 17 jaar op peildatum 1 januari voorafgaand aan het subsidiejaar;

  • m.

    aanvraagformulier: formulier in de zin van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht dat voor deze subsidieregeling is opgesteld.

Artikel 2. Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van deze regeling kan worden verstrekt voor activiteiten van vrijwilligersorganisaties. De activiteiten moeten voldoen aan tenminste twee van onderstaande uitgangspunten:

  • a.

    Gemeentelijke beleidsdoelstelling(en):

  • een organisatie c.q. activiteit komt voor subsidie in aanmerking als deze bijdraagt aan het realiseren van de gemeentelijke beleidsdoelstelling(en) voor het betreffende beleidsterrein;

  • b.

    Maatschappelijke meerwaarde:

  • een organisatie c.q. activiteit komt voor subsidie in aanmerking als deze een maatschappelijke meerwaarde heeft, in de zin dat hiermee wordt bijgedragen aan een collectieve behoefte van (een groep) inwoners in Maashorst;

  • c.

    Sociale cohesie:

  • een organisatie c.q. activiteit komt voor subsidie in aanmerking als deze bijdraagt aan:

    • (het versterken van) de sociale cohesie in en de sociale kwaliteit van een kern, wijk, buurt, of de lokale gemeenschap als geheel en/of

    • het versterken van de leefbaarheid: het vergroten van de tevredenheid en zelfredzaamheid van bewoners over hun woon- en leefomgeving;

  • d.

    Maatschappelijke participatie:

  • een organisatie c.q. activiteit komt voor subsidie in aanmerking als deze bijdraagt aan:

    • het vergroten van de invloed van bewoners op de leefbaarheid van de woon- en leefomgeving door het bevorderen van hun zelfredzaamheid en/of

    • het versterken van de samenhang tussen de verschillende bevolkingsgroepen en/of

    • het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kwetsbare personen;

  • e.

    Toegankelijkheid:

  • activiteiten die met behulp van een gemeentelijk subsidie worden uitgevoerd, zijn voor iedereen wonend in Maashorst toegankelijk en bereikbaar, ook voor mensen met een beperking.

Artikel 3. Onderlinge verhouding subsidies

Als voor dezelfde activiteit ook een subsidie is aangevraagd bij het Maashorstfonds, beoordeelt het college eerst of de activiteit op basis van deze regeling in aanmerking komt voor een subsidie.

Artikel 4. Weigeringsgrond

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening wordt een subsidie op basis van deze regeling geweigerd als het college voor dezelfde activiteit al subsidie heeft verstrekt.

  • 2.

    Vrijwilligersorganisaties waarvoor een specifieke subsidieverordening of subsidieregeling is vastgesteld, komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 5. Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan vrijwilligersorganisaties.

  • 2.

    Verenigingen moeten tenminste 10 betalende leden hebben om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 3.

    Informele organisaties moeten tenminste 10 deelnemers per activiteit hebben.

Artikel 6. Procedurebepalingen

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt ingediend bij het college met het hiervoor vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Iedere vrijwilligersorganisatie vraagt zelf de subsidie aan. Aanvragen die onder penvoering van een andere organisatie worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

  • 3.

    Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in elk geval de gegevens die op het aanvraagformulier worden gevraagd.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 worden aanvragen voor het subsidiejaar 2025 ingediend uiterlijk 1 oktober 2024.

  • 3.

    Een aanvraag voor een startsubsidie wordt ingediend binnen drie maanden na de oprichting van de stichting of vereniging.

Artikel 8. Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie in aanmerking komen kosten die noodzakelijk gemaakt moeten worden om de activiteit(en) te kunnen uitvoeren.

  • 2.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor aankoop, beheer en exploitatie van accommodaties.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen activiteiten waarvan de kosten hoofdzakelijk worden besteed aan eten en drinken, representatie, reis en verblijf, waaronder entrees.

  • 4.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen kosten voor het organiseren van activiteiten waarvan de opbrengst ten goede komt aan een formeel of informeel goed doel of missiewerk.

  • 5.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen kosten voor het vieren van jubilea van de organisatie.

Artikel 9. Beoordeling aanvraag jaarlijkse subsidie

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 7, lid 1, wordt beoordeeld volgens de bepalingen van deze regeling. In principe kent het college een subsidie toe voor de duur van 4 kalenderjaren (subsidieperiode).

  • 2.

    Het toegekende subsidiebedrag voor het eerste kalenderjaar wordt voor het tweede tot en met vierde kalenderjaar jaarlijks geïndexeerd met de index zoals opgenomen in de gemeentelijke begroting van dat jaar.

  • 3.

    Bij het bepalen van het jaarlijkse subsidiebedrag hanteert het college de categorieën en bijbehorende berekeningen en bepalingen bedoeld in artikel 10.

  • 4.

    In afwijking van artikel 10 en 11 bedraagt de subsidie nooit meer dan de totale activiteitenkosten die uit de begroting van de vrijwilligersorganisatie blijken.

  • 5.

    De hoogte van het subsidiebedrag wordt in principe voor 4 jaar bepaald en jaarlijks verstrekt, inclusief indexering. Na 2 jaar is bijstelling van de subsidie mogelijk mits er een stijging is van tenminste 25% van het aantal leden. Hiervoor kan de vrijwilligersorganisatie een verzoek indienen.

  • 6.

    Indien tussentijds een vereniging of stichting officieel is gefuseerd met een andere vereniging of stichting dan blijft gedurende de subsidieperiode de hoogte van het subsidiebedrag gelijk aan wat de aparte organisaties in de jaren daarvoor conform deze regeling ontvingen. Vervolgens wordt bij de start van de nieuwe subsidieperiode opnieuw beoordeeld welk subsidiebedrag passend is bij de nieuwe situatie.

Artikel 10 Subsidiecategorieën en berekening subsidie voor stichtingen en verenigingen

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, lid 4 hanteert het college voor de berekening van de jaarlijkse subsidie de volgende categorieën en maximale bedragen (peiljaar 2024),

 

  • a.

    Hulp en gezondheid

  • Algemeen

    • Per stichting een basisbedrag van € 1.200 wanneer zij actief zijn, zowel qua leden als het organiseren van jaarlijkse activiteiten, in 1 kern. Bij activiteiten in 2 kernen is het basisbedrag € 1.800 en bij activiteiten in 3 kernen of meer is het basisbedrag € 2.400.

    • Bij verenigingen € 15 per lid met een maximum van € 2.400.

    • Aanvullend: wanneer een organisatie in de kern waarin zij actief is het primaire organiserende comité is voor activiteiten op één van de volgende nationaal erkende feestdagen: dodenherdenking, Bevrijdingsdag, sinterklaasintocht en/of Koningsdag, krijgt ze per activiteit € 1.000 bovenop het berekende bedrag per stichting of vereniging. Dit geldt alleen wanneer de activiteiten toegankelijk zijn en georganiseerd worden voor alle inwoners van de desbetreffende kern.

  • EHBO:

    • Per organisatie een vast bedrag van € 2.000.

  • b.

    Ouderenwerk

    • Per stichting een vast bedrag van € 3.000.

    • Bij verenigingen € 15 per lid met een maximum van € 10.000.

  • c.

    Buurt en wijk

    • Per stichting een vast bedrag van € 1.200

    • Bij verenigingen een vast bedrag per eenheid ledenaantallen:

      0 - 9 leden

      € 0

      10 - 75 leden

      € 500

      76 - 150 leden

      € 1.250

      151 - 250 leden

      € 2.000

      > 250 leden

      € 3.000

  • d.

    Immaterieel erfgoed

  • Algemeen

    • Per organisatie een vast bedrag van € 2.500 wanneer zij actief zijn, zowel qua leden als het organiseren van jaarlijkse activiteiten, in 1 kern. Bij activiteiten in 2 kernen is het basisbedrag € 3.125 en bij activiteiten in 3 kernen of meer is het basisbedrag € 3.750.

    • Aanvullend: wanneer een organisatie in de kern waarin zij actief is het primaire organiserende comité is voor activiteiten op één van de volgende nationaal erkende feestdagen: dodenherdenking, Bevrijdingsdag, sinterklaasintocht en/of Koningsdag, krijgt ze per activiteit € 1.000 bovenop het berekende bedrag per stichting of vereniging. Dit geldt alleen wanneer de activiteiten toegankelijk zijn en georganiseerd worden voor alle inwoners van de desbetreffende kern.

  • Carnaval

    • Per carnavalsvereniging/-stichting die het primair organiserend comité is voor de carnavalsactiviteiten in een kern, een vast bedrag van € 2.500

  • e.

    Jeugd

  • Algemeen

    • Per stichting vast bedrag van € 3.000.

    • Bij verenigingen € 15 per lid met een maximum van € 3.000.

    • Wanneer er minimaal 2 meerdaagse activiteiten worden georganiseerd met meer dan 50 deelnemende kinderen, ontvangt een organisatie € 3.000 bovenop het berekende bedrag per stichting of vereniging

    • Aanvullend: wanneer een organisatie in de kern waarin zij actief is het primaire organiserende comité is voor activiteiten op één van de volgende nationaal erkende feestdagen: dodenherdenking, Bevrijdingsdag, sinterklaasintocht en/of Koningsdag, krijgt ze per activiteit € 1.000 bovenop het berekende bedrag per stichting of vereniging. Dit geldt alleen wanneer de activiteiten toegankelijk zijn en georganiseerd worden voor alle inwoners van de desbetreffende kern.

    • Wanneer een organisatie bij tenminste één van hun meerdaagse activiteiten intensief samenwerkt met andere maatschappelijke organisaties om een preventieve activiteit aan te bieden aan de jeugd gericht op hun mentale dan wel fysieke gezondheid, krijgen ze hiervoor aanvullend per kalenderjaar € 2.000 bovenop het berekende bedrag per stichting of vereniging.

  • Kinderclubs

    • Per organisatie een vast bedrag van € 2.000.

  • f.

    Binnensport

    • Per vereniging een vast bedrag van € 250 aangevuld met € 15 per lid met een maximum van € 10.000.

    • Voor stichtingen is de berekening als volgt:

    • van de begrote subsidiabele kosten minus huurkosten voor het gebruik van een accommodatie wordt:

      • tot € 1.740 elke begrote euro voor 100% gesubsidieerd;

      • elke daaropvolgende begrote euro tot € 3.480 voor 60% en

      • elke daaropvolgende begrote euro tot € 5.220 voor 20%.

    • De subsidie bedraagt daarom maximaal € 3.132 per organisatie per subsidiejaar (alle bedragen afgerond en prijspeil 2024)

  • g.

    Leefomgeving

  • Algemeen

    • Per stichting een vast bedrag van € 3.000.

    • Bij verenigingen € 15 per lid met een maximum van € 3.000

  • h.

    Cultuur

  • Algemeen

    • per vereniging bedraagt de subsidie een vast bedrag per eenheid aantallen volwassen leden:

      0 - 9 leden

      € 0

      10 - 15 leden

      € 400

      16 - 30 leden

      € 500

      31 - 45 leden

      € 600

      46 - 60 leden

      € 700

      > 60 leden

      € 1.000

    • Voor jeugdleden € 30 per lid.

      De subsidie bedraagt maximaal € 10.000 per organisatie per subsidiejaar.

    • Voor stichtingen is de berekening als volgt:

      van de begrote subsidiabele kosten minus huurkosten voor het gebruik van een accommodatie wordt:

      • tot € 1.740 elke begrote euro voor 100% gesubsidieerd;

      • elke daaropvolgende begrote euro tot € 3.480 voor 60% en

      • elke daaropvolgende begrote euro tot € 5.220 voor 20%.

    • De subsidie bedraagt daarom maximaal € 3.132 per organisatie per subsidiejaar (alle bedragen afgerond en prijspeil 2024).

  • i.

    Muziekkorpsen

  • Muziekkorpsen zijn uitgesloten van subsidie op grond van deze subsidieregeling. Zij kunnen subsidie ontvangen op grond van de specifieke Subsidieregeling muziekkorpsen gemeente Maashorst 2024.

Artikel 11. Berekening subsidie voor informele organisaties

  • 1.

    Voor informele organisaties is de berekening als volgt:

  • van de begrote subsidiabele kosten minus huurkosten voor het gebruik van een accommodatie wordt:

    • tot € 1.740 elke begrote euro voor 100% gesubsidieerd;

    • elke daaropvolgende begrote euro tot € 3.480 voor 60% en

    • elke daaropvolgende begrote euro tot € 5.220 voor 20%.

  • De subsidie bedraagt daarom maximaal € 3.132 per organisatie per subsidiejaar (alle bedragen afgerond en prijspeil 2024).

  • 2.

    Als blijkt dat een organisatie volgens lid 1 op een hoger subsidiebedrag uitkomt dan wanneer zij een formele organisatie (vereniging of stichting) zou zijn, is - in afwijking van lid 1 - voor de berekening van de subsidie het volgende van toepassing:

  • de subsidie is gelijk aan het bedrag volgens het bepaalde in artikel 10, passend bij de categorie waar zij gezien de aard van haar activiteiten bij ingedeeld zou worden.

Artikel 12. Berekening van de startsubsidie

De startsubsidie bedraagt:

  • a.

    maximaal € 700 (prijspeil 2024) voor oprichtingskosten, maar nooit meer dan de werkelijke kosten en

  • b.

    een bedrag voor activiteitenkosten, berekend volgens artikel 10 van deze regeling voor een periode van 2 jaar.

Artikel 13. Berekening van de doorgroeisubsidie

De doorgroeisubsidie bedraagt:

  • a.

    maximaal €700 (prijspeil 2024) voor kosten samenhangend met de fusering van twee of meer stichtingen of verenigingen tot één nieuwe organisatie, maar nooit meer dan de werkelijke kosten.

Artikel 14. Vaststelling van de subsidie

Subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt, worden direct vastgesteld.

Artikel 15. Verantwoording

  • 1.

    Voor de verantwoording van subsidies die zijn verstrekt op grond van deze regeling, overlegt de subsidieontvanger binnen 6 maanden na afloop van de subsidieperiode van 4 jaar een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt dat voldaan is aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 is het voor de verantwoording van subsidies als bedoeld in artikel 12 onder a, voldoende dat de aanvrager de facturen van de gemaakte kosten bij de aanvraag overlegt.

Artikel 16. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Organisaties die op grond van deze regeling meer of minder subsidie ontvangen dan dat zij voor 2024 hebben ontvangen op grond van de regelingen uit de voormalige gemeente Uden of Landerd, vallen onder de volgende overgangsregeling:

  • a.

    Organisaties die volgens deze subsidieregeling per kalenderjaar ten opzichte van hun ‘oude’ subsidiebedrag een negatief verschil hebben van € 400 of minder, komen niet in aanmerking voor de overgangsregeling. Het te veel verstrekte subsidiebedrag over 2024 wordt niet teruggevorderd.

  • b.

    Organisaties die volgens deze subsidieregeling per kalenderjaar ten opzichte van hun ‘oude’ subsidiebedrag een positief verschil hebben van € 400 of minder, komen niet in aanmerking voor de overgangsregeling. Zij krijgen met terugwerkende kracht het verschil meteen uitbetaald als een aanvullende subsidie.

  • c.

    Organisaties die volgens deze subsidieregeling per kalenderjaar ten opzichte van hun ‘oude’ subsidiebedrag een positief of negatief verschil hebben van € 401 of meer, vallen onder de overgangsregeling.

  • d.

    De overgangsregeling houdt in dat de subsidie in een periode van 3 kalenderjaren in gelijke stappen wordt verhoogd/verlaagd tot het bedrag volgens deze regeling, volgens onderstaande tabel:

     

    Erop vooruit ten opzichte van oude regeling*

    Erop achteruit ten opzichte van oude* regeling

    2024 oud*

    + 1/3 van het verschil = 2024 nieuw

    Geen wijziging

    2025

    2024 nieuw + 1/3 van het verschil

    2024 nieuw - 1/3 van het verschil

    2026

    2025 + 1/3 van het verschil = op niveau basisbedrag volgens deze regeling

    2025 - 1/3 van het verschil

    2027

    Op niveau basisbedrag volgens deze regeling

    Op niveau basisbedrag volgens deze regeling

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan afwijken van het bepaalde in deze regeling, voor zover de toepassing daarvan voor een subsidieaanvraag of-ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking een dag na die van bekendmaking.

  • Voor de artikelen 9, 10, 11, 12, 13 en 16 geldt dat zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2024.

  • 2.

    De Subsidieregeling overige culturele vrijwilligersorganisaties gemeente Maashorst 2024 wordt ingetrokken per 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling vrijwilligersorganisaties gemeente Maashorst 2024.

Maashorst, 3 december 2024

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

Drs. J.H. van der Pas

Naar boven