Verordening toeristenbelasting 2025

Besluit van de raad van de gemeente Woensdrecht tot vaststelling van de Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting Woensdrecht 2025

De raad van de gemeente Woensdrecht;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2024;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2025

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder

    • a.

      volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van kampeermiddelen;

    • b.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of een soortgelijk onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

    • c.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen;

    • d.

      vaste standplaats: terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van hetzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar;

    • e.

      woning: huis, een naar aard en inrichting vergelijkbaar ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen;

    • f.

      particulier: natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf;

    • g.

      particulier verhuurde woning: woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

    • h.

      bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de woningen daadwerkelijk verblijf plaatsvindt;

    • i.

      bedrijfsmatig geëxploiteerde woning: woning die door een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

    • j.

      vaste jaarplaats: terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan, met de bedoeling meerdere jaren ter plaatse te blijven;

    • k.

      vaste seizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een periode van tenminste drie maanden en ten hoogste negen maanden plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

  • 2.

    Voor bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen, particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      een woning die niet volgtijdig aan wisselende gebruikers wordt verhuurd, bepaald op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

      een kampeermiddel op een vaste standplaatsen bepaald op:

      • i.

        2,0 personen, indien het aantal slaapplaatsen drie of minder bedraagt;

      • ii.

        2,4 personen, indien het aantal slaapplaatsen meer dan drie bedraagt.

  • 4.

    Het aantal malen dat door de in lid 2 bedoelde personen is overnacht, wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in bedrijfsmatig geëxploiteerde woningen bepaald op 300;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in particulier verhuurde woningen bepaald op 300;

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen, als bedoeld in het tweede lid onder b, op een vaste jaarplaats bepaald op 82;

    • d.

      ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen, als bedoeld in het tweede lid onder b, op een vaste seizoenplaats bepaald op 72.

  • 5.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een woning op een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein voor verblijfsrecreatie gelijkgesteld met een kampeermiddel op een vaste standplaats.

Artikel 6 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 1,50.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 11 Aangifte

1. Het uitnodigen tot het doen van aangifte wordt gedaan door:

a.  het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;

b.  het op elektronische wijze uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in het tweede lid, letter b.

2.  Het doen van aangifte geschiedt door:

a.  het inleveren of toezenden van het aangiftebiljet met de daarbij gevraagde bescheiden;

b.  het op elektronische wijze toezenden van de door de betreffende programmatuur gevraagde gegevens.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd, is het bedrag inzake een bestuurlijke boete invorderbaar uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00 dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 4.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden van het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 4 blijkt.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Overgangsrecht

De 'Verordening toeristenbelasting Woensdrecht 2024’ van 30 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16 tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: 'Verordening toeristenbelasting Woensdrecht 2025’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2024.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven