Verordening tot wijziging van de Verordening sociaal domein Kaag en Braassem

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 november 2023

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

b e s l u i t:

 

De verordening tot wijziging van de Verordening sociaal domein Kaag en Braassem vast te stellen:

ARTIKEL I  

A

Artikel 1 met de titel ‘Begrippen’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 onder f wordt vervangen door de volgende tekst:

  • 2.

    Adviesraad Sociaal Domein: De Adviesraad Sociaal Domein heeft tot taak het college gevraagd en ongevraagd te adviseren en te informeren over alle zaken die van belang zijn voor de zelfredzaamheid en de participatie van de ingezetenen van de gemeente Kaag en Braassem.

  • 3.

    Lid 1 onder m wordt aangevuld met het begrip:

    Ondersteuning met Wonen: Ondersteuning en huisvesting in de zin van artikel 1.2.1 lid b van de Wmo 2015, met flexibele en oproepbare ondersteuning en/of toezicht voor inwoners die door een psychische of psychosociale of psychiatrisch ziektebeeld behoefte hebben aan een vorm van wonen met ondersteuning en of toezicht.

  • 4.

    Lid 1 onder n (nieuw) wordt aangevuld met het bijbehorende begrip:

    Opvang: Bieden van opvang en ondersteuning aan inwoners die dak- en/of thuisloos zijn geraakt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.

B

Artikel 3 met de titel ‘Het gesprek, onderzoek, verslag en integraal plan’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 onder e (nieuw) wordt toegevoegd ter verduidelijking:

    de mogelijkheden om een maatwerk voorziening in te zetten.

  • 2.

    Lid 2 onder e (nieuw) wordt toegevoegd ter verduidelijking:

    de mogelijkheden om een maatwerk voorziening in te zetten.

C

Artikel 5 met de titel ‘verstrekken van een maatwerkvoorziening’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 onder b wordt de volgende tekst toegevoegd:

    de inwoner

  • 2.

    Lid 1 onder c wordt de volgende tekst toegevoegd:

    de inwoner

D

Artikel 5a met de titel ‘Maatwerkvoorziening via een pgb' wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 onder b (nieuw) wordt uitgebreid met de volgende tekst:

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet kan het college besluiten geen persoonsgebonden budget te verstrekken voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende in een redelijke termijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • 2.

    Lid 2 onder a wordt uitgebreid met de volgende tekst:

    wordt bepaald aan de hand van een door een inwoner opgesteld (budget)plan waarin in ieder geval uiteen is gezet:

    • -

      Welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassing en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren een inwoner van het budget wil betrekken, en

    • -

      de omvang en intensiteit van de maatwerkvoorziening die de inwoner bij het budget wil betrekken, en

    • -

      indien van toepassing, welke hiervan een inwoner wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

  • 3.

    Lid 2 onder b wordt uitgebreid met de volgende tekst:

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    • -

      waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het persoonsgebonden budget toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken,

    • -

      waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

    • -

      en bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Lid 2 onder c wordt uitgebreid met de volgende tekst:

    als het tarief voor de aangevraagde maatwerkvoorziening niet toereikend is, dan wordt door of namens het college ter bepaling van de hoogte van het pgb:

    • -

      een nader gesprek gevoerd met de aanbieder van de hulp of ondersteuning;

    • -

      indien nodig één of meerdere offertes opgevraagd.

  • 5.

    Lid 2 onder d wordt de volgende tekst vervangen:

    en als voor de aangevraagde maatwerkvoorziening geen tarief bepaald is, dan bedraagt de hoogte van het pgb maximaal de kosten van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

  • 6.

    Lid 3 wordt het onderwerp aangepast naar:

    Tarieven PGB Wmo regulier

  • 7.

    Lid 3 onder a en b worden vervangen door de volgende tekst:

    • a.

      de Wmo tarieven, met uitzondering van Ondersteuning met wonen, zijn afgeleid van de tarieven 2015 van Nederlandse Zorgautoriteit ( NZa ) die in de Algemene wet bijzondere ziektekosten ( Awbz ) werden gebruikt voor vergelijkbare ondersteuning.

    • b.

      de Wmo tarieven zijn per product getoetst aan de tarieven van een groep van vergelijkbare gemeenten.

  • 8.

    Lid 3 onder c, d en e worden toegevoegd met de volgende teksten:

    • c.

      deze Wmo -tarieven worden als referentietarief gehanteerd. Het referentietarief kan door het college worden geïndexeerd,

    • d.

      waarbij wordt uitgegaan van maximaal 100% van het referentietarief voor Wmo begeleiding regulier wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional in dienst van een zorgaanbieder

    • e.

      en maximaal 80% van het referentietarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional als zzp’er.

  • 9.

    Lid 4 (oud) wordt vervangen door nieuw lid:

    Tarieven PGB jeugdhulp en Ondersteuning met wonen

    De tarieven jeugdhulp en Ondersteuning met wonen worden vastgesteld op basis van het door het college gecontracteerde tarief in natura waarbij wordt uitgegaan van:

    • -

      Maximaal 100% van het tarief in natura voor jeugdhulp en Ondersteuning met wonen wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional in dienst van een zorgaanbieder.

  • 10.

    Lid 5 (oud) wordt vervangen door nieuw lid:

    Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een niet gekwalificeerd persoon uit het sociale netwerk, niet zijnde een onbetaalde vrijwilliger, wordt een maximaal uurtarief gehanteerd dat gelijk is aan het referentietarief voor het sociale netwerk. Voor huishoudelijke ondersteuning wordt een vast tarief gehanteerd.

  • 11.

    Lid 6 (oud) wordt vervangen door nieuw lid:

    Tarief Huishoudelijke Ondersteuning

    Hulp bij het huishouden bedraagt maximaal:

    • 100% van het Zorg In Natura tarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een professional in dienst van een zorgaanbieder

    • 80% van het Zorg In Natura tarief wanneer het professionele ondersteuning betreft die geboden wordt door een ter zake kundig gediplomeerde zelfstandige zonder personeel (zzp’er)

    • 60% van het Zorg in Natura tarief wanneer het niet-professionele/informele ondersteuning betreft

  • 12.

    Lid 7 (oud) wordt vervangen door nieuw lid:

    Tarieven PGB van een zaak. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor een cliënt ten behoeve van een zaak (zoals een hulpmiddel, woningaanpassing en autoaanpassing) wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de inwoner zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt waarbij rekening wordt gehouden met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

  • 13.

    Lid 8 (oud) wordt vervangen door nieuw lid:

    Het college verstrekt een pgb aan inwoners onder de voorwaarde dat:

    • a.

      De inwoner samen met een medewerker van het integraal ondersteuningsteam een verslag of integraal plan opgesteld heeft (tenzij afgezien is van een verslag of integraal plan), waarin benoemd is:

      • -

        dat een maatwerkvoorziening nodig is;

      • -

        hoe de inwoner het pgb gaat besteden;

      • -

        welke resultaten bereikt worden met het pgb en;

      • -

        wanneer en hoe het plan, inclusief het gebruik van pgb door de inwoner en een medewerker van het team geëvalueerd wordt.

    • b.

      De inwoner zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.

    • c.

      De inwoner naar het oordeel van het integraal ondersteuningsteam voldoende in staat geacht wordt om, al dan niet met ondersteuning van mensen uit zijn sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, de taken, die aan het pgb verbonden zijn, op een verantwoorde manier uit te voeren conform de checklist pgb-vaardigheid (www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgebonden-budget-pgb)

    • d.

      De persoon of organisatie die de inwoner vertegenwoordigt, is niet ook uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de inwoner, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

    • e.

      De ondersteuning die met het pgb ingekocht wordt naar het oordeel van het integraal ondersteuningsteam veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

    • f.

      De pgb-beheerder is niet tevens zorgaanbieder/zorgverlener, diens vast/flexibel personeel, diens organisatieadviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden persoon, met uitzondering van situaties waarin familieleden in de eerste of tweede graad (een deel van) de zorg verlenen.

    • g.

      Het pgb is bedoeld om ondersteuning in te kopen. Hierbij gelden een aantal aanvullende voorwaarden:

      • 1.

        Het pgb mag niet (apart) besteed worden aan reiskosten voor hulpverleners, administratiekosten, bemiddelingskosten of kosten voor belangenbehartiging.

      • 2.

        Vervoerskosten van de inwoner van en naar dagactiviteiten zijn onderdeel van het pgb

      • 3.

        Budgethouders kunnen geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverleners, omdat anders onvoldoende kan worden nagegaan of het PGB doelmatig wordt gebruikt.

      • 4.

        Een feestdagenuitkering kan niet uit het PGB worden betaald.

      • 5.

        Een verantwoordingsvrij bedrag wordt niet bij een PGB gehanteerd.

    • h.

      De inwoner aan wie een pgb verstrekt wordt, kan alleen hulp of ondersteuning betrekken van personen die tot zijn sociaal netwerk behoren, als aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

      • 1.

        de inzet van het sociaal netwerk geen gebruikelijke hulp en/of mantelzorg betreft, zoals om- schreven in bijlage 3 van de Nadere regels;

      • 2.

        de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter of minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning;

      • 3.

        de geboden hulp of ondersteuning is passend, adequaat en veilig;

      • 4.

        de personen uit het sociaal netwerk die de hulp of ondersteuning gaan bieden, hebben zich voldoende op de hoogte gesteld van de verantwoordelijkheden die hieraan verbonden zijn en;

      • 5.

        bij de personen uit het sociaal netwerk die de hulp of ondersteuning gaan bieden, is geen sprake van dreigende overbelasting.

      • 6.

        De inwoner aan wie een pgb wordt toegekend, kan alleen ondersteuning betrekken van personen die tot het sociaal netwerk behoren, wanneer het gaat om huishoudelijke ondersteuning, begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Onder de jeugdwet geldt dat dagactiviteiten niet geleverd kunnen worden door het sociaal netwerk.

      • 7.

        Inzet van het sociaal netwerk met een pgb wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, als de hulp en ondersteuning:

        • -

          vooraf niet goed in te plannen is;

        • -

          op ongebruikelijke tijden geboden moet worden;

        • -

          op veel korte momenten per dag geboden moet worden;

        • -

          op verschillende locaties geboden moet worden;

        • -

          24 uur per dag en op afroep beschikbaar moet zijn;

        • -

          vanwege de aard van de beperking geboden moet worden door een persoon met wie de inwoner vertrouwd is en goed contact heeft.

    • i.

      Het is niet toegestaan het budget voor professionele begeleiding in te zetten voor begeleiding door een niet gekwalificeerd persoon uit het sociale netwerk.

    • j.

      Mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen

    • k.

      Kan gedurende het jaar naar behoefte flexibel worden ingezet.

  • 14.

    Lid 9 (oud) is vervallen en wordt vervangen door lid 8:

    Het college bepaalt bij nadere regels onder welke voorwaarden de inwoner aan wie een pgb wordt verstrekt, de jeugdhulp of ondersteuning kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en de benodigde deskundigheid op het niveau van specialist, professional en het sociaal netwerk.

E

Artikel 8 met de titel ‘Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering voor Jeugdwet en Wmo’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 4 wordt aangepast met de volgende tekst:

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als het pgb binnen een half jaar na uitbetaling, of binnen de termijn waarvoor het is toegekend niet is gebruikt voor het betalen van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Lid 6 onder b (nieuw) wordt toegevoegd met de volgende tekst:

    De gemeente kan zorgverleners rechtstreeks aanspreken wanneer de intrekking of herziening het gevolg is van het toerekenbaar handelen van de zorgverlener (zie bijlage: Derdenbeding)

  • 3.

    Lid 7 (nieuw) wordt toegevoegd met de volgende tekst:

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

    • a.

      het herzien of intrekken van het recht op een pgb of maatwerkvoorziening, indien het pgb of de maatwerkvoorziening ten onrechte is verleend, of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • b.

      het invorderen van te veel of ten onrechte verleende pgb of maatwerkvoorziening.

F

Artikel 8a met de titel ‘opschorting betaling uit het pgb’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tekst van artikel 8a wordt gewijzigd door de volgende tekst:

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als:

    • 1.

      Er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is van misbruik of oneigenlijk gebruik van het pgb.

    • 2.

      Als een pgb-houder langer dan 2 maanden verblijft in een instelling waarin de zorg (vanuit andere) wetgeving wordt geboden.

    • 3.

      Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek aan de SVB

G

Artikel 11c met de titel ‘Aanvullende voorwaarden voor maatwerkvoorziening Wmo’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    11c komt te vervallen omdat deze reeds was opgenomen in 11e

H

Artikel 12 met de titel ‘Ondersteuning en voorzieningen voor arbeidsinschakeling’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 2 wordt vervangen door lid 1 van artikel 13 (oud):

    De omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van deze verordening hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van belanghebbende en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik kan maken van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot 5 jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.

  • 2.

    Lid 3 wordt vervangen door lid 2 van artikel 13 (oud):

    Aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a onder 4 en 7 van de Participatiewet kan het college een bijdrage vragen in de kosten van de voorziening.

  • 3.

    Lid 4 (nieuw) wordt toegevoegd met de tekst van Lid 3 van artikel 13 (oud):

    Aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a onder 4 en 7 van de Participatiewet kan het college een bijdrage vragen in de kosten van de voorziening.

  • 4.

    Lid 5 (nieuw) wordt toegevoegd met de volgende tekst:

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening weigeren als:

    • a.

      de persoon ten behoeve van wie de voorziening zou worden verstrekt geen belanghebbende is op grond van de verordening;

    • b.

      de persoon onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek dat nodig is voor het beoordelen van het recht op de voorziening;

    • c.

      de persoon een beroep kan doen op een voorziening op basis van een andere wettelijke regeling, waardoor er sprake is van een voorliggende voorziening;

    • d.

      de voorziening naar het oordeel van het college onvoldoende bijdraagt aan de arbeidsinschakeling; of

    • e.

      er niet wordt voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 5.

    Lid 6 (nieuw) wordt toegevoegd met de volgende tekst:

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, een voorziening beëindigen als:

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt geen belanghebbende is op grond van de verordening;

    • h.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de wet;

    • i.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet langer bijdraagt aan een duurzame arbeidsinschakeling;

    • j.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • k.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening; of

    • l.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

I

Artikel 13 met de titel ‘Aanvullende voorwaarden’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    de titel van het artikel wordt aangepast naar ‘De voorzieningen’

  • 2.

    Lid 1 (oud) wordt geplaatst onder lid 2 van artikel 12, en vervangen door lid 2 (nieuw) van artikel 12:

  • Onder de voorzieningen voor arbeidsinschakeling vallen in ieder geval de volgende voorzieningen:

    • a.

      Werkervaringstraject

    • b.

      Proefplaatsing ( proefplaats )

    • c.

      Scholing en/of opleiding

    • d.

      Jobcoaching

    • e.

      Bemiddeling

    • f.

      vervallen

    • g.

      vervallen

    • h.

      vervallen

    • i.

      Sociale activering

    • j.

      Aanpassingen op de werkplek

    • k.

      Opstapsubsidie

    • 2.

      Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van dit artikel.

  • 2.

    Lid 3 wordt verplaatst naar lid 2

  • 3.

    Lid 3 t/m 12 (nieuw) worden nieuw aan het artikel toegevoegd:

    • 3.

      Het college kan een voorziening in de vorm van een proefplaatsing aanbieden voor de duur van maximaal 2 maanden met de mogelijkheid om deze maximaal 4 maanden te verlengen. Als de proefplaatsing naar het oordeel van het college bijdraagt met het doel om werkervaring op te doen met behoud van uitkering. Het betreft werkervaring in de toekomstige functie bij de werkgever, voorafgaand aan een regulier dienstverband, om daarmee uitval na indiensttreding te voorkomen.

    • 4.

      Het college biedt een proefplaatsing aan:

      • 1.

        indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en hierdoor geen verdringing van reguliere arbeid plaatsvindt;

      • 2.

        Sub 2 de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

      • 3.

        sub 3 de werkgever bij aanvang van de proefplaatsing schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaatsing, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

    • 5.

      Tussen partijen wordt in ieder geval vastgelegd: het doel en de periode van de proefplaatsing en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

    • 6.

      Het college weigert de voorziening genoemd in lid 3 als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk

    • 7.

      Als de werkzaamheden op de proefplaatsing wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze periode voor de toepassing van de maximale periode, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten.

    • 8.

      Het college kan een voorziening in de vorm van Jobcoaching aanbieden als er sprake is van een dienstbetrekking en ondersteuning noodzakelijk is voor het verrichten van taken op de werkplek. Het doel van jobcoaching is het bieden van ondersteuning en begeleiding op de werkplek om ervoor te zorgen dat de werkzaamheden zo zelfstandig mogelijk verricht kunnen worden.

    • 9.

      Het college kan ambtshalve of op aanvraag persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching aanbieden:

      • a.

        voor de duur van 12 maanden, tenzij 6 maanden naar het oordeel van het college voldoende is;

      • b.

        in de vorm van jobcoaching in natura door middel van een jobcoach die werkzaam is in een dienstverband bij of in opdracht van [(de gemeente) OF (een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van de jobcoaching heeft ingekocht)]. Als de gemeente een of meer jobcoaches zelf in dienst of gecontracteerd heeft, biedt het college deze bij voorrang aan;

      • c.

        in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor jobcoaching door een interne of externe jobcoach;

    • 10.

      Tussen partijen wordt in ieder geval vastgelegd: het doel en de periode van de jobcoaching en de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

    • 11.

      Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt moet voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:

      • a.

        de jobcoach heeft een HBO-opleiding met succes afgerond of beschikt over (tenminste) HBO werk- en denkniveau; en

      • b.

        de jobcoach heeft een opleidingsmodule voor jobcoach gevolgd en een diploma of certificaat behaald

      • c.

        de jobcoach van de organisatie, die de externe jobcoach levert, dient te voldoen aan het erkenningskader van het UWV of aan vergelijkbare eisen. Dit dient naar het oordeel van het college op verzoek voldoende te worden aangetoond met bewijsstukken.

    • 12.

      De tarieven van jobcoaching zijn afhankelijk van de soort jobcoaching die wordt ingezet. Deze tarieven zijn gebaseerd op de normtarieven van het UWV volgens het begeleidingsregime licht

      • a.

        Voor jobcoaching via een externe of gemeentelijke jobcoach wordt het geldende uurtarief van het UWV gehanteerd

      • b.

        Voor jobcoaching via een interne jobcoach in dienst van de werkgever wordt een vast bedrag aan de werkgever toegekend. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat UWV hanteert voor de interne begeleiding bij een werkweek van 24 uur of meer. Indien een werknemer minder dan 24 uur werkt of korter dan 12 maanden, wordt het bedrag naar rato naar beneden bijgesteld.

      • c.

        Voor jobcoaching tijdens de proefplaatsing geldt een vast bedrag dat overeenkomt met het bedrag dat het UWV hiervoor hanteert

J

Artikel 13a met de titel ‘Voorzieningen belanghebbende met arbeidsbeperking’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Lid 1, 2 en 3 worden met de volgende tekst toegevoegd:

    • 1.

      Naast de voorzieningen genoemd in artikel 13, kan het college een voorziening verstrekken ten behoeve van een belanghebbende met een arbeidsbeperking. Het betreft de voorzieningen:

      • a.

        persoonlijke ondersteuning bij werk ( jobcoaching en interne werkbegeleiding)

      • b.

        vervoersvoorzieningen

      • c.

        intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

      • d.

        meeneembare voorziening

    • 2.

      Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de belanghebbende, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, om te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet.

    • 3.

      Het college kan een deskundig oordeel en advies inwinnen, als de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

K

Artikel 13b met de titel ‘Voorwaarden en procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Lid 1 t/m 9 worden met de volgende tekst toegevoegd:

    • 1.

      Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking.

    • 2.

      Het college kan overige voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de wet aanbieden ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking.

    • 3.

      Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, de volgende voorwaarden:

      • e.

        de persoon is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft genoten;

      • f.

        de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning niet aan het arbeidsproces deelnemen;

      • g.

        de werkgever biedt een dienstbetrekking aan van minimaal zes maanden, met een minimale arbeidsduur van 12 uur per week;

      • h.

        het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is;

      • i.

        het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie;

      • j.

        er naar het oordeel van het college geen sprake is van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd; en

      • k.

        de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van het college proportioneel.

  • 4.

    Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever.

  • 5.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 6.

    Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 7.

    De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen 8 weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • 8.

    Het college besluit binnen 8 weken op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

  • 9.

    Het college geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

    • a.

      welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt verstrekt;

    • b.

      als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag;

    • c.

      de duur en intensiteit van de ondersteuning;

    • d.

      de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening.

L

Artikel 13c met de titel ‘Persoonlijke ondersteuning in de vorm van interne begeleiding’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Het college kan voor interne begeleiding een training bieden aan de werkgever indien de belanghebbende met een arbeidsbeperking voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat.

  • 2.

    Het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor één medewerker per belanghebbende om hem interne werkbegeleiding te bieden.

M

Artikel 13d met de titel ‘Vervoersvoorziening’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking op grond van artikel 21 van de verordening niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaatsing of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

  • 2.

    Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer; en

    • b.

      het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en is op basis goedkoopst adequaat tarief.

  • 4.

    Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

N

Artikel 13e met de titel ‘Intermediaire activiteit’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.

O

Artikel 13f met de titel ‘Meeneembare voorziening’ wordt als nieuw toegevoegd:

  • 1.

    Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken.

  • 2.

    Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.

  • 3.

    De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

P

Artikel 16 met de titel ‘Beschut werk’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 3 wordt vervangen door de volgende tekst:

    Vervallen.

Q

Artikel 17 met de titel ‘Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 5 wordt als nieuw lid toegevoegd:

    Het aanvraagproces loonkostensubsidie is beschreven in bijlage 2.

R

Artikel 21a met de titel ‘Reiskosten’ wordt als nieuw artikel toegevoegd:

  • 1.

    Het college kan aan de belanghebbende een vergoeding verstrekken voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen die verbonden zijn aan arbeidsinschakeling.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de belanghebbende binnen een reisafstand van 10 kilometer (enkele reis) geacht te kunnen lopen of fietsen en komen reiskosten niet in aanmerking voor vergoeding. Dit wordt berekend van vertrekadres tot bestemmingsadres via Routenet.nl (kortst mogelijke route met de fiets).

  • 3.

    Het college kan besluiten van lid 2 af te wijken, als lopen of fietsen vanwege de persoonlijke situatie, redelijkerwijs niet van de belanghebbende verlangd kan worden.

  • 4.

    Vergoeding van reiskosten vindt plaats op basis van de kosten van openbaar vervoer tweede klasse, waarbij de goedkoopste mogelijkheid vergoed wordt.

  • 5.

    In uitzonderingsgevallen kan overgegaan worden tot vergoeding van de kosten van eigen vervoer; voor de bepaling van de kosten wordt aangesloten bij de maximale onbelaste vergoedingen volgens de belastingwetgeving, waarbij de kortste reisafstand gehanteerd wordt.

  • 6.

    De vergoeding wordt periodiek uitbetaald.

  • 7.

    Gemaakte reiskosten kunnen tot maximaal drie maanden na de periode waarop ze betrekking hebben gedeclareerd worden.

S

Artikel 26 met de titel ‘Regels voor bijdragen in de kosten voor Wmo voorzieningen’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 7 wordt gewijzigd in de volgende tekst:

    De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of pgb is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura tot ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 2.1.4a lid 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

T

Artikel 28 met de titel ‘Maatwerkvoorziening inkomensondersteuning’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De titel van artikel 28 wordt gewijzigd naar:

    Vervallen

U

Artikel 30 met de titel ‘Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Titel wordt gewijzigd naar:

    Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen

  • 2.

    Lid 1 onder d (nieuw) wordt toegevoegd met de volgende tekst:

    De kwaliteitseisen waar zowel de maatwerkvoorzieningen in zorg in natura als in PGB aan moeten voldoen zijn opgenomen in bijlages 3 en 4 bij deze verordening.

V

Artikel 66 met de titel ‘Meldingsregeling calamiteiten en geweld’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 3 wordt gewijzigd met de volgende tekst:

    De toezichthoudend ambtenaar als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wmo doet onderzoek naar de melding van de calamiteiten en geweldsincidenten en laat de aanbieder van maatschappelijke ondersteuning indien nodig een onderzoek doen naar de calamiteiten en/of geweldsincidenten.

W

Artikel 68 met de titel ‘Clientenparticipatie’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 wordt gewijzigd met de volgende tekst:

    Het college stelt cliënten, vertegenwoordigers van cliëntgroepen, en de Adviesraad Sociaal Domein vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid te doen, gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en andere beleidsvoorstellen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Lid 2 wordt gewijzigd naar:

    Vervallen

X

Artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Lid 1 wordt vervangen door de volgende tekst:

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2.

    Lid 2 wordt vervangen door de volgende tekst:

    Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening sociaal domein 2023 Kaag en Braassem ingetrokken.

ARTIKEL II  

Deze verordening tot wijziging van de Verordening sociaal domein Kaag en Braassem treedt, na bekendmaking ervan, in werking op 1 januari 2024.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 18 december 2023.

de griffier,

T.P. Scherpenzeel

de voorzitter,

A. Heijstee-Bolt

Naar boven