Aanvulling delegatie- en mandaatbesluit Omgevingswet gemeente Eindhoven

De raad van de gemeente Eindhoven;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024;

gelet op de behandeling in de meningsvormende vergadering van 19 november 2024;

 

overwegende dat:

  • de Omgevingswet de mogelijkheid aan de raad biedt om de bevoegdheid om een omgevingsplan te wijzigen over te dragen aan het college;

  • deze delegatie passend is voor zover de genoemde gevallen uitvoering geven aan eerder door de raad vastgesteld beleid of het beleid van hogere overheden;

  • de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid aan de raad biedt om het college te mandateren om een m.e.r.-beoordelingsbeslissing te nemen die nodig is voor de wijziging van het (ontwerp) omgevingsplan;

  • de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid aan de raad biedt om het college te mandateren om een coördinatiebesluit te nemen;

  • door mandatering de huidige werkwijze voor een m.e.r.-beoordelingsbeslissing en de coördinatieregeling in stand kan blijven;

  • dit besluit zorgt dat ontwikkelingen in de stad sneller mogelijk gemaakt kunnen worden en de transitie naar één integraal omgevingsplan sneller kan verlopen.

 

Gelet op artikel 2.8 van de Omgevingswet, artikel 4.14 lid 5 van de Omgevingswet, afdeling 16.2 van de Omgevingswet en afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 10:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

 

I In te trekken het Delegatie- en mandaatbesluit Omgevingswet gemeente Eindhoven van 10 september 2024, Gemeenteblad 2024, nr  422683.

II vast te stellen het

 

Delegatie- en mandaatbesluit Omgevingswet gemeente Eindhoven

 

Artikel 1 Delegeren bevoegdheden vaststellen omgevingsplan

De raad delegeert de bevoegdheid tot het wijzigen van het omgevingsplan aan het college indien het betreft:

  • a.

    Het opnemen van onherroepelijke vergunningen die in afwijking van het omgevingsplan zijn verleend, ter voldoening aan artikel 4.17 Omgevingswet.

  • b.

    Bestaande wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten binnen de gestelde randvoorwaarden van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

  • c.

    Regels die voortvloeien uit instructieregels vanuit het Rijk en de provincie.

  • d.

    Het corrigeren van verschrijvingen en/of verkeerde verwijzingen.

  • e.

    Het aanwijzen van gemeentelijke monumenten.

  • f.

    Het toevoegen of wijzigen van begripsbepalingen voor zover deze geen wezenlijke wijzigingen voor de fysieke leefomgeving tot gevolg hebben.

 

Artikel 2 Delegeren bevoegdheid voorbereidingsbesluit

De raad delegeert de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit zoals bedoeld in artikel 4.14 lid 5 Omgevingswet, met het oog op de voorbereiding van in het omgevingsplan te stellen regels, aan het college.

 

Artikel 3 Mandateren bevoegdheid tot het nemen van een m.e.r.-beoordelingsbeslissing

De raad mandateert de bevoegdheid tot het nemen van een m.e.r.-beoordelingsbeslissing dat nodig is voor de wijziging van het omgevingsplan aan het college.

 

Artikel 4 Mandateren bevoegdheid tot het nemen van een coördinatiebesluit

De raad mandateert de bevoegdheid tot het nemen van een coördinatiebesluit (ex art. 3:20, lid 1, onder b, Algemene wet bestuursrecht), dat nodig is voor het gelijk laten lopen van verschillende juridische procedures voortvloeiend uit de Algemene wet bestuursrecht en de Omgevingswet.

 

Artikel 5 Overzicht genomen besluiten

Het college rapporteert aan de raad eenmaal per jaar met een overzicht van de krachtens delegatie genomen besluiten.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag dat het wordt bekend gemaakt.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2024

 

J. Jongbloed, griffier

Naar boven