Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021

Besluit van de raad van de gemeente Renkum tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021.

 

de raad van de gemeente Renkum;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van [datum]

 

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de uitvoeringsregeling Wmo 2015,

 

besluit vast te stellen de verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021.

 

 

Artikel I

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

  • a.

    besluit maatschappelijke ondersteuning: het door het College vastgestelde besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum;

  • b.

    college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • c.

    aanbieder (professioneel of niet-professioneel): natuurlijke persoon of rechtspersoon die (jegens het college) gehouden is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening te leveren ter ondersteuning van de cliënt;

  • d.

    aanvraag: een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te nemen;

  • e.

    algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

    • I.

      niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    • II.

      daadwerkelijk beschikbaar is;

    • III.

      een passend bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

    • IV.

      financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

  • f.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers -dan wel met een lichte toetsing-, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning’;

  • g.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • h.

    bijdrage: eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • i.

    cliënt: de inwoner met een ondersteuningsvraag;

  • j.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • k.

    maatwerkvoorziening: op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • I.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • II.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • III.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • l.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • m.

    niet-professionele aanbieder: tot deze groep behoren personen uit het sociaal netwerk van de cliënt die niet in het bezit zijn van de relevante diploma’s die nodig zijn voor de uitoefening van de desbetreffende taken;

  • n.

    ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • o.

    persoonlijk plan: schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder het gesprek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de wet, inclusief een door het college noodzakelijk geachte maatwerkvoorziening en de daarmee beoogde resultaten; of een door de cliënt in het door het college aangewezen format ingediend eigen persoonlijk plan.

  • p.

    pgb: persoonsgebonden budget: maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet,;

  • q.

    professionele aanbieder: tot deze groep behoren personen die:

1◦ werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken of werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), en die in het bezit zijn van de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

2◦ aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel, die in het bezit zijn van zowel de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken als een beschikking geen loonheffingen (BGL) en die ten aanzien van de uit het pgb te voeren taken of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007) ;

  • r.

    puntbestemming: een door het college als zodanig aangewezen bestemming waar de cliënt met gebruik maken van sociaal-recreatief vervoer naar toe kan reizen, waarbij deze bestemming verder ligt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van deze inwoner;

  • s.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • t.

    sociaal-recreatief vervoer: vervoer dat niet naar werk, school of groepsbegeleiding is en dat geen grondslag heeft in een andere wet dan de Wmo 2015. Het gaat om vervoer zoals naar de winkel, kapper, sport- of hobbyclub, theater, bioscoop, pretpark, familie/vriendenbezoek, et cetera

  • u.

    uitvoeringsregeling; de landelijke uitvoeringsregeling voor de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • v.

    uitvoeringsbesluit: het landelijke uitvoeringsbesluit voor de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • w.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

  • a.

    besluit maatschappelijke ondersteuning: het door het College vastgestelde besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum;

  • b.

    college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • c.

    aanbieder (professioneel of niet-professioneel): natuurlijke persoon of rechtspersoon die (jegens het college) gehouden is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening te leveren ter ondersteuning van de cliënt;

  • d.

    aanvraag: een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te nemen;

  • e.

    algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

    • I.

      niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    • II.

      daadwerkelijk beschikbaar is;

    • III.

      een passend bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

    • IV.

      financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

  • f.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers -dan wel met een lichte toetsing-, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning’;

  • g.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • h.

    bijdrage: eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • i.

    cliënt: de inwoner met een ondersteuningsvraag;

  • j.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • k.

    maatwerkvoorziening: op de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:

    • I.

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

    • II.

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

    • III.

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • l.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • m.

    niet-professionele hulp: hulp geboden door een persoon uit het sociaal netwerk, ongeacht of deze persoon beroepsmatig werkzaam is of beroepsmatig hulp verleent;

  • n.

    ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • o.

    persoonlijk plan: schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder het gesprek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de wet, inclusief een door het college noodzakelijk geachte maatwerkvoorziening en de daarmee beoogde resultaten; of een door de cliënt in het door het college aangewezen format ingediend eigen persoonlijk plan.

  • p.

    pgb: persoonsgebonden budget: maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet,;

  • q.

    professionele hulp: hulp geboden door een professional die beroepsmatig hulp verleent en die in het bezit is van de vereiste diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken;

  • r.

    puntbestemming: een door het college als zodanig aangewezen bestemming waar de cliënt met gebruik maken van sociaal-recreatief vervoer naar toe kan reizen, waarbij deze bestemming verder ligt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van deze inwoner;

  • s.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • t.

    sociaal-recreatief vervoer: vervoer dat niet naar werk, school of groepsbegeleiding is en dat geen grondslag heeft in een andere wet dan de Wmo 2015. Het gaat om vervoer zoals naar de winkel, kapper, sport- of hobbyclub, theater, bioscoop, pretpark, familie/vriendenbezoek, et cetera

  • u.

    uitvoeringsregeling; de landelijke uitvoeringsregeling voor de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • v.

    uitvoeringsbesluit: het landelijke uitvoeringsbesluit voor de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • w.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 6. Aanvraag

 

  • 1.

    De cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen

 

Artikel 6. Aanvraag

 

  • 1.

    De cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger maakt voor het doen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening gebruik van het door het college vastgestelde Wmo-aanvraagformulier. Het aanvraagformulier wordt schriftelijk of elektronisch ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

 

Artikel 9a. Maatwerkvoorziening financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van verhuizing en inrichting en de kosten van vervoer.

  • 2.

    Het college stelt ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 10. Weigeringsgronden maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een andere voorziening bestaat;

    • b.

      voor zover voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een andere voorziening is verstrekt die hiervoor een oplossing biedt;

    • c.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk zijn zelfredzaamheid kan handhaven of verbeteren;

    • d.

      indien het een maatwerkvoorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór datum waarop het college een besluit neemt, heeft getroffen. Dit geldt niet als het college voor het treffen van de maatwerkvoorziening schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • e.

      indien deze voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met reeds bestaande beperkingen, niet verband houdende met de overgang naar een volgende levensfase;

    • f.

      voor zover deze niet in overwegende mate op de individuele cliënt is gericht;

    • g.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Renkum;

    • h.

      indien de cliënt in het tijdvak voorafgaand aan de aanvraag van een maatwerkvoorziening een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt tot renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of woonruimten betreft bij een specifiek op inwoners met een beperking gericht te renoveren of nieuw te bouwen woongebouw, waarbij de aanpassingen redelijkerwijs meegenomen kunnen worden;

    • d.

      indien de noodzaak van de verhuizing het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij zelfredzaamheid of participatie en er redelijkerwijs geen reden voor verhuizing aanwezig is op grond van beperkingen;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, terwijl dit redelijkerwijs wel van hem kon worden gevraagd, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • f.

      indien de maatwerkvoorziening voor verhuizing en herinrichting, naar oordeel van het college, de goedkoopst compenserende voorziening vormt.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning wordt verstrekt:

    • a.

      indien de ondersteuningsbehoefte van de cliënt lager is dan of gelijk is aan 2,5 uur per week voor overname van huishoudelijke taken én de cliënt zelf regie kan voeren over zijn huishouden.

  • indien de cliënt zorg ontvangt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen licht verstandelijke beperking wordt verstrekt wanneer de cliënt, naar het oordeel van het college, aanspraak kan maken op een indicatie op grond van de Wlz. Hiervan is sprake in de situatie dat:

    • a.

      de cliënt 24 per uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen;

    • b.

      de cliënt verwacht blijvend zorg nodig te hebben. Blijvend zorg nodig hebben betekent dat de behoefte aan permanent toezicht of 24 u per dag zorg in de nabijheid niet meer verdwijnt door verbetering of herstel.

  • 5.

    Ernstig nadeel als bedoeld in het voorgaande lid sub a houdt in dat:

    • a.

      de cliënt zich helemaal niet meer kan redden in de maatschappij of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • b.

      de cliënt zichzelf erg verwaarloost of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • c.

      de cliënt ernstig lichamelijk letsel oploopt of dit bij zichzelf aanbrengt of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • d.

      de cliënt ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad, of de kans hierop groot is. Dit kan ook gebeuren onder invloed van een ander;

    • e.

      de veiligheid van de cliënt ernstig wordt bedreigd of de kans hierop groot is.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

 

Artikel 10. Weigeringsgronden maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een andere voorziening bestaat;

    • b.

      voor zover voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een andere voorziening is verstrekt die hiervoor een oplossing biedt;

    • c.

      voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met algemeen gebruikelijke voorzieningen, met algemene voorzieningen of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk zijn zelfredzaamheid kan handhaven of verbeteren;

    • d.

      indien het een maatwerkvoorziening betreft die de cliënt voor de melding heeft aangeschaft, gerealiseerd of indien de cliënt voor de melding een offerte voor de maatwerkvoorziening heeft geaccepteerd;

    • e.

      indien het een maatwerkvoorziening betreft die de cliënt na de melding en vóór de datum van het besluit, heeft aangeschaft, gerealiseerd of indien de cliënt na de melding en vòòr de datum van het besluit een offerte voor de maatwerkvoorziening heeft geaccepteerd. Dit geldt niet als het college voor het treffen van de maatwerkvoorziening schriftelijk toestemming heeft verleend;

    • f.

      indien deze voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met al bestaande beperkingen, niet verband houdende met de overgang naar een volgende levensfase;

    • g.

      voor zover deze niet in overwegende mate op de individuele cliënt is gericht;

    • h.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Renkum;

    • i.

      indien de cliënt in het tijdvak voorafgaand aan de aanvraag van een maatwerkvoorziening een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt tot renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of woonruimten betreft bij een specifiek op inwoners met een beperking gericht te renoveren of nieuw te bouwen woongebouw, waarbij de aanpassingen redelijkerwijs meegenomen kunnen worden;

    • d.

      indien de noodzaak van de verhuizing het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij zelfredzaamheid of participatie en er redelijkerwijs geen reden voor verhuizing aanwezig is op grond van beperkingen;

    • e.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, terwijl dit redelijkerwijs wel van hem kon worden gevraagd, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • f.

      indien de maatwerkvoorziening voor verhuizing en herinrichting, naar oordeel van het college, de goedkoopst compenserende voorziening vormt.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning wordt verstrekt:

    • a.

      indien de ondersteuningsbehoefte van de cliënt lager is dan of gelijk is aan 2,5 uur per week voor overname van huishoudelijke taken én de cliënt zelf regie kan voeren over zijn huishouden.

  • indien de cliënt zorg ontvangt vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).

  • 4.

    Geen maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen licht verstandelijke beperking wordt verstrekt wanneer de cliënt, naar het oordeel van het college, aanspraak kan maken op een indicatie op grond van de Wlz. Hiervan is sprake in de situatie dat:

    • a.

      de cliënt 24 per uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen;

    • b.

      de cliënt verwacht blijvend zorg nodig te hebben. Blijvend zorg nodig hebben betekent dat de behoefte aan permanent toezicht of 24 u per dag zorg in de nabijheid niet meer verdwijnt door verbetering of herstel.

  • 5.

    Ernstig nadeel als bedoeld in het voorgaande lid sub a houdt in dat:

    • a.

      de cliënt zich helemaal niet meer kan redden in de maatschappij of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • b.

      de cliënt zichzelf erg verwaarloost of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • c.

      de cliënt ernstig lichamelijk letsel oploopt of dit bij zichzelf aanbrengt of de kans dat dit gebeurt groot is;

    • d.

      de cliënt ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad, of de kans hierop groot is. Dit kan ook gebeuren onder invloed van een ander;

    • e.

      de veiligheid van de cliënt ernstig wordt bedreigd of de kans hierop groot is.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 11. Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of de voorziening in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de geldigheidsduur van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder de maatwerkvoorziening verstrekt en indien van toepassing:

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is conform artikel 2.1.4 van de wet.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      wat het beoogde resultaat van het pgb is;

    • b.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • c.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het bruto pgb, waarbij geldt dat het gehele bestede bedrag moet worden verantwoord;

    • e.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is conform artikel 2.1.4 van de wet met uitzondering van de categorieën zoals opgenomen in artikel 18 van deze verordening.

 

Artikel 11. Beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt aangegeven of de voorziening in natura, in de vorm van een pgb of een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de geldigheidsduur van de verstrekking is;

    • c.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder de maatwerkvoorziening verstrekt en indien van toepassing:

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      wat het beoogde resultaat van het pgb is;

    • b.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • c.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het bruto pgb, waarbij geldt dat het gehele bestede bedrag moet worden verantwoord;

    • e.

      dat een bijdrage in de kosten verschuldigd is met uitzondering van de categorieën zoals opgenomen in artikel 18 van deze verordening.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is en hoe deze is berekend;

    • c.

      wat de geldigheidsduur is van de verstrekking waarvoor de financiële tegemoetkoming is bedoeld;

    • d.

      de wijze waarop de financiële tegemoetkoming wordt betaald.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 16. Pgb dienstverlening

  • 1.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb voor dienstverlening wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      het tarief voor professionele aanbieders.

    • b.

      het tarief voor niet-professionele aanbieders.

  • 2.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan dienstverlening betrekken van een niet- professionele aanbieder op voorwaarde dat dit doelmatiger is dan dienstverlening geleverd door een professionele aanbieder, gelet op:

    • a.

      de frequentie van de ondersteuning;

    • b.

      het type ondersteuning;

    • c.

      de aard van de ondersteuningsvraag waaraan met de verstrekking van een pgb tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van de ondersteuningsvraag, en

    • e.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de ondersteuning wordt betrokken.

  • 3.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb voor professionele aanbieders op het tarief dat cliënt in het budgetplan heeft opgenomen. Het college vergoedt maximaal 80% van het tarief voor de door het college gecontracteerde ondersteuning in natura.

  • 4.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb voor niet-professionele aanbieders op het tarief dat cliënt in het budgetplan heeft opgenomen. Het college vergoedt maximaal € 20,- per uur.

  • 5.

    Dienstverlening geboden door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de cliënt wordt beschouwd als dienstverlening door een niet-professionele aanbieder.

  • 6.

    Dienstverlening geboden door een persoon werkzaam bij een instelling of een zelfstandige zonder personeel die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt wordt beschouwd als dienstverlening door een niet-professionele aanbieder.

  • 7.

    Het pgb wordt niet verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het uitvoeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

    • f.

      loondoorbetaling bij ziekte, vervanging bij ziekte en claims. Deze kosten zijn verzekerd via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel

 

Artikel 16. Pgb dienstverlening professionele en niet-professionele hulp

  • 1.

    Bij de vaststelling van de hoogte van het pgb voor dienstverlening wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a.

      het tarief voor professionele hulp.

    • b.

      het tarief voor niet-professionele hulp.

  • 2.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan dienstverlening betrekken van een persoon die niet-professionele hulp verleent op voorwaarde dat dit doelmatiger is dan dienstverlening geleverd door een persoon die professionele hulp verleent, gelet op:

    • a.

      de frequentie van de ondersteuning;

    • b.

      het type ondersteuning;

    • c.

      de aard van de ondersteuningsvraag waaraan met de verstrekking van een pgb tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van de ondersteuningsvraag, en

    • e.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de ondersteuning wordt betrokken.

  • 3.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb voor professionele hulp op het tarief dat cliënt in het budgetplan heeft opgenomen. Het college vergoedt maximaal 80% van het tarief voor de door het college gecontracteerde ondersteuning in natura.

  • 4.

    Het college bepaalt de hoogte van het tarief van het pgb voor niet-professionele hulp op het tarief dat cliënt in het budgetplan heeft opgenomen. Het college vergoedt maximaal de hoogste periodiek van FWG 30 cao VVT, vermeerderd met vakantietoeslag en tegenwaarde verlofuren.

  • 5.

    Het pgb wordt niet verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor bemiddeling;

    • b.

      kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • c.

      kosten voor het uitvoeren van een pgb-administratie;

    • d.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • e.

      kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

    • f.

      loondoorbetaling bij ziekte, vervanging bij ziekte en claims. Deze kosten zijn verzekerd via de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 18. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De cliënt is conform artikel 2.1.4 van de wet een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb zolang de cliënt gebruikmaakt van de maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage is conform het uitvoeringsbesluit maximaal € 19,00 per bijdrageperiode voor de cliënt en zijn echtgenoot tezamen.

  • 3.

    Het in lid 2 van dit artikel bepaalde geldt niet indien sprake is van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang; de eigen bijdrage voor deze maatwerkvoorzieningen is afhankelijk van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 4.

    De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd bij:

    • a.

      een rolstoelvoorziening

    • b.

      activerend werk verricht door hem als/ bij wijze van een integrale benadering van arbeidsmatige groepsbegeleiding en beschut werk conform de Participatiewet;

    • c.

      bemoeizorg gedurende een instabiele situatie van hem.

  • 5.

    De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over het kind.

  • 7.

    Conform artikel 2.1.5. lid 3 van de wet is geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

 

Artikel 18. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De cliënt is conform artikel 2.1.4a van de wet een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura, of in de vorm van een pgb zolang de cliënt gebruikmaakt van de maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op het in artikel 2.1.4a lid 4 van de wet genoemde bedrag. De bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 2.1.4b lid 4 van de wet.

  • 3.

    Het in lid 2 van dit artikel bepaalde geldt niet indien sprake is van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang; de eigen bijdrage voor deze maatwerkvoorzieningen is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 4.

    De cliënt is geen bijdrage in de kosten verschuldigd bij:

    • a.

      een rolstoelvoorziening;

    • b.

      activerend werk verricht door hem als/ bij wijze van een integrale benadering van arbeidsmatige groepsbegeleiding en beschut werk conform de Participatiewet;

    • c.

      gedurende een, door het college te bepalen, instabiele periode van de cliënt;

    • d.

      een financiële tegemoetkoming.

  • 5.

    De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over het kind.

  • 7.

    Conform artikel 2.1.5. lid 3 van de wet is geen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de cliënt zijn ontheven of ontzet.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel

 

 

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 19. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning is de cliënt een bijdrage verschuldigd van € 19,00 per maand zoals opgenomen in artikel 18, lid 2 van deze verordening.

  • 2.

    Voor de algemene voorziening scootmobielpool, bedoeld voor incidenteel gebruik van de scootmobiel van 2 maal per week of minder, is de cliënt een bijdrage verschuldigd van € 5,00 of € 7,50 per gebruik afhankelijk van de soort scootmobiel.

  • 3.

    Voor de algemene voorziening, anders dan de algemene voorziening zoals opgenomen in lid 1 en 2 van dit artikel, wordt de hoogte van de bijdrage door de aanbieder duidelijk kenbaar gemaakt. Het gaat hierbij om een bijdrage voor het gebruik maken van een maaltijd of materiaal bij een activiteit. Deze bijdrage is maximaal € 10,00 per maaltijd of activiteit. De precieze hoogte van de verschuldigde bijdrage is afhankelijk van de keuze van de cliënt.

 

Artikel 19. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    De cliënt is conform artikel 2.1.4 van de wet een bijdrage in de kosten verschuldigd voor de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt bepaald op het in artikel 2.1.4 lid 3 van de wet genoemde bedrag. De bijdrage wordt jaarlijks geïndexeerd conform artikel 2.1.4b lid 4 van de wet.

  • 3.

    Voor de algemene voorziening, anders dan de algemene voorziening zoals opgenomen in lid 1 van dit artikel, wordt de hoogte van de bijdrage door de aanbieder duidelijk kenbaar gemaakt. Het gaat hierbij om een bijdrage voor het gebruik maken van een maaltijd of materiaal bij een activiteit. Deze bijdrage is maximaal € 10,00 per maaltijd of activiteit. De precieze hoogte van de verschuldigde bijdrage is afhankelijk van de keuze van de cliënt.

 

Artikel II

 

Deze verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2021 treedt in werking op 1 januari 2024.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023

De raadsgriffier,

Dr. J. (Juul) Cornips

De voorzitter,

A.M.J. (Agnes) Schaap

Naar boven