Gemeenteblad van West Betuwe
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| West Betuwe | Gemeenteblad 2024, 513107 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| West Betuwe | Gemeenteblad 2024, 513107 | overige overheidsinformatie |
De raad van de gemeente West Betuwe;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 juni 2024,
Het Programma bomen 2025-2034 inclusief scenario 2A voor klimaatadaptatie en vergroening vast te stellen;
Aldus besloten in de openbare vergadering
Iedereen die onze gemeente kent zal het beamen: we wonen op een prachtig en uniek stukje Nederland. De fantastische uiterwaarden langs de Waal en de Linge zijn een oase van groen en rust.
Het is niet voor niets dat het groen en de bomen daarin belangrijk, zoals blijkt uit het bekende gedicht van Hendrik Marsman. Maar naast dit romantische beeld doen bomen meer. Ze houden onze dorpen en stadjes koel in warme periodes en vertragen regenwater. Ook zijn ze onmisbaar voor bijvoorbeeld vogels, vleermuizen en insecten. En laten we ook niet vergeten dat bomen fijnstof afvangen, CO2 opnemen en zuurstof produceren.
1.1 Aanleiding – waarom een Programma Bomen?
In het Groenbeleidsplan 2021-2025 zijn de beleids- en beheerplannen van de drie voormalige gemeenten samengevoegd. In dit plan ontbreekt beleid voor bomen en zijn vooral uitgangspunten voor het beheer opgenomen en het is gericht op budget. In de tussentijd zijn onze ambities en opgaven veranderd en is de omgevingswet van kracht.
Na de harmonisatie van het groenbeleid zijn de Omgevingsvisie en Lokale Adaptatie Strategie (LAS) vastgesteld. De Omgevingsvisie van West Betuwe stelt dat: “we kiezen voor het realiseren een klimaat- en waterrobuuste inrichting voor 2050. Dit betekent dat we werken aan klimaatadaptieve (openbare) ruimte en recreatiegebied, woonwijken, agrarische sector. We koesteren onze gezonde leefomgeving: groen maakt mensen gezond en gelukkig. Meer biodivers of klimaatadaptief groen en ecologische verbindingen tussen de natuurgebieden zorgen hiervoor. Hiermee versterken we de biodiversiteit, de kwaliteit van de bodem en kunnen we ook de effecten van klimaatverandering beperken.”
In 2022 is onze Lokale Adaptatie Strategie vastgesteld. Hierin staat hoe we de gemeente klimaatadaptief1 en waterrobuust inrichten voor 2050. Dit betekent:
In het coalitieakkoord van april 2022 heeft de coalitie als ambitie opgenomen dat we verder gaan verduurzamen. “In 2050 is West Betuwe energieneutraal en klimaatadaptief ingericht. Dit bereiken we door meer natuur, schonere lucht en minder CO2. Daarom planten we voldoende (nieuwe) bomen: 1 voor iedere gekapte boom en waar mogelijk meer. We realiseren voldoende biodiversiteit binnen en buiten de kernen. Dit doen we o.a. met landschaps-projecten door inwoners en Landschapsbeheer Gelderland.”
Vanwege de klimaatopgave en de rol van bomen daarin, is een strategisch Programma Bomen noodzakelijk. Dit Programma Bomen beschrijft de strategie met bijbehorende actiepunten. Daarmee werken we de komende jaren aan een klimaat- en toekomstbestendig bomenbestand. Dit is nodig om uitvoering te geven aan onze opgaven en ambities.
1.2 Doel van ons Programma Bomen
Deze nieuwe visie en werkwijze voor onze bomen draagt bij aan de opgaves en ambities uit onze Omgevingsvisie en de Lokale Adaptatie Strategie (LAS). Ook geven we invulling aan de ‘Landelijke maatlat voor een groene, klimaatadaptieve gebouwde omgeving’.
Bomen hebben een positief effect op een gezonde leefomgeving voor mens en dier. Bomen matigen de effecten van klimaatverandering, dragen bij aan het herstel van de bodem en zijn belangrijk voor de biodiversiteit. Kortom: bomen zijn belangrijk!
Om dat te bereiken is er wel wat nodig. Daarvoor gebruiken we de volgende uitgangspunten:
Het Programma Bomen heeft een looptijd tot 2034. Onze strategie reikt echter verder, soms wel tot 2050. In 2029 doen we een tussentijdse evaluatie en kijken we of én waar we moeten bijsturen.
Het plan is opgesteld door de projectgroep van de gemeente, samen met adviesbureau Tree-o-logic. De projectgroep is eindverantwoordelijk voor de inhoud van het plan en bestaat uit:
Dit Programma Bomen is een plan met uitgangspunten en een strategie, een plan op hoofdlijnen dus.
In bijlage 2 is onze werkwijze uitgebreid beschreven. Kort samengevat is dit:
Onze bewoners hebben via een ‘flitspeiling’ met eenvoudige vragen en stellingen hun mening over bomen gegeven. In totaal deden maar liefst 1672(!) bewoners mee, verdeeld over de kernen van de gemeente. Dit is ruim 3% van de bewoners van de gemeente. De resultaten zijn ook nadrukkelijk meegenomen bij het opstellen van het Programma Bomen. De resultaten van de peiling zijn opgenomen op een poster in bijlage 3. Kort samengevat was de reactie als volgt:
Na vaststellen van dit Programma Bomen met de kaders, gaan we de Waardevolle Bomenlijst actualiseren. Daarnaast gaan we de vergroeningsplannen uitwerken in structuurkaarten per gebied of dorp. Ook werken we het beheer van de bomen verder uit in een beheerplan.
Het Programma Bomen gaat over alle bomen in gemeente West Betuwe. Voor de bomen die niet van de gemeente zijn blijft dit beperkt tot de regels rondom kap en initiatieven voor vergroening. Het gaat dus vooral over de gemeentebomen. Daarbij gaat het zowel om de bomen die als individu worden beheerd als om bomen in bosplantsoenen, struwelen en bossen. Voor deze laatste groep geldt wel een andere manier van beheren. Dit is al opgenomen in het beheerplan voor de bosplantsoenen.
Naast de al genoemde gemeentelijke beleidsstukken, moeten we ons ook houden aan wettelijke kaders. Daarbij denken we dan aan de regels rondom bescherming van de flora en fauna. Vroeger was dit opgenomen in de Wet Natuurbescherming. Tegenwoordig staat dit in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), als onderdeel van de omgevingswet.
In het Burgerlijk Wetboek (BW) staan allerlei regels opgenomen met betrekking tot geschillen tussen burgers onderling én burgers en de overheid. Dit betreft onder andere:
Veel gemeentelijk beleid raakt ook aan het thema ‘bomen’. Een deel is al benoemd bij de aanleiding voor dit Programma Bomen. Het betreft hier voornamelijk:
Het Programma Bomen gaat over alle bomen binnen de gemeentegrenzen van West Betuwe. Daarbij gaat het vooral over de gemeentebomen in straten, lanen en parken. Hiervan hebben we er zo’n 38.000 bomen in eigendom. Ongeveer 20.000 bomen staan in het buitengebied en 18.000 bomen zijn verdeeld over onze kernen. De regels uit dit Programma Bomen gelden ook voor de ca. 50.000 bomen in onze bosplantsoenen. Deze bomen worden uit kostenbesparing wel anders beheerd: niet als individu, maar als vlak. Dit is uitgewerkt in het ‘Beheerplan bosplantsoen West Betuwe’. De kosten voor beheer van deze bomen zijn wel meegenomen in de begroting.
In de hele gemeente zijn de boomkronen in kaart gebracht. In totaal is zo’n 6,6% van onze kernen bedekt met boomkronen. Dit verschilt wel sterk per buurt, zie afb. 3. In de kernen Meteren, Beest en Vuren is dit percentage het laagst. In Neerijnen verreweg het hoogst. Dit komt vooral door landgoed Waardenburg en Neerijnen, waarvan een deel binnen de buurtgrens valt.
afb. 3: kaart met percentage boomkroonbedekking per buurt (CBS-indeling)
Opvallend is dat het aandeel groen op gemeentelijk eigendom aanzienlijk hoger is, met zo’n 10,5%. Voor een deel komt dit omdat het gemeentelijke eigendom op bijvoorbeeld industrieterreinen relatief groen is (betreft vaak alleen de wegen en bermen), tegenover het ‘grijze’ en bebouwde niet-gemeentelijk eigendom. Maar ook in kernen zoals Herwijnen, Geldermalsen en Haaften is het aandeel ruim 10% op gemeentelijk eigendom. Het aandeel op niet-gemeentelijk eigendom ligt hier vaak maar op zo’n 2 of 3%.
In bijlage 4 hebben we relevante informatie over ons bomenbestand opgenomen, zoals de verdeling over de kernen, de verschillende soorten en typen bomen die we hanteren.
2 Visie – de waarde en functie van bomen
Bomen zijn belangrijk. Ze bieden ons diensten op tal van vlakken, dit noemen we ecosysteemdiensten. In onderstaande plaat zien we veel van deze waarden terugkomen. Sommige waarden kunnen we als mensen direct gebruiken of toepassen, zoals het eten van vruchten, of de waarde van hout. Andere waarden zijn meer indirect van waarde, zoals de schaduw die een boom biedt, of het afvangen van regenwater, zodat ons riool minder zwaar wordt belast.
Op de plaat op de vorige pagina is te zien dat bomen veel waarden hebben. Het unieke van bomen is daarbij dat de waarde met het ouder worden stijgt, in plaats van daalt. Dit is anders dan bij bijvoorbeeld een lantaarnpaal of prullenbak. Pas vanaf het 30e levensjaar begint deze waarde pas echt serieus te worden. Het is dus belangrijk dat we zorgen voor bomen met een lange levensduur, zodat bomen hun functie optimaal kunnen vervullen, zie afb. 4. Helaas blijkt uit de praktijk dat een gemiddelde gemeenteboom meestal niet ouder wordt dan 40 jaar. Dit komt vaak door beschadiging bij werkzaamheden, snelle vervanging bij verminderde conditie, of omdat de groeiplaats te klein is, zodat de boom niet kan uitgroeien.
afb. 4: het verloop van de ecosysteemdiensten bij een boom, afgezet tegen de leeftijd.
Met het programma iTree kan een aantal ecosysteemdiensten in geld worden uitgedrukt, zoals de opname van CO2 en het waterbergend vermogen. Veel ecosysteemdiensten zijn echter nog niet goed in geld uit te drukken, zoals de waarde voor biodiversiteit, de gezondheidseffecten van een boom of onze ‘gevoelswaarde’ bij bomen. In zijn algemeen kunnen we wel stellen: hoe groter de boom, hoe meer waarde.
Iedere boom begint als een kleine boom, maar toch groeien sommige soorten bomen uit tot hele grote bomen en andere blijven klein. Iedere boom heeft daarbij zijn eigen waarde, zie tabel 1. Zo wordt een plataan bijvoorbeeld erg groot waardoor deze veel verkoeling geeft. De waarde voor biodiversiteit is echter heel klein. Naaldbomen zijn bijvoorbeeld weer beter in het afvangen van fijnstof dan loofbomen. Het benoemen van de waarde blijft daarom maatwerk.
tabel 1: een algemeen overzicht van de waarde van bomen per boomgrootte
3 Strategie – bomen voor de toekomst
We hebben in paragraaf 1.2 ons doel en de uitgangspunten geformuleerd: behouden, versterken, investeren en communiceren. Deze hebben we vertaald in een strategie die bestaat uit 12 actiepunten waar we aan werken. Deze zijn hieronder als verbeelding opgenomen. De actiepunten worden concreet uitgewerkt als inhoudelijk beleid in hoofdstukken 4 en 5.
In dit hoofdstuk werken we de strategie uit met betrekking tot bescherming en behoud. Dit valt uiteen in verschillende onderdelen die gekoppeld zijn aan onze strategie uit hoofdstuk 3.
4.1 Aantoonbaar zorgvuldig beheren
Onze bomen staan veelal in openbaar gebied. Uit deze bomen kunnen takken vallen of de boom kan omwaaien. In de openbare ruimte is er dan vrijwel overal sprake van risico op schade. Het is belangrijk dat we ons als gemeente inspannen voor een veilige openbare ruimte. Daarom moeten we onze bomen aantoonbaar zorgvuldig beheren. We controleren onze bomen regelmatig en voeren gestructureerd beheer uit.
De punten uit deze paragraaf worden verder uitgewerkt in het beheerplan dat we opstellen na dit Programma Bomen.
We zorgen ervoor dat we alle bomen in ons eigendom ook goed in beeld en op kaart hebben. De bomen zijn meestal als individu in ons beheersysteem opgenomen. We noteren allerlei inventarisatiekenmerken, zoals soort, leeftijd en het formaat van de boom. Onze bosplantsoenen (bosjes, struwelen, houtwallen en dergelijke) hebben we als vlakken op de kaart staan. De inspectie en het beheer vindt dan per vlak en niet per individuele boom plaats. Als er hele bijzondere bomen in dit vlak staan, zijn deze mogelijk wel als punt opgenomen. Voor de kenmerken van de boom werken we volgens een standaard: het Informatiemodel Beheer Openbare Ruimte (IMBOR). Verder gebruiken we ook het Handboek Bomen als uitgangspunt.
Niet bij iedere boom is het risico op schade even groot. Bomen in een dorpscentrum leveren meer risico op dan bomen langs bijvoorbeeld een onderhoudspad. We bepalen daarom per boom de gevaarzetting en maken een indeling op omgevingsrisicoklasse. Dit is bepalend voor hoe we het beheer vervolgens uitvoeren. Dit werkt kostenbesparend en deze methode sluit aan op het assetmanagement: voor alle bomen is uitgewerkt hoe we ons beheer zo organiseren dat dit waarde toevoegt aan onze asset: de boom.
We beheren onze bomen in een cyclus, zie afb. 5. We hebben onze gemeente verdeeld in drie regio’s en ieder jaar volgen we in deze regio een vaste beheercyclus. Die verloopt als volgt:
Gecertificeerde Data Inspecteurs Bomen voeren een boomveiligheidscontrole uit. Zij beoordelen of er risicovolle gebreken zijn en adviseren een maatregel. Soms is een gebrek visueel niet goed te beoordelen. Bijvoorbeeld als er een spechtengat in de kroon zit, of als een boom van binnenuit is aangetast. In die gevallen wordt de boom nader onderzocht.
De uitvoering verschilt voor het type werk. De snoei is daarbij het grootste onderdeel. Bij de inspectie wordt aangegeven óf en in welke mate de bomen moeten worden gesnoeid. Waar mogelijk laten we bomen vrij uitgroeien, maar langs wegen en paden moeten we bomen opsnoeien vanwege de wettelijk vereiste doorgang. De snoei wordt uitgevoerd door gecertificeerde boomverzorgers (ETW) van een aannemer.
Bij onze regulier uitgegroeide bomen maken we onderscheid in begeleidings- en onderhoudssnoei. De snoei van onze vormbomen is afhankelijk van het type boom. Deze bomen worden met een vaste regelmaat gesnoeid zodat deze hun oorspronkelijke vorm behouden. Hierbij hebben de snoeifrequenties uit tabel 2 de voorkeur.
Soms is het nodig om een normaal uitgegroeide boom sterk te snoeien. Dit noemen we kandelaberen of het innemen of uitlichten van de kroon. Daarbij gaat een deel van de boom(kroon) en daarmee waarde verloren. Dit wordt daarom alleen toegepast als dit echt niet anders kan, bijvoorbeeld als dit nodig is voor de veiligheid of de locatie daarom vraagt.
tabel 2: snoeivorm en snoeifrequentie van vormbomen
|
1x per jaar2 |
||
Bij de bomen in onze gemeente komen regelmatig ziekten, aantastingen en plagen voor. Het betreft dan vooral: eikenprocessierups, essentaksterfte, kastanjebloedingsziekte, iepziekte en soms roetschorsziekte. We hanteren daarbij een aantal uitgangspunten:
Onze gemeente is een echte fruitgemeente met een eigen fruitcampus en veel boomgaarden. Ook in onze buitengebieden zijn veel fruitbomen aangeplant. Dit geeft een risico op het besmettelijke bacterievuur. We zullen daarom in de toekomst terughoudend omgaan met het planten van fruitbomen in de openbare ruimte.
Risico’s bij bomen worden vaak hoger ingeschat dan ze zijn en daardoor worden bomen soms onnodig gekapt. Helaas betreft dit vaak de bomen die ecologisch waardevol zijn en bijdragen aan het verhogen van de biodiversiteit. Het uitgangspunt dat de openbare ruimte ‘schoon, heel en veilig’ moet zijn, draagt daar ook niet aan bij. Goed boombeheer en ecologie gaan hand in hand. Daarbij houden we natuurlijk wel rekening met onze omgeving: de boom heeft ons (meestal) niet nodig, wij de boom wel.
‘‘De boom heeft ons (meestal) niet nodig, wij die boom wel: laten staan dus.’’
Onze taak als gemeente is om een goede afweging maken tussen de risico’s en waarde van de boom. Soms betekent dit dat we een risicovolle boom laten staan vanwege zijn waarde voor de natuur en biodiversiteit, zoals spechten, uilen en allerlei insecten en schimmels. Wat gaan we doen:
Dode, slechte en veterane bomen
Bij de levenscyclus van een boom hoort dat deze afsterft of omvalt. Het is niet normaal, zelfs erg onnatuurlijk, dat we deze bomen in de openbare ruimte (bijna) niet tegenkomen. Bomen die hun hoogtepunt achter zich hebben liggen, laten soms ‘veteraankenmerken’ zien. De boom veroudert, verliest takken, zijn conditie gaat achteruit en in de boom zien we rottend hout, vruchtlichamen en holtes.
afb. 7: deze populier van ruim 130 jaar oud staat middenin een druk stadspark in Arnhem
We willen meer van deze bomen. Daarom geldt in het algemeen dat we bomen pas kappen als de kans op schade te groot is. Dit is afhankelijk van de plek waar de boom staat, maar ook de soort en de gebreken spelen mee. Als het nodig is maken we de boom kleiner om de risico’s te verminderen. Daarnaast hebben we nog een speciale groep die we ‘veterane bomen’ noemen. Als we dergelijke bomen goed beschermen kunnen eiken of lindes zomaar 300 jaar of ouder worden. En zelfs een populier kan op deze manier makkelijk 100 jaar worden. We doen het volgende om deze bomen te beschermen:
afb. 8: het verouderingsproces van bomen: meestal eindigt een boom al in fase of C. Als de boom ‘geluk’ heeft en heeft kunnen uitgroeien, wordt deze vaak omgezaagd of teruggesnoeid, vanwege mogelijke risico’s. Fase F en G worden vrijwel nooit bereikt
4.3 Duidelijke keuzes bij hinder en overlast
Dat bomen belangrijk zijn, zullen de meeste mensen wel beamen. Maar bomen kunnen soms ook lastig zijn en de gemeente ziet dat zelf ook. Bomen zijn zelfs nummer één in de top tien ‘burenruzies’. In zijn algemeenheid volgt uit rechtszaken dat bomen niet snel onrechtmatige hinder veroorzaken. Er moet sprake zijn van zwaarwegende en buitenproportionele hinder. De aard, ernst en duur van hinder zijn daarbij doorslaggevend. Ook spelen vragen mee als: ‘Wie was er het eerst?’ en: ‘Is het een bosrijke omgeving?’
Dit onderwerp kreeg veel aandacht in de enquête over dit Programma Bomen. In het algemeen was de mening van de bewoners dat bomen belangrijk zijn. Een beetje hinder hoort erbij. In het algemeen hanteren we het uitgangspunt dat bomen niet worden gekapt of teruggesnoeid bij hinder. Dit doen we alleen in uitzonderingssituaties als de hinder buitensporig groot is en niet in verhouding staat tot de waarde van de boom. We maken helder onderscheid tussen de soorten hinder die bomen kunnen veroorzaken en trekken één lijn.
Blad, zaad, pluis, vogelpoep en luizenplak
Normale bladval maar ook vallende vruchten (bijvoorbeeld eikels), zaad en bijvoorbeeld berkenpluizen horen gewoon bij een boom. Dit geldt ook voor vogelpoep of luizenplak (honingdauw). Dit moeten we accepteren en is dus ook geen reden voor een vervroegde maatregel.
Mensen kunnen allergisch zijn voor pollen van bijvoorbeeld berk, els of hazelaar. Deze allergie is echter heel moeilijk aan één specifieke boom te relateren omdat pollen zich over grote afstanden verspreiden. Allergieën leiden daarom in principe niet tot kap. We maken hier alleen een uitzondering als de allergie duidelijk is te relateren aan één boom. De bewoner dient daarbij via een doktersverklaring te kunnen aantonen dat hij allergisch is voor deze specifieke pollen en dat de problematiek door de kap aanzienlijk zal verminderen.
We willen graag duurzame energie opwekken. Veel bewoners hebben daarom zonnepanelen op hun daken gelegd. De schaduw van bomen kan daarbij roet in het eten gooien omdat de opbrengst vermindert.
Bijna altijd waren bomen er eerder dan de zonnepanelen. Daarnaast vindt de gemeente het algemene belang van bomen belangrijker dan het belang van zonnepanelen. Ook is de techniek sterk verbeterd waardoor zonnepanelen ook met schaduw energie leveren. Ook zou de zonnepanelen-adviseur rekening moeten houden met bomen in de omgeving.
afb. 9: bomen gaan voor zonnepanelen, maar bij aanplant kunnen we hier soms wel beter rekening mee houden
Schaduw kan voor sommigen hinderlijk zijn. Anderen vinden schaduw op hun woning juist fijn, omdat het huis daardoor koeler blijft. Twee-derde van de bewoners gaf aan dat ze schaduw als iets positiefs zien.
Vanwege klimaatverandering zal hittestress in de woonwijken toenemen en daarom is schaduw geen argument voor kap. We maken pas een uitzondering als de hinder buitenproportioneel wordt. Dit is het geval als een bewoner via een ‘bezonningsstudie’ kan aantonen dat de woning niet voldoet aan de lichte TNO-norm. Volgens deze norm moet een woning minimaal 2 zonuren per dag hebben in de periode 19 februari tot 21 oktober.
afb. 10: schaduw vindt de één lastig terwijl de ander ervan geniet
Overhangende takken kunnen zorgen voor overlast. Volgens artikel 5:44 van het Burgerlijk Wetboek moeten deze takken na een verzoek worden verwijderd en hebben bewoners op dit punt veel rechten. We proberen deze vorm van overlast te verminderen door bomen waar mogelijk op grotere afstand van de erfgrens aan te planten, maar dit lukt niet altijd. De snoei van overhangende takken proberen we mee te nemen binnen de reguliere snoei-ronde. Vanwege het grote areaal van de gemeente is het niet efficiënt en effectief om op korte termijn op de meldingen te reageren en de gemeente zal deze snoei dus vooral uitvoeren binnen de reguliere snoeirondes.
In het geval van doorschietende wortels gelden dezelfde rechten als bij overhangende takken. Volgens artikel 5:44 lid 2 mag de eigenaar deze wortels zelf doorhakken, zelfs zonder melding. Hierbij is het wel belangrijk dat dit goed gebeurt. De boom mag niet onherstelbaar worden beschadigd en er mogen geen stabiliteitswortels worden doorgehaald. Omdat de gemeente dit niet zelf in de hand heeft, zullen hier in het beheerplan aanvullende regels voor komen.
Daarnaast is er regelmatig sprake van wortelopdruk bij verharding van de gemeente zelf. Hiervoor wordt een afwegingskader opgenomen in het beheerplan.
Voorkomen van hinder en overlast
Bij nieuwe aanplant houden we rekening met de overlast die bomen kunnen gaan veroorzaken. We zijn hier als gemeente door schade en schande wijs geworden. Hoe doen we dit concreet:
4.4 Vervanging - kwaliteit boven kwantiteit
Uit onze boomveiligheidscontroles (zie paragraaf 4.1) komen ook regelmatig bomen die ziek, slecht of dood zijn. Als we deze niet meer veilig kunnen behouden, worden deze gekapt. We houden gemiddeld een (relatief hoge) vervangingscyclus van 50 jaar aan. Dat betekent dat we jaarlijks zo’n 2% van het areaal moeten vervangen. Als we deze vervangings-cyclus goed organiseren, besparen we ook op de onderhoudskosten.
Een grote, oude boom in goede conditie levert meer op dan tientallen kleine en slecht groeiende bomen. Dit betekent dat we investeren in grote groeiplaatsen en onze bomen zo planten dat ze ook echt oud kunnen worden.
Het liefst planten we voor iedere gekapte boom weer een nieuwe terug. Daardoor blijft de straat even groen en gaat het aantal bomen in de gemeente niet omlaag. Dit is echter niet altijd een goed idee. Daarom kiezen we er soms bewust voor om dit niet te doen:
Vervangingsplannen slechte bomen
In onze gemeente staan verschillende structuren met een matige of slechte kwaliteit. Als in een structuur veel slechte of zieke bomen staan, gaan we over tot planmatige vervanging van deze bomen. De gezonde bomen laten we daarbij uiteraard wel staan. We stellen iedere vijf jaar een vervangingsplan op. Dit doen we als volgt:
Op basis van de boomveiligheidscontrole wordt een analyse gedaan op de boomstructuren met een slechte kwaliteit. Daarbij wordt gekeken naar aspecten als de conditie, toekomstverwachting. Daarnaast wordt rekening gehouden met beheeraspecten zoals boomziektes of soortspecifieke problemen zoals takbreuk bij populieren.
afb. 11: het verschil in groeikracht tussen een boom met een goede en slechte groeiplaats is enorm. Soms is het dan beter om opnieuw te beginnen.
Als het mogelijk is een groeiplaats te verbeteren met behoud van de boom, heeft dit de voorkeur. Vaak is dit echter wel arbeidsintensief en dus duurder dan een vervanging. We maken deze afweging per locatie, afhankelijk van een aantal aspecten:
Bij het groeiplaatsonderzoek wordt ook geadviseerd welke (combinatie van) bodemverbetering nodig is. Daarbij kan worden gedacht aan voedingskokers, grond uitwisselen, beluchten of het aanbrengen van een mulchlaag. Op basis van bovenstaande afwegingen wordt beslist of groeiplaatsverbetering een goede investering is.
4.5 Bijzondere bomen behouden en beschermen
Met het ingaan van de Omgevingswet per 1 januari 2024 moet iedere gemeente een ‘Bebouwingscontour houtkap’ vaststellen. Binnen deze grens gelden de gemeentelijke regels voor bomen. De bescherming van de bomen daarbuiten worden landelijk geregeld, via het ‘Besluit activiteiten leefomgeving’ (Bal).
De huidige boombescherming is geregeld doordat de waardevolle bomenlijst van de drie voormalige gemeenten zijn samengevoegd. Iedere gemeente had eigen criteria en maakte daarmee een lijst met beschermde bomen.
We stellen de ‘Bebouwingscontour houtkap’ op bij het uitwerken van de Waardevolle Bomenlijst. De Bebouwingscontour wordt na vaststelling van het Programma Bomen verwerkt in het Omgevingsplan. Verder gaan we de criteria gelijk trekken voor de hele gemeente. We formuleren nieuwe voorwaarden waarop de bomen worden getoetst. In bijlage 6 is de werkwijze opgenomen hoe de lijst tot stand komt.
We beschermen naast particuliere, ook gemeentelijke bomen. Bij de bescherming van de bomen richten we ons op de bijzondere en oude bomen en op boomstructuren. We gaan toekomstbomen aanwijzen en beschermen.
Per kern gaan we de beschermde bomen en structuren verwerken in een eigen structuur-kaarten. Op deze kaart komen de individuele beschermde bomen (categorie A t/m E met beleidsstatus I, zie paragraaf 4.5). Daarnaast worden waardevolle structuren (categorie F met beleidsstatus II) opgenomen.
afb. 12: bomen op bijzondere locaties, zoals hier rond de kerk in Asperen, gaan we goed beschermen
In deze paragraaf staan de criteria en regels die gelden binnen de Bebouwingscontour. Alle bomen worden ingedeeld in een categorie en beleidsklasse. Bomen uit klasse I komen op de Waardevolle Bomenlijst en zijn vergunningplichtig. De bomen uit klasse II hebben wel een verhoogde status, maar zijn niet vergunningplichtig. De bomen uit categorie III en IV hebben geen verhoogde beleidsstatus.
Voor de bomen op de lijst geldt het volgende:
Bomen van de met beleidsklasse I komen op de Waardevolle Bomenlijst. Deze mogen alleen worden gekapt, verplant of ingrijpend gesnoeid als daar een omgevingsvergunning voor is verleend. Ingrijpende snoei betekent dat meer dan 20% van het kroonvolume wordt verwijderd, m.u.v. regulier (achterstallig) onderhoud.
4.6 Zorgvuldig werken rond bomen
Onze openbare ruimte staat nooit stil. Werkzaamheden aan het riool, onderhoud van wegen en werk aan kabels en leidingen komt veel voor. Met de netcongestie neemt dit alleen maar toe. Beschadiging van de wortels, stam of kroon, maar ook schade aan en verdichting van de bodem ligt dan op de loer. Bij dit werk moeten gezonde bomen behouden blijven.
Bomenparagraaf en Bomen Effect Analyse
In alle plannen binnen de kwetsbare boomzone met risico op schade moet binnen het project een bomenparagraaf worden opgenomen. Dit geldt zowel bij bestaande straten als bij nieuwbouw. Op basis van de kwaliteit en status van de boom kiest de boombeheerder met de projectleider of opdrachtgever wat er gebeurt.
Als de boombeheerder besluit de bomen te behouden, moet altijd een Bomen Effect Analyse (BEA) worden uitgevoerd. Onderdeel van de bomenparagraaf is een ‘Bomenbalans’, zie paragraaf 5.2. Op basis van de BEA wordt een werkplan opgesteld waarin de uitvoerder van het werk aangeeft hoe hij de adviezen uit de BEA opvolgt.
afb. 13: bij het werken rond bomen gaat het vaak mis
Helaas komt het, ondanks goede regels, nog te vaak voor dat de afspraken (bewust of onbewust) niet goed worden nageleefd. Dit kan gebeuren bij werkzaamheden, maar soms ook bij bewoners van de gemeente. Bomen worden, bijvoorbeeld bij overlast, weleens (moedwillig) beschadigd, bijvoorbeeld door vandalisme of vergiftiging.
Bij dergelijke beschadigingen of vandalisme wordt gehandhaafd volgens de regels uit paragraaf 4.5. In het geval van werken rond gemeentelijke bomen moet dit dan ook contractueel worden vastgelegd. Aanvullend kan de gemeente ook aangifte doen van beschadiging van haar eigendommen.
Het kappen van een gezonde boom is kapitaalvernietiging. Als gemeente proberen we onze bomen daarom zo goed mogelijk te beschermen. Soms is het belang van een project echter zo groot, dat de boom niet behouden kan blijven. Althans: niet op zijn huidige locatie. In die gevallen onderzoeken we altijd of de boom te verplanten is. Dit onderzoek voeren we uit volgens de eisen van het Handboek Bomen. Daarbij komen de volgende onderdelen terug:
‘‘Het kappen van een gezonde boom is regel-rechte kapitaal-vernietiging’’
5.1 Investeren in een goede groeiplaats
Een goede groeiplaats is een eerste levensbehoefte voor een boom. Zonder een goede bodem functioneert de boom niet, en gaat deze nooit zijn waarde optimaal vervullen.
De openbare ruimte is echter beperkt en onze financiële middelen zijn niet eindeloos. Dit betekent dat we keuzes moeten maken: we kunnen niet overal voor een tien gaan. Dit betekent niet dat we een boom in een te kleine groeiplaats planten. We passen de beoogde omloop en grootte van de boom aan, aan de ruimte die we onder de grond hebben. Als die ruimte niet voldoet, dan planten we een kleinere boom, een heester of het wordt gras.
Het inrichten van een groeiplaats is altijd maatwerk. We houden rekening met de voor bomen beschikbare ondergrondse en bovengrondse groeiruimte. Daarvoor gebruiken we de Boommonitor van het Norminstituut Bomen. Als standaard hanteren we de categorieën uit de tabel hieronder. De boomgrootte en de omlooptijd zijn daarin leidend. Deze eisen worden ook opgenomen in onze Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR).
Ontwerpen met aandacht voor bomen
Bij het ontwerp en de aanleg/reconstructie van wegen houden we rekening met groeiruimte voor bomen. Dit geldt zowel ondergronds als boven de grond.
Ondergronds houden we als volgt rekening met deze groeiruimte:
Bij de inrichting van nieuwe straten moet de ruimte slim worden benut. Het beste kunnen kabels en leidingen onder het trottoir worden aangebracht. Als er geen ruimte voor een groenstrook is, blijft er wel ruimte tussen en onder de parkeerstroken. Hier kunnen dan de bomen worden geplant, voorzien van een groeiplaatsconstructie of groeimedium. De voorkeur gaat uit naar ‘groene’ parkeerplaatsen.
Kabels en leidingen moeten zoveel mogelijk in een afgesloten sleuf of goot worden geplaatst. Dit kan bijvoorbeeld door te werken met een wortelwerend of -geleidend scherm. Vanuit het rioolbeheer is de wens om bomen niet vlakbij riolering te planten om kans op wortelingroei te beperken. Als dit niet haalbaar is, brengen we wortel-schermen aan. Ook is het soms mogelijk dat de rioolbeheerder kiest voor het relinen van de riolering om daarmee bomen te sparen.
Bomen moeten ook bovengronds goed kunnen uitgroeien. Zo voorkomen we dure beheermaatregelen, zoals het kandelaberen van een boom. Zo behouden we ook het kroon-volume in de straat. In het ontwerp houden we dus rekening met:
In West Betuwe hanteren we standaard de regel dat bomen op minimaal twee meter van de erfgrens staan. Dit betekent echter dat we in smalle straten soms geen bomen kunnen planten. Daarom nemen we in onze APV op dat de afstand wordt verkleind tot 0,5 meter. Deze uitzondering gebruiken we alleen als dit de enige mogelijkheid is om bomen te planten.
Bomen horen van nature in het bos, met daaronder struiken en kruiden en een goede bodem. Daar voorziet een boom zichzelf van voeding in de natuurlijke kringloop. Dat we gewend zijn geraakt aan bomen in een (strak gemaaid) gazon is niet iets dat de natuur ons leert.
Verharding onder de boomkroon is niet ideaal, dit doen we alleen als het niet anders kan. Deze bomen krijgen altijd een groeimedium of groeiplaatsconstructie. In dat geval krijgen bomen een zo groot mogelijke boomspiegel. De minimale maat is 1 x 1 meter, bij bomen van de 3e grootte. De minimumeis voor bomen van de 1e en 2e grootte is 2 x 2 meter. De boomspiegel wordt zoveel mogelijk ingeplant met vaste planten. Waar mogelijk kunnen bewoners de boomspiegel ‘adopteren, zie paragraaf 5.6. De verharding van parkeervakken moet waterdoorlatend zijn, zodat de boom ook onder de parkeervakken kan wortelen.
We gaan nieuwe groeiplaatsen zo in richten dat regenwater kan infiltreren in het groenvak. Hierdoor heeft de boom meer water tot zijn beschikking. Dit werken we verder uit in het boombeheerplan. Deze vorm van groeiplaatsinrichting sluit aan op de strategie grondwater uit het Water en Rioleringsprogramma 2025-2029.
afb. 14: bomen in verharding hebben vaak maar een korte levensduur
5.2 Minimaal 30% kroonoppervlak in iedere buurt
Bomen zijn belangrijk om de levenskwaliteit te verbeteren. Met name in onze kernen is het belangrijk om meer bomen te planten. Vanwege het hoge aandeel ‘stenen’ is daar al snel sprake van hittestress. Bomen zorgen voor verkoeling, dat we ons prettig voelen en sneller naar buiten gaan, maar zorgen ook voor betere luchtkwaliteit.
Ons doel is om in 2050 in iedere buurt een kroonbedekking van 30% te behalen. Deze norm is opgenomen in de ‘Landelijke maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Dit percentage is ook onderdeel van de 3-30-300-regel van Cecil Konijnendijk3. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat vanaf dit punt de gezondheid van bewoners sterk verbetert.
Op basis van luchtfoto’s en hoogtekaarten hebben we alle boomkronen in beeld gebracht. Daarmee kunnen we de kroonbedekking voor iedere kern berekenen. We nemen hierbij de oppervlakte van alle boomkronen in een buurt en delen die door de totale oppervlakte van de buurt. De gemiddelde kroonbedekking in onze kernen is momenteel 6,6%, zie afb. 3. Dit betekent dat er werk aan de winkel is en gaan we meer bomen planten voor verkoeling.
Vergroenen kunnen we niet alleen. Slechts een klein deel van de ruimte is het eigendom van de gemeente. Daarom stimuleren we ook de vergroening van bewoners in hun eigen tuin. Zie daarvoor paragraaf 5.6. Uit de analyse blijkt namelijk ook dat ons gemeentelijk eigendom aanzienlijk groener is dan het niet-gemeentelijke eigendom. Dit percentage ligt namelijk op zo’n 10,5%. Op gemeentelijk eigendom moeten we dus jaarlijks 0,75 procent-punt extra boomkroonbedekking krijgen om in 2050 op 30% uit te komen. Het boomkroon-volume moet dus verdriedubbeld worden, in totaal moeten er de komende jaren duizenden bomen worden bijgeplant. Onze ambitie is erg hoog maar noodzakelijk om in 2050 klimaat robuust te zijn. De analyse van de 3-30-300 regel kan met nieuwe stresstesten nog verfijnd worden. Het is goed mogelijk dat het bedekkingspercentage dan iets hoger uitvalt.
Meer ruimte voor bomen in ontwerpen
Bij nieuwbouw en reconstructies willen we dat 30% van de ondergrondse ruimte beschikbaar is als groeiruimte voor groen en bomen. Dit bekijken we per project. Soms geldt dit voor een hele woonwijk tegelijk. In dergelijke gevallen zou bijvoorbeeld een park of grote groene ruimte kunnen worden ingericht, bijvoorbeeld gecombineerd met hemelwaterafvoer. Een goed voorbeeld in dit kader is de natuurinclusieve inrichting van ‘Plantage 3’ in Meteren.
Bij kleinere projecten op straatniveau gaat het vaak om kleine groenstroken. In die situatie kan ook een groeiplaatsconstructie of granulaat een optie zijn, zie afb. 15. Dan kan de par-keerfunctie worden gecombineerd met de groeiplaats voor een boom.
afb. 15: door te investeren in groeiplaatsconstructies is het mogelijk om toch bomen te planten als er weinig plek is.
In onze enquête gaf een ruime meerderheid aan dat zij bereid zijn een parkeerplaats op te offeren om een boom te planten of meer ruimte te geven. Dit signaal moeten we serieus nemen. In de Lokale Adaptatie Strategie is hierover opgenomen: “Door het omvormen van gesloten naar open verhardingen en het omvormen van verharding naar groen, kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de reductie van hittestress én infiltratie van regenwater.”
afb. 16: een straat zonder parkeerplaatsen biedt een veel groener en rustiger aanzien
We onderzoeken daarom per straat of we één of meerdere parkeerplaatsen kunnen inruilen voor een groeiplaats van een boom. Vaak is de ruimte van twee parkeerplaatsen al voldoende om een grote boom te planten.
Het realiseren van groene parkeerplekken (open verharding) betekent vaak ook dat er meer ruimte is voor bomen. Als de parkeerplaatsen voldoende water en zuurstof doorlaten, kan de ruimte onder de fundering van de verharding worden gebruikt als groeiplaats voor de bomen.
Vanouds is de inrichting van de straat zodanig dat iedere woning een parkeerplaats direct voor het huis heeft. Deze langsparkeervakken vragen veel ruimte in de straat. In nieuwe situaties kan worden gekeken of parkeerplekken meer geconcentreerd kunnen worden, bijvoorbeeld aan de rand van de straat of wijk. Daardoor ontstaat in de straat meer ruimte voor groen.
Bij iedere kern onderzoeken we waar verharding ligt zonder functie. Vaak zijn dit kleine ‘overhoeken’ op kruisingen. Soms gaat het om onnodig brede trottoirs. De verharding kan hier worden ingeruild voor groen. Waar mogelijk planten we hier ook extra bomen.
De bewoners gaven in de enquête aan dat ze meer bomen in de straat willen. Ze zijn bereid daar een parkeerplaats voor hun deur voor op te offeren. In zijn algemeenheid kunnen we daarom kijken we of we de standaard parkeernorm in nieuwe situaties naar beneden kunnen bijstellen om meer ruimte te bieden aan groen en bomen. Dit is ook één van de mogelijkheden die wordt genoemd in de het gedeelte over mobiliteit uit de Omgevingsvisie.
Een andere mogelijkheid voor de aanplant van bomen is om bij een reconstructie en de aanleg van nieuwe wijken om aan één zijde van de weg een trottoir en parkeerplaatsen aan te leggen. De andere zijde kan dan helemaal als groenstrook worden ingericht. Onder het trottoir is dan alle ruimte voor het leidingtracé.
In onze gemeente hebben we veel bijzondere bomen, ook in de openbare ruimte. Vaak staan deze bomen op plekken waar ze alle ruimte hebben om groot en oud te worden. Onze ruimte staat echter onder druk, waardoor de aanwas van nieuwe bijzondere bomen erg beperkt blijft. Daarom willen we toekomstbomen gaan aanwijzen.
Het is vanzelfsprekend dat we deze toekomstbomen niet overal kunnen aanwijzen, vaak is hier gewoonweg de ruimte niet voor. Soms hebben bestaande jonge bomen al voldoende ruimte om heel oud te worden. Vaak zullen het echter nieuwe bomen zijn van de 1e grootte. Als deze bomen zijn geplant, worden deze goed beschermd. We beschermen de boom binnen categorie E. Maar ook de groeiplaats wordt beschermd, zie hieronder. We schenken extra aandacht aan deze bomen door hier een bordje bij te plaatsen.
een boom met een groeiplaats van minimaal 40 m3, die zowel onder als boven de grond alle ruimte heeft om uit te groeien. Toekomstbomen moeten minimaal 120 jaar oud kunnen worden en worden goed beschermd’’
Opgekroond of vrij uitgegroeid
Bij iedere boom geven we aan hoe hoog deze moet worden opgesnoeid, afhankelijk van de vereiste (wettelijke) vrije doorgang. We snoeien niet hoger dan nodig. Aan de kant van de weg snoeien we een boom hoger op dan aan de kant van het fietspad. Bomen waarvan de kroon in de buurt van wegen paden of obstakels komt, mogen vrij uitgroeien.
Het kappen van grote en gezonde bomen proberen we koste wat kost te voorkomen. We werken niet meer met de gedachte dat we bij een project met een ‘schone lei’ beginnen. De basisregel is: we behouden de bomen als ze gezond zijn en een goede toekomst hebben. Als de boom daarnaast ook actief beschermd wordt (categorie A t/m E) is kap al helemaal niet aan de orde.
Als aanvulling gaan we bij onze projecten werken met een ‘bomenbalans’ op basis van de Boommonitor van het Norminstituut bomen.
De uitkomst van de bomenbalans moet zijn dat het kroonvolume minimaal gelijk blijft. Als er bomen weg moeten, en deze kunnen niet worden verplant, worden deze gecompenseerd. Dit compenseren we niet met geld, maar met groeiruimte voor nieuwe bomen. We beginnen natuurlijk met een kleine boom, maar na 20 jaar moet het volume minimaal gelijk zijn aan de situatie voor het project. Omdat we de gemeente verder willen vergroenen, onderzoeken we of we meer ondergrondse groeiruimte kunnen reserveren. Dan kunnen we meer bomen terugplanten dan er stonden. Hierbij streven we naar de 30%-regel uit paragraaf 5.2.
Iemand die een kabel of leiding beschadigt, of graafwerkzaamheden niet meldt, kan daarvoor een hoge boete krijgen van de beheerder. Het werken rond bomen zorgt ook al snel voor schade, zoals verdichting of schade aan wortels. Hoe we hiermee omgaan staat in paragraaf 4.6.
Aanvullend willen we de groeiplaatsen van onze bijzondere bomen (categorie A t/m E) goed beschermen. De eerste stap daarvoor is het in kaart brengen van deze groeiplaatsen. We houden daarbij een vrije zone aan rond eventuele de kabels en leidingen, zie afb. 17 als voorbeeld. Hier is een kleine jonge boom geplant op een ruime plek, waardoor deze in aanmerking zou kunnen komen als toekomstboom. In dat geval beschermen we de gearceerde zone.
Bij een vergunningsaanvraag voor (graaf)werkzaamheden worden de werkzaamheden en plannen, maar ook vergunningen voor graafwerk, getoetst. De aanvraag moet dus ook getoetst worden op beschermde groeiplaatsen. Het is daarmee verboden om zonder goedkeuring of melding te werken in een beschermde groeiplaats.
‘‘ Voorbeeldberekening bomenbalans
afb. 17: een voorbeeld van hoe de groeiplaats van een beschermde groeiplaats (groen gearceerd).
Uit onderzoek blijkt dat mensen in een groene omgeving minder last hebben van stress en sneller herstellen van ziektes. Dit is de herkomst van de ‘3’ uit de 3-30-300-regel. Het gaat hier om groen in de directe omgeving. Helaas zijn er in onze kernen veel ‘boomloze straten’.
Bij de analyse van onze boomkronen is gekeken vanuit hoeveel ‘panden’ één of meerdere bomen kan worden gezien, zie afb. 18. De uitkomst is dat vanuit 28% van de panden meer dan 3 bomen kunnen worden gezien. Bij de 72% dus minder dan 3 bomen, bij 18% zelfs geen enkele boom. Uit de enquête blijkt dat veel mensen vinden dat hun omgeving minder groen is geworden. Zo’n 90% van de mensen vindt dat in iedere straat minimaal één boom moet staan. Hoe we dit in de praktijk gaan brengen, werken we uit in de vergroeningskaar-ten, zoals benoemd in paragraaf 5.4.
Hier willen we mee aan het werk. Het plan is voor iedere straat zonder bomen te kijken waar een boom kan worden geplant. Minimaal één, waar mogelijk meer. We beperken ons tot de straten binnen de bebouwde kom. Daarvoor moeten we wel keuzes maken:
afb. 18: hier is een gedeelte van de uitkomst van de analyse in Beesd te zien. Vanuit ‘groene’ gebouwen kunnen meer dan 3 bomen worden gezien, vanuit de rode niet
afb. 19: op de foto zien we de Sophiastraat in Geldermalsen. In dergelijke straten is vergroening hard nodig
5.4 Iedere kern een robuuste boomstructuur
Om een robuuste boomstructuur te krijgen, moeten we behouden wat waardevol is en versterken waar nodig. We werken gericht aan de klimaatopgave en stellen per kern een vergroeningskaart op. De vergroeningsopgave bepalen we aan de hand van analyses van onder nadere de klimaatstresstesten, de 3-30-300 regel en data uit het beheersysteem. Nieuwe bomen krijgen een beleidsklasse uit paragraaf 4.5 en nemen we, indien van toepassing, op in de waardevolle structuren. Hiermee werken we aan een robuuste boomstructuur per kern.
In de Landelijke maatlat groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving’ is ook een richtlijn opgenomen voor de afstand tot groene koele verblijfsplekken. De richtlijn is, dat vanaf ieder pand de loopafstand tot een openbaar toegankelijke koele groene plek in de schaduw niet meer mag zijn dan 300 meter. Deze koele plekken moeten bij voorkeur ‘groen’ zijn. De afstand is een onderdeel van de 3-30-300-regel van Cecil Konijnendijk4. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat vanaf dit punt de gezondheid van bewoners sterk verbetert.
Gelukkig kunnen de meeste bewoners van onze gemeente (81% van de panden) binnen 300 meter bij een robuuste groene verblijfplaats komen. Maar dit geldt dus nog niet voor alle bewoners. Naast de beschermde structuren, zijn nieuwe structuren nodig voor vergroening en klimaatadaptatie. De structuren vormen zo een raamwerk dat bestaat uit:
Bij het inrichten van de boomstructuur is maatwerk per kern nodig. We betrekken de bewoners van de kern bij het proces. Verder gelden de volgende kaders:
afb. 20: binnen een goede boomstructuur is sprake van een kern (grote volgroeide bomen), mantel (struikgewas en kleine bomen) en zoom (bloemen en ruw gras).
5.5 Meer variatie in ons bomenareaal
Vanouds worden bomen vaak in lange lanen geplant, liefst van één soort en dezelfde leeftijd. Van oorsprong is dit bedacht en ‘geïmporteerd’ uit Frankrijk door Napoleon. Zo kon hij zijn soldaten in de schaduw laten marcheren. Eeuwen later is dit niet meer weg te denken uit ons land en is dit doorgevoerd tot in de kleinste straatjes. In onze gemeente zien we dit ook bij de lange populieren- en essenlanen in het buitengebied.
Deze monoculturen vormen een risico op boomziektes. In onze gemeente werd dit pijnlijk duidelijk bij de essentaksterfte. Maar ook de eikenprocessierups en iepziekte zijn daar een gevolg van. We werken daarom aan meer diversiteit. In de enquête geven de bewoners ook aan dat ze meer diversiteit willen.
Diversiteit in familie, geslacht en soort
In 2030 willen we voldoen aan de 10-20-30-regel. Deze regel is ontwikkeld door Amerikaanse onderzoeker Santamour in 1990 en gaat over diversiteit: maximaal 10% van één soort, 20% van één geslacht en 30% van één familie, zie tabel 3. Op de lange termijn (2050) streven we naar nog meer diversiteit, via de 7-15-20-regel.
tabel 3: onze huidige boomsoortendiversiteit
|
De volgende soorten voldoen niet:
|
|||
|
De volgende geslachten komen erg veel voor:
|
|||
|
Twee families springen er duidelijk uit:
|
Bij dit streven moet wel worden aangemerkt dat de ‘uitschieters’ qua boomsoorten logisch te verklaren zijn vanwege de kleibodems en de situatie met onze fruitbomen en populieren-lanen. Om te zorgen voor de diversiteit gaan we geen gezonde bomen kappen. We volgen het natuurlijk verloop van ons areaal en bij bijvoorbeeld vervanging van een populierenlaan of een reconstructie planten we verschillende soorten terug. In het algemeen hanteren we daarbij de regel:
Inheemse boomsoorten komen in onze omgeving (West-Europa) al lange tijd van nature voor. Deze soorten hebben allerlei relaties met andere bomen, planten en dieren en zijn belangrijk voor de biodiversiteit. Op onze inheemse zomereik en schietwilg zitten bijvoorbeeld al meer dan 300 insectensoorten.
We kiezen in het algemeen voor aanplant van inheemse soorten. Hierbij gebruiken we de plantlijst die in het beheerplan komt. Bij aanplant van bomen (maar ook struiken) letten we op de bloeiperiode. We planten soorten die erg vroeg bloeien (bijv. hazelaar, wilg of kornoelje), maar denken ook aan soorten die tot heel laat bloeien, zoals de klimop.
afb. 21: het valt veel mensen niet op, maar hier aan het Buitenbos in Meteren zijn 4 boomsoorten aangeplant.
De gevolgen van klimaatverandering zijn vooral in de bebouwde kom merkbaar. We krijgen daar binnen enkele decennia te maken met het klimaat van Spanje of Zuid-Frankrijk. Binnen de kom planten we daarom soorten die goed tegen dit veranderende klimaat kunnen.
Diversiteit in plantverband en boomtype
We gaan onze bomen vaker in losse verbanden planten. Ook biedt dit kansen om met struiken en kruiden meer gelaagdheid en structuur aan te brengen. Daardoor neemt de bio-diversiteit sterk toe. Een bijkomend voordeel is dat we aanzienlijk minder risico lopen bij boomziektes. Ook voorkomt dit een kaalslag als de bomen in een bepaalde wijk hun eind-leeftijd bereiken. Het toepassen van deze diversiteit is vooral mogelijk bij bredere straten, groenstroken en parken. We doen het volgende:
5.6 Vergroening door samenwerking
Het vergroenen van onze gemeente met meer bomen kunnen we niet alleen. Slechts een klein deel van de gemeente is immers maar in ons eigendom. Uit de analyse blijkt daarnaast ook dat juist op de niet-gemeentelijke terreinen nog veel winst te behalen is. We willen onze bewoners daarom stimuleren zelf hun tuin te vergroenen en daar bomen te planten. Soms is dit ook de enige optie om überhaupt bomen te planten in een straat. We gaan deze initiatieven zoveel mogelijk koppelen aan acties uit ons maatregelprogramma klimaatadaptatie.
We vragen onze bewoners om mee te helpen met eenvoudig boomonderhoud, zoals het snoeien van fruitbomen of knotwilgen. Dit doen we dan onder begeleiding van een agrarische natuurvereniging of bijvoorbeeld Landschapsbeheer Gelderland. Vanwege de veiligheid doen we dit alleen in afgebakende gebieden, zoals parken of bij landschapselementen.
Op de website van de gemeente willen we een speciale ‘Bomenpagina’ gaan inrichten. Dit wordt een verzamelpunt van alle gemeentelijke informatie over bomen. Hier komt de online kaart waarop zichtbaar is welke bomen we gaan snoeien en kappen. Ook wordt daar de kaart met waardevolle bomen op gepresenteerd. Verder willen we hier ook informatie rond het beleid en het belang van bomen laten zien. Bewoners kunnen hier ook informatie vinden over het gebruik en onderhoud van (inheemse) bomen en beplanting in hun eigen tuin.
afb. 22: het uitdelen van gratis bomen is een laagdrempelige actie die vaak op veel steun kan rekenen bij bewoners
In dit hoofdstuk zijn de financiën uitgewerkt voor het Programma Bomen. We behandelen de aspecten beheer en vervanging afzonderlijk omdat deze (structurele) kosten onafhankelijk zijn van het door de raad gekozen scenario. In paragraaf 6.3 behandelen we kosten die nodig zijn voor het realiseren van onze strategie.
Onder ‘beheer’ vallen de structurele kosten die nodig zijn om ons bomenbestand in stand te houden. Avri heeft binnen de DVO nog een aantal fruit- en knotbomen in beheer. Deze zijn en afzonderlijk opgenomen in de tabel. Dit geldt ook voor de kosten voor bomen die vallen onder het programma begraafplaatsen. In onderstaande tabel hebben we deze kosten weergegeven:
Als het bomenareaal stijgt bij uitbreiding van bebouwd gebied, moet het beheergeld evenredig meestijgen. Dit geldt ook bij aanplant van bomen in het kader van vergroening.
6.3 Strategie Bescherming en vergroening – scenario Investeren
Het realiseren van onze strategie vraagt een forse investering. Maar het is wel een noodzakelijke investering om in 2050 een klimaatrobuuste gemeente te zijn. De investering betaalt zich ook terug: gezondere inwoners, minder hittestress en wateroverlast en een prachtige leefomgeving. In deze paragraaf is het door de raad gekozen scenario uitgewerkt. De aanplant van extra bomen komt als ‘investering’ op de balans en wordt afgeschreven over een periode van 50 jaar.
In dit scenario gaan we nieuwe bomen aanplanten. Rondom het thema ‘werken rond bomen’ wordt rekening gehouden met het regelmatig onderzoeken en uitvoeren van verplantingen van bomen zodat meer bomen behouden kunnen blijven. Op het gebied van vergroening wordt een kansenkaart opgesteld. De bewoners worden meegenomen in de vergroening, maar de participatie is beperkt tot twee gebieden. Ook is (deels) geld beschikbaar om de vergroeningsstrategie uit te werken, waaronder de uitdeelactie aan bewoners.
Op communicatief gebied wordt daarnaast ingezet op het adopteren van boomspiegels. Ook wordt jaarlijks gemonitord wat de effecten zijn van de vergroening van de gemeente.
Binnen dit scenario zal de kroonbedekking op gemeentelijk eigendom stijgen van 10,5% naar zo’n 19%.
Na het vaststellen van dit Programma Bomen zijn we nog niet klaar. In het vervolg moeten we nog diverse ander plannen en acties uitwerken.
In dit hoofdstuk noemen we alle vervolgstappen die we moeten zetten. De acties rondom vergroening, zoals het uitdelen van bomen, inventarisaties en investeringen in nieuwe bomen, zijn niet meegenomen in dit hoofdstuk.
In het beheerplan werken we verschillende aspecten uit ons Programma Bomen verder uit. Het beheerplan is een meer technisch document, vooral bedoeld voor degenen die dage-lijks met het boombeheer bezig zijn. Het gaat dan vooral om dingen die genoemd zijn in hoofdstuk 4. Het betreft onder andere:
Zoals al benoemd in paragraaf 4.5 gaan we waardevolle boomstructuurkaarten maken. Dit doen we in een participatietraject met bewoners. De structuurplannen bestaat uit twee delen.
Per kern gaan we de beschermde bomen en structuren verwerken in een structuurkaart. Op deze kaart komen de individuele beschermde bomen (categorie A t/m E met beleidsstatus I). Daarnaast worden waardevolle structuren (categorie F met beleidsstatus II) opgenomen. Bescherming van bomen. De bomen binnen de boomstructuur worden beter beschermd bij ontwikkelingen zoals reconstructies. De bomen binnen deze structuren krijgen een verhoogde beleidsstatus en worden beschermd binnen categorie F.
5. Vergroeningskaarten per kern
Naast de beschermde structuren, zijn nieuwe structuren nodig voor vergroening en klimaatadaptatie, zie paragraaf 5.4. In 2025 gaat team Duurzaamheid/ klimaat de stresstesten actualiseren en analyseren. We gaan het opstellen van de vergroeningskaarten koppelen aan de activiteiten 6 en 11 uit het maatregelprogramma klimaatadaptatie. Bij team duurzaamheid is hiervoor formatie beschikbaar. In samenwerking met de teams Beleid en beheer, Realisatie en inwoners kan de vergroeningsopgave worden uitgewerkt. Voor het opstellen van de vergroeningskaarten reserveren we € 55.000.
Op de website van de gemeente richten we een speciale ‘Bomenpagina’ in. Hier wordt alle gemeente-lijke informatie over bomen verzameld. Ook komt hier een online kaart met de te snoeien en kappenbomen en de kaart met waardevolle bomen.
Verder willen we hier ook informatie rond het beleid en het belang van bomen laten zien. Bewonerskunnen hier ook informatie vinden over het gebruik en onderhoud van (inheemse) bomen en beplantingin hun eigen tuin.
7. Monitoring effecten nieuw beleid
Voor het opstellen van het beleid is gebruik gemaakt van een analyse van de 3-30-300-regel. Er zijn kaarten waarop de kroonbedekking per kern is berekend. Aanvullend hebben we ook laten berekenen wat het aantal bomen is in de directe omgeving van alle woningen en wat de afstand is tot een hoogwaardige groene ruimte (bijvoorbeeld een park). Zie hiervoor bijvoorbeeld paragraaf 1.5.
We gaan de effecten van onze vergroeningsplannen monitoren als de nieuwe stresstesten zijn uitgevoerd. Dit is nodig om te zien of onze plannen ook effect hebben. De resultaten gebruiken we om aan het college en de gemeenteraad te presenteren wat de effecten zijn van het Programma Bomen.
Bijlage 2. Werkwijze totstandkoming Programma Bomen
Het Programma Bomen gaat over alle bomen binnen de gemeentegrenzen van West Betuwe. Voor de bomen die niet van de gemeente zijn gelden de regels rond de kap. Daarnaast stimuleren we onze bewoners om te vergroenen en meer bomen te planten. Bij de gemeentebomen ligt de focus vooral op de bomen in straten, lanen en parken. Voor bomen in bos of bosplantsoen is namelijk een specifiek beheerplan geschreven. Het plan is opgesteld door de projectgroep van de gemeente, samen met adviesbureau Tree-o-logic. Onze pro-jectgroep is eindverantwoordelijk voor de inhoud van het plan en bestaat uit:
We hebben onderstaande tijdlijn gevolgd voor het gehele beleidstraject:
Bijlage 4. Informatie over bomen West Betuwe
We hebben zo’n 38.000 individuele bomen in eigendom. In bijlage 5 hebben we een aantal interessante kaarten opgenomen die meer duidelijkheid geven over ons areaal. In deze bijlage gaan we hier verder op in.
Zo’n 20.000 bomen staan buiten de bebouwde kom. Op onderstaande afbeelding is zichtbaar hoe overige 18.000 bomen zijn verdeeld over onze grootste kernen. Daarin valt op dat in de grootste kern Geldermalsen ook verreweg de meeste bomen staan.
afb. 23: verdeling bomen binnen de bebouwde kom per kern
In onderstaande grafiek is de kroonbedekking per kern weergegeven. Het betreft hier het percentage kroonbedekking op gemeentelijk eigendom.
Het beheer van onze bomen is vooral afhankelijk van het type boom. We hebben vooral niet vrij uitgroeiende bomen. Deze staan langs wegen en paden en worden in hun jeugdfase opgekroond vanwege de doorrijhoogte. Vrij uitgroeiende bomen hebben alle ruimte om vrij uit te groeien en worden in principe niet gesnoeid. Daarnaast hebben we allerlei soorten vormbomen in onze gemeente. Deze bomen worden door snoei in een bepaalde vorm gehouden. De grootste groepen zijn de knotbomen en hoogstamfruitbomen.
afb. 24: verdeling van de boomtypen in onze gemeente
In onderstaande diagram hebben we onze boomsoorten samengevat per geslacht. Daarin valt vooral op dat we veel essen en populieren hebben. Deze essen zijn vatbaar voor de essentaksterfte (boomziekte). Ook het grote aandeel (Canadese) populieren is een risico, omdat deze meestal niet zo oud worden en op latere leeftijd last krijgen van takbreuk.
In bijlage 4 hebben we de meest voorkomende boomsoorten op kaart weergegeven. Daarin valt op dat de essen, populieren en eiken vooral in lange monoculturen langs de buitenwegen zijn geplant.
afb. 25: de boomsoorten passen bij de relatief natte en ‘zware grond’ in onze gemeente
Het grootste deel van onze bomen is geplant vanaf de jaren ’70. Dit is vooral te danken aan de bouw van veel woningen in deze periode. In bijlage 5 zijn de plantjaren van de bomen op kaart weergegeven. Daarbij is te zien dat de lanen in het buitengebied, maar ook diverse woonwijken in bijvoorbeeld Geldermalsen qua leeftijd erg eenzijdig zijn. Als hier ook nog eens weinig verschillende soorten staan, is dit een risico op een kaalslag in de toekomst.
afb. 26: de meeste van onze bomen zijn geplant in de jaren ‘70
Bijlage 5. Kaarten van bomen in West Betuwe
Op de kaart is te zien dat de diversiteit in soorten met name in het buitengebied laag is. In het buitengebied staan vooral lange rijen met populieren en essen. Ook de eiken staan vaak in lange rijen, maar wel vaker in of rondom de kernen. Binnen onze kernen is de diversiteit aanzienlijk hoger.
Op de kaart is duidelijk te zien dat de structuren in het buitengebied ook veelal van één plantjaar zijn. De variatie rond en binnen de kernen is hoger. Dit komt door de vaak kortere omloop en grotere diversiteit. Binnen de kernen (zie voorbeeld Geldermalsen) is de relatie met het bouwjaar van de kern vaak goed zichtbaar. De oudste bomen staan vaak op de begraafplaatsen of oude parken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-513107.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.