Beleidsregels bestuurlijke boeten toeristenbelasting in de gemeente Terschelling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling;

 

Gelezen het B&W-advies Beleidsregels bestuurlijke boeten Toeristenbelasting d.d. 27 augustus 2024;

en

gelet op hoofdstuk VIIIA Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht en artikel 231, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a. van de Gemeentewet

 

besluit vast te stellen

 

Beleidsregels bestuurlijke boeten toeristenbelasting in de gemeente Terschelling ( Beleidsregels bestuurlijke boeten toeristenbelasting Terschelling)

Artikel 1. Reikwijdte

  • 1.

    In deze regeling is het beleid neergelegd voor het opleggen van bestuurlijke boeten als bedoeld in de artikelen 67a en 67ca van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bij de heffing van toeristenbelasting.

  • 2.

    Deze regeling is van toepassing op beboetbare feiten die zijn begaan na de inwerkingtredingsdatum van deze regeling.

Artikel 2. Begrip belanghebbende

Onder belanghebbende wordt voor de toepassing van deze regeling verstaan degene aan wie, op grond van artikel 5:1, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 67o , eerste lid, van de AWR, in de hoedanigheid van pleger, medepleger, doen pleger, uitlokker, feitelijk leidinggever of opdrachtgever een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 3. Ambtshalve vermindering

  • 1.

    Indien de belanghebbende niet meer in rechte tegen een opgelegde boete op kan komen, gaat de heffingsambtenaar na ontvangst van een verzoek om ambtshalve vermindering na of de boete tot de juiste hoogte is vastgesteld. De heffingsambtenaar vermindert de boete indien blijkt dat de boete op een te hoog bedrag is vastgesteld.

  • 2.

    De termijn waarbinnen de belanghebbende kan verzoeken om ambtshalve vermindering van de boete bedraagt drie jaar, te rekenen vanaf de dag na het onherroepelijk worden van de boetebeschikking.

  • 3.

    De heffingsambtenaar vermindert in elk geval ambtshalve een opgelegde boete als deze, als gevolg van een wijziging van de grondslag voor de berekening van de boete, voor vermindering in aanmerking komt.

Artikel 4. Pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld

  • 1.

    In geval van een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (hierna te noemen: avas) legt de heffingsambtenaar geen boete op. Indien bij bezwaar blijkt dat sprake is van een pleitbaar standpunt of avas, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij avas wordt geacht dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest.

  • 2.

    Van een pleitbaar standpunt is sprake als een door belanghebbende ingenomen standpunt, gelet op de stand van de jurisprudentie en de heersende leer, in die mate juridisch pleitbaar of verdedigbaar is dat belanghebbende redelijkerwijs kan menen juist te handelen. Is er sprake van een pleitbaar standpunt, dan kan de belanghebbende er geen verwijt van worden gemaakt dat er aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Een pleitbaar standpunt sluit het opleggen van een verzuimboete uit

Artikel 5. Straftoemeting

  • 1.

    Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van het percentage vermeld in deze regeling. Het opleggen van een boete is een vorm van straftoemeting. Daarom houdt de heffingsambtenaar rekening met omstandigheden die aanleiding geven tot een lagere boete dan op grond van de percentages van deze regeling kan worden opgelegd. Deze omstandigheden (zie artikel 7) vormen het sluitstuk van de behoorlijke straftoemeting bij bestuurlijke boeten. Gelet hierop is de heffingsambtenaar bij de uiteindelijke vaststelling van de hoogte van de boete dus niet gebonden aan de percentages. De op grond van de artikelen 9 en 10 bepaalde hoogte van de boete kan zowel met een bepaald bedrag als met een bepaald percentage verlaagd worden.

  • 2.

    Bij de verzuimboeten zal, vanwege de wijze van oplegging, individueel getinte straftoemeting eerst in bezwaar aan de orde kunnen komen.

  • 3.

    Voor de mogelijke verminderingen van de boete als gevolg van overschrijding van de redelijke termijn verwijzen wij naar de nadere regels die de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 19 december 2008, nr. 42763, ECLI:NL:HR:2008:BD0191.

  • 4.

    De stelplicht en bewijslast van strafverminderende factoren rust op belanghebbende. Indien de heffingsambtenaar op de hoogte is van bijzondere omstandigheden, zal hij bij het opleggen van de boete daarmee rekening houden. De heffingsambtenaar hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of van strafverminderende factoren sprake is.

  • 5.

    Gedragingen van belanghebbende na het begaan van het beboetbare feit, kunnen ook bij de straftoemeting worden betrokken.

Artikel 6. Strafverminderende omstandigheden

  • 1.

    Tot de omstandigheden welke aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren:

    • a.

      een wanverhouding tussen de ernst van het feit en de op grond van deze regeling op te leggen of opgelegde boete;

    • b.

      verzachtende omstandigheden die hebben geleid tot het beboetbare feit.

  • 2.

    Bij wanverhouding gaat het om het antwoord op de vraag hoe ernstig de normschending in het concrete geval moet worden opgevat. De afweging moet leiden tot een sanctie die proportioneel is, dat wil zeggen in evenredigheid staat tot de ernst van het feit. Indien de heffingsambtenaar zelf tot de gevolgtrekking komt dat van een wanverhouding sprake is, vermindert hij de boete op eigen initiatief.

  • 3.

    De absolute hoogte van de boete vormt op zichzelf geen aanleiding om de boete te matigen.

  • 4.

    Bij verzachtende omstandigheden ligt de nadruk op buiten de (directe) invloedssfeer van belanghebbende liggende gebeurtenissen. Voor de beoordeling of die omstandigheden tot matiging van de boete aanleiding kunnen geven, kan het van belang zijn of, dan wel in hoeverre, belanghebbende maatregelen heeft getroffen of had kunnen treffen om het verzuim te voorkomen.

  • 5.

    Tot de omstandigheden die aanleiding kunnen geven de op te leggen of opgelegde boete te matigen behoren ook de financiële omstandigheden van de belanghebbende.

  • 6.

    Een beroep op financiële omstandigheden kan slechts in bijzondere gevallen tot matiging dan wel vermindering van de boete leiden. De heffingsambtenaar dient dus bij het hanteren van deze matigingsgrond kritisch te zijn.

  • 7.

    Slechte financiële omstandigheden ten tijde van het opleggen van de boete kunnen ertoe leiden dat de boete belanghebbende onevenredig treft.

  • 8.

    Slechte financiële omstandigheden ten tijde van de verweten gedraging kunnen de verwijtbaarheid daarvan verminderen.

  • 9.

    Geen vermindering wegens financiële omstandigheden zal worden verleend, indien belanghebbende deze aan zichzelf te wijten heeft.

Artikel 7. Mededelingsplicht

Bij het opleggen van een boete vermeldt de mededeling de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete. In voorkomende gevallen dient de mededeling tevens te vermelden de bijzondere omstandigheden die tot een matiging van de boete hebben geleid.

Artikel 8. Aangifteverzuimboete aanslagbelasting (artikel 67a AWR)

  • 1.

    Het niet of niet binnen de ingevolge artikel 9, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen door de heffingsambtenaar gestelde termijn doen van aangifte voor de toeristenbelasting wordt aangemerkt als een verzuim.

  • 2.

    Ter zake van een aangifteverzuim kan de heffingsambtenaar een verzuimboete opleggen van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 67a, eerste lid, van de AWR.

  • 3.

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een (niet binnen de termijn) gedane aangifte.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid kan in uitzonderlijke gevallen een verzuimboete tot het wettelijk maximum worden opgelegd. Van een uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld sprake zijn indien belanghebbende stelselmatig in verzuim is.

Artikel 9. Verzuimboete artikel 67ca van de AWR

  • 1.

    Het niet voldoen aan de verplichting, welke wordt opgelegd bij of krachtens de in artikel 67ca, eerste lid, van de AWR vermelde artikelen, wordt aangemerkt als een verzuim.

  • 2.

    Ter zake van het verzuim kan de heffingsambtenaar een verzuimboete opleggen van 50 procent van het wettelijk maximum van artikel 67ca, eerste lid, van de AWR.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan in uitzonderlijke gevallen een verzuimboete tot het wettelijk maximum worden opgelegd.

  • 4.

    De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet. Dit kan een ander zijn dan de belastingplichtige.

  • 5.

    De beschikking waarbij de verzuimboete wordt opgelegd kan, maar behoeft niet gelijktijdig met een eventuele (ambtshalve) belastingaanslag te worden genomen.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boeten toeristenbelasting Terschelling.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2024.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling,

H.M. de Jong,

secretaris/directeur

mr. R.S. Cazemier

wnd burgemeester

Naar boven