Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2025

De raad van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 18 oktober 2024, nummer 1885;

 

gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2025

Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2025

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet;

  • GBLT: het openbaar lichaam GBLT.

 

Artikel 2. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

  • 2.

    Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

 

Artikel 3. Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

 

Artikel 4. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt, voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt, is vastgesteld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar een vast bedrag per gemeubileerde woning, per belastingjaar van € 175,00, indien de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3.

    In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar een vast bedrag, per gemeubileerde woning, per belastingjaar van € 175,00

  • 4.

    De belasting bedraagt, per woning, per jaar bij een waarde van:

a.

minder dan € 60.000,-

488,-

b.

€ 60.000,- of meer, maar minder dan € 90.000,-

586,-

c.

€ 90.000,- of meer, maar minder dan € 120.000,-

703,-

d.

€ 120.000,- of meer, maar minder dan € 150.000,-

844,-

e.

€ 150.000,- of meer, maar minder dan € 180.000,-

1.013,-

f.

€ 180.000,- of meer

1.215,-

 

Artikel 5. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 6. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 7. Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd op moment dat de gemeubileerde woning meer dan 90 dagen in het belastingjaar beschikbaar is gehouden als bedoeld in artikel 2.

 

Artikel 8. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

 

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

 

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de forensenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting.

 

Artikel 12. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening forensbelasting 2024’ van 9 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening forensenbelasting 2025‘.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 2 december 2024.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

H. Jager M.G. Zweers

Naar boven