Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2025

 

De raad van de gemeente Dalfsen,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 oktober 2024, nummer 1885,

 

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet,

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2025”.

Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2025

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

  • d.

    garagebox: autostalling, vrijstaand of geschakeld, niet verbonden aan de woning, met slechts afvoer van hemelwater;

  • e.

    GBLT: het openbaar lichaam GBLT.

 

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam ‘rioolheffing’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater, en;

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

 

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van:

    • a.

      de persoon die bij het begin van het belastingjaar van een perceel het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarendeel, en;

    • b.

      de persoon die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt en van waaruit water, niet zijnde hemelwater, direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

 

Artikel 4. Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de belastingen geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoegd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of;

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 5.

    De op de voet van lid 3 van dit artikel berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 6.

    Ingeval er sprake is van een gemeenschappelijke watermeter voor twee of meer percelen, dan wordt de hoeveelheid toegevoerd water voor ieder van die percelen gesteld op een aandeel dat rechtevenredig is aan het aantal percelen dat op de gemeenschappelijke watermeter is aangesloten.

 

Artikel 6. Vrijstellingen

Eigenaren van percelen met een geregistreerde en door het bevoegd gezag goedgekeurde voorziening voor de Individuele Behandeling voor Afvalwater (IBA) zijn vrijgesteld van rioolheffing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid.

 

Artikel 7. Belastingtarieven

1. Het eigenarendeel bedraagt per jaar per perceel: € 76,15

Voor eigenaren van een garagebox geldt een afwijkend tarief:

Het eigenarendeel bedraagt per jaar per garagebox: € 21,50

2. Het gebruikersdeel bedraagt per jaar bij een hoeveelheid afgevoerd water:

a.

Van 0 m³ tot en met 500 m³:

72,80

b.

Vanaf 500 m³ tot en met 1.000 m³:

250,00

c.

Vanaf 1.000 m³ tot en met 2.500 m³:

690,00

d.

Vanaf 2.500 m³ tot en met 10.000 m³:

2.170,00

e.

Vanaf 10.000 m³ tot en met 25.000 m³:

4.720,00

f.

Boven 25.000 m³

8.150,00

Deze staffel is niet-cumulatief en het aantal kubieke meters afgevoerd water wordt naar beneden afgerond.

 

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht voor het gebruikersdeel met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel driehonderd vijfenzestigste gedeelten van het voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle etmalen overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige in de loop van het belastingjaar het feitelijk gebruik van een perceel beëindigd en direct aansluitend het feitelijk gebruik van een ander perceel heeft.

  • 5.

    Indien de belastingplicht is beëindigd na de dagtekening van de aanslag, kan de belastingplichtige een aanvraag tot ontheffing indienen bij de ambtenaar belast met de heffing.

 

Artikel 11. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

 

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1 van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel genoemde termijnen.

 

Artikel 13. Kwijtschelding

  • 1.

    Voor de belasting gebruikersdeel per jaar wordt slechts bij een hoeveelheid afgevoerd water tot en met 500 m³ kwijtschelding verleend.

  • 2.

    Geen kwijtschelding wordt verleend voor de overige belastingen in deze verordening.

 

Artikel 14. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.

 

Artikel 15. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening rioolheffing 2024’ vastgesteld op 9 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in lid 3 van dit artikel genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2025’.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 2 december 2024.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

H. Jager M.G. Zweers

Naar boven