Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2025

 

De raad van de gemeente Dalfsen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 oktober 2024, nummer 1885;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de “Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2025

 

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2025

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, lid 2, onder a van de Omgevingswet is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor nachtverblijf;

  • b.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van nachtverblijf;

  • d.

    vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een kalenderjaar;

  • e.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van eenzelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • f.

    woning: een huis, niet zijnde een kampeermiddel, een naar aard en inrichting vergelijkbaar onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen;

  • g.

    verhuurde woning: een woning, niet zijnde een kampeermiddel, een naar aard en inrichting vergelijkbaar onderkomen of een deel van een woning of vergelijkbaar onderkomen, die ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook;

  • h.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangende om 17.00 uur;

  • i.

    maand: een aangesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • j.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;

  • k.

    GBLT: het openbaar lichaam GBLT.

  • l.

    Bed and Breakfast (B&B): een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristische-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt binnen de woning. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

  • m.

    Horecabedrijf: een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

    • i.

      Het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;

    • ii.

      Het verstrekken van nachtverblijf;

    • iii.

      Het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

 

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam toeristenbelasting wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente of voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente, tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • a.

      de schipper;

    • b.

      de eigenaar of gebruiker van een vaartuig;

    • c.

      degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

 

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    Van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders.

  • 2.

    Van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    Van degene die verblijf houden aan boord van een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden.

  • 4.

    Een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

 

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    Om de maatstaf van heffing vast te stellen kan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, de belastingplichtige, conform artikel 3, eerste lid, uitnodigen tot het doen van aangifte.

  • 2.

    Aangifte wordt gedaan door het volledig ingevulde, uitgereikte aangiftebiljet met de eventueel daarbij gevraagde bescheiden in te leveren of toe te zenden aan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

  • 3.

    De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

 

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor kampeermiddelen en vaartuigen op vaste stand- en ligplaatsen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 5 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid. In alle andere gevallen wordt het aantal overnachtingen bepaald op het werkelijk aantal overnachtingen en het werkelijk aantal personen dat verblijf houdt, zoals blijkt uit de administratie van de belastingplichtige.

  • 2.

    Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen en vaartuigen op vaste ligplaatsen wordt per standplaats/ligplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op 2;

    • b.

      het aantal nachten gesteld op 71.

 

Artikel 7. Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting:

  • a.

    in horecabedrijven (waaronder hotels) en B&B’s € 1,50;

  • b.

    in overige accommodaties (inclusief ligplaatsen) € 1,00.

 

Artikel 8. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 9. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 10. Voorlopige aanslag

  • 1.

    Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag toeristenbelasting worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat belastingjaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 2.

    Een voorlopige aanslag kan met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde, door een of meer voorlopige aanslagen worden aangevuld.

  • 3.

    De voorlopige aanslagen worden met de aanslag verrekend.

 

Artikel 11. Aanslaggrens

  • 1.

    De belasting wordt niet geheven, indien het totale belastingbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 2.

    Voor toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

 

Artikel 12. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, lid 1, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, dan wel op één aanslagbiljet verenigde aanslagen worden betaald in één termijn, die vervalt twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel worden belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, betaald in tien maandelijkse termijnen. Als de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen voor of op de 15de van een kalendermaand, vervalt de eerste incassotermijn nog in diezelfde kalendermaand. In alle andere gevallen vervalt de eerste incassotermijn aan het einde van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de dagtekening van het aanslagbiljet is gelegen.

  • 3.

    Indien het totaal te betalen bedrag zoals vermeld op het aanslagbiljet € 10,00 of minder bedraagt, wordt dit bedrag in afwijking van lid 2 van dit artikel in één termijn afgeschreven twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

 

Artikel 13. Kwijtschelding

Voor de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 14. Nadere regels

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

 

Artikel 15. Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de ambtenaar belast met de heffing, zoals bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het voorgaande jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

 

Artikel 16. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening toeristenbelasting 2024’ van 9 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van het in het derde lid bedoelde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2025”.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 2 december 2024.

De raad voornoemd,

de voorzitter, de griffier,

H. Jager M.G. Zweers

Naar boven